Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontbindingsverzoek werkgever ex artikel 7:685 BW (oud), verstoorde arbeidsrelatie, reflexwerking opzegverbod tijdens ziekte, beide partijen een verwijt te maken, Kantonrechtersformule 1.1 factor.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3842070 VZ VERZ 15-2693

uitspraak: 20 april 2015

beschikking ex artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam

in de zaak van

1. [verzoekster 1] ,

zetelende te [plaats verzoekster 1] ( [land] ),

vertegenwoordigd door de [naam consulaat] te [plaats] ,

en

2. [verzoekster 2] ,

kantoorhoudende te [plaats verzoekster 2] ,

vertegenwoordigd door de [naam consulaat] te [plaats] ,

verzoeksters,

gemachtigde: mr. E. van Houweninge Graftdijk te ’s-Hertogenbosch,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats verweerster] ,

verweerster,

gemachtigde: mr. W.K. van Briemen te Utrecht.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster 1] ”, “ [verzoekster 2] ”, “ [verweerster] ” en verzoeksters gezamenlijk als “Het Consulaat”.

1. Het verloop van de procedure

1.1.

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

het verzoekschrift, met bijlagen, ter griffie ontvangen op 9 februari 2015;

het verweerschrift, met bijlagen, ter griffie ontvangen op 23 maart 2015;

het faxbericht van 23 maart 2015 met bijlagen van de gemachtigde van Het Consulaat;

het faxbericht van 23 maart 2015 met bijlagen van de gemachtigde van [verweerster] ;

de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van het Consulaat en de pleitnotitie aan de zijde van [verweerster] .

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2015.

Namens Het Consulaat is de heer [naam persoon 1] , [naam functie 1] van [land] , verschenen vergezeld van de tolk mevrouw [naam tolk] en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld van haar partner en bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.

1.3.

De kantonrechter heeft de uitspraak nader bepaald op heden.

2. De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.

2.1.

Bij het [verzoekster 2] werken de [naam functie 1] , twee [naam functie's] en vier [naam functie's] . Deze personen worden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van [land] voor bepaalde tijd uitgezonden naar Nederland om voor het [verzoekster 2] werkzaam te zijn.

2.2.

Daarnaast werken bij het [verzoekster 2] zes administratieve medewerkers en twee chauffeurs/telefonisten. Deze werknemers zijn op basis van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht bij het [verzoekster 2] in dienst.

2.3.

[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 21 februari 2011 bij het [verzoekster 2] in dienst in de functie van administratief medewerkster, aanvankelijk op basis van een contract voor bepaalde tijd van een jaar, welk contract na verlengingen vanaf

21 februari 2014 is omgezet naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het salaris bedraagt thans €2.000,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.

2.4.

[verweerster] verrichtte uit hoofde van haar functie diverse administratieve werkzaamheden.

2.5.

Wegens het onverwachte vertrek van de [naam functie 3] , die hoofd was van onder meer de afdeling boekhouding, per 15 januari 2014 is [verweerster] verzocht om in afwachting van een nieuwe [naam functie 3] dat een deel van die functie van [naam functie 3] waar te nemen.

2.6.

[verweerster] heeft zich in de periode vanaf half januari 2014 tot half maart 2014, met hulp van een collega van de Ambassade in Den Haag en informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van [land] , ingewerkt op de afdeling boekhouding. [verweerster] heeft tijdens deze periode notities gemaakt in een door haar zelf aangeschaft zwart schrift.

2.7.

[verweerster] heeft vanaf half maart 2014 de beoogde nieuwe [naam functie 3] mevrouw [naam persoon 2] voor de afdeling boekhouding ingewerkt. Vanaf april 2014 is nog een nieuwe [naam functie 3] mevrouw [naam persoon 3] op de afdeling boekhouding gekomen.

2.8.

[verweerster] heeft zich op 7 juli 2014 ziek gemeld. Met ingang van 21 juli 2014 heeft [verweerster] haar werkzaamheden op de afdeling boekhouding voor halve dagen hervat.

2.9.

[verweerster] heeft zich op 28 juli 2014 wederom volledig ziek gemeld.

2.10.

Bij e-mailbericht van 29 juli 2014 heeft de leidinggevende van [verweerster] haar uitgenodigd om te komen praten over “the overload work object or your physical complaints”.

