Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Sommenverzekering; per abuis verstrekt onjuist polisblad, geen sprake van schade; afkoop verzekering slechts mogelijk met medewerking begunstigden; geen afkoop mogelijk op grond van art. 7:978 lid 1 BW; wijziging begunstiging niet mogelijk op grond van dwaling.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

Vonnis in gevoegde zaken van 13 maart 2019

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/541014 / HA ZA 17-1196 van

[eiseres 1] ,

wonende te Maarssen,

eiseres in conventie,

verweerster in het incident in conventie,

advocaat mr. R.V.C.F. Dingemans te Maarssen,

tegen

1. de naamloze vennootschap

NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAA,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in conventie,

eiseres in het incident in conventie

verweerster in voorwaardelijke reconventie

advocaat mr. T. Smith-Hussein te 's-Gravenhage,

2. [gedaagde 1],

wonende te Utrecht,

gedaagde in conventie,

eiseres in voorwaardelijke reconventie tegen Nationale Nederlanden,

advocaat mr. J. van Vonderen-Jagersma te De Meern,

3. [gedaagde 2],

wonende te Huis ter Heide,

gedaagde in conventie,

eiser in voorwaardelijke reconventie tegen Nationale Nederlanden,

advocaat mr. J. van Vonderen-Jagersma te De Meern,

Partijen zullen hierna [eiseres 1] , NN en [gedaagde 1] cs genoemd worden.

1 Het verloop van de procedure

Dit blijkt uit

het vonnis in het incident van 6 juni 2018

de dagvaarding van 10 juli 2018 waarbij [gedaagde 1] cs zijn opgeroepen zich in de procedure tussen [eiseres 1] en NN uit te laten over de door [eiseres 1] tegen NN ingestelde vorderingen

de conclusie van antwoord in conventie van [gedaagde 1] cs, tevens voorwaardelijke eis in reconventie tegen NN

de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie van NN

de akte houdende wijziging/vermeerdering van eis in conventie

het proces-verbaal van de op 14 januari 2019 gehouden comparitie van partijen, waar

mr. Smith-Hussein zich heeft bediend van pleitaantekeningen.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1

[eiseres 1] , geboren op [geboortedatum eiseres] , heeft op 9 december 1982 bij RVS Levensverzekering NV (hierna: RVS), de rechtsvoorgangster van NN, een aanvraag gedaan voor een gemengde verzekering.

Zij was toen nog minderjarig. Haar moeder tekende als voogdes mee.

2.2

RVS heeft op die aanvraag 2 aan elkaar verbonden polissen afgegeven, met de nummers [polisnummer 1] en [polisnummer 2] (hierna ook: polis 52 en polis 53), beide gedateerd

31 december 1982.

Polis 52 vermeldt als verzekerde [eiseres 1] , als kapitaal f 173.990,- en voorts:

“verzekerd is een uitkering bij overlijden van de verzekerde, ter grootte van het kapitaal, mits dit overlijden plaatsvindt vóór de einddatum van de verzekering. (…)

Deze verzekering is gesloten met een aandeel in de winst. Zij deelt voor het eerst in de winst over het boekjaar 1984. Het recht op winstaandeel is slechts van kracht, indien en zolang deze verzekering onder polisnummer [polisnummer 1] en de verzekering onder polisnummer [polisnummer 2] ongewijzigd voortbestaan.

(…)

Als verzekeringnemers treden op [gedaagde 1] geboren op [geboortedatum gedaagde 1] en [gedaagde 2] , geboren op [geboortedatum gedaagde 2] , elk voor de helft van de in de polis omschreven verzekering.

De voor de verzekeringnemers als zodanig uit de verzekering voortvloeiende rechten kunnen voor en namens hen uitsluitend worden uitgeoefend door de eerstgenoemde verzekeringnemer. De enige premie voor deze verzekering, die door elke verzekeringnemer voor de helft verschuldigd is, wordt betaald door de eerstgenoemde verzekeringnemer, die daarbij geacht wordt de helft te betalen namens de laatstgenoemde verzekeringnemer.

Begunstigde:

voor de ene helft van de verzekerde uitkering: [gedaagde 1] geboren op [geboortedatum gedaagde 1] of deze overleden zijnde de erfgenamen van [gedaagde 1] voornoemd.

voor de andere helft van de verzekerde uitkering: [gedaagde 2] , geboren op [geboortedatum gedaagde 2] of deze overleden zijnde de erfgenamen van [gedaagde 2] voornoemd.

Polis 53 vermeldt als verzekeringnemer en verzekerde [eiseres 1] , als kapitaal f 173.990,- en voorts:

“Verzekerd is een uitkering op de einddatum van de verzekering, ter grootte van het kapitaal, mits de verzekerde alsdan in leven is. Bij eerder overlijden van de verzekerde vervalt de verzekering zonder dat enige uitkering plaatsvindt.

(…)”

En, op het “aanhangsel AA”:

Gecombineerde verzekering.

Deze verzekering onder polisno. [polisnummer 2] is gesloten onder de uitdrukkelijke bepaling dat zij slechts van kracht is, zolang de gelijktijdig met deze verzekering op het leven van de verzekerde gesloten verzekering onder polisno. [polisnummer 1] in volkomen ongewijzigde vorm, behalve eventuele verandering in de begunstiging, voortbestaat.

Ingeval de verzekering onder polisno. [polisnummer 1] wijziging ondergaat anders dan in de begunstiging, zal de RVS aan de verzekeringnemer mededelen of, en zo ja, in welke gewijzigde vorm, deze verzekering onder polisno. [polisnummer 2] kan blijven voortbestaan.”

2.3

Bij door haar ondertekende brief van 17 december 1985 heeft [eiseres 1] RVS verzocht als begunstigden op polis 53 aan te wijzen voor de ene helft [gedaagde 1] en voor de andere helft [gedaagde 2] en de door de wettelijk vertegenwoordiger van de begunstigden te ondertekenen akte, inhoudende aanvaarding van de begunstiging, en te zijner tijd de polis te zenden aan deze wettelijk vertegenwoordiger, [naam] (hierna ook: [naam] ).

2.4

Een “akte aanvaarding begunstiging” van 3 februari 1986 vermeldt dat

[naam] in naam en voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de op de verzekering onder polisnummer [polisnummer 2] (sic, rechtbank) gestelde begunstiging ten behoeve van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanvaardt, overeenkomstig de bepalingen gesteld in artikel 9 van de van toepassing zijnde Voorwaarden van Verzekering.

Onderaan de akte staat:

“ Voor akkoord:”

Daaronder staat een handtekening en daaronder staat: “(verzekeringnemer”).

2.5

Op 25 juni 1998 heeft NN op polis 53 een begunstigingswijziging doorgevoerd.

Als begunstigden staan op het betreffende polisaanhangsel A2 vermeld:

1. de verzekeringnemer

2. de kinderen van de verzekeringnemer

3. de erfgenamen van de verzekeringnemer.

2.6

Op 26 februari 2016 heeft namens [eiseres 1] haar verzekeringstussenpersoon Bouten Financiële Diensten BV te Panningen NN verzocht de verzekeringen definitief af te kopen.

Bij brief van 14 maart 2016 heeft NN [eiseres 1] bericht dat de afkoopwaarde per 1 april 2016 omstreeks € 110.550,- zou bedragen en dat zij een door haarzelf ondertekend verzoek tot afkoop met bijlagen kon indienen.

[eiseres 1] heeft dat laatste gedaan bij brief van 16 maart 2016.

2.7

Bij brief van 6 oktober 2016 heeft NN de advocaat van [eiseres 1] bericht dat NN het afkoopverzoek niet kon honoreren omdat, kort gezegd, in 1986 namens [gedaagde 1] cs en met toestemming van [eiseres 1] de begunstiging van [gedaagde 1] cs is aanvaard, waardoor de begunstigingswijziging van 1998 geen effect heeft kunnen sorteren, althans niet jegens [gedaagde 1] cs.

2.8

[gedaagde 1] cs geven geen toestemming voor de afkoop van de verzekering door [eiseres 1] .

3 De vordering in conventie

3.1

[eiseres 1] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank, bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

primair

zal verklaren voor recht dat NN rechtens jegens haar is gehouden tot nakoming van haar contractuele verplichtingen uit hoofde van de begunstiging van [eiseres 1] op de verzekeringsovereenkomst met polisnummer [polisnummer 2] krachtens het door NN op 25 juni 1998 ten behoeve van [eiseres 1] op deze overeenkomst verstrekte polisaanhangsel A2;

subsidiair

voor recht zal verklaren dat een in 1986 aanvaarde begunstiging ten behoeve van mevrouw [gedaagde 1] en de heer [gedaagde 2] niet is komen vast te staan en dat NN uit dien hoofde op

25 juni 1998 rechtens bevoegd was de begunstigingswijziging op de onderwerpelijke polis ten behoeve van [eiseres 1] aan te tekenen, en dat NN op grond hiervan contractueel gehouden is haar verplichtingen uit de onderwerpelijke levensverzekering, waaronder de op 16 maart 2016 door [eiseres 1] aangevraagde afkoop van de verzekering, onverkort jegens [eiseres 1] na te komen;

meer subsidiair

zal vernietigen de door [eiseres 1] op 17 december 1985 aangevraagde wijziging van de begunstiging van de minderjarige kinderen [gedaagde 1] , alsmede de daaropvolgende op de polis aangetekende begunstiging van de minderjarige kinderen [gedaagde 1] van 27 mei 1986 wegens dwaling;

uiterst subsidiair

zal verklaren voor recht dat NN dan wel haar rechtsvoorgangster RVS Levensverzekering NV onrechtmatig jegens [eiseres 1] heeft gehandeld door met de afgifte van het polisaanhangsel A2 op 25 juni 1998 het vertrouwen bij [eiseres 1] te hebben gewekt, dan wel de schijn bij haar te hebben gewekt dat [eiseres 1] op de verzekeringsovereenkomst met polisnummer [polisnummer 2] onvoorwaardelijk als begunstigde zou hebben te gelden en hierop thans ten onrechte door NN wordt teruggekomen als gevolg van haar persoonlijk betreffende omstandigheden, zodat NN als professioneel verzekeraar niet de jegens [eiseres 1] in acht te nemen zorgplicht heeft nageleefd en aldus te bepalen dat NN uit dien hoofde gehouden is de hieruit voor [eiseres 1] voortvloeiende schade te vergoeden

schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

NN zal veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag van € 2.275,41 aan buitengerechtelijke invorderingskosten,

dit alles met veroordeling van NN in de proceskosten.

3.2

Zij baseert haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.

Zij is tot de ontdekking gekomen dat twee voor haar volstrekt onbekende personen,

[gedaagde 1] cs, op de polis van de verzekering als begunstigden stonden vermeld. Zij heeft verondersteld dat dit op een misverstand berustte en heeft haar assurantietussenpersoon gevraagd dat uit te zoeken en de begunstiging aan te passen, zodanig dat haar kinderen/erfgenamen als begunstigden zouden gelden. Op 25 juni 1998 heeft NN een aldus gewijzigd polisaanhangsel afgegeven. Dat is onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig gebeurd. Op grond van dit polisaanhangsel is NN gehouden haar rechten uit die polis te honoreren.

Zij was van de begunstiging uit 1986 niet op de hoogte en kon dat ook niet zijn

[gedaagde 1] cs hebben hun begunstiging niet aanvaard. Zij zelf heeft de betreffende akte niet ondertekend en voor zover zij weet heeft [gedaagde 1] sr dat in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger ook niet gedaan. NN heeft haar bij brief van 6 oktober 2016 laten weten dat zij de akte van aanvaarding van de begunstiging niet in haar dossier heeft aangetroffen.

Voorts geldt dat RVS destijds onzorgvuldig jegens haar heeft gehandeld, waardoor zij heeft gedwaald. Had zij geweten waarvoor zij haar handtekening moest zetten, dan had zij dat ongetwijfeld niet gedaan. Uit het aanvraagformulier van de verzekering van 9 december 1982 kon RVS destijds afleiden dat de eerder ingevulde begunstiging van [gedaagde 1] cs was doorgehaald. Ook was duidelijk dat zij toen nog minderjarig was. Opmerkelijk is dat drie jaar later dezelfde begunstiging werd aangevraagd, met het verzoek om de aangepaste begunstiging buiten de verzekeringnemer om aan [gedaagde 1] sr toe te sturen. Dat, en de omstandigheid dat het ging om twee jonge kinderen met een andere naam dan verzekeringnemer had RVS moeten alarmeren en aanzetten tot het doen van navraag bij de verzekeringnemer. RVS heeft dat niet gedaan. Bij handhaving van de begunstiging van [gedaagde 1] cs lijdt zij schade, per 1 april 2016 tenminste een bedrag van omstreeks

€ 110.550,--.

Zij heeft buitengerechtelijke werkzaamheden moeten laten verrichten. De kosten daarvan stelt zij, met toepassing van artikel 2 van het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op € 2.275,41. Het gaat daarbij niet om werkzaamheden waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een vergoeding plegen in te sluiten.

3.3

NN heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op dat verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

3.4

[gedaagde 1] cs concluderen gemotiveerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 1] in haar vorderingen tegen NN, althans tot afwijzing van deze vorderingen, met haar veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.

Op hun verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

4 De vordering in voorwaardelijke reconventie

4.1

[eiseres 2] cs vorderen,

voor het geval de primaire of subsidiaire vordering van [verweerster] wordt toegewezen, dat de rechtbank zal verklaren voor recht dat NN onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld of wanprestatie pleegt omdat zij door toedoen van NN geen uitkering uit de levensverzekering met polisnummer [polisnummer 2] krijgen en NN te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij daardoor lijden, nader op te maken bij staat

voor het geval de meer subsidiaire vordering van [verweerster] zal worden toegewezen, dat de rechtbank zal verklaren voor recht dat zij de begunstigden zijn van de levensverzekering met polisnummer [polisnummer 2] en dat NN daarom gehouden is om de levensverzekering aan hen uit te keren op de einddatum,

met veroordeling van NN in de proceskosten.

5 Het verweer in voorwaardelijke reconventie

5.1

NN concludeert gemotiveerd tot afwijzing van de voreringen van [eiseres 2] cs, dan wel tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 2] cs in die vorderingen, met hun veroordeling in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten van € 131,-- zonder betekening en € 199 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

6 De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

6.1

Ter comparitie heeft de rechtbank reeds beslist dat de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering in elk geval niet kan worden toegestaan omdat [eiseres 2] cs in deze procedure niet de positie hebben van gedaagde partij. De eisen van een goede procesorde nopen er niet toe dat een eventuele vordering van [eiseres 2] cs tegen NN tot schadevergoeding in het kader van de door [verweerster] tegen NN aanhangige zaak al wordt behandeld.

[eiseres 2] cs kunnen daarom niet in hun voorwaardelijke vordering worden ontvangen.

Als in het ongelijk gestelde partij moeten zij de proceskosten dragen.

6.2

De rechtbank bespreekt nu de vorderingen van [verweerster] , waar nodig aan de hand van de verweren van NN en [eiseres 2] cs.

Kort samengevat vordert [verweerster] primair een verklaring voor recht dat NN haar verplichtingen uit polis 53 met aanhangsel A2 (begunstiging van haar uit 1998) moet nakomen, subsidiair verklaring voor recht dat er geen sprake is van een aanvaarde begunstiging van [eiseres 2] cs (1986) en dat NN de verzekering moet afkopen, meer subsidiair vernietiging van de door haar aangevraagde wijziging van de begunstiging van [eiseres 2] cs en hun op de polis aangetekende begunstiging van 27 mei 1986 wegens dwaling, en uiterst subsidiair verklaring voor recht dat NN onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat zij gehouden is de hieruit voor haar voortvloeiende schade te vergoeden, nader op te maken bij staat.

6.3

NN voert aan dat zij per abuis in 1998 aan [verweerster] een nieuw polisaanhangsel met daarop de vermelding van haar zelf, haar kinderen en haar erfgenamen als respectievelijke begunstigden, heeft verstrekt. Per abuis, omdat zich in het dossier van polis 53 geen afschrift van de aanvaarding van de begunstiging uit 1986 bevond. Later is gebleken dat zich dat bevond in het dossier van de moeder van [verweerster] , die eveneens en in dezelfde periode een levensverzekering had afgesloten onder polisnummer1788855.

Voor wijziging van de begunstiging uit 1986 was schriftelijke toestemming van de begunstigden vereist (artikel 7:972 BW). De wijziging van de begunstiging stond dus niet ter vrije beschikking van [verweerster] en van NN, zodat [verweerster] bij gebreke van toestemming van [eiseres 2] cs geen begunstigde is geworden. Het polisaanhangsel levert

ingevolge artikel 157, lid 2 Rv geen dwingend bewijs op van de door haar gestelde begunstiging.

Maar ook als niet zou vaststaan dat [eiseres 2] cs de begunstiging hebben aanvaard, dan nog is zij niet gehouden de verzekering af te kopen, aldus NN.

6.4

Ingevolge artikel 7:977, lid 2 BW is voor afkoop van de verzekering de medewerking van de verzekeringnemer nodig. Verzekeringnemers op polis 52 zijn

[eiseres 2] cs. Wanneer voor de afkoop de beide polissen tezamen als één verzekering worden beschouwd kan NN, zoals zij met juistheid heeft aangevoerd, slechts met medewerking van [eiseres 2] cs afkopen. Die medewerking is er niet.

Voor het geval polis 53 voor de afkoop als zelfstandige verzekering moet worden gezien geldt, zoals NN eveneens terecht heeft aangevoerd, dat de mogelijkheid van afkoop afstuit op het bepaalde in artikel 7:978, lid 1 BW .

Het recht van de verzekeringnemer op deze polis, [verweerster] , om de verzekering te laten afkopen heeft immers geen betrekking op het gedeelte van de verzekering waarvan niet zeker is dat zich een verzekerd risico zal verwezenlijken (“voor zover deze stellig voorziet in een of meer uitkeringen”). In polis 53 is bepaald: “Verzekerd is een uitkering op de einddatum van de verzekering, ter grootte van het kapitaal, mits de verzekerde alsdan in leven is. Bij eerder overlijden van de verzekerde vervalt de verzekering zonder dat enige uitkering plaatsvindt.”

De conclusie is dat [verweerster] geen recht kan doen gelden op afkoop door NN en dat haar primaire vordering daarom niet kan slagen.

6.5

Wat de subsidiaire vordering betreft geldt het volgende.

[verweerster] heeft zich bij dagvaarding op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van aanvaarding van de begunstiging namens [eiseres 2] cs. Bij conclusie van antwoord heeft NN een afschrift van de akte van aanvaarding van 3 februari 1986 overgelegd. Nu geen van partijen een opmerking heeft gemaakt over het daarin genoemde polisnummer [polisnummer 2] beschouwt de rechtbank dat nummer als een kennelijke verschrijving en leest daarvoor [polisnummer 2] . Ter comparitie is namens [verweerster] verklaard dat zij niet op de hoogte was van de onherroepelijke begunstiging van [eiseres 2] cs door de aanvaarding, maar zij heeft het bestaan van de akte van aanvaarding en de aanvaarding op zichzelf toen niet langer betwist. Daarop stuit het eerste deel van de gevorderde verklaring voor recht af. Het tweede deel daarvan – dat NN haar verplichtingen uit de polis, waaronder de verplichting tot afkoop moet nakomen – is niet toewijsbaar om de hiervoor onder 6.4 genoemde reden.

6.6

Vervolgens de meer subsidiaire vordering.

NN en [eiseres 2] cs hebben aangevoerd dat een vernietiging wegens dwaling alleen mogelijk is van overeenkomsten (artikel 6:228 BW), meerzijdige rechtshandelingen dus. Begunstiging is een eenzijdige rechtshandeling, de uitoefening van een wilsrecht, zo voeren zij aan.

Dat standpunt is juist, zodat op die grond in elk geval geen vernietiging kan volgen. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.

6.7

Ten slotte is de uiterst subsidiaire vordering aan de orde.

[verweerster] stelt zich op het standpunt dat NN onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door met de afgifte van het polisaanhangsel A2 in 1998 bij haar ten onrechte het vertrouwen te wekken dat zij onvoorwaardelijk begunstigde was op polis 53, waardoor zij schade heeft geleden.

Haar oorspronkelijke vordering behelsde onrechtmatig handelen van NN door schending van de zorgplicht bij de begunstigingswijziging uit 1985. Die eis heeft zij bij dagvaarding feitelijk onderbouwd.

Voor haar stelling ten aanzien van de schending van de zorgplicht bij de begunstigingswijziging uit 1998 heeft zij bij dagvaarding niet méér gezegd dan dat het feit dat NN iets over het hoofd heeft gezien een interne kwestie van NN is die haar, [verweerster] , niet regardeert. Bij haar akte wijziging/vermeerdering van eis heeft zij geen onderbouwing van haar op dit punt gewijzigde vordering gegeven. Ter comparitie is namens haar verklaard dat zij is afgegaan en mocht afgaan op het polisaanhangsel uit 1998, dat zij niet op de hoogte was van de onherroepelijke begunstiging van [eiseres 2] cs en dat zij meende en mocht menen dat er sprake was van een begunstiging waarop zij nog kon terugkomen. Waarom dat laatste het geval was en waarom NN daarvan een verwijt zou treffen heeft zij niet, in elk geval onvoldoende, toegelicht. Aldus heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. Reeds om die reden kan haar vordering niet slagen.

Maar ook wanneer NN haar in 1998 zou hebben medegedeeld dat de begunstiging uit 1985 niet kon worden gewijzigd zonder de toestemming van [eiseres 2] cs zou zij niet in gunstiger positie hebben verkeerd dan thans het geval is. Ook dan zou zij geen toestemming hebben gekregen en was zij geen begunstigde geworden, zodat van schade geen sprake is.

Ook de uiterst subsidiair ingestelde vordering kan daarom niet worden toegewezen.

6.8

Voor toewijzing van de nevenvordering ter zake van buitengerechtelijke kosten is nu de hoofdvorderingen worden afgewezen geen plaats.

6.9

[verweerster] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie van NN en [eiseres 2] cs dragen.

In het vonnis in het incident is nog geen beslissing over de kosten genomen, zodat de rechtbank die beslissing nu zal nemen. [verweerster] is in het incident in het ongelijk gesteld en moet daarom de kosten daarvan dragen.

Nu [eiseres 2] cs niet kunnen worden ontvangen in hun voorwaardelijk ingestelde eis in reconventie moeten zij de proceskosten van NN dragen.

De beslissing

De rechtbank

in conventie

wijst de vorderingen af;

veroordeelt [eiseres 1] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NN begroot op € 3.414,-- aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de nakosten van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,-- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na vandaag en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

veroordeelt [eiseres 1] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] cs begroot op € 3.414,-- aan salaris voor de advocaat;

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

in het incident in conventie

veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NN begroot op € 1.074,-- aan salaris voor de advocaat;

in voorwaardelijke reconventie

verklaart [eiseres 2] cs niet-ontvankelijk in hun vordering;

veroordeelt [eiseres 2] cs in de proceskosten, aan de zijde van NN begroot op € 1.074,-- aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de nakosten van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,-- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na vandaag en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. van den Bergh en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2019.

2632/2504


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature