Uitspraak
Team straf 3
Parketnummer: 10/201248-19
Datum uitspraak: 3 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
preventief gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2019.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. L.T.M. Verhoeven heeft gevorderd:
vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit;
bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 maanden, met aftrek van voorarrest.
4. Geldigheid dagvaarding
De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de dagvaarding voldoet aan de eisen zoals bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
In de tenlastelegging wordt ten aanzien van feit 2 geen pleegdatum genoemd. Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is daarmee onvoldoende specifiek en feitelijk en wel zodanig dat het voor de verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich dient te verweren. De dagvaarding voldoet daarmee ten aanzien van feit 2 niet aan de eisen die in artikel 261 Sv worden gesteld. De dagvaarding zal in zoverre nietig worden verklaard. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 is de dagvaarding geldig.
5. Waardering van het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is nadien geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Verdachte wordt evenwel vrijgesproken van het tenlastegelegde bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ omdat voor dit onderdeel onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 19 augustus 2019 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het
merk/type IMI Micro Uzi, kaliber 9mm para en/of munitie in de zin van
artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens
en munitie, te weten 33, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen
van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
7. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte had een automatisch vuurwapen voorhanden. Hij bewaarde deze in een schoudertas in een vrij toegankelijke trapkast in de woning waar verdachte verbleef. In deze woning verbleven ook de (14- en 21-jarige) kinderen van zijn vriendin, die hiermee dus ook vrije toegang tot dit wapen hadden. De verdachte bewaarde het wapen dus op een zeer risicovolle en gevaarlijke plek. In diezelfde tas is een bij het wapen behorende geluiddemper aangetroffen alsmede voor het wapen geschikte munitie. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan. De rechtbank weegt verder in strafverzwarende zin mee dat het wapen is voorzien van een klapkolf. Het is hiermee op een dusdanige wijze vervaardigd dat deze gemakkelijker heimelijk kan worden meegedragen dan wel dat de aanvalskracht wordt vergroot. De rechtbank weegt hierbij ook meer dat de verdachte - gelet op zijn eigen verklaring - het vuurwapen en de bijbehorende munitie een geruime tijd voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .
10 .Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11 .Beslissing
De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft feit 2;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. A.M. van der Leeden en mr. D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.R.S. van Nuss, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het
merk/type IMI Micro Uzi, kaliber 9mm para en/of munitie in de zin van
artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens
en munitie, te weten 33, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen
van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
2.
hij
op of omstreeks te Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet
wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen
voorhanden heeft gehad;
3.
dat hij
op of omstreeks 19 augustus 2019 te Rotterdam
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet
wapens en munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en
munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat
zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging
geschikt is, namelijk een: nabootsing van een vuurwapen, te weten een:
nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool
merk Colt type M1911A1
voorhanden heeft gehad.