U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bevoegdheidsincident. Arbitraal beding. Bestek uit overeenkomst met hoofdaannemer maakt deel uit van overeenkomst van onderaanneming. Bestek verwijst naar algemene voorwaarden (STABU Standaard 2007), die op hun beurt naar algemene voorwaarden met arbitraal beding (UAV 1989) verwijzen. Arbitraal beding toepasselijk. Verwijzing naar verschillende sets algemene voorwaarden zonder duidelijke onderlinge verhouding?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/454691 / HA ZA 14-699

Vonnis in incident van 7 januari 2015

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres][eiseres]

gevestigd te IJsselstein,

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. P. Willems,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde][gedaagde]

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. P.J. Velthuizen.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 20 juni 2014, met producties;

de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;

de conclusie van antwoord in het incident van onbevoegdheid;

de producties 6 t/m 9 van [gedaagde];

de pleitnota van [gedaagde] en hetgeen door partijen bij pleidooi van 15 december 2014 naar voren is gebracht.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident op heden.

2 Het geschil in de hoofdzaak

2.1.

[eiseres] vordert in de hoofdzaak – kort gezegd – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 75.337,60 aan hoofdsom en € 3.106,21 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente, proceskosten en nakosten.

2.2.

[eiseres] legt primair aan haar vordering tot grondslag nakoming van de onderaannemingsovereenkomst. Subsidiair legt zij aan haar vordering ten grondslag onverschuldigde betaling en meer subsidiair ongerechtvaardigde verrijking.

2.3.

[gedaagde] heeft nog geen verweer gevoerd.

3 De beoordeling in het incident

3.1.

[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het door [eiseres] aanhangig gemaakte geschil, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [gedaagde] voert daartoe aan dat op de rechtsverhouding tussen partijen de Stabu 2007 en de UAV 1989 van toepassing zijn verklaard en dat deze een arbitragebeding bevatten op grond waarvan de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd is. Partijen zijn in artikel 2 van de beide overeenkomsten van onderaanneming overeengekomen dat de verplichtingen en voorwaarden die gelden tussen de opdrachtgever en [gedaagde] wordt doorgelegd in de relatie tussen [eiseres] en [gedaagde]. De voorwaarden die in de bestekken zijn opgenomen in de relatie tussen [gedaagde] en haar opdrachtgever gelden onverkort tussen [gedaagde] en [eiseres]. In de bestekken is onder artikel 01.01. 10 bepaald dat de standaardbepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Stabu Standaard 2007 van toepassing zijn. Art. 01.0.01.01 van de Stabu Standaard 2007 bepaalt dat de UAV 1989 van toepassing zijn, voor zover daarvan in de Stabu Standaardbepalingen niet uitdrukkelijk is afgeweken. Op grond van artikel 49 UAV 1989 is bij uitsluiting de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland bevoegd om van geschillen tussen partijen kennis te nemen. Daarnaast is in artikel 16 van de algemene voorwaarden van [gedaagde] bepaald dat alle geschillen die naar aanleiding van deze overeenkomst of van overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel zijn, tussen aannemer en onderaannemer mochten ontstaan, worden beslecht op de wijze zoals in de overeenkomst tussen aannemer en diens opdrachtgever is voorzien ten aanzien van eventuele geschillen tussen aannemer en diens opdrachtgever. Ook uit deze bepaling volgt dat het onderhavige geschil conform de UAV 1989 door arbitrage dient te worden beslecht.

3.2.

[eiseres] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering.

4 De beoordeling in het incident

4.1.

[gedaagde] beroept zich op het arbitraal beding dat is opgenomen in de UAV 1989. Volgens [gedaagde] zijn de UAV 1989 van toepassing op de overeenkomst met [eiseres], omdat dit volgt uit de verwijzing naar de UAV 1989 in de Stabu Standaard 2007, die op hun beurt van toepassing zijn omdat daarnaar wordt verwezen in de bestekken die deel uitmaken van de overeenkomst. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.

4.2.

De vraag of bepaalde algemene voorwaarden zijn overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de regels van aanbod en aanvaarding die gelden voor overeenkomsten in het algemeen. Het komt dus aan op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en op de betekenis die zij redelijkerwijs aan die verklaringen hebben kunnen geven. In dit kader zijn alle relevante omstandigheden van het geval van belang.

4.3.

De overeenkomsten van onderaanneming zijn neergelegd in twee stukken (producties 2a en 2b bij dagvaarding). Artikel 3.02 van de overeenkomsten van onderaanneming bepaalt uitdrukkelijk dat het “bestek” deel uitmaakt van de desbetreffende overeenkomsten (en ook door [eiseres] als onderaannemer is ontvangen). Die bestekken (producties 1 en 2 incidentele conclusie van eis) bepalen onder meer het volgende:

“VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN

01. VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORWAARDEN

Van toepassing zijn de standaardbepalingen, zoals deze zijn opgenomen in de STABU Standaard 2007 […]”

De Stabu Standaard 2007 bepalen dat de UAV 1989 van toepassing zijn.

4.4.

Van een rechtstreekse verwijzing naar de UAV 1989, in die zin dat de overeenkomst zelf met zoveel woorden de UAV 1989 van toepassing verklaart, is dus geen sprake. Het bestek, dat tezamen met de als producties 2a en 2b overgelegde stukken als de overeenkomst moet worden beschouwd, verwijst immers niet naar de UAV 1989, maar naar de Stabu Standaard 2007, waarna die laatste naar de UAV 1989 verwijzen. Nu aldus niet sprake is van een rechtstreekse verwijzing, zal niet snel kunnen worden aangenomen dat ook de UAV 1989 van toepassing zijn op de overeenkomst. In de regel zal een partij er immers niet op kunnen vertrouwen dat haar wederpartij akkoord is gegaan met toepasselijkheid van bepaalde voorwaarden die in de contractstukken niet uitdrukkelijk van toepassing verklaard worden. In dit geval ligt dat echter anders.

4.5.

In de eerste plaats is van belang dat het hier gaat om een overeenkomst tussen twee professionele partijen die beiden actief zijn in de bouwbranche. In die branche zijn de UAV 1989 een veelvuldig toegepaste set algemene voorwaarden. Dat heeft [gedaagde] ter zitting nog eens herhaald en dit is door [eiseres] desgevraagd bevestigd. Zij heeft weliswaar verklaard dat zij zelf bij voorkeur niet werkt met toepassing van de UAV 1989 (maar met de op installatiebedrijven toegesneden ALIB-voorwaarden), maar zij heeft ook verklaard dat, als zij werkt onder toepassing van de door haar opdrachtgever toepasselijk verklaarde voorwaarden, het niet ongebruikelijk is dat in dat geval de UAV 1989 van toepassing zijn. Met name in situaties, zoals ook hier aan de orde, van onderaanneming doet zich dit voor, aldus [eiseres] ter zitting.

4.6.

In de tweede plaats is van belang dat het bestek op tal van plaatsen uitdrukkelijk refereert aan de UAV 1989, bijvoorbeeld door bepalingen “aansluitend” op de UAV 1989 op te nemen, bepaalde bepalingen uit die UAV 1989 uitdrukkelijk te wijzigen of bepalingen uit de UAV 1989 concreet in te vullen. Deze bepalingen kunnen in beginsel niet anders worden gelezen dan in die zin dat de opstellers van het bestek – dat deel uit maakt van de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] – er zonder meer van uit gingen dat de UAV 1989 in beginsel van toepassing zijn, behalve voor zover in het bestek over sommige bepalingen uit de UAV 1989 expliciet een afwijkende regel wordt gegeven. De rechtbank volgt [eiseres] dus niet in haar betoog dat uit de verwijzing naar een aantal bepalingen uit de UAV 1989 in het bestek nog niet volgt dat de UAV 1989 als geheel van toepassing zijn. De bepalingen uit het bestek gaan er juist klaarblijkelijk van uit dat de UAV 1989 juist wel van toepassing zijn. Het hier overwogene wijst erop dat [gedaagde] er, in navolging van haar opdrachtgever, van uit ging dat de UAV 1989 op de overeenkomst van toepassing zijn. Juist omdat het bestek op zoveel plaatsen naar de UAV 1989 verwijst, was deze aanname van [gedaagde] kenbaar voor [eiseres], althans had deze aanname redelijkerwijs voor haar kenbaar kunnen zijn.

4.7.

Aldus is de situatie dat

de uitdrukkelijk in het bestek van toepassing verklaarde Stabu Standaard 2007 op hun beurt expliciet verwijzen naar de UAV 1989,

dat reeds uit het bestek zelf kan worden afgeleid dat ook de UAV 1989 op de overeenkomst van toepassing zijn,

althans dat het voor [eiseres] kenbaar was of redelijkerwijs kon zijn dat [gedaagde] van die toepasselijkheid is uitgegaan,

dat het hier gaat om een set algemene voorwaarden die in de branche veelvuldig wordt toegepast,

terwijl ook [eiseres] vaker onder toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden werkzaam is, met name in met de onderhavige situatie vergelijkbare gevallen van onderaanneming,

en het hier voorts gaat om professionele en in deze branche werkzame partijen.

Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd leiden tot het oordeel dat [gedaagde] er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat [eiseres] ermee akkoord is gegaan dat de UAV 1989 op de overeenkomst van toepassing zijn. Het had in deze omstandigheden op de weg van [eiseres] gelegen om bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk te maken dat zij niet wenste te contracteren onder toepasselijkheid van de UAV 1989. Gesteld noch gebleken is dat zij zich in die zin heeft uitgelaten.

4.8.

[eiseres] heeft verder betoogd dat van toepasselijkheid van de UAV 1989 geen sprake is omdat naar verschillende sets algemene voorwaarden wordt verwezen, terwijl voor [eiseres] als wederpartij van de gebruiker niet duidelijk is welke set van toepassing is. Zij wijst er in dit verband op dat op grond van artikel 2.02 van de overeenkomsten van onderaanneming de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing zijn verklaard. De rechtbank wijst dit standpunt af. In dit verband overweegt zij het volgende.

4.9.

De overeenkomsten van onderaanneming luiden, voor zover hier relevant, als volgt:

“Artikel 2. Toepasselijke voorwaarden

2.01

Op deze overeenkomst zijn de voorwaarden waaronder de overeenkomst tussen aannemer en diens opdrachtgever is aangegaan van toepassing, voor zover daarvan niet is afgeweken in deze overeenkomst van onderaanneming of in de daarbij behorende voorwaarden van onderaanneming. […]

2.01

Met inachtneming van het bovenstaande zijn op deze overeenkomst de bijgevoegde voorwaarden van onderaanneming van [[gedaagde]] van toepassing, die als bijlage 1 aan deze overeenkomst zijn gehecht. […]”

4.10.

Uit deze bepalingen volgt in de eerste plaats dat de voorwaarden die gelden in de verhouding tussen [gedaagde] en haar opdrachtgever in beginsel ook van toepassing zijn in de verhouding tussen [gedaagde] (als hoofdaannemer) en [eiseres] (als onderaannemer). Zoals hierboven aan de orde kwam, betekent dit dat het bestek, de Stabu Standaard 2007 en de UAV 1989 in beginsel van toepassing zijn. In de tweede plaats blijkt uit deze bepalingen ook dat dit ‘doorleggen’ van de bepalingen uit de verhouding [gedaagde]/opdrachtgever naar de verhouding [gedaagde]/[eiseres] niet geldt voor zover in de overeenkomst van onderaanneming “of de daarbij behorende voorwaarden” van die bepalingen wordt afgeweken. Hieruit volgt een rangorde ten aanzien van de toepasselijke algemene voorwaarden: de algemene voorwaarden van [gedaagde] komen op de eerste plaats, de algemene voorwaarden die zijn ‘doorgelegd’ komen op de tweede plaats. Uit de overeenkomst vloeit dus voort dat verschillende sets algemene voorwaarden van toepassing zijn en welke set, in geval van botsing, voorgaat op de andere. Van onduidelijkheid is in zoverre geen sprake.

4.11.

De rechtbank volgt op dit punt dus het standpunt van [gedaagde] zoals zij dat ter zitting uiteen heeft gezet. In reactie op dit betoog heeft [eiseres] te kennen gegeven dat dit betoog weliswaar niet onjuist is, maar dat deze rangorde niet eenvoudig uit de overeenkomst af te leiden valt en dat het beter zou zijn geweest als dit duidelijker in de overeenkomst zou zijn opgenomen. De rechtbank deelt deze opvatting niet. Uit de structuur van de overeenkomst volgt voldoende duidelijk wat de rangorde is tussen de verschillende sets van algemene voorwaarden. Dat dit mogelijk nog duidelijker had kunnen worden verwoord, moge zo zijn, maar dat maakt niet dat het voor [eiseres] als wederpartij van de gebruiker van de algemene voorwaarden redelijkerwijs niet duidelijk kon zijn welke algemene voorwaarden van toepassing zijn en hoe de verschillende sets zich tot elkaar verhouden.

4.12.

[eiseres] heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat het beroep van [gedaagde] op het arbitraal beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij voert daartoe aan dat een dergelijk beding tot gevolg heeft dat een partij wordt afgehouden van de overheidsrechter en dat een dergelijke consequentie alleen dan toelaatbaar is indien een dergelijk beding duidelijk en ondubbelzinnig tussen partijen is overeengekomen. Ook betoogt [eiseres] dat [gedaagde] in wezen geen belang heeft bij het beroep op het arbitragebeding en dat beroep enkel doet om een inhoudelijke beoordeling van de zaak zo lang mogelijk uit te stellen.

4.13.

De rechtbank verwerpt dit betoog. In de hiervoor in 4.7 opgesomde omstandigheden is sprake van een situatie waarin op voldoende duidelijke wijze een arbitraal beding onderdeel van de overeenkomst is geworden. Verder strekkende eisen, zoals de ter zitting door [eiseres] bepleite eis dat een arbitraal beding in de overeenkomst zelf en niet slechts in algemene voorwaarden wordt opgenomen, behoren aan een arbitraal beding niet te worden gesteld (vergelijk het bewijsvoorschrift van artikel 1021 Rv). In beginsel staat het een partij vrij zonder nadere onderbouwing of verklaring een beroep te doen op een rechtsgeldig overeengekomen arbitraal beding. Dat een dergelijk beroep tot vertraging van de behandeling van het eigenlijke geschil leidt, is helaas onvermijdelijk, maar op zichzelf nog geen grond voor het oordeel dat dit beroep onaanvaardbaar is. Bovendien is [gedaagde] ter zitting ingegaan op haar belang bij beoordeling van de zaak door arbiters (zoals de technische expertise van arbiters en het feit dat zij in een dergelijk geval haar opdrachtgever in vrijwaring kan roepen). Dat betoog is door [eiseres] niet bestreden en komt de rechtbank ook overigens niet onaannemelijk voor.

4.14.

Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

verklaart zich onbevoegd;

5.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde], tot op deze uitspraak begroot op € 1.892,-- aan griffierecht en € 904,-- aan advocaatkosten;

5.3.

verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2015.

1980/1729


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature