Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Toepassing Jeugdstrafrecht - Op 12 augustus 2017 heeft de verdachte het slachtoffer op straat ingesloten en de gouden ketting, die het slachtoffer om zijn nek had, afgerukt of -getrokken. Daarbij dreigde de verdachte met een ploertendoder, althans een op een slagwapen gelijkend voorwerp.

Uitspraak



Rechtbank Rotterdam

Team jeugd

Parketnummer: 10/160132-17

Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/661032-17 en 10/062781-17

Datum uitspraak: 30 november 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:

Borgtweg 1 , 3202 LJ Spijkenisse ,

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in

RJJI De Hartelborgt, Borgtweg 1, 3202 LJ Spijkenisse,

raadsman: mr. O.G. Schuur, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 november 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Harbers heeft gevorderd:

bewezenverklaring van het ten laste gelegde;

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zal meewerken aan een behandeling van Palier indien de reclassering dat noodzakelijk acht en begeleid gaat wonen indien de reclassering dat noodzakelijk acht;

met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Bewijswaardering

4.1.1.

Standpunt verdediging

De verdachte bekent dat hij op de openbare weg het slachtoffer van zijn gouden ketting heeft beroofd, maar ontkent dat hij daarbij een ploertendoder heeft gebruikt. Daarnaast acht de raadsman niet bewezen dat het feit in vereniging is gepleegd, aangezien de verdachte dat ontkent en de medeverdachte daarover zwijgt. De raadsman bepleit daarom vrijspraak voor deze delen van de tenlastelegging.

4.1.2.

Beoordeling en conclusie

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. De verdachte heeft op 12 augustus 2017 op de Voermanweg te Rotterdam aangever [naam slachtoffer] beroofd van zijn gouden ketting, door deze van zijn nek te trekken. Toen de aangever de ketting terug wilde pakken, heeft de verdachte deze (opnieuw) uit de handen van de aangever getrokken. De verdachte heeft zich daarbij opgedrongen aan de aangever en hem ingesloten en/of tegen een auto vastgezet.

Uit de inhoud van het dossier blijkt voorts het volgende.

De aangever heeft op 13 augustus 2017, voor zover van belang, verklaard dat de verdachte uit zijn tasje een soort stok haalde die hij uitschoof als een paraplu.

Getuige [naam getuige] heeft vervolgens op 19 augustus 2017 verklaard dat hij op het moment dat de aangever was ingesloten een “klak klak” geluid hoorde. De getuige kon niet zien wat het geluid veroorzaakte.

Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat de verdachte een op een slagwapen gelijkend voorwerp aan het slachtoffer heeft voorgehouden en/of getoond. De rechtbank sluit niet uit dat dit de tijdens een doorzoeking bij de verdachte gevonden ploertendoder is.

Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte het feit heeft gepleegd met een ander. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de medeverdachte is vrijgesproken. Voor dat gedeelte van de tenlastelegging volgt dan ook een vrijspraak.

4.2.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 12 augustus 2017 te Rotterdam op de openbare weg de Voermanweg,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden

ketting, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,

welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken

welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond uit het

- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en

- insluiten en/of tegen een auto vast zetten van die [naam slachtoffer] en

- dreigend een ploertendoder, althans een op een slagwapen gelijkende voorwerp aan die [naam slachtoffer] voor houden en tonen en (vervolgens)

- ( met kracht en onverhoeds) trekken van een gouden ketting van de nek van die [naam slachtoffer] en

- ( met kracht) uit de hand(en) rukken en trekken van die door die [naam slachtoffer] (terug) vastgegrepen ketting.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.

Feit waarop de straf is gebaseerd

Op 12 augustus 2017 heeft de verdachte het slachtoffer op straat ingesloten en de gouden ketting, die het slachtoffer om zijn nek had, afgerukt of -getrokken. Daarbij dreigde de verdachte met een ploertendoder, althans een op een slagwapen gelijkend voorwerp. De gestolen ketting was een erfstuk van de overleden moeder van het slachtoffer en voor hem daarom van grote emotionele waarde.

Het feit kenmerkt zich door (bedreiging met) geweld, intimidatie en het creëren van angst bij het slachtoffer. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zeer aan. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit, zoals hier bewezen is verklaard, nog lange tijd de nadelige lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dit blijkt ook onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangever. Hij heeft te kennen gegeven dat hij psychische gevolgen ondervindt van het feit en dat hij angstig is als hij op straat loopt. De verdachte heeft geen oog gehad voor het slachtoffer en heeft een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit en de rechtsorde. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid zijn door het handelen van de verdachte versterkt. Met de diefstal van de ketting heeft de verdachte tevens laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.

7.3.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

8 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.3.2.

Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting

De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage van Reclassering Nederland die op

22 november 2017 over de verdachte is opgesteld.

Deze rapportage houdt het volgende in.

De verdachte heeft al jaren geen zinvolle dagbesteding, heeft schulden en er bestaan vermoedens van een negatief sociaal netwerk. Er bestaan aanwijzingen voor een verstandelijke beperking, maar daar is geen diagnostisch onderzoek naar gedaan. De verdachte staat sinds mei 2017 onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna de jeugdreclassering). Echter, vanwege zijn aanhouding in augustus 2017, en de zeer passieve houding van de verdachte, is het toezicht niet van de grond gekomen. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat.

Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:

zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;

wordt verplicht mee te werken aan een intake, diagnostisch onderzoek en, indien geïndiceerd, een behandeling bij Palier of een soortgelijke ambulante forensische instelling;

wordt verplicht om zijn medewerking te verlenen aan begeleid of beschermd wonen, indien en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;

zijn medewerking verleent aan bewindvoering of schuldhulpverlening, indien en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;

zich inspant om een zinvolle dagbesteding te vinden en te behouden, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

Reclassering Nederland adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen omdat het de verdachte ontbreekt aan motivatie voor toezicht van de jeugdreclassering, maar hij wel open staat voor toezicht van de volwassenreclassering.

Mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] , werkzaam bij de jeugdreclassering, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij het advies van Reclassering Nederland om voor de volwassenreclassering te kiezen niet ondersteunt, omdat er dan veel meer van de verdachte wordt verwacht. Gelet op de beperking van de verdachte, en omdat hij veel begeleiding nodig heeft, is jeugdreclassering mogelijk meer passend. De jeugdreclassering is bereid om het toezicht en de begeleiding voort te zetten.

7.4.

Conclusies van de rechtbank

Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Toepassing van het jeugdstrafrecht

Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, van dat wetboek indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.

De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het strafrecht voor jeugdigen ingevolge artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de inhoud van genoemde rapportage, het advies van de jeugdreclassering en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, past de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank neemt daarbij met name in aanmerking dat de verdachte nog thuis woont, een Wajong-uitkering krijgt, geen diploma heeft en behoort tot de doelgroep van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Daarnaast verblijft hij op dit moment in een JJI.

Straf

Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

Gebleken is dat de verdachte baat heeft bij de begeleiding door de jeugdreclassering, en dat voortzetting van die begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk worden geacht. De rechtbank zal hier rekening mee houden in de beoordeling van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Algemene afsluiting

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 400,00 aan materiële schade en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] , namelijk het immateriële gedeelte van 500,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het materiële gedeelte acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd.

8.2.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade naar voren gebracht dat hij deze hoog vindt maar dat hij zich, nu hij de vordering pas ter zitting heeft ontvangen en deze derhalve niet heeft kunnen bestuderen, refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het immateriële gedeelte van de vordering. Ten aanzien van het materiële gedeelte van de vordering bepleit de raadsman, net als de officier van justitie, dat dit gedeelte van de vordering onvoldoende onderbouwd is en daarom niet toewijsbaar is.

8.3.

Beoordeling

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade wordt naar maatstaven van billijkheid vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag wordt toegewezen. Dit schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij wordt ten aanzien van de resterende immateriële vordering niet-ontvankelijk verklaard.

De benadeelde partij wordt ook ten aanzien de materiële vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de materiële vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen.

Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.4.

Conclusie

De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde] een schadevergoeding betalen van

€ 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9 Vordering tenuitvoerlegging

9.1.

Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Parketnummer 10/661031-17

Bij vonnis van 26 april 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld – voor zover van belang – tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 11 mei 2017.

Parketnummer 10/062781-17

Bij vonnis van 28 juni 2017 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vier weken, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 13 juli 2017.

9.2.

Standpunten officier van justitie en verdediging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onder parketnummer 10/661031-17 omgezet dient te worden in een taakstraf.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering onder parketnummer 10/062781-17.

De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om van de vordering onder parketnummer 10/661031-17 de proeftijd te verlengen, en daar nieuwe bijzondere voorwaarden aan te verbinden. De vordering onder parketnummer 10/062781-17 dient omgezet te worden in een (beperkte) taakstraf.

9.3.

Beoordeling

Het hiervoor bewezen verklaarde feit is na het wijzen van deze vonnissen, en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan ten aanzien van de vordering onder parketnummer 10/661031-17 een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren te gelasten. Ten aanzien van de vordering onder parketnummer 10/062781-17 wordt de proeftijd verlengd met één jaar onder wijziging van de bijzondere voorwaarden, zoals hierna te noemen.

De rechtbank is daarbij van oordeel dat begeleiding door de jeugdreclassering geboden is gelet op het reeds overwogene, en omdat de jeugdreclassering bereid is om het toezicht en de begeleiding voort te zetten.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

11 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van vier maanden,

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), bestaande uit € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;

bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij ten behoeve van de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 250,00 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van

26 april 2017 in de zaak met parketnummer 10/661031-17 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 40 uren, waarbij de Raad voor de kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;

verlengt de proeftijd van de bij voormeld vonnis van 28 juni 2017 in de zaak met parketnummer 10/062781-17 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met één jaar;

wijzigt de bij voormeld vonnis van 28 juni 2017 in de zaak met parketnummer

10/062781-17 opgelegde bijzondere voorwaarden zodat deze als volgt komen te luiden:

De veroordeelde:

zal zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna de jeugdreclassering) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;

zal zijn medewerking verlenen aan een intake, diagnostisch onderzoek en, indien geïndiceerd, een behandeling bij Palier of een soortgelijke ambulante forensische instelling;

zal zijn medewerking verlenen aan begeleid of beschermd wonen, indien en zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

zal zijn medewerking verlenen aan bewindvoering of schuldhulpverlening, indien en zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;

zal zich inspannen om een zinvolle dagbesteding te vinden en te behouden, indien en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.

geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.J.M. Marseille, voorzitter, tevens kinderrechter,

en mrs. C.N. Melkert en S. Woudman-Bijl, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2017.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Rotterdam op de openbare weg de Voermanweg

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden

ketting, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat het

- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of

- insluiten en/of tegen een auto vast zetten van die [naam slachtoffer] en/of

- dreigend een ploertendoder, althans een op een slagwapen gelijkende voorwerp aan die [naam slachtoffer] voor houden en/of tonen en/of (vervolgens)

- ( met kracht en onverhoeds) rukken en/of trekken van een gouden ketting van de hals/nek van die [naam slachtoffer] en/of

- ( met kracht) uit de hand(en) rukken en/of trekken en/of pakken van die door die [naam slachtoffer] (terug) vastgegrepen ketting.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature