U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

KG. Vordering van student dat school meewerkt aan afronding van stage wordt afgewezen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/553344 / KG ZA 18-712

Vonnis in kort geding van 24 juli 2018

in de zaak van

[naam eiseres] ,

wonende te Breda,

eiseres,

advocaat mr. M.A. Berkvens-van Wijk te 's-Hertogenbosch,

tegen

de stichting

[naam gedaagde] ,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

advocaten mr. K. Bol en mr. A.F. de Jong te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [naam eiseres] en [naam gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 28 juni 2018;

de 44 producties van [naam eiseres] ;

de 9 producties van [naam gedaagde] ;

de mondelinge behandeling op 5 juli 2018;

de pleitnota van [naam gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Sinds september 2014 staat [naam eiseres] ingeschreven als student aan de voltijdsopleiding ergotherapie van het Instituut voor Gezondheidszorg aan [naam gedaagde] . In het collegejaar 2016-2017 is [naam eiseres] gestart met het derde studiejaar, waarin de student een 1e stage moet lopen. In dat kader is [naam eiseres] in september 2016 gestart met een stage bij Revalidatiecentrum Rijndam (hierna: Rijndam). Rijndam heeft de stageovereenkomst met [naam eiseres] (voortijdig) beëindigd per 22 september 2016.

2.2.

Op 30 augustus 2017 heeft [naam eiseres] zich ingeschreven voor de stageperiode februari 2018 - juni 2018. Via het netwerk van [naam gedaagde] vindt [naam eiseres] geen stageplaats.

2.3.

Op 24 januari 2018 verzoekt [naam eiseres] (middels haar advocaat) het College van Bestuur van [naam gedaagde] om een gesprek aangaande de problematiek met betrekking tot:

niet invoeren van behaalde studiepunten/resultaten;

onjuiste wijze van beoordeling van beroepsproducten;

e-mailverkeer in Osiris in strijd met Wet Bescherming Persoonsgegevens;

desinteresse over de stage en geen actieplan nieuwe stage;

geen begeleiding bij vinden van nieuwe stage;

eigen stage.

Naar aanleiding van dat verzoek heeft op 15 februari 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen [naam eiseres] (vergezeld van haar advocaat en haar ouders) enerzijds en dhr. [naam 1] namens [naam gedaagde] (vergezeld van een juridisch beleidsadviseur). Van dat gesprek heeft [naam gedaagde] een verslag opgesteld.

2.4.

Bij e-mail van 29 januari 2018 aan [naam gedaagde] deelt [naam eiseres] mee dat zij via haar eigen netwerk een ‘innovatieve stageplaats’ heeft gevonden bij SKVOB e.o., afdeling Tessenderlandt Expertisecentrum Breda. De stage is goedgekeurd door [naam gedaagde] en op 5 februari 2018 is [naam eiseres] gestart met haar stage. Haar stagebegeleider, die werkzaam is bij het stagebedrijf, is mw. [naam 2] . De stagedocent ofwel stageloopbaancoach, die werkzaam is bij [naam gedaagde] , is mw. [naam 3] .

2.5.

Volgens de stagehandleiding februari 2017-2018 opleiding ergotherapie (hierna: de Stagehandleiding) van [naam gedaagde] moet de student, voor het verkrijgen van een eindbeoordeling, minimaal drie en maximaal vijf Performance Assessments uitvoeren en daarnaast een Stage Ontwikkeldossier (inclusie leerdoelen en Activiteitenplanning) en drie voldoende beoordeelde casestudies aanleveren. Een intercollegiaal consult – dit houdt in dat de student een bezoek aan een stage-instelling bij een medestudent organiseert en daarvan een verslag met leerpunten opstelt alsook dat de student een andere student in dat kader ontvangt en rondleidt – is een verplicht onderdeel van het Stage Ontwikkeldossier. Het vaststellen van het definitieve cijfer voor de studiepunten van de stage is voorbehouden aan de stageloopbaancoach.

2.6.

Bij e-mail van 26 maart 2018 heeft [naam eiseres] het volgende aan [naam 3] medegedeeld:

“Dat jij vanuit [naam gedaagde] met mijn stagebegeleider en mij op de stageplaats komt kennismaken kan op 9 april aanstaande van 11.30 tot 12.30 uur.

Jij schrijft dat je mij hebt gevraagd om bij de 5-weekse evaluatie te zijn maar dat heb jij met mij tijdens de terugkomdagen niet besproken.

Op 16 maart jl. heb ik tijdens de supervisiebijeenkomst op de terugkomdag en tijdens het individuele gesprek met jou, input gegeven.

Ik heb de 5-weekse evaluatie ingebracht en ingeleverd maar je zei daar niets mee te kunnen. Ik heb ook de door mij opgestelde leerdoelen met jou besproken. Jij gaf op de leerdoelen feedback.

Ook heb ik je de kans gegeven om in mijn gemaakte stage ontwikkeldossier te kijken en te bespreken maar dat heb je niet gedaan.

Daarnaast kwam aan de orde dat ik niet in de juiste stagegroep zit van de supervisiebijeenkomsten.

Ik loop stage voor niveau 1 en niet voor niveau 2. Ik heb jou verteld dat er groepen zijn met daarin alleen studenten met stageniveau 1, zoals de stagegroep van [naam 4] .

Ik heb aangegeven dat ik graag in zo’n stagegroep geplaatst wil worden.

Je hebt op deze vraag van mij niets meer laten horen.”

2.7.

Bij e-mail van 29 maart 2018 heeft [naam 3] aan [naam eiseres] daarop het volgende geantwoord:

“De afspraken omtrent de begeleiding en beoordeling van een innovatieve stage zijn vastgelegd in een schriftelijke aanvulling op de reguliere stagehandleiding. Een 5-wekelijkse evaluatie is bijvoorbeeld één van deze afspraken. Tijdens de eerste groepsbijeenkomst zijn alle afspraken toegelicht en besproken en op 20 maart beschikbaar gesteld. Deze afspraken gelden voor alle studenten die een innovatieve stage lopen, dus ook voor jou. Je hebt gekozen voor een innovatieve stage en inherent aan die keuze is dat je geplaatst bent in een stagegroep innovatieve stage. Deze indeling staat vast en niet ter discussie.

Ik verwacht van alle studenten een open leer- en ontwikkelhouding. Dat is voorwaarde om studenten te kunnen coachen, zowel tijdens de groepsbijeenkomsten als tijdens de individuele gesprekken. Deze houding ervaar ik bij jou (in tegenstelling tot bij de andere studenten) helaas niet.

Daarnaast is het bij innovatieve stages zo dat [naam 5] en ik, als begeleiders van jullie groep, naast proces begeleiding ook inhoudelijke begeleiding en uiteindelijke beoordeling als taak hebben. Hiervoor is regelmatige/wekelijkse input nodig welke we bespreken op een vooraf vastgesteld tijdstip. Dit is diverse malen besproken, desondanks heb ik, uitgezonderd een eenmalige inhoudelijke inbreng in de stagegroep, geen inbreng van je gezien. De kwaliteit van je inbreng is hierdoor onvoldoende. Een open leer- en ontwikkelhouding een kwalitatief goede inbreng zijn noodzakelijke voorwaarden om je stage met goed gevolg af te leggen.

Graag hoor ik van je wat jij gaat ondernemen om aan deze voorwaarden te voldoen. Ik wil je verzoeken dit op te nemen in je ontwikkeldossier, zodat we dit kunnen bespreken.

Tevens wil ik je verzoeken om mij te laten weten op welke wijze je graag begeleid wilt worden. Zoals ik eerder heb aangegeven zijn hier inhoudelijk verschillende variaties in (mindmap, observeren, etc.). Graag hoor ik van je welke variatie het best bij jou past. Ik wil je verzoeken dit op te nemen in je ontwikkeldossier.

Inhoudelijke inbreng kun je plaatsen in de samenwerkingsruimte in natschool.

Op 9 april hebben we een eerste afspraak met z’n drieën, namelijk je stagebegeleider, jij en ik op je stageplaats van 11.30 tot 12.30 uur. In overleg met je stagebegeleider zal ik een planning voor de tussen en eindbeoordeling opstellen.

Ik hoop met deze mail duidelijkheid te hebben verschaft die nodig is om tot een goede inhoudelijke en procesmatige samenwerking te komen.”

2.8.

Bij e-mail van 5 april 2018 heeft [naam 3] aan [naam eiseres] doorgegeven welke onderwerpen op de agenda staan voor het gesprek op 9 april, namelijk:

1. Kennismaken

Kennismaken met je praktijkbegeleider

2. Evaluatie leerproces tot nu toe

Hoe verloopt de stage tot nu toe? Wat zijn specifieke leervragen voor jou?

3. Planning inhoudelijke coaching en begeleiding

Op welke wijze geef jij inzicht in je stage waardoor ik je kan coachen en begeleiden?

4. Feedback vanuit de praktijk

Wat is de visie van je praktijkbegeleider op je ontwikkeling? Hoe haal je breder in je stageorganisatie feedback?

5. Concept tussen- en eindbeoordeling

Toelichting op de procedure en planning.

2.9.

In reactie daarop heeft [naam eiseres] bij e-mail van 6 april 2018 aan [naam 3] het volgende medegedeeld:

“Je hebt nog steeds geen antwoord gegeven op mijn items in mijn mails.

9 april kom jij kennismaken. Jij maakt daarvoor een agenda die niet klopt als je kijkt naar het getekende contract en de stagehandleiding voor studenten en stagebegeleiders niveau 1 en 2 februari 2017-2018.

Daarin staat jouw taak als stageloopbaancoach beschreven.

Aan de agenda in jouw mail van 5 april jl. gaan wij geen invulling geven.

Mijn stageontwikkeldossier maakt mijn professionele ontwikkeling inzichtelijk maar dat heb je geweigerd in te kijken.”

2.10.

Bij e-mail van 9 april 2018 heeft [naam 3] daarop het volgende geantwoord:

“Je geeft aan geen invulling te willen geven aan de agenda die ik heb opgesteld. Daarmee vervalt wat mij betreft de basis voor het geplande gesprek. Hierbij zeg ik dan ook onze afspraak voor vandaag af.

Ik ga overleggen hoe nu verder te gaan.”

2.11.

Bij brief van 11 april 2018 heeft [naam 1] het volgende aan [naam eiseres] medegedeeld:

“(…)

Van de begeleidend docent (mevrouw [naam 3] ) heb ik vernomen dat je tijdens de begeleidingsmomenten op school geen open leerhouding toont. Dat maakt het voor ons lastig om je op een goede wijze te begeleiden en uiteindelijk te kunnen beoordelen.

(…)

Mevrouw [naam 3] heeft een bezoek aan je stage ingepland en een agenda voor deze bijeenkomst opgesteld. Van mevrouw [naam 3] begrijp ik dat je daar niet akkoord mee gaat en daarmee het bezoek niet door gaat. Het valt mij ook in deze op dat je geen open leerhouding toont en je onbegeleidbaar opstelt.

Hierbij wil ik je laten weten dat het gebrek aan de mogelijkheid om je vanuit de opleiding inhoudelijk te laten begeleiden en coachen, ertoe leidt dat wij de kwaliteit van je stage (en voortgang van je inhoudelijke ontwikkeling als ergotherapeut) onvoldoende kunnen borgen en daarmee niet kunnen beoordelen. Het oplopen van studievertraging is één van de gevolgen hiervan, hetgeen voor alle partijen m.i. onwenselijk is.

Graag verneem ik schriftelijk van je hoe jij in de komende periode een open leerhouding gaat tonen en je begeleidbaar opstelt, zodat de begeleiding en beoordeling wederom voortgang kan vinden en studievertraging zoveel als mogelijk voorkomen kan worden.

Ik zie, graag op korte termijn, je schriftelijke reactie op het hiervoor gestelde tegemoet.”

2.12.

Bij e-mail van 24 april 2018 heeft [naam eiseres] [naam 3] nogmaals uitgenodigd om de tussenbeoordeling te bespreken. Bij e-mail van 26 april 2018 heeft [naam 3] te kennen gegeven dat [naam gedaagde] eerst een reactie verwacht op haar brief (van 11 april 2018), alvorens de begeleiding wordt voortgezet.

2.13.

Bij brief van 8 mei 2018 heeft de advocaat van [naam eiseres] [naam gedaagde] (in de persoon van [naam 3] ) gesommeerd om binnen vijf dagen na dagtekening deel te nemen aan de tussenbeoordeling.

2.14.

In reactie daarop heeft [naam gedaagde] diezelfde dag schriftelijk te kennen gegeven dat zij nog in afwachting is van een reactie op haar brief van 11 april 2018 aan [naam eiseres] .

2.15.

Op 4 juli 2018 heeft [naam 3] de stage van [naam eiseres] met het cijfer 1 beoordeeld.

3 Het geschil

3.1.

[naam eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] te veroordelen om:

I. binnen drie werkdagen na dagtekening van het vonnis het intercollegiaal consult te doen plaatsvinden;

II. binnen vijf werkdagen na dagtekening van het vonnis kennis te nemen van de door de stagebegeleider opgestelde tussenbeoordeling en deze kennisname aan te merken als het bijwonen van de tussenbeoordeling zoals geregeld in de ‘stagehandleiding gepubliceerd augustus 2017’ en hiervan per e-mail voor genoemde datum [naam eiseres] te berichten;

III. de eindbeoordeling uit te voeren conform de ‘Stagehandleiding gepubliceerd augustus 2017’, hetgeen in casu betekent dat de door de stagebegeleider afgegeven beoordeling wordt omgezet in studiepunten voor [naam eiseres] , welke vervolgens uiterlijk, conform het terugkomdagenoverzicht stageperiode 5 februari - 22 juni 2018, op 22 juni 2018 worden opgenomen in Osiris;

IV. het een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dan wel een gedeelte daarvan, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen, voor elke dag of een gedeelte van een dag die verstrijkt na de drie dagen na dagtekening van het vonnis, indien [naam gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan eis I en/of eis II en/of eis III, alsmede een maximum te bepalen van te verbeuren dwangsommen van € 1.000.000,- althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal bepalen;

V. in de kosten van de onderhavige procedure.

3.2.

[naam gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Als meest verstrekkend verweer heeft [naam gedaagde] gesteld dat [naam eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er twee beslissingen jegens [naam eiseres] zijn genomen. In de eerste plaats heeft de examinator ( [naam 3] ) op 26 april 2018 aan [naam eiseres] medegedeeld dat de begeleiding pas wordt voortgezet, indien [naam eiseres] reageert op de brief van [naam gedaagde] van 11 april 2018. Daarnaast heeft [naam eiseres] van [naam 3] een onvoldoende voor haar stage gekregen. Dat zijn beslissingen van de examinator, waartegen [naam eiseres] op grond van artikel 7.61 lid 1 onder e WHW beroep kan instellen bij het College van Beroep voor de Examens (hierna: het CBE). [naam eiseres] had daarom de bestuursrechtelijke weg dienen te bewandelen, aldus [naam gedaagde] .

4.2.

Die redenering wordt niet gevolgd. De beslissing van [naam 3] om de begeleiding op te schorten, is niet aan te merken als een beslissing in de zin van artikel 7.61 lid 1 onder e WHW. Het is immers een feitelijke handeling die niet op rechtgevolg is gericht, dus geen rechtshandeling. Het oordeel van [naam 3] om aan de stage een 1 toe te kennen, is daarentegen wel te beschouwen als een beslissing van de examinator, maar de vorderingen van [naam eiseres] zien niet op bezwaar tegen dan wel herziening van dat oordeel. Om die reden hoefde [naam eiseres] niet de bestuursrechtelijke weg te volgen en staat het haar vrij om een civielrechtelijke procedure aanhangig te maken. [naam eiseres] is derhalve ontvankelijk in haar vorderingen.

4.3.

Dat gezegd hebbende, wordt geoordeeld dat de vorderingen niet voor toewijzing vatbaar zijn, omdat [naam eiseres] geen althans onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij de gevraagde voorzieningen.

4.4.

De voorzieningenrechter begrijpt dat [naam eiseres] met haar vorderingen wenst te bereiken dat [naam gedaagde] haar alsnog faciliteert in het vervullen van de verplichte onderdelen van de stage om zodoende haar stage met een voldoende af te ronden. Het feit dat inmiddels formeel een eindbeoordeling voor de stage is gegeven door de examinator [naam 3] , maakt dat het treffen van de gevraagde voorzieningen geen zin heeft en ook niet meer mogelijk is. Los van de vraag of [naam gedaagde] met opzet kort vóór de zitting de beoordeling heeft gegeven om [naam eiseres] tegen te werken (zoals door [naam eiseres] betoogd, maar door [naam gedaagde] betwist), betekent dat in ieder geval dat het belang van [naam eiseres] bij haar vorderingen is komen te ontvallen. De eindbeoordeling is een besluit waartegen [naam eiseres] beroep kan instellen bij het CBE.

4.5.

Overigens wordt geoordeeld dat de afgifte van de eindbeoordeling voor de uitkomst van de procedure niets uitmaakt, in die zin dat, ook indien er nog geen formele beoordeling was gegeven, de gevraagde voorzieningen niet zouden zijn toegewezen.

4.6.

Ten eerste geldt dat de stageperiode op 21 juni 2018 is geëindigd. Overige studenten van [naam gedaagde] hebben hun stage al afgerond, zodat een intercollegiaal consult praktisch gezien niet meer kan plaatsvinden en [naam gedaagde] derhalve thans niet (meer) aan dit gedeelte van de vordering kan voldoen. Een intercollegiaal consult is echter wel één van de vereisten voor het behalen van een voldoende resultaat voor de stage. Wat [naam eiseres] feitelijk wil, namelijk een voldoende voor haar stage, kan dan ook reeds om die reden niet worden bereikt.

4.7.

Ten tweede is onvoldoende gebleken dat de opstelling van [naam gedaagde] c.q. [naam 3] onzorgvuldig of onredelijk is geweest. Uit correspondentie tussen [naam gedaagde] en/of [naam 3] enerzijds en [naam eiseres] anderzijds blijkt dat [naam eiseres] een weinig coöperatieve houding had. Met name valt op dat, daar waar [naam gedaagde] haar meerdere malen erop wijst wat zij van [naam eiseres] verwacht met betrekking tot haar werkhouding en het aanleveren van stukken, [naam eiseres] in reactie daarop steeds teruggrijpt naar de Stagehandleiding en volhardt in haar standpunt dat [naam gedaagde] in strijd met de Stagehandleiding handelt door eenzijdig te komen met een aanvulling daarop (middels het document ‘Begeleiden van student ergotherapie in innovatieve stage’, hierna: het Document). Dat standpunt wordt niet gevolgd.

Het feit dat [naam gedaagde] de stage van [naam eiseres] heeft aangemerkt als een ‘innovatieve stage’, terwijl die term niet voorkomt in de Stagehandleiding, betekent nog niet dat daarmee sprake is van strijdigheid met de Stagehandleiding. Ter zitting heeft [naam gedaagde] toegelicht dat bij een innovatieve stage, in tegenstelling tot een reguliere stage, geen HBO opgeleide ergotherapeut aanwezig is. Om de kwaliteit van een innovatieve stage te waarborgen, is het de bedoeling dat een stagedocent vaker langskomt op het stageadres en aanwezig moet zijn bij de performance assessments. De stagedocent kan op deze manier de student op ergotherapeutisch vlak begeleiden. Deze extra begeleiding door een stagedocent is volgens [naam gedaagde] het enige verschil tussen een reguliere en een innovatieve stage. Nu het door [naam gedaagde] gemaakte onderscheid tussen een reguliere en een innovatieve stage met name het doel heeft om de kwaliteit van de studie alsook de ontwikkeling van de student te waarborgen, komt dat onderscheid de voorzieningenrechter niet onredelijk voor. Bovendien is niet gebleken dat de term ‘innovatieve stage’ voor [naam eiseres] uit de lucht is komen vallen. Uit de PowerPoint-presentatie tijdens het hoorcollege van 31 augustus 2017, waarin de studenten zijn voorgelicht over de procedures rondom de stage, kan worden afgeleid dat die term aan de orde is gekomen. Ook wordt gewezen op de e-mail van [naam eiseres] van 29 januari 2018 aan [naam gedaagde] , waarin [naam eiseres] zelf aangeeft dat zij een innovatieve stageplaats heeft gevonden.

Verder valt niet in te zien waarom de bepaling in het Document dat de stagedocent verantwoordelijk is voor de eindbeoordeling strijdig is met de Stagehandleiding (waarin is vermeld dat bij de eindbeoordeling de inbreng van de stagebegeleider wordt meegewogen) en het stagecontract (waarin is vermeld dat de opleiding uitgaat van de beoordeling van de instelling), zoals door [naam eiseres] betoogd. In de Stagehandleiding is op pagina 23 vermeld dat het vaststellen van het definitieve cijfer van de stage, één van de taken van de stageloopbaancoach is. De bepaling in het Document dat de stagedocent verantwoordelijk is voor de eindbeoordeling, moet in dat licht worden bezien en zegt nog niets over de wijze waarop het cijfer tot stand komt. De wijze van totstandkoming is in paragraaf 6.4. van de Stagehandleiding nader uitgewerkt.

Doordat [naam eiseres] ten onrechte volhardde in haar standpunt en weigerde invulling te geven aan de door [naam 3] voorgestelde agenda voor de tussenbeoordeling, is de beslissing van [naam 3] om de begeleiding op te schorten, niet onbegrijpelijk.

4.8.

Ten slotte is ter zitting gebleken dat van studievertraging geen sprake hoeft te zijn. [naam gedaagde] heeft gesteld dat [naam eiseres] de onderdelen behorend bij de 1e stage kan herkansen gedurende de eerste 10 weken van haar 2e stage. Op die manier vinden volgens haar de 1e en 2e stage gecombineerd plaats en is van vertraging in het geheel geen sprake. Die mogelijkheid staat beschreven in hoofdstuk 10 van de Stagehandleiding en is niet door [naam eiseres] betwist. Ook daarom is er geen reden voor het treffen van de gevraagde voorzieningen.

4.9.

[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht € 626,00

- salaris advocaat € 980,00

Totaal € 1.606,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde] tot op heden begroot op € 1.606,00;

5.3.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2018.

2091 / 676


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature