Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling van vrouwelijke verdachte voor deelneming aan de terroristische organisatie IS. Vanaf het moment dat de verdachte een IS-vrouwenhuis in ging met als doel uitreizen naar het kalifaat en waar zij zich heeft onderworpen aan de regels van IS, heeft zij zich aangesloten bij IS.

Eenmaal in het kalifaat is zij gehuwd met een IS-strijder, hebben zij samen een gezin gevormd en maandelijks loon ontvangen van IS, hebben zij met regelmaat door IS aan de echtgenoot verstrekte wapens in huis bewaard en heeft de verdachte na het overlijden van de man een eenmalige uitkering voor weduwen van IS-strijders in ontvangst genomen. Gelet hierop gaan de aanwezigheid en bijdragen van de verdachte het enkele burgerschap van IS te boven. Vrijspraak van samenspanning (voorbereiding of bevordering). Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest (zes maanden) en een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/960440-16

Datum uitspraak: 18 april 2019 (bij vervroeging)

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsman mr. T. Şen, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2019.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. de Boer heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 primair (deelneming aan terroristische organisatie) en onder 2 (handelingen met oogmerk tot voorbereiding/bevordering) ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij en zich zal houden aan aanwijzingen van Reclassering Nederland, zal meewerken aan controle van digitale gegevensdragers door Reclassering Nederland en geen contact zal opnemen of hebben met [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 1] of andere personen die zich hebben aangesloten bij of hebben geprobeerd zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie;

met bevel dat voormelde bijzondere voorwaarden en toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Ten aanzien van het onder 1 primair (deelneming aan terroristische organisatie) ten laste gelegde

Standpunt verdediging

De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. De verdachte is slechts naar Syrië afgereisd om bij haar geliefde te kunnen zijn en niet om daar strafbare feiten te plegen. Uit het dossier komen verder geen concrete handelingen van de verdachte naar voren waaruit blijkt dat zij geweld heeft toegepast, agressie heeft getoond, IS financieel heeft ondersteund of derden voor de strijd heeft geronseld. Van deelnemingshandelingen door de verdachte is dan ook geen sprake. Ten aanzien van haar echtgenoot heeft de verdachte slechts gezien dat hij er de lokale burgerbevolking hielp, zodat eventuele strafbare gedragingen van haar echtgenoot niet aan de verdachte tegengeworpen kunnen worden, aldus de raadsman.

Beoordeling Vast staat dat de verdachte in augustus 2016 vanuit Nederland naar familie in Turkije ( [plaats] ) is afgereisd. Eind augustus 2016 heeft zij haar familie in [plaats] (Turkije) verlaten en is zij met het vliegtuig naar Istanbul gereisd met de bedoeling vanaf daar naar Syrië door te reizen. De man met wie zij Islamitisch wilde trouwen, [naam medeverdachte 1] , had haar in dit verband in contact gebracht met een man via wie zij in Istanbul in een vrouwenopvanghuis van de Islamitische Staat (IS) terecht kwam. Enige tijd later is zij vanaf deze locatie naar Syrië doorgereisd om zich bij [naam medeverdachte 1] in het kalifaat van IS te vestigen. Volgens opgave van de verdachte zijn [naam medeverdachte 1] en de verdachte op 2 maart 2017 naar islamitisch recht in het huwelijk getreden. Volgens de eigen verklaring van de verdachte is [naam medeverdachte 1] omstreeks 3 oktober 2017 overleden en hebben zij en [naam medeverdachte 1] tot die tijd een gezin gevormd. Omstreeks de laatste maanden van 2017 is het zoontje van de verdachte en [naam medeverdachte 1] geboren en een aantal weken later, begin 2018, hebben de verdachte en haar zoontje Syrië verlaten. Via verschillende Koerdische vluchtelingenkampen zijn zij op 17 juli 2018 op Schiphol aangekomen, waarna de verdachte is aangehouden.

Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een terroristische organisatie, te weten IS. Vanuit haar orthodoxe geloofsovertuiging heeft de verdachte zich met [naam medeverdachte 1] in een islamitische staat willen vestigen. In dit kader heeft zij zich voorafgaand aan haar vertrek uit Nederland via het nieuws en sociale media verdiept in IS, zodat de verdachte op de hoogte is geweest van de misdaden gepleegd door IS. De verdachte is vervolgens [naam medeverdachte 1] achterna gereisd naar IS-gebied, terwijl zij wist dat hij lid was van IS en had deelgenomen aan een trainingskamp en aan de gewapende strijd. De verdachte heeft zich dus willens en wetens in het kalifaat van IS gevestigd en zich daardoor verenigd met het gedachtengoed van deze terroristische organisatie. Eenmaal in het kalifaat heeft zij met [naam medeverdachte 1] een gezin gevormd en samen een maandelijkse financiële toelage van IS ontvangen. Ook werd er voor huisvesting gezorgd. De verdachte heeft een geldbedrag van tenminste EUR 2.000,= dat zij naar eigen zeggen zelf naar het kalifaat heeft gebracht ter plaatse uitgegeven. Met enige regelmaat heeft [naam medeverdachte 1] de door IS aan hem persoonlijk toebedeelde wapens, waaronder een Glock en een Kalashnikov, met medeweten van de verdachte in hun gezamenlijke woning bewaard. Na het overlijden van [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte een eenmalige uitkering van IS voor weduwen van gewezen IS-strijders in ontvangst genomen.

Alle voornoemde feiten en omstandigheden maken dat van louter burgerschap van IS door de verdachte, geen sprake is geweest en de verdachte kan worden beschouwd als lid van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS.

De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt dat, vanaf het moment dat de verdachte zich in het vrouwenhuis van IS in Istanbul bevond en zich naar eigen zeggen voegde naar de regels die haar daar werden opgelegd, reeds als lid van IS kan worden beschouwd. De verdachte heeft over haar gang naar dit vrouwenhuis ook zelf verklaard: ‘Ik vond het heel spannend. Ik dacht: ik zit er nu echt in’. Alhoewel getwijfeld kan worden aan de verklaring van de verdachte over de duur van haar verblijf in dit huis, is, zoals ook door de officier van justitie aangevoerd, een oordeel daarover in deze strafzaak dus niet relevant.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode 1 augustus 2016 tot 1 februari 2018 heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten IS.

4.2

Ten aanzien van het onder 2 (handelingen met oogmerk tot voorbereiding/bevordering terroristisch misdrijf) ten laste gelegde

Standpunt officier van justitie

Aangevoerd is dat de verdachte handelingen heeft verricht om terroristische misdrijven voor te bereiden of te bevorderen door zich het gedachtengoed van IS eigen te maken, zich te laten informeren over het afreizen naar en verblijven in Syrië en/of Irak, door het kopen van een ticket van [plaats] naar Istanbul en zich (vervolgens) te begeven naar en verblijven in het strijdgebied althans het door IS gecontroleerd gebied, door zich te voegen bij personen die de jihadstrijd voorstaan en een huwelijk aan te gaan met [naam medeverdachte 1] en door deel te nemen aan de gewapende strijd en vuurwapens voorhanden te hebben.

Beoordeling

De rechtbank acht dus bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deelneming aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten IS. Zij heeft dit misdrijf voorbereid door naar Turkije af te reizen en van [plaats] naar Istanbul te reizen. Onder feit 2 wordt de verdachte echter verweten dat zij andere misdrijven zou hebben voorbereid, kort gezegd brandstichting, doodslag en moord en dat zij daarom (onder andere) naar Syrië is gereisd. Er is echter geen bewijs dat het afreizen naar en verblijven in Syrië en het vormen van een gezin met [naam medeverdachte 1] , anders dan als deelname aan IS, moet worden gezien als voorbereiding van die misdrijven. Weliswaar worden de genoemde delicten gepleegd door IS, maar voorbereiding van deelneming aan IS brengt niet zonder meer voorbereiding van brandstichting, doodslag en moord mee. In dat kader moet voorts worden bedacht dat [naam medeverdachte 1] zich al in een veel eerder stadium had aangesloten bij IS en had deel genomen aan de gewapende strijd. De verdachte is niet naar het kalifaat gegaan zodat [naam medeverdachte 1] zich bij IS kon aansluiten en kon gaan deelnemen aan de gewapende strijd. Er is evenmin bewijs dat [naam medeverdachte 1] aan de strijd heeft deelgenomen ten tijde van verdachtes verblijf in Syrië.

Conclusie

Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

4.3

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

zij in de periode van 1 augustus 2016 tot 1 februari 2018, in Syrië en Irak en Turkije,

heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (verder IS), welke organisatie tot oogmerk had en heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,

A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht ), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 1 76 a en /of 288a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of

E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

1 primairHet deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich aangesloten bij de terroristische organisatie IS. Strijdgroepen als IS hebben tot doel het vestigen van een islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden op zeer gewelddadige wijze worden geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige mensenrechtenschendingen begaan zoals standrechtelijke executies, moord, marteling en verminking van krijgsgevangen en burgers. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. De verdachte is aan dit alles geheel voorbij gegaan en heeft geen oog gehad voor het onbeschrijfelijke leed dat velen in het strijdgebied treft.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank eveneens de hierna te bespreken omstandigheden meegewogen.

Allereerst is acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare zaken in deze rechtbank zijn opgelegd.

Ook is acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.

Reclassering Nederland heeft op 4 april 2019 een (aanvullend) rapport over de verdachte opgemaakt.

Uit het rapport volgt dat spanningen in de thuissituatie vanwege de geloofsbeleving van de verdachte in combinatie met haar beïnvloedbaarheid en de liefde voor [naam medeverdachte 1] , hebben geleid tot het plegen van het delict. Ook een zekere behoefte aan spanning bij de verdachte is van invloed geweest. De verdachte lijkt enkele salafistische principes te hanteren in het belijden van haar geloof. Er zijn echter geen aanwijzingen dat zij geweld legitimeert, zal overgaan tot extremistisch geweld of anderen daartoe zal aanzetten. Haar ogenschijnlijk beperkte kennis over haar geloof in combinatie met de beïnvloedbaarheid van de verdachte vormen een risicofactor. Gezien de beschermende factoren in de zin van het steunende sociale netwerk en de coöperatieve houding van de verdachte, wordt het gevaar voor herhaling als laaggemiddeld geschat. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het houden aan aanwijzingen en een contactverbod, op te leggen. Het in het kader van het schorsingstoezicht eerder opgelegde locatiegebod met elektronisch toezicht wordt niet langer nodig geacht.

Psychiater J. Hoerée, klinisch psycholoog I. Schilperoord en forensisch milieuonderzoeker J.L.J. Volders hebben op 10 januari 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. Uit dit rapport komt naar voren dat bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er zijn wel beperkingen in het persoonlijk functioneren. Bij de verdachte is een matig gebrek aan eigen identiteit, zij heeft enige problemen met zelfsturing, weinig besef van de impact van eigen gedragingen op anderen en is wel in staat langdurige relaties aan te gaan in het persoonlijke en maatschappelijke leven, zij het met enige beperking in het vermogen tot intimiteit. Deze gebreken in de ontwikkeling zijn niet voldoende om te spreken van een (persoonlijkheids-)stoornis. Nu geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis is ook geen sprake van doorwerking daarvan tijdens het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde kan de verdachte dan ook worden toegerekend. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte op dit moment veel bezig is met radicaal, gewelddadig gedachtengoed of dat zij zich vervreemd of afgewezen voelt binnen de Nederlandse samenleving. Het risico op recidive komt vooral in zicht op het moment dat de verdachte een nieuw partner zal gaan zoeken en hiervoor vermoedelijk online contact zal willen leggen met een jongen met een strenge geloofsovertuiging. Met het oog op een goede terugkeer in de samenleving kan worden gedacht aan begeleiding door de reclassering met aandacht voor scholing, werk en huisvesting en de relatie van de verdachte met haar zoontje.

De rechtbank neemt de conclusies over en maakt die tot de hare.

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hoewel de verdachte de keuze heeft gemaakt om zich aan te sluiten bij IS, wordt bij de strafoplegging in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid, dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte naar het Kalifaat is afgereisd om zelf deel te nemen aan de strijd. Ook heeft de verdachte, weliswaar niet op alle onderdelen, maar wel in overwegende mate, uitgebreid verklaard over haar gedragingen en beweegredenen. Tot slot houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het gegeven dat de verdachte een jong kind heeft met wie ze -na schorsing van haar voorlopige hechtenis- weer een band aan het opbouwen is. Gelet op al deze omstandigheden is oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, passend en ziet de rechtbank aanleiding een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel het reeds ondergane voorarrest (met een duur van zes maanden) niet te boven gaat.

Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van het delict, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gezien de beïnvloedbaarheid van de verdachte zoals door de reclassering beschreven, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de opgelegde bijzondere voorwaarden.

Een en ander betekent dat de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 140a van het Wetboek van Strafrecht .

9 Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot twaalf (12) maanden niet ten -uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

1. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met - [naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum medeverdachte 2] ; - [naam medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum medeverdachte 3] ; - (andere) personen die naar zij weet of heeft kunnen weten zijn veroordeeld voor (deelname of medeplichtigheid aan) een terroristisch misdrijf;

- (andere) personen die op de Sanctielijst Terrorisme staan;

2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;

3. de veroordeelde zal zich houden aan aanwijzingen van Reclassering Nederland, gedurende de proeftijd;

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

beveelt dat genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (zes maanden), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing van 14 januari 2019 is geschorst.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.L.M. Boek, voorzitter,

en mrs. V.M. de Winkel en A. van Luijck, rechters,

in tegenwoordigheid van M. van Empelen, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2019.

Bijlage I

Tekst nader omschreven tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

feit 1

zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 augustus 2016 tot 1 februari 2018,

in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,

tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,

heeft deelgenomen aan een (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of lraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of lraq and Levant (ISIL) en/of Al Qaida (verder AQ), althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,

A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht ), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 1 76 a en /of 288a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of

E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)

subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of kan

leiden:

[naam medeverdachte 1] en/of een of meer anderen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot 1 februari 2018, in één of meet plaatsen in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,

heeft en/of hebben deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische organisatie Islamitische Staat, dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of lslamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Al Qaida (verder AQ) althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,

A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht ), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en /of 288a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of

E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)

tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf(ven) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meet anderen, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot 1 februari 2018 in één of meer plaatsen in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,

door af te reizen naar het strijdgebied en aldaar

- voor de genoemde persoon en/of een of meer anderen van de genoemde organisatie te koken en/of het huishouden te doen en/of deze personen te verzorgen en/of te ondersteunen;

- met een auto rond te rijden en/of personen te vervoeren en/of voedsel uit te delen, waardoor de

voornoemde persoon en/of een of meet anderen in staat zijn geweest om deel te nemen aan de gewapende strijd.

feit 2

zij

in op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1juni 2016 tot 1 februari 2018, in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,

tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):

- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 157 jo 1 76a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht ) en/of

-moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo 83 van het

Wetboek van Strafrecht) en/of

- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of

- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of

- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het misdrijf

immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)

A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door de (terroristische) organisatie zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel tslamic State of lraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of lraq and Levant (ISIL) en/of Al Qaida (verder AQ), althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieetde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt en/of

B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of

C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt door middel van het kopen van een ticket van [plaats] naar Istanbul teneinde zich (vervolgens) te begeven naar het strijdgebied, althans naar door de terroristische organisatie IS(IS/IL) en/of Al Qaida gecontroleerd gebied en/of (gedurende enige tijd) verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië en/of Irak en/of

D. zich gevoegd bij één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) en/of Al Qaida, althans

perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische Organisatie die de gewapende Jihadstrjjd voorstaat/voorstaan en/of is zij (op islamitische wijze) een huwelijk aangegaan met [naam medeverdachte 1] , althans een IS(IS/lL) en/of Al Qaida strijder, althans een persoon die (eveneens) deelnam aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of

E. in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de (terroristische) Organisatie IS(IS/IL) en/of Al Qaida, althans aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of

F. in Syrië en/of Irak (vuur)wapens gebruikt en/of gedragen en/of voorhanden

gehad,

in welke gewapende Jihadstrijd moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of het teweegbrengen van ontploffingen worden gepleegd, telkens met een terroristisch oogmerk,

welke gedragingen en/of voorwerp(en) en/of informatie al dan niet in combinatie met

elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van

dat/die misdrijf/misdrijven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature