U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling voor opzetheling en subsidiair schuldheling. Vordering benadeelde partijen n-o. Tul afwijzen. Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team straf 3

Parketnummer: 10-129143-18; 10-134424-18 (ttz. gevoegd)

Parketnummer vordering TUL VV: 09-817830-13

Datum uitspraak: 28 september 2018

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:

de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, De Schie, locatie Rotterdam,

raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2018.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht, waarbij de rechtbank de betreffende feiten in dit vonnis doorlopend heeft genummerd.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair en het onder 2 primair ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd;

gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09-817830-13, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering ten aanzien van feit 1

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken en dat het onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte bij het verkrijgen van de goederen op de zwarte markt wel vermoedde dat deze gestolen waren, maar dat hij dit niet daadwerkelijk wist.

4.1.2.

Beoordeling

De aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] hebben verklaard dat tussen 1 en 3 juni 2018 te Rotterdam uit een gezamenlijke opslagloods verschillende goederen zijn weggenomen, waaronder diverse soorten gereedschappen en gezelschapsspellen. Aangever [naam aangever 1] herkent zijn gereedschap op Marktplaats en maakt een afspraak met de aanbieder op het door hem opgegeven adres. De aanbieder blijkt de verdachte te zijn. Op 10 juni 2018 te Rotterdam worden naar aanleiding van deze afspraak de goederen die toebehoren aan de aangevers in de woning van de vriendin van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij deze heeft gekocht op de zwarte markt in Beverwijk en dat hij bij de aankoop al twijfelde of het gereedschap en de spellen wel eerlijk verkregen waren.

De verdachte is tot de aankoop van goederen overgegaan, terwijl hij reeds het vermoeden had dat de herkomst van de goederen niet zuiver was. De prijs van € 300 voor gereedschappen en spellen was bovendien, ook naar zijn mening, laag. De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte, die de goederen desondanks kocht, onder deze omstandigheden bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de goederen uit enig misdrijf afkomstig waren. Derhalve is sprake van voorwaardelijk opzet. Het impliciet primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

4.1.3.

Conclusie

Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan opzetheling.

4.2.

Bewijswaardering ten aanzien van feit 2

4.2.1.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van zowel het primaire (diefstal) als het subsidiaire feit (heling) dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Daartoe wordt aangevoerd dat de verdachte de goederen in een plastic tas bij het grofvuil heeft gevonden. Dat zijn telefoon heeft aangestraald op een zendmast nabij de woning waar de goederen zijn weggenomen, doet hier niet aan af, nu deze locatie eveneens in de buurt is van de plek waar de verdachte de goederen heeft aangetroffen. Voorts wordt aangevoerd dat de verdachte niet wist en niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren, nu zij bij het grofvuil lagen en daarom niet verwacht hoeft te worden dat er nog eigendom op rust.

4.2.2.

Beoordeling

Vaststaat dat tussen 3 en 4 juli 2018 een woninginbraak heeft plaatsgevonden aan de [adres delict] te Rotterdam, waarbij onder andere een laptop, een harde schijf en een mobiele telefoon zijn weggenomen. De gestolen goederen zijn op 8 juli 2018 aangetroffen in de woning van de vriendin van de verdachte en zij heeft verklaard dat de goederen van hem zijn. De weggenomen mobiele telefoon heeft haar zoon gekregen van de verdachte en uit de telefoongegevens blijkt dat deze op 4 juli 2018 in gebruik is genomen. De verdachte beschikte dus kort na de woninginbraak over de gestolen laptop, mobiele telefoon en harde schijf. Voorts blijkt uit gegevens van de telefoon van de verdachte dat op 4 juli 2018 omstreeks 15:41 uur een zendmast is aangestraald aan de [adres] , gelegen in de directe omgeving van de [adres delict] .

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de goederen in een plastic zak heeft gevonden in de buurt van een vestiging van de Lidl, in de omgeving van de [adres] . Het aanstralen van de telefoon van de verdachte op de zendmast aan de [adres] past zowel in het scenario dat ten laste is gelegd als in het door de verdachte geschetste scenario. Dat de gestolen telefoon binnen een kort tijdsbestek na de diefstal in gebruik wordt genomen door de stiefzoon van de verdachte past eveneens binnen beide scenario’s. Ook overigens kan de verklaring van de verdachte dat hij de gestolen spullen heeft gevonden niet worden weerlegd door het dossier. Het primair ten laste gelegde kan daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden en de verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Afgaande op de verklaring van de verdachte heeft hij bij het grofvuil een plastic tas gevonden met daarin waardevolle spullen. Dergelijke spullen vindt men normaliter niet bij het grofvuil. De verdachte heeft ter terechtzitting enkele malen aangegeven dat hij gelet op zijn verleden van vermogensdelicten, beter had moeten weten. Daarbij is ook van belang dat de verdachte de tas met waardevolle goederen heeft meegenomen, terwijl hij de dag ervoor nog op het politiebureau was verhoord voor de onder 1 ten laste gelegde heling, hetgeen hem toch extra alert had moeten maken toen hij de tas met inhoud vond. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen uit enig misdrijf afkomstig waren. Door ze toch mee te nemen en zich toe te eigenen, heeft de verdachte zich aan schuldheling schuldig gemaakt. Het subsidiair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

4.2.3.

Conclusie

De verdachte wordt van het primair ten laste gelegde vrijgesproken. Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan schuldheling.

4.3.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

primair

hij op 10 juni 2018 te Rotterdam, meerdere stuks gereedschappen (waaronder een schroef/boormachine en/een slagmoersleutel en/ een doppenset en/handgereedschap) en meerdere stuks spellen heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;

2.

(parketnummer 10-134424-18)

subsidiair

hij op 8 juli 2018 te Rotterdam, een goed te weten een laptop (merk MSI) en een telefoon (Samsung Galaxy S3) en een harde schijf (merk WD my passport) heeft voorhanden gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.

opzetheling

(onder parketnummer 10-134424-18)

2. subsidiair

schuldheling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn dus strafbaar.

3 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

4 Motivering straf

4.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

4.2.

Feiten waarop de straf is gebaseerd

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van gereedschap en gezelschapsspellen en aan schuldheling van een laptop, mobiele telefoon en harde schijf. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt van gestolen goederen hetgeen het plegen van dergelijke diefstallen bevordert en schade toebrengt aan de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.

4.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

4.3.1.

Strafblad

De rechtbank neemt in het nadeel van de verdachte mee dat hij, blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 september 2018, eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.

4.3.2.

Rapportages

Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 september 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.

De verdachte heeft in 2015 een ISD-maatregel opgelegd gekregen, die hij positief heeft afgerond. Het toezicht dat ná de ISD werd opgestart, is negatief afgerond nadat het

contact met de reclassering sterk terugliep. Voorts schetsen de leefgebieden van de verdachte een zorgelijk beeld met betrekking tot zijn sociaal-maatschappelijke positie en het risico op recidive. Hierbij wordt met name gelet op het gebruik van GHB en het gebrek aan voldoende inkomen. Hoewel het GHB-gebruik in remissie is, acht de reclassering het van belang dat de verdachte wordt gecontroleerd op middelengebruik, zodat een eventuele terugval kan worden voorkomen. Tevens wordt van belang geacht dat hij door middel van voldoende inkomen, een vaste dagbesteding, verblijfplaats en een meer stabiele sociaal-maatschappelijke positie voor zichzelf verwerft.

De reclassering adviseert in geval van bewezenverklaring de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en meewerken aan begeleiding door stichting Humanitas of een vergelijkbare instelling. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

4.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien de ernst van de feiten en het relevante strafblad van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.

Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Omdat de rechtbank, anders dan gevorderd door de officier van justitie, de (gekwalificeerde) diefstal niet bewezen acht, is de duur van de op te leggen straf aanzienlijk korter dan de vordering. Nu de duur van het voorarrest bovendien de op te leggen gevangenisstraf fors overschrijdt, ziet de rechtbank geen ruimte om (tevens) een voorwaardelijk(e) straf(deel) op te leggen, zoals geadviseerd en gevorderd.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. De voorlopige hechtenis van de verdachte heft de rechtbank, gezien het voorgaande, op bij deze uitspraak. Het besluit daartoe en het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling zijn apart geminuteerd.

5 Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 944,12 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd.

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 850,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd.

5.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.

5.2.

Standpunt verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat beide vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.

5.3.

Beoordeling

De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezen verklaarde feit en de vordering ook overigens niet voldoende is onderbouwd. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij [naam benadeelde 1] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde feit en de vordering ook overigens niet voldoende is onderbouwd. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij [naam benadeelde 2] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

5.4.

Conclusie

In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van zowel de benadeelde partij [naam benadeelde 1] als [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

6 Vordering tenuitvoerlegging

6.1.

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Bij vonnis van 13 juni 2013 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal en een poging diefstal met braak veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 14 januari 2015. Bij vonnis van 31 januari 2018 van de politierechter in deze rechtbank is voor een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde straf tenuitvoerlegging gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, die is omgezet in een taakstraf voor de duur van 28 uren subsidiair 14 dagen hechtenis.

6.2.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijke opgelegde straf gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen.

6.3.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vordering, omdat gelet op het in deze zaak ondergane voorarrest de verdachte dit deel van de voorwaardelijke straf al zou hebben uitgezeten.

6.4.

Beoordeling

De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.

In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De verdachte heeft echter voor de bewezenverklaarde feiten langer in voorarrest gezeten dan de duur van de op te leggen sanctie voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal bij wijze van compensatie de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging afwijzen.

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 57, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

8 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;

verklaart ten aanzien van feit 1 de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;

bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

verklaart ten aanzien van feit 2 de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;

bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 13 juni 2013 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. C. Laukens, voorzitter,

en mrs. K. Bakker en F. van Laanen, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Rotterdam, meerdere, althans één stuk(s) gereedschap(pen) (waaronder een schoer/boormachine en/of een slagmoersleutel en/of een doppensset en/of handgereedschap) en/of meerdere, althans een stuk(s) speelgoed/spellen heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de

verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.

(parketnummer 10-134424-18)

hij in of omstreeks periode van 3 juli 2018 tot en met 4 juli 2018 te Rotterdam, in/uit een woning aan de [adres delict] ,

met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, heeft weggenomen

een laptop (merk MSI) en/of een telefoon (Samsung Galaxy S3) en/of een rugzak en/of een boor (merk bosch) en/of een harde schijf (merk WD my passport), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander

toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , althans aan een ander dan aan verdachte,

terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 juli 2018 te Rotterdam, een goed te weten een laptop (merk MSI) en/of een telefoon (Samsung Galaxy S3) en/of een rugzak en/of een boor (merk bosch) en/of een harde schijf (merk WD my passport) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit

goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature