U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bereidheid tot deeltijdontslag van verzoeker als medisch hoofdspecialist in een academisch ziekenhuis en daarbij weigering toestemming tot het verrichten van nevenwerkzaamheden in een regionaal ziekenhuis. Verzoek tot schorsing van het weigeringsbesluit. Spoedeisend belang is aanwezig in verband met aangekondigde disciplinaire maatregelen.

Het toetsingskader is de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 augustus 2003 (LJN: AJ3217) en van 27 oktober 2005 (LJN: AU5749), gewezen ten aanzien van een vergelijkbare CAO-bepaling. Ingevolge eerstgenoemde uitspraak zal bezien moeten worden of het vervullen van de beoogde nevenwerkzaamheden zodanig nadeel oplevert dat daardoor de goede vervulling van de functie van betrokkene of de goede functionering van het academisch ziekenhuis, voor zover deze in verband staat met die functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De CRvB heeft in de uitspraak van 27 oktober 2005 overwogen dat een toestemmingsvereiste voor het verrichten van nevenwerkzaamheden slechts aanvaardbaar is voor zover dat in concreto er toe strekt te voorkomen dat de goede vervulling van de functie als specialist in het academisch ziekenhuis of de goede functionering van het academisch ziekenhuis voor zover deze in verband staat met die functievervulling niet in redelijkheid is verzekerd.

Verzoeker heeft voorafgaande toestemming van verweerder nodig omdat de nevenwerkzaamheden het belang van verweerder kunnen raken. In het midden wordt gelaten of veranderde omstandigheden (marktwerking) bepalend moeten zijn voor de uitleg van de Cao-bepaling, nu deze bepaling sedert de jurisprudentie van de CRvB niet is gewijzigd en de CA0 niet is aangepast.

Geconcludeerd wordt dat er een kans bestaat dat een patiëntenstroom op gang komt en dit zal leiden tot een beperkte omzetverschuiving ten nadele van het academisch ziekenhuis. Dit zijn geen factoren die in verband staan met de functievervulling van verzoeker als specialist bij verweerder of het goede functioneren van het academisch ziekenhuis.

Over de werkzaamheden als hoogleraar zijn door partijen (nog) geen nadere afspraken gemaakt.

Verzoeker opteert voor ongewijzigde voortzetting van zijn hoogleraarschap. Verweerder signaleert verschuivingen in de inzet van verzoeker, onduidelijkheid ondermeer omtrent het voeren van de titel in de andere werkomgeving en de suggestie die dit kan wekken ten aanzien van het niveau van de nevenwerkzaamheden en de verantwoordelijkheid van verweerder daarvoor.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder op grond van vermelde onduidelijkheden over de toekomstige functievervulling van verzoeker als hoogleraar, waaruit hij geen deeltijdontslag heeft gevraagd, tot het oordeel kunnen komen dat de beoogde nevenwerkzaamheden een zodanig nadeel opleveren dat daardoor de goede vervulling van de functie als hoogleraar en de goede functionering van het academisch ziekenhuis niet in redelijkheid is verzekerd. Hieraan kan niet afdoen dat de benoeming tot hoogleraar niet binnen de formele competentie van verweerder valt, nu onbetwist is dat verweerder de inzet van verzoeker voor de verschillende werkzaamheden kan sturen.

Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Voorzieningenrechter

Reg.nr.: AWB 09/4020 AW

Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht

in het geding tussen

Verzoeker, wonende te Rotterdam,

gemachtigde mr. S. van Heukelom - Verhage, advocaat te ‘s-Gravenhage,

en

de raad van bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, Erasmus MC verweerder, gemachtigde mr. Y.G.B. Coonen - ter Braak.

1 Ontstaan en loop van de procedure

Bij mailbericht van 8 september 2009 heeft verzoeker verzocht hem per 1 november 2009 ontslag te verlenen voor 60 % van zijn volledige arbeidsduur. Daarbij heeft verzoeker medegedeeld van zins te zijn om voor 60 % toe te treden tot de maatschap radiologie van het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda.

Bij besluit van 2 november 2009 heeft verweerder zich bereid verklaard verzoeker per

1 januari 2010 deeltijdontslag te verlenen. Verzoeker is daarbij toestemming geweigerd tot het verrichten van de beoogde nevenwerkzaamheden.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 24 november 2009 bezwaar gemaakt.

Op 25 november 2009 heeft verzoeker de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die er voor zover dat betreft de weigering van toestemming tot het verrichten van nevenwerkzaamheden te schorsen, totdat in hoogste instantie op zijn bezwaar zal zijn beslist.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2009. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. A.A. Westerlaken.

2 Overwegingen

1.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestre¬den besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.

1.2 Ingevolge artikel 9.3, eerste lid van de CAO UMC heeft de medewerker geen voorafgaande toestemming van de werkgever nodig voor het aanvaarden of verrichten van nevenwerkzaamheden, tenzij deze nevenwerkzaamheden het belang van het UMC en/of een goede functie-uitoefening kunnen raken. Ingevolge het tweede lid van dit artikel - voorzover hier van belang - verleent de werkgever toestemming voor nevenwerkzaamheden, indien naar zijn oordeel het verrichten van deze nevenwerkzaamheden niet schadelijk kan zijn voor het belang van het Erasmus MC en/of voor een goede functie-uitoefening.

2.1 Aan de orde is gesteld of in dit geval spoedeisend belang bestaat bij het onderhavige verzoek. Verzoeker meent dat geen toestemming van verweerder noodzakelijk is om per 1 januari 2010 voor 0,6 fte werkzaam te zijn als radioloog in het Groene Hart ziekenhuis in Gouda, gelet op de tekst van art. 9.3 eerste lid van de CAO UMC. Hij meent dat deze werkzaamheden het belang van het Erasmus MC of een goede functievervulling niet raken. Verweerder daarentegen is van oordeel dat voor deze nevenwerkzaamheden toestemming is vereist op grond van het tweede lid van genoemd artikel, omdat hij van mening is dat het vervullen van deze werkzaamheden schadelijk kan zijn voor het belang van het Erasmus MC en een goede functie-uitoefening van verzoeker.

2.2 Omdat wel ontslag zal worden verleend voor 0,6 ft, maar geen toestemming wordt verleend voor de gewenste nevenwerkzaamheden in het Groene Hart ziekenhuis en verzoeker op 1 januari 2010 aldaar met zijn werkzaamheden wil beginnen, heeft verweerder aangekondigd disciplinaire maatregelen te overwegen jegens verzoeker, indien deze de nevenwerkzaamheden zonder toestemming gaat verrichten. Gelet hierop oordeelt de voorzieningenrechter dat verzoeker een spoedeisend belang heeft met betrekking tot een rechterlijk oordeel over de vraag of toestemming voor de nevenactiviteiten nodig is en de vraag of verweerder deze toestemming heeft kunnen weigeren.

3.1 Het toetsingskader voor de beantwoording van de voorliggende vragen is de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 augustus 2003 (LJN: AJ3217) en van 27 oktober 2005 (LJN: AU5749), gewezen ten aanzien van een vergelijkbare CAO-bepaling. Ingevolge eerstgenoemde uitspraak zal bezien moeten worden of het vervullen van de beoogde nevenwerkzaamheden zodanig nadeel oplevert dat daardoor de goede vervulling van de functie van betrokkene of de goede functionering van het academisch ziekenhuis, voorzover deze in verband staat met die functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De CRvB heeft in de uitspraak van 27 oktober 2005 overwogen dat een toestemmingsvereiste voor het verrichten van nevenwerkzaamheden slechts aanvaardbaar is voorzover dat in concreto er toe strekt te voorkomen dat de goede vervulling van de functie als specialist in het academisch ziekenhuis of de goede functionering van het academisch ziekenhuis voorzover deze in verband staat met die functievervulling niet in redelijkheid is verzekerd.

3.2 De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt van verzoeker dat geen voorafgaande toestemming van verweerder nodig is. De door verzoeker gewenste nevenwerkzaamheden hebben betrekking op soortgelijke werkzaamheden in een in de omgeving van het Erasmus MC gelegen ziekenhuis, waardoor deze nevenwerkzaamheden het belang van verweerder kunnen raken. Nu verweerder heeft aangegeven dat naar zijn oordeel de nevenwerkzaamheden het belang van het Erasmus MC raken en schadelijk zijn voor een goede functievervulling van verzoeker, was voorafgaande toestemming vereist. Verzoeker heeft nagelaten, althans uit de overgelegde stukken is dit niet gebleken, om een gemotiveerd verzoek om toestemming bij verweerder in te dienen, waaruit zou kunnen blijken dat de werkzaamheden niet schadelijk kunnen zijn voor het belang van verweerder en/of voor een goede functievervulling. Pas in het kader van de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening zijn over en weer de verschillende aspecten aan de orde gesteld.

4.1 Verweerder heeft aangegeven dat hij, in lijn met de bepaling in het tweede lid van artikel 9.3 van de CAO UMC, en in afwijking van het beleid dat aan de orde was in de hierboven geciteerde uitspraken van de CRvB, toestemming verleent voor nevenwerkzaamheden voor zover deze niet schadelijk kunnen zijn voor het belang van het Erasmus MC en/of voor een goede functievervulling. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat de feitelijke omstandigheden thans afwijken van de omstandigheden die een rol speelden bij de totstandkoming van de hiervoor geciteerde jurisprudentie. Verweerder wijst in het bijzonder op de marktwerking waaraan ook de academische ziekenhuizen onderworpen zijn. Marktbehoud, uniciteit van behandeling en patiëntenstroom zijn als gevolg van veranderde wetgeving danig veranderd.

4.2 De voorzieningenrechter laat in het midden of deze veranderde omstandigheden bepalend moeten zijn voor de uitleg van de Cao-bepaling, nu deze bepaling sedert de jurisprudentie van de CRvB niet is gewijzigd en verweerder in de veranderde omstandigheden geen aanleiding heeft gezien de arbeidsvoorwaarden voor zijn medische staf en de Cao-tekst op dit onderdeel aan te passen.

4.3 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan uit de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting wel worden geconcludeerd dat er een kans bestaat dat patiënten uit het Erasmus MC zorg zullen vragen in het Groene Hart ziekenhuis vanwege de wachttijden voor het betreffende specialisme in het Erasmus MC en de snellere toegang tot de gevraagde zorg in het Groene Hart ziekenhuis. Hieraan kan niet afdoen verzoekers stelling dat hij geen ‘poortwachter’ is en geen patiënten krijgt die zijn verwezen door de huisartsen. Een verwijzing door de medisch specialisten in het eigen of een ander ziekenhuis kan er evenzeer toe leiden dat verwezen wordt naar een ziekenhuis in de omgeving waar sneller behandeld kan worden. Dit klemt temeer daar bepaalde procedures uitsluitend door verzoeker worden verricht, de zorg vanuit verzoekers specialisme ambulant of met een opname van enkele uren kan worden verleend en de zorg kan worden gekenschetst als een 24-uurs zorg.

4.4 Evenzeer acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat het op gang komen van een patiëntenstroom vanuit het Erasmus MC naar het Groene Hart ziekenhuis zal leiden tot een omzetverschuiving ten nadele van het Erasmus MC en daarmee nadelig uitwerkt voor de exploitatie van het Erasmus MC. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk gemaakt dat uitsluitend het deeltijdontslag van één medisch specialist en de kans op een omzetderving van het Erasmus MC, zal leiden tot het in gevaar komen van een goede patiëntenzorg in het Erasmus MC. Dit zou anders kunnen liggen indien op veel grotere schaal medisch specialisten hun werkzaamheden grotendeels buiten het Erasmus MC zouden willen c.q gaan verrichten en zij er een financieel belang bij hebben zoveel mogelijk patiënten te behandelen in een organisatorisch verband waarin betaling per verrichting plaatsvindt. Hierbij doet zich de vraag voor of bovenvermelde ontwikkeling geen onderdeel is van de beoogde marktwerking tussen ziekenhuizen en of het verschil in honoreringssystematiek tussen de academische ziekenhuizen en de overige ziekenhuizen de concurrentiepositie van de academische ziekenhuizen niet nadelig beïnvloedt.

4.5 Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.1, acht de voorzieningenrechter de kans op het ontstaan van een patiëntenstroom vanuit het Erasmus MC naar het Groene Hart ziekenhuis en het mogelijk daarmee gepaard gaande beperkte omzetverlies voor het Erasmus MC, geen factoren die in verband staan met de functievervulling van verzoeker als interventieradioloog bij verweerder of het goede functioneren van het Erasmus MC. Evenmin acht de voorzieningenrechter het argument van verweerder dat bij het verlenen door verzoeker van diensten en zorg op twee locaties een belangenconflict zal kunnen ontstaan doordat verwacht kan worden dat verzoeker op twee plaatsen tegelijk aanwezig zal zijn, van betekenis voor de functievervulling van verzoeker in verweerders ziekenhuis. Door duidelijke afspraken te maken over de beschikbaarheid van verzoeker in de beide ziekenhuizen kan voorkomen worden dat het veronderstelde belangenconflict zich zal voordoen.

5.1 Verzoeker heeft een aanstelling als medisch hoofdspecialist en is daarnaast bijzonder hoogleraar interventieradiologie aan de Erasmus universiteit, benoemd voor een periode van vier jaar met de mogelijkheid de benoeming te verlengen. Over de werkzaamheden als hoogleraar zijn tussen partijen, in het licht van de impasse over de toestemming om nevenwerkzaamheden te verrichten in het Groene Hart ziekenhuis, (nog) geen nadere afspraken gemaakt. Niet bestreden is dat de hoogleraarsfunctie voor verzoeker taken en verantwoordelijkheden met zich brengt op het terrein van onderwijs en onderzoek, naast de patiëntenzorg. Ter zitting is gebleken dat verzoeker opteert voor een ongewijzigde voortzetting van zijn hoogleraarschap vanuit de veronderstelling dat hij door een minder zware belasting met patiëntenzorg in het Groene Hart ziekenhuis meer tijd zal kunnen vinden voor de taken verbonden aan het hoogleraarschap. Van de zijde van verweerder is naar voren gebracht dat het, gelet op de specifieke deskundigheid van verzoeker, niet anders kan dan verzoeker binnen zijn aanstelling zoveel mogelijk in te zetten in de directe klinische patiëntenzorg. Daarnaast is nog onduidelijk of verzoeker zijn hoogleraarstitel in het Groene Hart ziekenhuis zal voeren. Verweerder wijst er op dat het gebruik van deze titel in een andere werkomgeving dan het Erasmus MC, waaraan verzoeker als hoogleraar verbonden is, de suggestie kan wekken dat ook de werkzaamheden in het Groene Hart ziekenhuis een academisch niveau hebben, waaraan twee gevolgen verbonden kunnen zijn. Enerzijds kan het van doorslaggevende betekenis zijn voor de keuze van patiënten, anderzijds suggereert het een verantwoordelijkheid van het Erasmus MC voor de kwaliteit van de geleverde zorg in het Groene Hart ziekenhuis, die niet kan worden waargemaakt bij gebreke aan afspraken over de zorg tussen de beide ziekenhuizen. Daarnaast wijst verweerder er op dat verzoeker door zijn beoogde werkzaamheden voor het Groene Hart ziekenhuis niet meer zal toekomen aan zijn taak als opleider aan de opleiding interventieradiologie, waarvoor slechts beperkte geaccrediteerde opleidingsplaatsen in Nederland bestaan, waarvan het Erasmus MC er een is, mede dank zij verzoekers werkzaamheden bij het Erasmus MC. Tenslotte wijst verweerder er op dat hij geen toestemming heeft gegeven aan verzoeker om een deel van zijn taken in het kader van zijn hoogleraarschap te baseren op zijn praktijk in het Groene Hart ziekenhuis.

5.2 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder op grond van de hierboven vermelde onduidelijkheden over de toekomstige functievervulling van verzoeker als hoogleraar interventieradiologie, waaruit hij geen deeltijdontslag heeft gevraagd, tot het oordeel kunnen komen dat verzoekers beoogde nevenwerkzaamheden in het Groene Hart ziekenhuis, een zodanig nadeel opleveren dat daardoor de goede vervulling van zijn functie als hoogleraar interventieradiologie en de goede functionering van het Erasmus MC niet in redelijkheid is verzekerd. Hieraan kan niet afdoen dat de benoeming tot hoogleraar niet binnen de formele competentie van verweerder valt, nu onbetwist is dat verweerder de inzet van verzoeker voor de verschillende werkzaamheden kan sturen.

6 Met betrekking tot het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel overweegt de voorzieningenrechter dat hij niet in staat is te beoordelen of sprake is van gelijke gevallen en omstandigheden. De door verzoeker ter zitting overgelegde gegevens zijn daarvoor onvoldoende gespecificeerd.

7 Op grond van het bovenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter nog dat het, indachtig het beleid van verweerder om in principe toestemming te geven voor het verrichten van nevenactiviteiten, op de weg van verzoeker zou liggen om hangende bezwaar met verweerder in overleg te treden op basis van een onderbouwd voorstel over de vervulling van zijn hoogleraarsfunctie, op grond waarvan verweerder redelijkerwijs niet meer tot het oordeel kan komen dat de beoogde nevenfunctie een goede vervulling van zijn werkzaamheden als hoogleraar interventieradiologie en de goede functionering van het Erasmus MC in de weg staat.

8 Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

3 Beslissing

De voorzieningenrechter,

recht doende:

wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van

mr. G. Buijtenhek, griffier.

De griffier: De voorzieningenrechter:

Uitgesproken in het openbaar op: 18 december 2009.

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature