Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak poging doodslag en zwaar lichamelijk letsel.

Veroordeling voor mishandeling, niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/208330-18

Datum uitspraak: 1 mei 2019

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] , Somalië op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,

raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2019.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:

vrijspraak van de (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot doodslag;

bewezenverklaring van de (impliciet subsidiair) tenlastegelegde poging zware mishandeling;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt doorverwijzing naar een forensisch (psychiatrische) polikliniek voor intake, onderzoek en indien noodzakelijk het volgen van een ambulante behandeling bij Het Dok, Palier of een soortgelijke instelling, medewerking aan een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, een drugs- en alcoholverbod met bloed en/of urinecontrole, meewerken aan begeleid wonen, een meldplicht, een contactverbod met [naam slachtoffer] en te gelasten dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.2.

Bewijswaardering

4.2.1.

Standpunt officier van justitie

De impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is wettig en overtuigend bewezen. De aangever heeft letsel in zijn hals en bij het oor opgelopen doordat de verdachte hem daar met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken. De hals is een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam; door het slachtoffer daarin te steken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.

4.2.2.

Standpunt verdediging

De tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Er was geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verklaring van aangever [naam slachtoffer] wordt niet ondersteund door (andere) bewijsmiddelen. Hoewel de verdachte niet ontkent dat er ruzie is geweest tussen hem en de aangever en dat er een schermutseling tussen hen heeft plaatsgevonden waarbij over en weer klappen zijn gegeven, ontkent hij de aangever met een mes te hebben gestoken. Hij had tijdens de schermutseling slechts een sleutelbos in zijn hand, waarmee hij de aangever mogelijk heeft geraakt. Uit het dossier, met name de daarin opgenomen FARR-verklaring blijkt niet dat het letsel van [naam slachtoffer] , met name het letsel aan de hals en achter het oor, uit steekwonden bestond.

De verdachte komt een beroep op noodweer toe. De verdachte heeft gehandeld in een situatie waarin de verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding noodzakelijk was. De verdachte werd door de aangever geduwd en op zijn oor geslagen. Toen de verdachte wegliep, kwam de aangever hem op de galerij achterna tot aan zijn woning. De verdachte moest wegduiken omdat de aangever met een mok in zijn hand een zwaaiende beweging maakte naar het hoofd van de verdachte. Hiertegen mocht de verdachte zich verdedigen door de aangever terug te slaan.

4.2.3.

Beoordeling

Uit de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte op de zitting volgt dat de verdachte en de aangever ruzie met elkaar hadden, waarbij de aangever de verdachte een duw heeft gegeven. Vervolgens heeft voor de deur van de galerijwoning van de verdachte een schermutseling plaatsgevonden waarbij over en weer klappen zijn gegeven.

Vrijspraak poging zwaar lichamelijk letsel

Op grond van de dossierstukken en de steeds wisselende verklaringen van de aangever en de verdachte valt niet precies vast te stellen wie van hen welke (gewelds)handelingen heeft verricht en van wie daarbij het initiatief is uitgegaan. Ook volgt uit de aard van de verwondingen van de aangever, voor zover daarvan uit het dossier blijkt, niet zonder meer dat deze met een mes zijn toegebracht en evenmin dat deze tot zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen leiden. Ook de verklaring van de forensisch arts (FARR-verklaring) biedt daarvoor geen onderbouwing. De rechtbank acht de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel daarom niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bewezenverklaring mishandeling

De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde eenvoudige mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het bij de aangever geconstateerde letsel is ontstaan door de geweldshandelingen van de verdachte.

De verdachte heeft verklaard de aangever klappen te hebben gegeven en dat hij daarbij een pensleutel in zijn handen had. De bij de aangever waargenomen verwondingen en de beschadigingen aan zijn kleding kunnen hierdoor zijn veroorzaakt. Voor het letsel bestaat ook geen andere aannemelijke verklaring.

Dat er, zoals de verdediging heeft aangevoerd, in het onderhavige geval van de zijde van de aangever sprake is geweest van een onmiddellijke wederrechtelijk aanranding als bedoeld in artikel 41, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht en tegen welke aanranding de verdachte zich heeft verdedigd - en mocht verdedigen - op de wijze zoals hij volgens zijn verklaring ter zitting heeft gedaan, is op het grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer kan reeds hierom niet slagen.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:

subsidiair

hij

op 18 oktober 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] met een scherp/puntig voorwerp, in de linker elleboog en/linker schouder en hals en (rechter) arm te steken en/of te snijden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het subsidiair bewezen feit levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straffen

7.1.

Algemene overweging

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straffen zijn gebaseerd

De verdachte heeft de aangever, toen hij in de vroege ochtend thuis kwam van een avond stappen, verwond met een scherp/puntig voorwerp, waardoor het slachtoffer letsel aan zijn schouderblad, elleboog en in de nek/hals heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft door het toedoen van de verdachte pijn geleden en is erg geschrokken door dit voorval. Dergelijke feiten tasten het gevoel van veiligheid in onze samenleving aan.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 maart 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte al eerder, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit werkt in het nadeel van de verdachte.

7.3.2.

Rapportage

Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het door Reclassering Nederland in het kader van schorsingstoezicht over de verdachte op 14 januari 2019 opgemaakt rapport. Hieruit blijkt dat de verdachte zich niet aan bepaalde bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht en een verbod op gebruik van alcohol en drugs, heeft gehouden. De meldplichtgesprekken liepen moeizaam omdat de verdachte onder invloed van alcohol en drugs op de gesprekken verscheen. De verdachte is een aantal keer door de politie onder invloed op straat aangetroffen in een overlast gevende situatie. Verder is de verdachte op 8 januari 2019 voor een detox opgenomen bij FPA Vincent van Gogh te Venray. De opname is op 11 januari 2019 beëindigd omdat de verdachte cannabis had gebruikt en hij aangaf te willen vertrekken. Het recidiverisico is daardoor onveranderd hoog en de reclassering ziet, zonder een voorafgaande detox-opname, geen mogelijkheden voor (verdere) begeleiding van de verdachte.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen aanleiding om mede een voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Dit baseert de rechtbank op de inhoud van voormeld reclasseringsrapport en de omstandigheid dat de verdachte naar verwachting niet mee zal werken aan een detox-opname die aan een eventuele ambulante behandeling en verdere begeleiding door de reclassering vooraf dient te gaan.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde] vordert een vergoeding van € 762,04 voor materiële schade en een vergoeding van € 3.000,- voor immateriële schade.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] schade toewijsbaar omdat het evident is dat hij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Het gevorderde bedrag ten aanzien van het eigen risico is toewijsbaar aangezien dit voldoende is onderbouwd. De schade aan de kleding dient in redelijkheid te worden vastgesteld op € 100,-, nu de benadeelde partij [naam benadeelde] de hoogte van die schade niet aan de hand van bewijsstukken heeft onderbouwd. Voorts dient, mede in verband met de mogelijke rol die de aangever zelf bij het tenlastegelegde heeft gespeeld, de hoogte van de gevorderde immateriële schade op een lager, nader door de rechtbank te bepalen, bedrag te worden vastgesteld dan door de aangever is gevorderd.

8.2.

Beoordeling

Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.

Het deel van de vordering dat ziet op het eigen risico van de zorgverzekering is genoegzaam onderbouwd en de verdediging heeft zich dienaangaande gerefereerd, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.

De benadeelde partij zal in het deel van de vordering dat ziet op vergoeding van de immateriële schade en de overige materiële schade niet ontvankelijk worden verklaard, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Onderzoek naar de gegrondheid en vervolgens de hoogte van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en de eigen rol die de benadeelde partij mogelijk zelf bij het bewezenverklaarde feit heeft gespeeld. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

De benadeelde partij heeft tevens vergoeding van de wettelijke rente gevorderd. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.

Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

8.3.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 268,79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen dat de verdachte de impliciet primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] ter vergoeding van materiële schade te betalen een bedrag van

€ 268,79 (zegge: tweehonderd achtenzestig euro en negenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 268,79 (hoofdsom, zegge: tweehonderd achtenzestig euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 268,79 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. A. Verweij, voorzitter,

en mrs. J.J. van den Berg en C.G.E. Prenger, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2019.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij

op of omstreeks 18 oktober 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de (linker) elleboog en/of (linker) schouder en/of hals en/of (rechter) arm en/of bij/achter het (linker) oor, althans het lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

subsidiair

hij op of omstreeks 18 oktober 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, in de (linker) elleboog en/of (linker) schouder en/of hals en/of (rechter) arm en/of bij/achter het (linker) oor, althans het lichaam te steken en/of te snijden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature