U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor diefstal met geweld (artikel 312 Sr), en diefstal met behulp van een valse sleutel, meermalen gepleegd (artikel 311 Sr). Gevan genisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10/661058-19

Datum uitspraak: 30 oktober 2019

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

(een persoon zich noemende) [naam verdachte],

geboren op [geboortedatum verdachte] te Marokko,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,

raadsvrouw mr. M.C. Pedrotti, advocaat te Hoorn.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4 Bewijs

4.1.

Bewijsverweren

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bepleit omdat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De verklaring van aangeefster die ziet op het signalement en de herkenningen van de verbalisanten kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, onder meer omdat deze niet (geheel) op eigen waarneming berusten en de herkenningen door de verbalisanten niet voldoende onafhankelijk tot stand zijn gekomen.

Beoordeling

Feit 2

De rechtbank stelt voorop dat zij de herkenningen door de verbalisanten betrouwbaar acht en bruikbaar voor het bewijs. De verbalisanten hebben hun bevindingen gedaan op grond van de bewegende beelden en geven steeds een specifieke omschrijving van de omstandigheden en uiterlijke kenmerken die zij hebben waargenomen en waarop de herkenning gebaseerd is. De rechtbank heeft evenmin aanleiding om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van de waarnemingen en vaststellingen. Het enkele feit dat aan verbalisant [naam agent] de mededeling is gedaan dat het signalement van de aangehouden verdachte overeenkwam met de man op de camerabeelden, maakt dit niet anders.

Daarbij komt dat de herkenningen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Zo waren de camerabeelden voorzien van geluid en sprak de man een mix van Engels, Nederlands en Arabisch. Dit sluit aan bij de verklaring die de verdachte op 10 juli 2019 bij de politie heeft afgelegd. Bovendien droeg de verdachte tijdens zijn aanhouding exact dezelfde zonnebril en trainingsbroek als door de man op de camerabeelden wordt gedragen. De verdachte heeft op de zitting bovendien verklaard dat hij inderdaad op enig moment ( mogelijk 15 mei 2019) sigaretten heeft gekocht met een pinpas die niet van hem was.

Op grond van deze feiten en omstandigheden, alsook de eigen waarneming van de rechtbank ten aanzien van de lengte van de verdachte, wordt met verwerping van het andersluidende verweer dat door de verdediging is aangevoerd, bewezen geacht dat de verdachte degene is geweest die op 15 mei 2019 in de Primera-winkel sigaretten heeft gekocht met de gestolen bankpas van de aangeefster, zoals onder 2 ten laste is gelegd.

Feit 1

Voor de beoordeling van de vraag of de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde straatroof, acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden van belang.

De beroving van de aangeefster, waarbij onder meer haar bankpas is weggenomen, vond blijkens de aangifte plaats op 15 mei 2019 om 08.47 uur ter hoogte van de [adres] . De aangeefster gaf daarbij aan dat een jongen met haar schoudertas wegrende, via het Frederiksplein richting de Isaac Huberstraat te Rotterdam. Blijkens de bankgegevens in combinatie met de camerabeelden is er op 15 mei 2019 om 09:08 en 09:09 uur bij de [naam winkel] aan [adres delict] contactloos betaald met de bankpas. De tijd tussen beroving en de betaling met de gestolen bankpas bedraagt derhalve 21 minuten.

Omdat, zoals hiervoor is vastgesteld, de verdachte degene is geweest die met de bankpas heeft gepind, betekent dit dat de verdachte zeer kort na de beroving, waarbij de bankpas van de aangeefster is weggenomen, in het bezit was van de gestolen bankpas van de aangeefster. Deze gang van zaken is redengevend voor de betrokkenheid van de verdachte bij straatroof.

De verdachte heeft voor die gang van zaken geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven.

De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij pas op 9 juli 2019 in Nederland is aangekomen en niet eerder in Nederland is geweest. Op de terechtzitting van 16 oktober 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij wel eerder dan 9 juli 2019 in Nederland is aangekomen en toen een bankpas heeft gevonden in de buurt van Centraal Station in Rotterdam.

Waarom hij bij de politie heeft gelogen over zijn aankomstdatum in Nederland en niet heeft verklaard over de gevonden bankpas is onduidelijk gebleven. De rechtbank vindt het bovendien ongeloofwaardig dat de verdachte de bankpas kort na de overval in de buurt van het Centraal Station in Rotterdam heeft gevonden, vervolgens lopend naar de [naam winkel] aan [adres delict] is gegaan om daar sigaretten te kopen met die bankpas. Blijkens Google Maps is het vanaf de [adres] waar de beroving heeft plaatsgevonden, via het Centraal Station in Rotterdam, waar verdachte de bankpas zou hebben gevonden, naar de [naam winkel] ongeveer 33 minuten lopen, hetgeen niet strookt met voornoemde tijd tussen de beroving en de eerste pinbetaling met de gestolen bankpas, te weten 21 minuten.

Er kan derhalve geconcludeerd worden dat het contactloos betalen zodanig kort op de straatroof is gevolgd dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die straatroof heeft gepleegd. Anders dan door de verdediging is aangevoerd wordt daarom ook bewezen geacht dat de verdachte de dader is van het onder 2 ten laste gelegde feit.

4.2.

Bewijsmotivering en bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 15 mei 2019 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Frederikstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas met inhoud, toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds met kracht trekken en/of rukken aan die schoudertas;

en

hij op 15 mei 2019 te Rotterdam meermalen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [naam slachtoffer] , zulks telkens nadat hij, verdachte, die weg te nemen gelbedragen onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

en

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft

gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft een straatroof gepleegd waarbij met kracht de tas van het slachtoffer is weggerukt. Een dergelijk – gewelddadig, intimiderend en brutaal – feit, gepleegd op klaarlichte dag, is bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.

Vervolgens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere geldbedragen door met de bankpas die in de weggenomen tas van het slachtoffer zat te betalen. Het slachtoffer is hierdoor benadeeld. De verdachte heeft zich hierbij kennelijk alleen laten leiden door eigen geldelijk gewin. Dit, en de omstandigheid dat de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen, is zorgelijk, én wordt de verdachte ook kwalijk genomen.

Uit de justitiële documentatie van 11 juli 2019 blijkt dat de verdachte onder zijn huidige alias niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 oktober 2019. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de kans op recidive hoog is, mede omdat er, volgens de reclassering gezien de verblijfsstatus van de verdachte (de verdachte heeft geen verblijfsvergunning in Nederland), geen reclasseringsinterventies mogelijk zijn om het risico op recidive te beperken.

De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte. Bij gebrek aan identiteitspapieren heeft de rechtbank de exacte leeftijd van de verdachte niet kunnen vaststellen. Gelet op feit dat de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard op zijn 11e jaar te zijn vertrokken uit Marokko en inmiddels acht jaar in Europa te hebben doorgebracht, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte meerderjarig is.

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur. Bij de bepaling van die duur is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Alles afwegend wordt de hierna te noemen straf passend en geboden geacht.

8 Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1.

Vordering

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 461,29 ter zake van materiële schade en een vergoeding van € 500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.

8.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

8.3.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft in verband met de bepleitte vrijspraak primair geconcludeerd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, subsidiair de gevorderde vergoeding voor materiële gedeeltelijk af te wijzen en gevorderde vergoeding voor immateriële schade te matigen.

De verdediging heeft allereerst aangevoerd dat uit de aangifte niet blijkt dat het paspoort van aangeefster op 15 mei 2019 is weggenomen. Daarnaast is opvallend dat uit het betalingsoverzicht van de Rabobank blijkt dat de transactiedatum van de betaling van het paspoort 7 maart 2019 is. Ter zake van de kosten in verband met de vervanging van de sloten ontbreekt voorts het causale verband tussen het strafbare feit en de schade. Het is de keuze van de aangeefster geweest om de sloten te veranderen. De schade staat in een te ver verwijderd verband met de strafbare gedraging en is ook onvoldoende onderbouwd omdat niet is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Ter onderbouwing van de verzochte matiging van de immateriële schade, heeft de verdediging verwezen naar uitspraak ECLl:NL:RBNNE:2015:935. De verdediging stelt zich op standpunt dat in de onderhavige situatie geen sprake is van direct geweld tegen de aangeefster. De tas is van haar losgerukt en meegenomen. Dit maakt de situatie anders en minder bedreigend dan het geval waarin wel direct geweld wordt uitgeoefend op iemand.

8.4.

Beoordeling

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Uit de aangifte is gebleken dat er een contant geldbedrag van € 20,- is weggenomen en niet het in de vordering genoemde contant geldbedrag van € 30,-. Daarom zal de rechtbank dit geldbedrag toewijzen tot € 20,- Voor het overige is de vordering genoegzaam onderbouwd, ook ten aanzien van de gemaakte kosten voor de aanvraag van een paspoort. Kennelijk wordt hiermee een identiteitsbewijs bedoeld, omdat uit de aangifte blijkt dat het identiteitsbewijs van de aangeefster is weggenomen en uit de bewijsstukken bij de vordering blijkt dat de gevorderde kosten zien op vervanging van dat identiteitsdocument. Ook de kosten voor de vervanging van de sloten zijn voldoende onderbouwd met stukken en staan, gelet op de diefstal van de sleutels van aangeefster, in voldoende rechtstreeks verband met de gepleegde feiten. Derhalve zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 451,89.

Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen en voor het overige zal worden afgewezen.

Het door de verdachte te vergoeden schadebedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 mei 2019.

Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte ook worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Naast de veroordeling van de verdachte om genoemd bedrag aan de benadeelde partij te betalen zal aan hem tevens de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. Dit wordt passend en geboden geacht.

9 Wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24c, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;

veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 651,89 (zegge: zeshonderdeenenvijftig euro en achtennegentigcent), bestaande uit € 451,89 aan vergoeding voor materiële schade en

€ 200,- aan vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;

wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 651,89 (zegge: zeshonderdeenenvijftig euro en achtennegentigcent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;

beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van

€ 651,89 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 13 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,

mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en C.G.E. Prenger, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten de Frederikstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen schoudertas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onverhoeds met kracht trekken en/of rukken aan die schoudertas;

2.

hij op of omstreeks 15 mei 2019 te Rotterdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere, althans een geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die/dat weg te nemen gelbedrag(en) onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature