AFM heeft een bemiddelaar een bestuurlijke boete opgelegd van € 30.000 wegens overtreding van artikel 4:23 Wft . AFM heeft aan de boetoplegging ten grondslag gelegd dat de bemiddelaar aan vier werkgevers een bepaald pensioenproduct heeft geadviseerd, waarbij zij in drie van vier door AFM onderzochte dossiers geen dan wel onvoldoende informatie heeft ingewonnen. De rechtbank is van oordeel dat een pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 1 Pensioenwet als een overeenkomst van levensverzekering moet worden aangemerkt. Met AFM is de rechtbank van oordeel dat een onlosmakelijk verband bestaat tussen de uitvoeringsovereenkomst, die strekt tot verzekering van de pensioenovereenkomst die de werkgever aangaat met de werknemer, en die pensioenovereenkomst. Deze overeenkomst behelst derhalve een complex product als bedoeld in artikel 1 BGfo en artikel 41, tweede lid, aanhef en onder a, Vrijstellingsregeling Wft. Met AFM is de rechtbank van oordeel dat de bemiddelaar die adviseerde over de verlenging, dan wel de wijziging van de uitvoeringsovereenkomsten, de adviesregels van artikel 4:23, eerste lid, Wft in acht diende te nemen en dat de zinsnede “voor zover redelijkerwijs relevant” niet met zich brengt dat zij achterwege kon laten informatie in te winnen over de financiële positie of de risicobereidheid van de werkgever.