E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBROT:2010:BL1972
LJN BL1972, Rechtbank Rotterdam, AWB 09/3915 en AWB 09/3917 VBC-T2

Inhoudsindicatie:

Artikel 1:97 Wet op het financieel toezicht . Deze voorzieninguitspraak ziet op de voorgenomen publicatie door de AFM van twee opgelegde boetes. De voorzieningenrechter merkt op dat de toetsing die hij in deze procedure dient te verrichten zich niet beperkt tot de vraag of de AFM een juiste invulling heeft gegeven aan artikel 1:97 lid 4 Wft , maar hij zich voorts zal dienen te buigen over de vraag of sprake is van een overtreding en of de AFM in redelijkheid is overgegaan tot oplegging van een bestuurlijke boete. Ook indien de voorzieningenrechter voorshands meent dat de opgelegde boete in een wanverhouding staat tot de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid zal hij daarin aanleiding kunnen zien tot het treffen van een voorziening inzake de publicatie. In dit geval zal immers duidelijk zijn dat openbaarmaking van de boeteoplegging zonder dat de toezichthouder bij de boeteoplegging de relevante mitigerende omstandigheden in ogenschouw heeft genomen niet voldoet aan één van de doelstellingen van de openbaarmaking, namelijk het op adequate wijze waarschuwen van de markt. Indien de vraag of de toezichthouder bevoegd is een boete op te leggen vooralsnog bevestigend wordt beantwoord dan zal de voorzieningenrechter zich moeten buigen over de vraag of de openbaarmaking van het boetebesluit in strijd is of kan komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht uit hoofde van de Wft. Daarbij dient vooropgesteld te worden dat de voorgenomen vroegtijdige publicatie niet kan worden afgewend met een beroep op artikel 1:89 Wft, artikel 3:4 lid 2 Awb of artikel 7:11 Awb . De voorzieningenrechter voegt hier aan toe dat deze vragen niet per definitie in chronologische volgorde hoeven te worden afgelopen. In een voorkomend geval kan de voorzieningenrechter tot het oordeel komen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet aan alle voorwaarden is voldaan voor het nemen van een besluit tot publicatie of dat zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 1:97, vierde lid, van de Wft .

Met betrekking tot de eventueel te treffen voorziening stelt de voorzieningenrechter voorop dat er in deze procedure geen plaats is voor toepassing van artikel 8:85, eerste lid, van de Awb door een nadere termijn te bepalen wanneer de voorlopige voorziening vervalt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt het in Afdeling 1.5.2 van de Wft neergelegde stelsel van openbaarmaking en rechtsbescherming met zich dat een uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om schorsing van de beslissing tot vroegtijdige publicatie van een boetebesluit in zoverre definitief is dat niet alleen een afwijzing van het verzoek zal leiden tot een onomkeerbare vroegtijdige publicatie, maar tevens dat een toewijzing van het verzoek een definitief verbod tot vroegtijdige publicatie van het boetebesluit met zich brengt. Anders dan partijen ter zitting hebben betoogd, kan de bestuurlijke heroverweging aldus niet leiden tot het publiceren van een eventueel in bezwaar gehandhaafde boeteoplegging voordat de beslissing op bezwaar onherroepelijk is geworden.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie