Uitspraak
zaaknummer: 6381403 CV EXPL 17-35611
uitspraak: 29 juni 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Grijs te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
G4S Security Services B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T. Yeklef te Rotterdam.
Partijen worden hierna “[eiseres]” en “G4S”.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
het exploot van dagvaarding van 27 september 2017, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 27 november 2017;
de akte uitlaten na comparitie aan de zijde van G4S;
de akte uitlaten na comparitie aan de zijde van [eiseres].
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres] is op 15 juni 2002 bij de rechtsvoorganger van G4S in dienst getreden in de functie van beveiliger. Op de arbeidsovereenkomst is de Cao Particuliere Beveiliging (hierna de “Cao”) van toepassing.
2.2
[eiseres] is per 20 juni 2014 arbeidsongeschikt geworden. Bij besluit van 20 mei 2016 heeft het UWV geoordeeld dat G4S haar re-integratieverplichtingen gedurende de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] niet naar behoren is nagekomen en heeft aan G4S een loondoorbetalingsverplichting opgelegd tot 16 juni 2017.
2.3
In het bijgestelde Plan van Aanpak van 14 november 2016 hebben werkgever en werknemer opgenomen dat [eiseres] per 14 november 2016 is gestart met aangepaste administratieve werkzaamheden bij F&S in Barendrecht en dat het gaat om tijdelijk aangepast werk voor drie dagen per week, acht uur per dag voor maximaal drie maanden. Verder staat vermeld dat het uitdrukkelijk niet gaat om een vaste werkplek maar om tijdelijk aangepast administratief ondersteunende werkzaamheden met als doel, onder meer, weer in het arbeidsritme te komen.
2.4
[eiseres] ontvangt sinds 17 juni 2017 een uitkering.
3 Het geschil
3.1[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, G4S te veroordelen :
aan haar te betalen 482,25 verlofuren tegen het geldende uurloon vermeerderd met emolumenten, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen aantal verlofuren tegen het geldende uurloon vermeerderd met emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2017 dan wel de dag van dagvaarding dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
aan haar te betalen 20% van het geldende uurloon vermeerderd met emolumenten over 254 uur, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW , te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid dan wel de dag van dagvaarding dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
tot betaling van de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres], samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] had ten tijde van het aflopen van de loondoorbetalingsverplichting een saldo vakantie-uren van 482,25 uur. [eiseres] maakt aanspraak op uitbetaling van deze uren. Het dienstverband is niet beëindigd maar zij verricht geen werkzaamheden meer en krijgt ook geen loon. Het dienstverband is materieel gezien dan ook gelijk aan een beëindigd dienstverband. G4S wil het dienstverband niet beëindigen omdat zij dan een transitievergoeding moet betalen. Het niet uitbetalen van vakantiedagen is in strijd met goed werkgeverschap.
3.3Ten aanzien van de werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht in het kader van de re-integratie geldt dat deze hetzelfde waren als haar collega’s bij de administratie waar zij de werkzaamheden verrichtte. Het aantal gewerkte uren beliep 75% van haar overeengekomen arbeidsduur en de werkzaamheden lagen op hetzelfde functieniveau. [eiseres] is van mening dat zij over de gewerkte uren daarom recht heeft op betaling van 100% van het loon. G4S is daartoe als goed werkgever gehouden.
3.4
G4S heeft de vordering van [eiseres] betwist. Op de afzonderlijke verweren wordt hierna onder de beoordeling, en voor zover relevant, ingegaan.
4 De beoordeling
Verlofuren 4.1Voorop staat dat tussen partijen de hoogte van het verlofsaldo niet langer onderwerp van geschil is. Het verlofsaldo bedraagt 457 uur. Indien een arbeidsovereenkomst is geëindigd heeft een werknemer op grond van artikel 7:641 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) recht op uitbetaling van het verlofsaldo.
4.2
Hoewel [eiseres] geen arbeid meer verricht en geen loon ontvangt is er formeel gezien nog altijd een arbeidsovereenkomst. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst die thans slapende is, materieel gezien gelijk is aan een beëindigd dienstverband en dat het om die reden in strijd met het goed werkgeverschap is de vakantie-uren niet uit te betalen. Zij beroept zich daarbij op een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 oktober 2007 (ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165) en jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. De uitspraken van het Europese Hof zien op een andere kwestie (wanneer, kort gezegd, naar Europees recht sprake is van een werknemer) en is hier dan ook niet relevant. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [eiseres] een werknemer is. Niet gebleken is dat de aangehaalde uitspraak van rechtbank Leeuwarden is herhaald in hoger beroep, dan wel een in de lagere jurisprudentie breed gedragen opvatting betreft. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding de rechtbank Leeuwarden hierin te volgen temeer nu sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid de discussie speelt over het slapend houden van een dienstverband en of dat, wanneer dat door een werkgever wordt gedaan om aan de transitievergoeding te ontkomen, ernstig verwijtbaar is. De kantonrechter verwijst in dit verband naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:6140) waarin is bepaald dat ook indien de reden van het niet willen beëindigen van het dienstverband uitsluitend is gelegen in het niet willen betalen van de transitievergoeding niet kan worden gezegd dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de kant van werkgever. Een verplichting voor werkgever om werknemer zo snel mogelijk te ontslaan na ommekomst van de loondoorbetalingstermijn bestaat immers niet.
4.3
Tegen de achtergrond van deze uitspraak is de kantonrechter van oordeel dat het niet uitbetalen van de vakantiedagen bij een slapend dienstverband niet kan leiden tot het oordeel dat er sprake is van strijdigheid met het goed werkgeverschap als bedoel in artikel 7:611 BW . Bovendien staat niet vast dat G4S het dienstverband slapende houdt om aan een eindafrekening te ontkomen, hoewel [eiseres] dat wel heeft betoogd. Tevens neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiseres] zelf het dienstverband kan beëindigen of om ontbinding bij de kantonrechter kan verzoeken, waarbij in het laatste geval geldt dat zij een billijke vergoeding kan vragen indien zij meent dat G4S ernstig verwijtbaar handelt door het niet uitbetalen van de verlofuren. Bij beëindiging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal G4S in elk geval een eindafrekening moeten opmaken en tot uitbetaling van de verlofuren overgaan.
Loon over gewerkte uren
4.4[eiseres] vordert het volledige loon over de door haar gewerkte uren in het kader van de re-integratie. Het gaat volgens [eiseres] in totaal om 254 uur. De kantonrechter overweegt dat [eiseres] de werkzaamheden verrichte tijdens haar arbeidsongeschiktheid in het kader van haar re-integratie. Gedurende haar arbeidsongeschiktheid had zij recht op loon bij ziekte overeenkomstig de Cao, waarbij in dit geval overigens aan [eiseres] onverplicht 80% van het loon is betaald in plaats van 70%. [eiseres] was niet (gedeeltelijk) hersteld gemeld zodat er geen sprake kan zijn geweest van (gedeeltelijke) werkhervatting. Op die grond is er in elk geval geen aanleiding tot betaling van het volledige loon. Daarnaast geldt dat niet is gebleken dat partijen bedoeld hebben dat de aangepaste werkzaamheden als de (nieuwe) bedongen arbeid moet worden beschouwd. Uit het Plan van Aanpak volgt immers dat het om aangepaste werkzaamheden van tijdelijke aard ging, in het kader van re-integratie waarbij partijen uitdrukkelijk hebben vastgelegd dat het niet om een vaste werkplek gaat. Andere feiten en omstandigheden zijn niet gesteld. Dat de werkzaamheden wellicht van een gelijk niveau waren als haar oorspronkelijke werkzaamheden, dat staat overigens niet vast, en dat zij de dezelfde werkzaamheden verrichte als haar collega’s bij de receptie maakt niet dat zij aanspraak kan maken op betaling van 100% van het loon. Dit deel van de vordering wordt daarom eveneens afgewezen.
4.5
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van G4S vast op € 400,- (2 punten à
€ 200,-) aan salaris voor de gemachtigde.
5 De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van G4S vastgesteld op € 400,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
540