2.11.

Bij e-mailbericht van 30 juli 2014 heeft [verweerster] aangegeven dat zij niet in staat is om naar het [verzoekster 2] te komen, dat zij op 11 augustus 2014 een afspraak heeft bij haar psycholoog en dat zij wacht op een oproep van de bedrijfsarts.

2.12.

[verweerster] heeft op 7 augustus 2014 de bedrijfsarts bezocht. In de probleemanalyse WIA van de bedrijfsarts is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen.

“(…)

Welke klachten heeft werknemer bij Klachten van fysieke aard, welke onderhouden

ziekmelding doorgegeven? worden door mentale overbelasting

klachten zijn werkgerelateerd van aard.

(…)

Reden(en) van verzuim Psychische belasting

(…)

Omschrijf de aspecten van de functie Kan gezien ervaren klachten momenteel de eigen

van de werknemer waardoor deze zijn werkzaamheden niet uitvoeren (ook geen passende

werk niet kan doen. werkzaamheden)

Welke werkzaamheden kan de Betrokkene wordt momenteel niet in staat geachte te

werknemer nog wel verrichten? reintegreren.

(…)

Welke informatie is verder nog Betrokkene heeft vanaf 1-9-2014 t/m 26-9-2014

relevant voor de probleemanalyse? vakantie gepland staan, medisch gezien heb ik geen bezwaar en denk ik dat dit herstel bevorderend zal werken.

Geef een beschrijving van de Voorafgaand aan de vakantie plan van aanpak

mogelijkheden van de werknemer opstellen met werkgever en koffiemoment

om weer in zijn eigen functie te plannen. (…) na haar vakantie een start te maken

werken. Eerst 2 weken 50%, halve dagen

Hierna per week met 1 uur uitbreiden. (…)

(…)

Wat is uw conclusie over de Nu geen benutbare mogelijkheden, in de toekomst wel

mogelijkheid tot werken van de benutbare mogelijkheden.

werknemer?

Wat is het einddoel van de re-integratie, Werkhervatting in eigen functie.

waarop het plan van aanpak gericht moet

worden?

(…)”

2.13.

Op 13 augustus 2014 heeft conform het advies van de bedrijfsarts een koffiemoment op het [verzoekster 2] plaatsgevonden en is gesproken over de re-integratie van [verweerster] .

2.14.

Bij e-mailbericht van 14 augustus 2014 heeft de leidinggevende van [verweerster] aan [verweerster] voorgesteld om tweemaal per week telefonisch contact te hebben en werd herhaald dat het [verzoekster 2] niet akkoord ging met de geplande vakantie van [verweerster] in september.

2.15.

Bij brief van 15 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [verweerster] aan het [verzoekster 2] laten weten dat [verweerster] zich tot haar heeft gewend voor advies in het kader van de arbeidsongeschiktheid en de geplande vakantie.

2.16.

Op 18 augustus 2014 heeft [naam functie 3] [naam persoon 3] per whatsapp-bericht aan [verweerster] gevraagd of zij wist waar het zwarte schrift was en waar de sleutels van de bureaulade waren. Toen bleek dat [verweerster] deze spullen in haar bezit had, is haar verzocht deze spullen te retourneren.

2.17.

Op 21 augustus 2014 heeft het [verzoekster 2] 3 brieven aan [verweerster] geschreven. In de brief met nummer 32 heeft [verweerster] een officiële waarschuwing gekregen voor het niet nakomen van haar verplichtingen ten aanzien van haar re-integratie op het werk, omdat zij niet bereikbaar was voor het [verzoekster 2] . In de brief met nummer 34 is nogmaals te kennen gegeven dat [verweerster] geen toestemming had om op vakantie te gaan. In de brief met nummer 33 heeft het [verzoekster 2] [verweerster] een officiële waarschuwing gegeven voor werk-gerelateerde zaken en voor het onmogelijk maken van het normaal functioneren van het werk op [verzoekster 2] .

In deze brief is, voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

“(…)

3. The second attitude had to do with the fact that you had taken with you, on august 15 (lees: 13 kantonrechter), the notebook where are registered the necessary codes for payments to be made and the procedures for the use of the system of register of the Consulate’s Accounting. A message about the whereabouts of the notebook which was sent to you by the head of the Accounting Sector (on August 18) so far has not been responded.

4. In this last message the Head of the Accounting Sector asked you to return the keys of the door of the Accounting sector as well as of the table with drawers, but had no answer from you. As you know, there are papers of the Accounting Sector, including the supplying resources (€ 18.00), inside your table.

5. I remind you that you had the duty, the last day you came to the Consulate, to return the keys of the room and the table with drawers, as well as to give your working documents to your successor, and according to what I above said, was not done. As well you did not give to your successor the ABN-AMRO card used to deal with the account of the Consulate General. (…)”

2.18.

Bij brief van 22 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [verweerster] aan het [verzoekster 2] de zienswijze van [verweerster] uiteengezet. Ten aanzien van de sleutels en het zwarte schrift is, voor zover hier van belang, het volgende opgemerkt:

“Los van het bovenstaande berichtte cliënte mij dat haar verzocht is om twee sleutels in te leveren, te weten van het boekhoudkantoor en van haar bureaulade alsmede een zwarte map. Cliënte vertelde mij dat van het kantoor meerdere sleutels in omloop zijn, zodat het niet nodig is dat zij deze sleutel inlevert. Los hiervan zal zij na haar vakantie, als zij daartoe in staat wordt geacht, beginnen met het hervatten van de werkzaamheden, zodat zij deze sleutel dan zelf nodig heeft. De zwarte map is een persoonlijke map van cliënte, waarin zij aantekeningen heeft gemaakt met o.a. persoonlijke werkinstructies. Alle voor de uitvoering van het werk benodigde informatie, waarmee bijv. een vervanger aan de slag kan, staat in het systeem van het Consulaat, hetgeen cliënte reeds telefonisch heeft doorgegeven aan de heer [naam persoon 4] . Cliënte had ten behoeve van het inwerken van een nieuwe collega begin dit jaar namelijk overdrachtsnotities c.a. gemaakt voor die nieuwe collega en deze bevinden zich in het systeem.

(…)”

2.19.

Bij e-mailbericht van 26 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [verweerster] een reactie gegeven op de brieven van 21 augustus 2014 en de aan [verweerster] gemaakte verwijten betwist. Voor zover hier van belang is in deze brief het volgende opgenomen:

“(…)

Wat betreft de sleutels en de zwarte map verwijs ik naar hetgeen in mijn brief van d.d. 22 augustus jl. is vermeld. Voor het uitvoeren van betalingen zijn meerdere bankpassen in omloop op het Consulaat, zodat de bankpas, die bovendien op naam van cliënte gesteld is en die zich in haar bureaulade bevindt, niet overhandigd hoeft te worden.

Overigens is cliënte bereid -en om daarmee nogmaals haar goede wil te tonen- om de inhoud van de bureaulade -los van haar persoonlijke eigendommen en op haar naam gestelde bankpas- aan het Consulaat te overhandigen (…). In dat kader stelt cliënte een nader koffiemoment voor met u. (…) Dat moet dan nog deze week vóór haar vakantie.

(…)”

2.20.

Bij e-mailbericht van 28 augustus 2014 van het [verzoekster 2] gericht aan de gemachtigde van [verweerster] is alsnog aan [verweerster] toestemming verleend om op vakantie te gaan in de periode 1 september 2014 tot 26 september 2014. Voorts is aan [verweerster] verzocht uiterlijk 29 augustus 2014 het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas in te leveren, en aangekondigd dat indien daaraan geen gehoor zou worden gegeven [verweerster] op staande voet zal worden ontslagen.

2.21.

[verweerster] heeft op 29 augustus 2014 het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas bij het [verzoekster 2] ingeleverd.

2.22.

Per e-mailbericht van 1 september 2014 heeft het Consulaat van [land] aan de gemachtigde van [verweerster] het plan van aanpak gestuurd. In dit plan van aanpak heeft het Consulaat van [land] voorgesteld dat [verweerster] op de afdeling legalisaties zal re-integreren.

2.23.

Met ingang van 29 september 2014 is [verweerster] met haar re-integratie gestart, conform het opbouwschema van de bedrijfsarts, bij de afdeling legalisatie.

2.24.

Op 27 oktober 2014 heeft [verweerster] de heer [naam persoon 1] , schriftelijk verzocht om een afspraak te maken bij de bedrijfsarts wegens toenemende last van rugpijn.

2.25.

Vanaf 3 november 2014 werkte [verweerster] weer haar volledig aantal overeengekomen uren.

2.26.

[verweerster] heeft op 6 november 2014 schriftelijk verlof gevraagd voor een bezoek aan de huisarts. Na toestemming heeft [verweerster] op 12 november 2014 om 09.00 uur haar huisarts bezocht. De huisarts heeft haar geadviseerd halve dagen te gaan werken.

2.27.

Op 12 november 2014 heeft de heer [naam persoon 1] de arbeidsovereenkomst met [verweerster] opgezegd wegens een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie. Bij brief van 12 november 2014 heeft het [verzoekster 2] de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2015 bevestigd. In deze brief is aan gegeven dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd wegens “lack of confidence in your person”.

2.28.

Bij brief van 13 november 2014 heeft de gemachtigde van [verweerster] aan het [verzoekster 2] voor zover hier van belang het volgende geschreven:

“(…)

Voor de volledigheid bericht ik u hierbij wel dat cliënte de door u genoemde, aangedragen verwijten/redenen, die aan het aangekondigde ontslag ten grondslag worden gelegd uitdrukkelijk betwist. (…)

Los hiervan en daarnaast geldt dat cliënte (…) kwetsbaar is en nog steeds medische klachten ondervindt. Om die reden had zij gisterenochtend een afspraak bij de huisarts, waarover zij het Consulaat heeft geïnformeerd. Cliënte is gisteren opnieuw vanwege medische klachten volledig uitgevallen van het werk, dat terwijl de re-integratie voorspoedig verliep. Vanmorgen heeft zij haar ziekmelding nogmaals telefonisch aan mevrouw [naam persoon 2] doorgegeven. Vanzelf sprekend zal cliënte onmiddellijk gehoor geven aan een oproep van de bedrijfsarts.”

2.29.

[verweerster] heeft op eigen initiatief op 25 november 2014 de bedrijfsarts bezocht. In de ‘Bijstelling probleemanalyse WIA’ van 25 november 2014 heeft de bedrijfsarts, voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

“(…)

Vermeld hiernaast de bijgestelde Er is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie.

onderdelen van de probleemanalyse. Mevr [verweerster] zegt klachten te ervaren, die

(…) samenhangen met de werksituatie.

De klachten van betrokkenen berusten naar mijn oordeel wel op ziekte of gebrek en worden daarnaast negatief beïnvloed door de verstoorde

arbeidsverhoudingen. (…)”

2.30.

Bij brief van 27 november 2014 heeft de gemachtigde van [verweerster] de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen.

3. Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.

Het verzoek strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen, zonder toekenning van een vergoeding en kosten rechtens, voor zover aangenomen zou moeten worden dat de arbeidsovereenkomst niet reeds door de opzegging van 12 november 2014 per 1 januari 2015 is geëindigd.

3.2.

Het Consulaat heeft aan haar verzoek, naast de onder 2.1 tot en met 2.10, 2.13 en 2.14, 2.16 en 2.17, 2.20 tot en met 2.25, 2.27 en 2.30 genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. Er is sprake van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding welke verstoring is veroorzaakt door de manier waarop [verweerster] zich vanaf medio maart 2014 heeft opgesteld. Nadat [verweerster] zich had ingewerkt op de afdeling boekhouding, welke afdeling een confidentiële afdeling is en uitsluitend toegankelijk is voor de personen die werkzaam zijn voor de afdeling boekhouding, is aan haar verzocht vanaf maart 2014 de nieuwe [naam functie 3] [naam persoon 2] in te werken. Nadat [verweerster] zich had ziek gemeld op 7 juli 2014 heeft [naam functie 3] [naam persoon 3] de verdere inwerking van [naam functie 3] [naam persoon 2] op zich genomen en bleek dat [verweerster] had nagelaten [naam functie 3] [naam persoon 2] op een deugdelijke wijze in te werken. Zo heeft [verweerster] belangrijke informatie die nodig was om betalingsprocessen te kunnen begrijpen en uit te voeren achter gehouden en informatie op een USB-stick geplaatst in plaats van op de Directory. Voorts heeft [verweerster] zich niet gehouden aan de regels bij ziekte en de gemaakte afspraken. Bovendien was [verweerster] tijdens haar ziekte telefonisch onvoldoende bereikbaar voor het [verzoekster 2] en was zij evenmin bereid om korte zakelijke vragen te beantwoorden. Het Consulaat heeft echter volledig het vertrouwen in [verweerster] verloren toen bleek dat [verweerster] op 13 augustus 2014 tijdens haar bezoek aan het [verzoekster 2] uit haar kamer het zwarte schrift had meegenomen en bleek dat [verweerster] ook nog in het bezit was van de sleutels van het kantoor, de bureaulade en de bankpas. Ondanks het dringende verzoek van het [verzoekster 2] was [verweerster] niet bereid deze spullen terug te geven, terwijl het zwarte schrift vertrouwelijke informatie bevat en onmisbaar was voor de werkzaamheden op de afdeling boekhouding en dagelijks werd gebruikt voor het betalingssysteem, hetgeen [verweerster] bekend was. Van werknemers die bij het [verzoekster 2] werken wordt onberispelijk gedrag verwacht omdat zij de [verzoekster 1] vertegenwoordigen. Door stiekem belangrijke spullen van de afdeling boekhouding weg te nemen en langdurig te weigeren de spullen terug te geven heeft [verweerster] zich niet als een goed werknemer gedragen en is het vertrouwen in [verweerster] geheel verdwenen. Voor toekenning van een vergoeding is geen aanleiding, nu de situatie geheel aan [verweerster] is te wijten.

4. Het verweer

4.1.

Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair bij toewijzing van het verzoek om aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen van € 18.648,00 bruto, een en ander met veroordeling van Het Consulaat in de kosten van de procedure.

4.2.

[verweerster] heeft samengevat het volgende aangevoerd. Primair doet [verweerster] een beroep op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW. Van af medio januari 2014 is [verweerster] gevraagd om naast haar administratieve werkzaamheden ook werkzaamheden voor de afdeling boekhouding te gaan verrichten. Hierdoor kwam meer werk op [verweerster] af en was sprake van een drukke periode. In deze tijd verergerden de al langer bestaande rugklachten van [verweerster] . Door het verzoek om de nieuwe [naam functie's] in te werken nam de werkdruk voor [verweerster] toe. [verweerster] heeft zich op 7 juli 2014 ziek moeten melden. Per 21 juli 2014 is [verweerster] weer halve dagen gaan werken. [verweerster] kreeg echter het verwijt dat zij tijdens haar afwezigheid onvoldoende bereikbaar was geweest en kreeg een officiële waarschuwing. Deze bejegening had een verergering van haar klachten tot gevolg, waardoor [verweerster] opnieuw volledig uitviel per 28 juli 2014. Pas in het plan van aanpak van 1 september 2014 heeft het [verzoekster 2] kenbaar gemaakt dat de werkzaamheden op de afdeling boekhouding tijdelijk waren en [verweerster] op de afdeling legalisatie zou gaan re-integreren. De re-integratie verliep volgens het advies van de bedrijfsarts, niettemin namen de (rug)klachten van [verweerster] toe. [verweerster] heeft dit op 27 oktober 2014 aan haar leidinggevende mondeling medegedeeld en verzocht om een afspraak bij de bedrijfsarts. Dit verzoek heeft zij diezelfde dag nog op schrift gesteld en voor ontvangst laten tekenen. Het [verzoekster 2] heeft aan dit verzoek om een afspraak te maken bij de bedrijfsarts geen gevolg gegeven. Op 12 november 2014 heeft [verweerster] met toestemming van het [verzoekster 2] om 09.00 uur haar huisarts bezocht. [verweerster] heeft diezelfde dag het advies van haar huisarts om halve dagen te gaan werken medegedeeld aan een medewerker van de afdeling personeelszaken. [verweerster] heeft aldus voorafgaand aan de opzegging op

12 november 2014 het [verzoekster 2] op de hoogte gebracht van de toename van haar klachten, waardoor zij geen hele dagen kon werken. De arbeidsongeschiktheid van [verweerster] is vanaf 7 juli 2014 blijven voortduren. Van een hersteld melding door de bedrijfsarts is geen sprake geweest en [verweerster] heeft evenmin alle werkzaamheden die bij haar functie behoren verricht. [verweerster] is nog steeds arbeidsongeschikt. Voorts is [verweerster] van mening dat het voorwaardelijk verzoek tevens verband houdt met het wegens verbod. Het verzoek houdt namelijk verband met de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] . Het [verzoekster 2] is de verwijten gedurende haar ziekte gaan maken. Nu er geen sprake is van andere (bijzondere) omstandigheden, die een gewichtige reden opleveren moet het verzoek worden afgewezen.

4.3.

Subsidiair is [verweerster] van mening dat de door het Consulaat aangevoerde redenen geen gegronde redenen zijn die beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.

Naar aanleiding van de vraag van [naam functie 3] [naam persoon 3] op 18 augustus 2014 of [verweerster] wist waar het zwarte schrift en de sleutels waren, heeft [verweerster] telefonisch contact opgenomen met de plaatsvervangend [naam functie 1] [naam persoon 4] . Met hem heeft [verweerster] besproken dat zij bij terugkeer op het [verzoekster 2] de spullen weer mee zou nemen omdat alle benodigde informatie voor het uitvoeren van de werkzaamheden in het systeem op het [verzoekster 2] aanwezig was. [verweerster] heeft aldus wel gereageerd en heeft ten onrechte een waarschuwing gekregen voor het niet inleveren van het zwarte schrift, de bankpas en de sleutels. Bovendien was het zwarte schrift een persoonlijk schrift van [verweerster] met gedichten en persoonlijke aantekeningen ten behoeve van het werk. De sleutels waren niet onmisbaar voor de uitvoering van het werk, zodat onduidelijk is waarom deze moesten worden ingeleverd. Ten aanzien van de bankpas merkt [verweerster] op dat deze in haar bureaulade lag en zij deze niet buiten het [verzoekster 2] heeft gebracht. Van een langdurig weigeren de spullen in te leveren is geen sprake geweest. [verweerster] heeft na het verzoek van 28 augustus 2014 de volgende dag de spullen ingeleverd. Het is juist dat het inwerken van [naam functie 3] [naam persoon 2] meer tijd heeft gekost dan vooraf was ingeschat, maar [verweerster] betwist dat zij deze [naam functie 3] ondeugdelijk heeft ingewerkt. Het [verzoekster 2] heeft [verweerster] daar ook niet eerder op aangesproken. Bovendien heeft [verweerster] tijdens haar afwezigheid juist zoveel mogelijk haar collega’s proberen te helpen. [verweerster] betwist dat zij niet goed zou hebben gefunctioneerd. Uit verklaringen van diverse collega’s blijkt dat zij goed functioneerde, accuraat en toegewijd was. [verweerster] betwist dat zij zich niet aan de regels bij ziekte en afspraken heeft gehouden. [verweerster] heeft altijd toestemming verzocht voor doktersbezoeken. Voorts heeft zij zich gehouden aan de re-integratieverplichtingen en heeft zij zich daarvoor beschikbaar gehouden. Dat [verweerster] telefonisch bereikbaar moest zijn is niet door de bedrijfsarts opgelegd en is evenmin met het [verzoekster 2] afgesproken. [verweerster] betwist het verwijt dat zij zich zou beklagen over [naam functie's] en over collega’s zou roddelen.

4.4.

In het geval dat de kantonrechter aanleiding ziet de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, is [verweerster] van mening dat zij aanspraak heeft op een hoge vergoeding. Hetgeen het Consulaat aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd, kan niet aan [verweerster] worden verweten en ligt evenmin in haar risicosfeer. Nu [verweerster] geen verwijt kan worden gemaakt en het [verzoekster 2] onzorgvuldig heeft gehandeld, dient te worden uitgegaan van een correctiefactor 2. Bij de berekening van het salaris dient tevens rekening te worden gehouden met de zorgpremie die het [verzoekster 2] maandelijks aan [verweerster] betaalde. Voorts verzoek [verweerster] om bij het bepalen van de ontbindingsdatum rekening te houden met een hersteltermijn van minimaal vier maanden gelet op de gezondheidssituatie en de medische klachten van [verweerster] .

4.5.

Voorts is [verweerster] van mening dat Het Consulaat in de proceskosten moet worden veroordeeld. Onder de proceskosten vallen ook de kosten van de gemachtigde van [verweerster] die zien op (de voorbereiding van) de onderhavige procedure. Tot deze procedure bedragen deze kosten € 6.565,82. Inclusief deze procedure worden de kosten begroot op € 6.751,32.

5. De beoordeling

5.1.

Op grond van artikel 7:658 BW dient de kantonrechter zich er allereerst van te vergewissen of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.

5.2.

[verweerster] heeft zich op 7 juli 2014 ziek gemeld en is op 29 september 2014 begonnen met haar re-integratie. [verweerster] heeft conform het voorstel van de bedrijfsarts het aantal te werken uren steeds uitgebreid. Weliswaar heeft [verweerster] vanaf 3 november 2014 tot

12 november 2014 haar volledig aantal overeengekomen uren gewerkt, echter daaruit kan, nu een herstelmelding van een bedrijfsarts dan wel (objectieve) medische informatie ontbreekt, niet zonder meer worden afgeleid dat [verweerster] weer volledig hersteld was. Dit geldt te meer nu [verweerster] op 27 oktober 2014 aan het [verzoekster 2] heeft verzocht om een afspraak te maken bij de bedrijfsarts wegens toenemende rugklachten en [verweerster] op 12 november 2014 haar huisarts heeft bezocht die haar het advies heeft gegeven halve dagen te gaan werken. Gesteld noch gebleken is dat de bedrijfsarts [verweerster] vanaf 3 november 2014, dan wel op een later tijdstip volledig hersteld heeft geacht, zodat er in deze procedure vanuit zal worden gegaan dat de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] thans nog voort duurt.

5.3.

Nu ervan uit moet worden gegaan dat [verweerster] thans nog arbeidsongeschikt is, dient gelet op de reflexwerking in de ontbindingsprocedure van het in artikel 7:670 BW neergelegde opzegverbod tijdens ziekte het ontbindingsverzoek in beginsel afgewezen te worden. Daarmee wordt recht gedaan aan de bedoeling van deze beschermingsbepaling, namelijk het vrijwaren van de werknemer van psychische druk die een opzegging tijdens ziekte kan veroorzaken. Een werknemer moet zich kunnen richten op herstel zonder dat hij geconfronteerd wordt met de extra druk van ontslag. Bovendien geldt dat een werknemer tijdens ziekte soms minder goed in staat is om verweer te voeren.

5.4.

Geen aanleiding bestaat er voor toekenning van reflexwerking aan het opzegverbod tijdens ziekte wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die ondanks de arbeidsongeschiktheid een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.

5.5.

Het Consulaat heeft ter nadere onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat gelet op de bijzondere positie die het [verzoekster 2] als werkgever heeft er geen enkele twijfel mag bestaan aan de integriteit van de werknemer. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de [verzoekster 1] (hierna: het Ministerie) benadrukt dit telkens weer. Voorts is het de instantie die beslist of een werknemer al of niet werkzaam kan blijven bij het [verzoekster 2] . Als gevolg van het stiekem meenemen van het zwarte schrift en het ondanks herhaaldelijk verzoek van het [verzoekster 2] niet teruggeven van de sleutels, de bankpas en het zwarte schrift is het vertrouwen in [verweerster] als werknemer verloren en heeft het Ministerie besloten dat [verweerster] , nu er twijfel is over haar integriteit, niet meer op het [verzoekster 2] mag werken.

5.6.

Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de positie van een buitenlands consulaat met zich mee dat het als werkgever een afwijkende status heeft van de gewone Nederlandse werkgever. Zo worden de werknemers gezien als vertegenwoordiger van het betreffende land, is het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het betreffende land de instantie die het merendeel van de beslissingen neemt en dient het consulaat conform die beslissing te handelen. Nu het Ministerie heeft besloten dat [verweerster] niet meer werkzaam mag zijn op het [verzoekster 2] , omdat sprake is van twijfel aan haar integriteit als werknemer is, los van de discussie over het zwarte schrift, de bankpas en de sleutels, sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat ondanks de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] een ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. Het verzoek van Het Consulaat zal dan ook worden toegewezen.

5.7.

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan [verweerster] ten laste van Het Consulaat een vergoeding moet worden toegekend en zo ja, op welk bedrag die vergoeding moet worden vastgesteld.

5.8.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de huidige situatie het gevolg van de discussie die eind augustus 2014 plaatsvond omtrent het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas. Het [verzoekster 2] heeft benadrukt dat het zwarte schrift essentiële gegevens bevat voor de dagelijkse werkzaamheden van de afdeling boekhouding en de afdeling boekhouding daarom moest beschikken over het zwarte schrift. Weliswaar heeft [verweerster] dit betwist en aangevoerd dat alle benodigde informatie op de afdeling aanwezig was, echter [verweerster] heeft zelf verklaard dat toen zij op de afdeling boekhouding ging werken er niets was, zij alles zelf heeft moeten uitvinden en notities heeft gemaakt. Kennelijk heeft [verweerster] in het zwarte schrift aantekeningen gemaakt over de werkprocessen binnen de afdeling boekhouding. Uit het nadrukkelijke verzoek van het [verzoekster 2] tot inleveren van het zwarte schrift, de sleutels en de bankpas blijkt het belang voor het [verzoekster 2] om er over te beschikken. [verweerster] had door de spullen direct in te leveren het begin van wantrouwen bij het [verzoekster 2] kunnen wegnemen. Door voet bij stuk te houden en pas bij dreiging met ontslag op staande voet de spullen in te leveren is het wantrouwen in [verweerster] als werknemer toegenomen. Daar staat echter tegenover dat het [verzoekster 2] tot 12 november 2014 heeft gewacht met het opzeggen van de arbeidsovereenkomst, terwijl van haar als werkgever verwacht had mogen worden eerder kenbaar te maken dat zij twijfelde aan de integriteit van [verweerster] . Het lag immers op de weg van Het Consulaat als werkgever om duidelijkheid te verschaffen welk effect de gebeurtenissen eind augustus 2014 op de arbeidsrelatie had. Door zo lang te wachten dit kenbaar te maken heeft Het [verzoekster 2] het geschil onnodig laten voortgaan en was het voor [verweerster] niet duidelijk dat Het [verzoekster 2] twijfelde aan haar integriteit.

5.9.

Nu beide partijen een verwijt kan worden gemaakt en gelet op de omstandigheid dat [verweerster] thans nog arbeidsongeschikt is, zal de kantonrechter aan [verweerster] ten laste van Het Consulaat een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor 1,1 toekennen. [verweerster] heeft onweersproken gesteld dat naast haar salaris van € 2.000,00 bruto per maand, Het [verzoekster 2] maandelijks de premie voor de zorgverzekering aan haar betaalde. Het Consulaat heeft de hoogte van de premie met ingang van 1 januari 2015 ad € 171,30 niet betwist, zodat bij het berekenen van de hoogte van de ‘beloning’ dit bedrag is meegenomen. Aan [verweerster] zal een vergoeding van afgerond € 10.260,00 worden toegekend.

5.10.

Aan het Consulaat wordt conform artikel 7:685 lid 9 BW een termijn geboden het verzoek in te trekken nu aan de ontbinding een vergoeding is verbonden.

5.11.

De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 mei 2015. De gezondheidssituatie en de medische klachten van [verweerster] vormen geen aanleiding de ontbinding op een langere termijn te stellen.

5.12.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is overwogen en vastgelegd, niet tot een andere beslissing kan leiden.

5.13.

Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze. Indien Het Consulaat het verzoek intrekt, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor het toekennen van de door [verweerster] gevorderde kosten van haar gemachtigde die zien op (de voorbereiding van) de onderhavige procedure ziet de kantonrechter onvoldoende grond, mede gelet op aanbeveling 3.8 van de Kring van Kantonrechters.

6. De beslissing

De kantonrechter:

stelt Het Consulaat in de gelegenheid het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op donderdag 30 april 2015 te 12.00 uur ter griffie te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;

veroordeelt in dat geval Het Consulaat in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;

en voor het geval het verzoek niet of niet tijdig wordt ingetrokken:

ontbindt - uitsluitend voor het geval dat tussen partijen onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst voortduurt na 1 januari 2015 - de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2015;

kent aan [verweerster] ten laste van Het Consulaat een vergoeding toe van €10.260,00 bruto en veroordeelt Het Consulaat deze vergoeding te betalen, met dien verstande dat de vergoeding op grond van deze beschikking eerst opeisbaar is indien en zodra een vonnis, uitvoerbaar bij voorraad dan wel onherroepelijk, is gewezen waaruit volgt dat de arbeidsovereenkomst voortduurt na 1 januari 2015;

bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

754


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature