Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11236801 \ EJ VERZ 24-260
Beschikking van 14 november 2024
in de zaak van
STICHTING ISALA KLINIEKEN,
te Zwolle,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Isala,
gemachtigde: mr. R.G. Kamphuis,
tegen
[verweerster] ,
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. F.H.J. Nooijen.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat hier het ontslagverbod tijdens ziekte geldt.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties (1-53)
- het verweerschrift met voorwaardelijke tegenverzoeken met producties (1-41)
- de nagekomen producties van [verweerster] (42 en 43)
- de nagekomen producties van Isala (54-56)
- de mondelinge behandeling van 26 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2 De feiten
2.1.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 maart 2001 in dienst bij Isala. De functie van [verweerster] is Intensive Care neonatologie verpleegkundige met een loon van € 3.954,34 per maand.
2.2.
Op 3 september 2021 is [verweerster] , net als haar collega [naam 1] ( [naam 1] ), begonnen met de opleiding tot Ventilation Practitioner PICU/NICU (hierna: de opleiding). Deze opleiding was nieuw en speciaal gericht op het leveren van beademingszorg en -ondersteuning aan pasgeborenen/prematuren en kinderen. Er bestond eerder al wel een dergelijke opleiding gericht op volwassenen. Vanuit de NICU van het Isala is de opleiding aangeboden als een kans voor haar verpleegkundigen om zich verder te ontwikkelen. De opleiding was niet verplicht. Volgens planning duurt de opleiding veertien maanden. Namens Isala waren bij het opleidingstraject van [verweerster] onder andere betrokken:
drs. [naam 2] ( [naam 2] ), kinderarts-neonatoloog, als praktijkbegeleider
[naam 3] ( [naam 3] ), werkbegeleider
[naam 4] ( [naam 4] ), bij aanvang van de opleiding operationeel leidinggevende van [verweerster]
[naam 5] ( [naam 5] ), vanaf november 2021 naast [naam 4] operationeel leidinggevende.
Daarnaast was [naam 6] ( [naam 6] ) als directeur van het opleidingsinstituut Care Training bij de opleiding betrokken.
2.3.
[naam 1] is gedurende de opleiding ziek thuis komen te zitten. Zij heeft de opleiding niet afgerond.
2.4.
In april 2022 is [verweerster] tijdens haar fietstocht van werk naar huis onwel geworden, waarna zij is opgenomen op de Eerste Hart Long Hulp. Nadat zij zich had ziekgemeld heeft zij op 25 april 2022 per WhatsApp aan [naam 5] bericht dat ze last heeft van hartritmestoornissen. Hierna is er telefonisch contact tussen [verweerster] en [naam 5] geweest. Kort hierna heeft [verweerster] haar werk hervat.
2.5.
Op 18 mei 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [naam 3] en [naam 2] over het verloop van de opleiding. Tijdens dit gesprek is onder andere afgesproken dat [verweerster] in gesprek gaat met een maatschappelijk werker en dat voor de opleiding een verlenging van vier maanden wordt aangevraagd. Die verlenging is goedgekeurd, waarmee de nieuwe afstudeerdatum 15 februari 2023 werd. Daarnaast is [verweerster] in contact gekomen met de maatschappelijk werkster [naam 7] ( [naam 7] ).
2.6.
In de zomer van 2022 heeft de ex-partner van [verweerster] contact met haar opgenomen. Op 11 augustus 2022 ontving [verweerster] een bericht dat haar ex-partner is overleden en dat [verweerster] hiervan de oorzaak is. Hoewel achteraf bleek dat haar
ex-partner niet was overleden, is dit bericht hard bij haar aangekomen. Onder andere [naam 7] , [naam 4] en [naam 5] zijn hierover ingelicht.
2.7.
Halverwege oktober 2022 werd de zoon van [verweerster] ernstig ziek, wat leidde tot onderzoeken en diverse ziekenhuisopnames.
2.8.
Op 27 november 2022 heeft [verweerster] per e-mail aan [naam 5] bericht dat het haar allemaal te veel wordt en haar gevraagd of ze zorgverlof kan aanvragen. Hierna volgde op 2 december 2022 het volgende berichtenverkeer per WhatsApp tussen [naam 5] en [verweerster] :
- [naam 5] :
Hoi [verweerster] , hoe is het met [naam 8] ? Je zou me gisteren nog even bellen over volgende week maar is je denk ik ontschoten. Ik ga ervan uit dat je er maandag gewoon bent. Dinsdag spreken we elkaar om te kijken of - en zo ja wat je nodig hebt. Mocht het anders zijn, dan mag je [naam 4] vandaag bellen. Ik ben vrij. Alvast een fijn weekend. Groet, [naam 5] .
- [verweerster]
Goedemorgen [naam 5] , excuus niet aan gedacht, te veel aan mijn hoofd en ik kan zeggen dat ik over loop…ik denk niet dat ik maandag kan werken, krijg weer hartritmestoornissen.dus daar moeten we het evwn over hebben. Te veel aan mijn hoofd, zoals ik vorige week al aan je vertelde. Met [naam 8] gaat het langzaam elke dag beter, gelukkig. Groet, [verweerster]
- [naam 5]
Joh, wat vervelend voor je. We bespreken het inderdaad dinsdag even. Ik zal aan [naam 4] doorgeven dat je maandag ziek bent. Fijn dat het met [naam 8] wat beter gaat. Tot dinsdag!!
- [verweerster]
Ik weet dus ook niet of me dinsdag lukt, maar telefonisch kan overleg wel
Ik vind het heel vervelend [naam 5] maar het gaat echt niet goed met me. Ik weet niet of je [naam 7] spreekt? Maar die weet ook dat het niet goed gaat. Ik heb daar nog contact mee.
- [naam 5]
[naam 7] vertelt mij niks zonder jouw toestemming. Ik weet dat het niet goed met je gaat en daarom wil ik graag met je praten. Fysiek is dan wat fijner dan telefonisch. Misschien lukt het je om even te komen dinsdag. Zo niet, bel me maandag dan even.
- [verweerster]
Oke, snap ik dat fysiek fijner is dan telefonisch, ik zal het proberen. Ik zal [naam 7] vandaag ook nog even contacten.
- [naam 5]
2.9.
Begin december 2022 werd de zoon van [verweerster] weer opgenomen in het ziekenhuis. [naam 5] gaf [verweerster] om deze reden zorgverlof. Terwijl [verweerster] zorgverlof had, was zij wel op de werkvloer aanwezig om werkzaamheden voor haar opleiding uit te voeren. [naam 5] heeft [verweerster] erop aangesproken dat het zorgverlof hiervoor niet bedoeld is.
2.10.
Op 6 december 2022 vond een gesprek plaats tussen [verweerster] , [naam 7] en [naam 5] over de gesteldheid van [verweerster] . Tijdens dit gesprek is onder meer gesproken over dat [verweerster] tijdens het zorgverlof wel aan haar opleiding werkte.
2.11.
Op 16 december 2022 heeft [verweerster] haar CAT-presentatie, een belangrijk onderdeel van de studie, gehouden en daarop een voldoende gehaald. Hierna vond de volgende berichtwisseling via WhatsApp plaats tussen [verweerster] en [naam 2] :
- [verweerster]
Hoi [naam 2] , ben in Ridderkerk, net mijn CAT presentatie gehad…een 7, is wel prima. Verder ben ik even uit de running maar dat had je misschien wel meegekregen…van de week probeer ik weer op het werk te zijn. Zou graag data met je willen plannen voor opleiding/onderzoek.
- [naam 2]
7, lijk te me prachtig!(* feesthoedje) hartstikke goed want het is hartstikke moeilijk. Komende week ben ik er niet zoveel maar stuur maar data dat je zou willen/kunnen afspreken dan kijk ik even. Ik wist niet dat je uit de running was…of is het zorgverlof voor [naam 8] ?
- [verweerster]
Oké, ga ik je sturen. Ja heb door drukte weer hartritmestoornissen…te veel aan mijn hoofd en de stress van mijn opleiding en mijn perfectionisme speelt me partte en de rest…maar-…het komt goed (smiley).
- [naam 2]
(hartje)! (gespierde armpjes).
2.12.
Op 23 december 2023 heeft [naam 2] als reactie op een voorstel van [verweerster] om bij andere ziekenhuismedewerkers data voor haar onderzoek op te vragen, per e-mail het volgende bericht aan [verweerster] gestuurd:
“Een beetje streng, maar ik vind hetNIET akkoord om in deze dagen andere artsen / PA-ers/AA hiermee te belasten. Bovendien is het zo dat het om jouw onderzoek gaat, en ook iemand die elke dag spss gebruikt zal daar veel tijd in moeten steken om jou te helpen. (…)
Heb ook eerder wel gezegd dat spsss niet 1 trucje is dat je even kunt leren. Je moet daadwerkelijk aan de slag met de data. …
Ga eerst maar de data compleet maken dan kunnen we komende week kijken of we data in spss kunnen krijgen en een eerste begin kunnen maken. Eerst maar kerst ! (*kerstman) Tot volgende week!”
2.13.
In januari 2023 heeft [verweerster] een tweede verlenging voor de opleiding aangevraagd. [naam 2] heeft een nieuwe planning voor haar gemaakt waarbij ervan werd uitgegaan dat het afstuderen in april 2023 zou plaatsvinden.
2.14.
Per e-mail van 10 februari 2022 heeft [verweerster] aan [naam 2] gevraagd of zij het projectplan besproken heeft met [naam 1] . Het (verslag van het) projectplan is een onderdeel dat [naam 2] en [naam 1] gezamenlijk moeten indienen. [naam 2] heeft hier per
e-mail van 16 februari 2023 als volgt op gereageerd:
“Heyhey! Ja heb ik aangestipt/gevraagd.
We hebben besproken eerst de andere dingen af te maken en dan daarna samen te komen voor het projectplan, ik had ook de indruk dat jij t nu eerst even wilde parkeren.
Heb je gevonden wat er precies in moet? Vraag is dan in hoeverre het perse samen moet/je moet wachten op [naam 1] .
Hoe gaat het verder deze week ? …. Lukt t n beetje??
[naam 2] ”
Hierop heeft [verweerster] diezelfde dag met het volgende bericht gereageerd:
“Hi [naam 2] ,
Projectplan wilde ik zeker niet parkeren, ik wacht alleen nu eens het initiatief van [naam 1] af… Ik heb daarvoor genoeg gedaan, dus ze mag dat even met me kortsluiten, krijg nooit reactie app en mail niet En daarbij, dingen afmaken?? Blijkbaar was ze toch niet klaar?? Bijzonder…..maar ik sta er niet van te kijken…altijd leugens…sorry
Ik denk dat we maar eens met zijn allen om de tafel moeten, want er gaan hier dingen niet helemaal zoals het hoort
Bij mij lukt het verder wel hoor met mijn opleiding, met mij zelf gaat het niet lekker maar ik heb tenminste wel de drive om door te gaan.
Ben gisteren in Ridderkerk geweest en heb met [naam 6] gesproken, waarschijnlijk eindpresentatie 31 mei Verder ben ik mijn netwerk aan het uitbreiden en kwam Circulation Practioner uit Isala tegen (in Ridderkerk)…..Zijn ook bezig met onderzoek en hoeven niet zelf de data te analyseren, ik ga daarmee contact opnemen, kan ik mooi overleggen.
Groet,
[verweerster] ”
2.15.
Onder andere naar aanleiding van voornoemde e-mail van [verweerster] heeft er op
7 maart 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] . Tijdens dit gesprek is afgesproken dat [verweerster] voor een deel wordt ziekgemeld en dat een spoedinterventie bij de bedrijfsarts wordt aangevraagd. In een e-mail van 8 maart 2023 laat [naam 5] aan [verweerster] weten dat zij haar voor vijftig procent ziekmeldt. In de e-mail staat dat is afgesproken dat [verweerster] even niet op de werkvloer zal staan en dat zij voor het percentage dat zij niet ziek is gemeld, zij zich met haar opleiding zal bezighouden.
2.16.
Op 14 maart 2023 is het gesprek van 7 maart 2023 voortgezet. [naam 5] heeft hiervan een verlag gemaakt en [verweerster] gevraagd dit verslag goed te keuren. [verweerster] heeft het verslag niet goedgekeurd, omdat de weergave van de gesprekken volgens haar niet correct was.
2.17.
Na voornoemde gesprekken heeft [naam 5] meermaals geprobeerd een afspraak met [verweerster] te plannen om met haar te spreken over haar gesteldheid en inzetbaarheid. [verweerster] heeft hierop gereageerd dat zij eerst een gesprek met de bedrijfsarts wil voeren.
Daarnaast is er e-mailcontact tussen [verweerster] en [naam 2] geweest in het kader van de begeleiding bij de opleiding. Op 26 maart 2023 heeft [verweerster] gereageerd op een e-mail van [naam 2] van de dag ervoor. [verweerster] schrijft onder meer:
“(…) ik voel de irritaties in je mail en je bent niet meer objectief.
Ik berust mijn mails op feiten, niet op aannames. Het feit ook dat jij mijn mail terugstuurt naar [naam 3] en [naam 5] zegt al genoeg.
Ondanks dat ik niet voor niets thuis zit ivm overspannenheid, moet ik me telkens bezig houden met verdedigingsmails, naast dat ik gewoon netjes alles van mijn opleiding wil afronden. Als er onrecht wordt aangedaan, dan ga ik me daarin verdedigen, zoals je zult merken en hopelijk kan begrijpen.
Punt 1
Artikel van de METC, je geeft aan op mijn mail omdat ik die al klaar had op 21-6-2022, dat je je kan herinneren dat je daar ook zinnen van had aangepast, lijkt me logisch…Ik heb daar uitgebreidt geschreven en omdat ik nog nooit een artikel had geschreven, zijn daar aanpassingen van nodig …dat heet BEGELEIDEN! laat staan dat ik een aanvraag van de METC had gedaan. Jij hebt zelfs nog met [naam 9] overlegt omdat je dat zelf ook niet wist, maakt niet uit, want de kan niet alles weten. En dat geeft ook niet, het is ook geen dagelijks werk. Ik kan de mails toevoegen maar deze heb je zelf ook, dus laat het hierbij.
Punt 2
Je hebt mijn mail gehad maar de bijlage niet geopend…Wat kan je dan daarover zeggen? Ik heb je een heel artikel toegestuurd, bijzonder dat je zonder te openen daar wat over kan zeggen.
Ook had ik de vorige keer aangegeven dat de tabellen qua formaat nog wat kleiner moesten , maar dat het niet om de lay-out ging maar om de INHOUD.
Punt 3
Tussen 12.00-13.00…volgens mij niet maargoed ik zal er zijn (normaal lunch tijd en dat geef je ook altijd aan)
Misschien kan je mijn ziekmelding aan een ander over laten, ook daar hoef je geen aannames over te doen, dat regelt de bedrijfsarts.
De mails waarin ik vind dat er onrecht is aangedaan, zal ik nog beantwoorden, maar nogmaals ik heb belangrijkere dingen aan mijn hoofd. (…)”
Hierna hebben [naam 2] en [verweerster] nog meerdere e-mails uitgewisseld. In een van de berichten heeft [naam 2] aangegeven dat [verweerster] (te)ver over de grenzen van [naam 2] is gegaan.
2.18.
Op 4 en 11 april 2023 heeft [verweerster] contact gehad met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts noemt in haar probleemanalyse dat sprake is van aanzienlijke medische klachten waarbij werkgerelateerde factoren en opleidingsfactoren een belangrijke rol spelen naast persoonlijke/ privéfactoren. Ze stelt vast dat [verweerster] nu niet inzetbaar is voor eigen of aangepast werk en dat er daarnaast verstoorde verhoudingen bestaan in de begeleiding voor haar opleiding en dat de gesprekken om de opleiding af te ronden verstoord zijn. De bedrijfsarts adviseert om daarvoor de interne mediator in te schakelen.
2.19.
Op 18 april 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] en [verweerster] , onder leiding van [naam 10] ( [naam 10] ), werkzaam bij de HR-afdeling van Isala. Op
24 april 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 5] en [verweerster] , weer onder leiding van [naam 10] .
2.20.
Op 27 april 2023 heeft [verweerster] haar artikel en afstudeeropdracht ingeleverd bij [naam 2] met het verzoek dit uiterlijk op de volgende dag voor 13 uur na te kijken.
2.21.
Op 28 april 2023 hebben [naam 2] en [naam 5] een brief aan [verweerster] gestuurd waarin, voor zover hier relevant, staat:
“Zoals uitgebreid toegelicht in het gesprek van 18 april jl. tussen jou, [naam 2] (neontatoloog) en [naam 10] (adviseur B&O HR juridische zaken) en het gesprek op 24 april jl. met [naam 5] (operationeel leidinggevende) en [naam 10] ontvang je middels deze brief de bevestiging van de beëindiging van de opleiding tot Ventilation Practitioner. (…) ”
2.22.
In een brief van 9 mei 2023 hebben [naam 2] en [naam 5] nader toegelicht waarom is beslist om de opleiding van [verweerster] te beëindigen. Als redenen noemen zij onder meer dat het portfolio onvolledig is, dat er geen recht bestaat op nog een verlenging van de opleiding en dat [verweerster] volgens hen niet voldoet aan de competenties die nodig zijn voor een Ventilation Practitioner.
2.23.
[verweerster] heeft aan Isala laten weten dat zij het niet eens is met het besluit om de opleiding te beëindigen.
2.24.
Op 24 juli 2023 is [verweerster] weer bij de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat [verweerster] nog niet belastbaar is met haar eigen werk of aangepast werk, omdat zij daarvoor nog te veel klachten en beperkingen heeft. Daarnaast heeft de bedrijfsarts geconstateerd dat sprake is van een arbeidsconflict. Zij adviseert hiervoor om in september een extern mediaton-traject te volgen. Op 5 maart 2024 is [verweerster] nogmaals bij de bedrijfsarts geweest. In haar verslag hiervan heeft de bedrijfsarts vermeld dat zij verwacht dat de arbeidsgeschiktheid op medische gronden tot ongeveer 1 augustus 2024 zal duren en dat mediation uitsluitsel moet geven of [verweerster] na 1 augustus 2024 terugkeert in de bedongen arbeid.
2.25.
Partijen hebben onderzocht of het mogelijk is dat [verweerster] alsnog de opleiding (buiten Isala om) afrondt. Partijen zijn hierin niet tot een oplossing gekomen.
2.26.
Op 27 mei 2024 heeft een mediationgesprek tussen partijen plaatsgevonden. Het gesprek heeft partijen niet nader tot elkaar gebracht.
2.27.
In het voorjaar van 2024 is bij [verweerster] de aandoening sarcoïdose geconstateerd, waarvoor zij het medicijn prednisolon voorgeschreven heeft gekregen.
2.28.
[verweerster] staat onder behandeling van een GZ-psycholoog. Op 9 september 2024 heeft de psycholoog aan de huisarts van [verweerster] geschreven:
“Op uw verwijzing heb ik gezien uw patient [verweerster] .
Mijn bevindingen zijn als volgt:
Mevrouw is ernstig overbelast door de combinatie van een hoge werkdruk en een opleidingstraject, verstoord door een ziektetraject dat is uitgemond in een langlopend conflict met de werkgever, lichamelijke klachten (sarcoidose) en zorg voor haar zoon en dochter als alleenstaand moeder. Met zoon hebben veel ernstige psychische en lichamelijke klachten een rol gespeeld, daarnaast is cliente ook mantelzorger voor haar moeder die met ernstige lichamelijke klachten kamt na een medisch traject dat is misgelopen. Onderliggend is er sprake van traumagerelateerde klachten als gevolg van ernstig grensoverschrijdend gedrag in een inmiddels beëindigde relatie, die nu door het werkconflict ernstig getriggerd worden.
Cliënte meldde zich aan op 21 november 2023 en had een intake op 4 december 2023. Sindsdien heb ik 9 gesprekken met cliënte gevoerd gericht op herstel van burnoutklachten, omgaan met werkconflicten en met de lichamelijke en depressieve klachten van haar zoon. Ondertussen is bij cliente de diagnose sarcoidose vastgesteld, wat een deel van haar klachten (vermoeidheid met name) verklaard. Daarnaast lijkt er een wisselwerking te zijn tussen de lichamelijk klachten en de psychische klachten.
Qua behandelverloop lijkt het erop dat cliente aan herstel niet toekomt zolang het werkconflict voortsleept. Ze komt aan onderliggende gevoelens van rouw, verdriet en angst amper toe door dat er steeds weer een nieuwe stressor bovenop komt in de vorm van communicatie vanuit de werkgever. Deze stress is al veel eerder begonnen in de vorm van een gevoel van overbelasting door nachtdiensten, onregelmatige werktijden, een opleiding en waarschijnlijk al eerder een niet gestelde diagnose sarcoidose.
Onderliggend lijkt er sprake van dieper geworteld trauma in de vorm van een behandeling bij moeder die mis is gelopen en grensoverschrijdend gedrag in eerdere relaties. Daardoor lijkt cliente kwetsbaarder voor de manier waarop nu het werkconflict wordt aangepakt. Daarbij ontstaat mogelijk een dubbel beeld: naar de buitenwereld toont cliente zich strijdbaar , vechtlustig, opgewekt en verzorgd. Inwendig voelt cliente zich heel verdrietig, kwetsbaar, terkortgedaan en angstig. Ze weet daarin waarschijnlijk onvoldoende op tijd haar grenzen aan te geven, ook op fysiek gebied. Mogelijk escaleren conflicten bij cliente door die dubbelheid, door een reactie van de omgeving op die strijdbare houding terwijl ze onderliggend ernstig lijdt onder de stress en druk die dit oplevert.
Mijn behandeling is voor nu gericht op cliente helpen zich staande te houden in deze situatie. Voor de langere termijn is mogelijk andere behandeling meer passend, maar dat is in de huidige situatie lastig te bepalen(…)”
3 Het verzoek en het verweer/tegenverzoek
3.1.
Isala verzoekt (samengevat):
I. de arbeidsovereenkomst met [verweerster] met ingang van de eerst mogelijke datum te ontbinden, omdat in redelijkheid niet van Isala gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren;
II. daarbij te bepalen dat [verweerster] - naast aanspraak op de wettelijke transitievergoeding - geen aanspraak heeft op enige billijke of ander aanvullende vergoeding;
III. [verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Isala heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat zij sinds de start van de opleiding moeilijk grip heeft kunnen krijgen op [verweerster] . Dit betrof eerst alleen de opleiding, maar breidde zich uit tot de werkvloer. Volgens Isala viel [verweerster] uit tegen collega’s en leidinggevenden, stelde zij zich intimiderend op en ontbreekt het [verweerster] aan zelfreflectie. Isala geeft aan dat zij heeft geprobeerd de verhoudingen te verbeteren, onder andere door gespreksbegeleiding en mediation, maar zonder resultaat. Volgens Isala is er een onhoudbare en uitzichtloze situatie ontstaan. Zij concludeert dat de verhouding tussen partijen door toedoen van [verweerster] ernstig en duurzaam verstoord is geraakt, zodanig dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Omdat er een patroon zit in de manier van communiceren van [verweerster] en het haar ontbreekt aan zelfreflectie, is herplaatsing van [verweerster] binnen Isala geen optie, omdat ‘het probleem’ dan wordt verplaatst, aldus Isala.
3.3.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en doet (samengevat) de volgende tegenverzoeken:
primair:
I. om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen;
subsidiair (wanneer de arbeidsovereenkomst wel wordt ontbonden):
II. om Isala te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 41.274,94 bruto en een billijke vergoeding van € 969.886,00 bruto;
III. om bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [verweerster] geldende opzegtermijn van vier maanden, zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de ontbindingsbeschikking;
IV. om Isala te veroordelen tot betaling aan [verweerster] van de wettelijke rente over de transitievergoeding en billijke vergoeding;
zowel primair als subsidiair:
V. om Isala te veroordelen in de reële proceskosten, inclusief het salaris van de gemachtigde.
3.4.
[verweerster] voert primair aan dat het opzegverbod wegens ziekte in de weg staat aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens [verweerster] was zij al ruim voor
7 maart 2023 ziek en wist Isala dat ook. Op dat moment was van een verstoorde arbeidsrelatie nog geen sprake. Daarnaast heeft Isala volgens [verweerster] niet voldaan aan haar herplaatsingsverplichting. Subsidiair voert [verweerster] - kort weergegeven - aan dat de verstoorde arbeidsrelatie is veroorzaakt door Isala, doordat - zo stelt [verweerster] - Isala vanaf maart 2023 onrechtmatig heeft aangestuurd op beëindiging van de opleiding, vlak voordat [verweerster] haar diploma kon behalen. Bovendien heeft Isala volgens [verweerster] ernstig verwijtbaar gehandeld en/of nagelaten door naar aanleiding van de herhaaldelijke meldingen van [verweerster] over de werkdruk, haar psychische en lichamelijke klachten en persoonlijke omstandigheden geen actie te ondernemen, bijvoorbeeld door de bedrijfsarts in te schakelen. Had Isala dat wel gedaan, dan had verstoring van de arbeidsrelatie volgens [verweerster] voorkomen kunnen worden. Ten slotte had Isala volgens [verweerster] deze procedure achterwege moeten laten, omdat zij had moeten begrijpen dat haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in verband met het opzegverbod bij ziekte geen kans van slagen heeft.
3.5.
De kantonrechter zal hierna, voor zover relevant, nader ingaan op de stellingen van partijen.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. De kantonrechter gaat in deze zaak uitdrukkelijk niet in op de vraag of Isala de opleiding van [verweerster] al dan niet terecht heeft beëindigd, omdat die kwestie geen onderdeel uitmaakt van het geschil dat aan de kantonrechter is voorgelegd.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is, herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt en als zich geen opzegverbod voordoet.
Opzegverbod
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW hier in de weg staat aan de toewijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hierna legt zij uit waarom dat zo is.
4.4.
Artikel 6:670 lid 1 BW bepaalt dat een werkgever de arbeidsovereenkomst niet mag opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Deze bepaling beoogt de zieke werknemer te beschermen tegen ontslag en tegen de verkorting van de termijn voor het vinden van ander werk. Ook strekt dit opzegverbod ertoe om de werknemer te vrijwaren van de psychische druk die een ontslagaanzegging tijdens ziek-zijn kan veroorzaken. Het ontslagverbod geldt niet als een werknemer meer dan twee jaar ziek is of als bij het UWV een verzoek tot toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is ingediend dan wel een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter is ingediend voordat de werknemer zich heeft ziekgemeld.
4.5.
Niet ter discussie staat dat [verweerster] is ziekgemeld vanaf 7 maart 2023 en dat zij op dit moment nog steeds arbeidsongeschikt is. Verder staat vast dat sinds 7 maart 2023 nog geen twee jaar is verstreken en dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is ingediend na de ziekmelding. Het ontbindingsverzoek is dus gedaan terwijl een ontslagverbod gold.
4.6.
In artikel 7:671b lid 6 BW staat dat, ondanks het bestaan van een opzegverbod, de kantonrechter de arbeidsovereenkomst toch kan ontbinden als a.) het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod ziet of b.) wanneer dit in het belang van de werknemer is. Isala doet in de eerste plaats een beroep op uitzondering a.), waarbij zij primair stelt dat het arbeidsconflict is ontstaan vóór de eerste ziektedag van [verweerster] (7 maart 2023) en subsidiair dat de ziekte los staat van het arbeidsconflict. Volgens [verweerster] houdt het arbeidsconflict juist wel verband met haar ziekte.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat het op de weg van Isala ligt om te stellen, te onderbouwen en bij betwisting te bewijzen dat zich een uitzonderingssituatie a.) voordoet. De kantonrechter moet toetsen of de door Isala aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde ontslaggrond inderdaad geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Een redelijke uitleg van artikel 7:671b lid 6
sub a BW brengt mee dat alleen als de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd zich laten abstraheren van de omstandigheden waarop het ontslagverbod tijdens ziekte betrekking heeft en die omstandigheden op zichzelf voldoende zijn voor een voldragen ontslaggrond, voldaan is aan de wettelijke voorwaarde dat er ‘geen verband’ is.
4.8.
Isala stelt dat zich een redelijke grond voor ontslag voordoet, namelijk een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (7:669 lid 3 sub g BW) en dat die grond de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Deze grond staat volgens haar los van de ziekte van [verweerster] , omdat [verweerster] pas op 7 maart 2023 is ziekgemeld en de arbeidsverhouding toen al verstoord was. Verder stelt zij dat, mocht [verweerster] al wel eerder dan 7 maart 2023 zijn ziek geweest, dat niet rechtvaardigt dat zij keer op keer, overmand door emoties, uit de bocht is gevlogen tegenover haar begeleiders en leidinggevenden.
4.9.
De kantonrechter volgt Isala hierin niet. De kantonrechter stelt voorop dat zowel uit de dossierstukken als uit de toelichting van partijen ter zitting volgt dat het al ruim voor
7 maart 2023 niet goed ging met [verweerster] en dat dit ook bekend was bij Isala. Al in april 2022 belandde [verweerster] op de Eerste Hart Long Hulp, nadat zij onwel was geworden. [verweerster] heeft [naam 5] hier ook over ingelicht en aangegeven dat zij last had van hartritmestoornissen. In mei 2022 heeft er een gesprek tussen [verweerster] en onder andere [naam 5] en [naam 2] plaatsgevonden, waarna [naam 7] als maatschappelijk werkster is ingeschakeld. In augustus 2022 meldt [verweerster] aan [naam 5] dat berichten van/over haar ex-partner hard bij haar zijn aangekomen. Uit de door partijen overgelegde correspondentie blijkt vervolgens dat [verweerster] vanaf november 2022, nadat haar zoon ziek is geworden, herhaaldelijk aan onder andere [naam 5] en [naam 2] heeft laten weten dat het echt niet goed met haar gaat, dat ze overloopt en dat ze last heeft van hartritmestoornissen. Begin december 2022 heeft [verweerster] na overleg met [naam 5] ook zorgverlof gekregen. Desgevraagd heeft [naam 5] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit zorgverlof niet alleen is ingezet zodat [verweerster] er voor haar zoon kon zijn, maar ook in verband met de gesteldheid van [verweerster] zelf, omdat zij wist dat het niet goed ging met [verweerster] . Isala stelt zelf ook dat [verweerster] meerdere keren huilend op de afdeling is aangetroffen. Daarnaast staat in de rapportage van de psycholoog van [verweerster] aan de huisarts dat de stress bij [verweerster] al veel eerder is ontstaan in de vorm van een gevoel van overbelasting door nachtdiensten, onregelmatige werktijden, een opleiding en waarschijnlijk een niet eerder gestelde diagnose sarcoïdose. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de ziekte van [verweerster] pas op 7 maart 2023 is begonnen.
4.10.
Voor zover Isala heeft gesteld dat het arbeidsconflict al is ontstaan in het beginstadium van de opleiding, gaat de kantonrechter hierin niet mee. In de processtukken komt een beeld naar voren van een opleiding die in de kinderschoenen staat waarbij alle partijen zoekende zijn naar een goede invulling hiervan. Het door Isala geschetste beeld dat [verweerster] volledig haar eigen plan trekt in de opleiding en zich niet laat bijsturen door haar begeleiders volgt hieruit niet. In het overgelegde e-mailverkeer tussen [verweerster] en
[naam 2] is de toonzetting in ieder geval tot en met december 2022 vriendelijk en opbouwend. In de e-mail van 23 december 2022 van [naam 2] aan [verweerster] ziet de kantonrechter weliswaar een duidelijk en streng antwoord op de vraag van [verweerster] of zij andere ziekenhuismedewerkers mag vragen om haar te helpen bij de data voor haar onderzoek, maar dit bericht geeft niet blijk van een conflictsituatie. Een eerste rimpeling is te zien tussen [verweerster] en [naam 5] als [verweerster] tijdens haar zorgverlof op de afdeling verschijnt en [naam 5] haar daar begin december 2022 op aanspreekt. Tussen [verweerster] en [naam 2] verandert de toonzetting in de e-mail van [verweerster] van
16 februari 2023. Dit bericht heeft geleid tot de gesprekken op 7 maart 2023 en 14 maart 2023, waarbij de verhoudingen tussen partijen op scherp zijn komen te staan. In de correspondentie die hierna plaatsvindt tussen [verweerster] en [naam 5] en [verweerster] en [naam 2] is te zien dat de verhoudingen daarna steeds meer verstoord raken.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het verstoord raken van de arbeidsrelatie niet los worden gezien van de ziekte van [verweerster] . De kantonrechter volgt de waarneming van de psycholoog van [verweerster] dat haar ziektetraject is uitgemond in een arbeidsconflict. Vanaf april 2022 geeft [verweerster] herhaaldelijk signalen af aan haar leidinggevende dat het niet goed met haar gaat. Vanaf november 2022 worden haar meldingen dat het zowel lichamelijk als mentaal niet goed met haar gaat steeds indringender. Zoals hiervoor al is overwogen, was Isala er ook van op de hoogte dat het niet goed ging met [verweerster] . Desondanks heeft Isala niet ingegrepen en haar tot 7 maart 2023 laten doorwerken. Pas vanaf toen is [verweerster] ziekgemeld, maar slechts voor de helft. Isala heeft toegelicht dat hiermee tegemoetgekomen werd aan de wens van [verweerster] om de opleiding af te ronden, wat zij dan kon doen tijdens de uren waarvoor zij niet was ziekgemeld. Ook al heeft Isala [verweerster] hiermee willen faciliteren, het had op dat moment op haar weg gelegen om [verweerster] tegen zichzelf te beschermen door haar volledig ziek te melden. Het was immers kenbaar dat [verweerster] op dat moment zwaar overbelast was. In plaats daarvan heeft Isala [verweerster] , hoe goed bedoeld ook, steeds aangemoedigd om de studie af te ronden. Ter zitting heeft Isala betoogd dat zij [verweerster] heeft voorgehouden dat zij ook gewoon zou kunnen stoppen met de opleiding, maar dat ziet de kantonrechter niet terug in de overlegde correspondentie. Met name in de e-mails van
[naam 2] ziet de kantonrechter dat [verweerster] wordt bemoedigd om de studie voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 2] wel aangegeven dat zij de mogelijkheid van stoppen aan [verweerster] heeft voorgehouden, maar zij heeft niet concreet kunnen benoemen hoe en wanneer zij dit met [verweerster] heeft besproken. Bij deze stand van zaken kan het verstoord raken van de arbeidsverhouding niet los worden gezien van de ziekte van [verweerster] . Ook de scherpe toonzetting in de berichten van [verweerster] aan [naam 5] en [naam 2] vanaf februari 2023 kan naar het oordeel van de kantonrechter niet los worden gezien van de al langer bestaande slechte gezondheidstoestand van [verweerster] .
4.12.
Gelet op het voorgaande doet zich hier geen uitzondering voor als bedoeld in artikel 7:671b lid 6 sub a. ). Ook de b.) situatie is hier niet aan de orde. Isala heeft subsidiair aangevoerd dat het in het belang van [verweerster] is als de arbeidsovereenkomst eindigt. De kantonrechter ziet met Isala dat de psycholoog van [verweerster] in haar verslag noteert dat het erop lijkt dat [verweerster] niet aan herstel toekomt zolang het werkconflict voortsleept en aan onderliggende gevoelens van rouw, verdriet en angst amper toekomt doordat er steeds weer een nieuwe stressor bovenop komt in de vorm van communicatie vanuit de werkgever. Maar nog los van de vraag of een en ander al tot de conclusie kan leiden dat een ontbinding in haar belang is, staat daar in dit geval tegenover dat [verweerster] voorafgaand aan het onderhavige geschil meer dan twintig jaren en klaarblijkelijk zonder problemen bij Isala heeft gefunctioneerd en dat zij op dit moment ernstig beperkt wordt door fysieke en mentale klachten, wat op zijn zachtst gezegd geen gunstige positie is om de arbeidsmarkt te betreden. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat het op dit moment in het belang van [verweerster] is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt.
4.13.
Nu zich geen uitzonderingssituatie voordoet, staat het opzegverbod bij ziekte in de weg aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van Isala zal daarom worden afgewezen. Daarmee komt de kantonrechter niet meer toe aan beoordeling van de subsidiaire tegenverzoeken [verweerster] .
Herplaatsing
4.14.
De kantonrechter overweegt nog dat, als er geen sprake zou zijn van een opzegverbod, ook de herplaatsingsplicht van Isala hier aan toewijzing van het ontbindingsverzoek in de weg had gestaan. Op grond van artikel 7:671b lid 1 BW jo. artikel 7:669 lid 1 BW rust op Isala de plicht om te onderzoeken of [verweerster] , eventueel met behulp van scholing, binnen een redelijke termijn in een andere passende functie kan worden geplaatst. Pas als dat niet mogelijk is of dat niet in de rede ligt, kan sprake zijn van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Isala heeft er geen blijk van gegeven serieus te hebben onderzocht of herplaatsing van [verweerster] binnen Isala mogelijk is. Uit de enkele stelling dat “zij het probleem niet binnen Isala wenst te verplaatsen” volgt niet dat herplaatsing niet in de rede ligt. Isala is een groot ziekenhuis en [verweerster] is een ervaren verpleegkundige. Helemaal gelet op het lange dienstverband van [verweerster] en het niet betwiste probleemloze functioneren van [verweerster] voorgaand aan het onderhavige conflict, mocht van Isala verwacht worden dat zij zich concrete inspanningen had getroost om [verweerster] een passende functie binnen Isala aan te bieden, alvorens tot indiening van een ontbindingsverzoek over te gaan. De inschatting dat [verweerster] daar zelf evenmin voor open zou staan doet daar gelet op de totale afwezigheid van inspanningen op dit vlak onvoldoende aan af: nu kennelijk niet eens geprobeerd is om daarover met haar in gesprek te gaan is de inschatting dat zij haar weerstand op dit punt nooit zou laten varen prematuur.
Proceskosten
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van Isala, omdat Isala ongelijk krijgt. [verweerster] verzoekt om Isala te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten.
Vergoeding van de volledige proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, of in dit geval het verzoek, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn een verzoeker zijn verzoek baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hebben. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
4.16.
De kantonrechter oordeelt dat hier geen sprake is van misbruik van procesrecht. Dat de kantonrechter in deze zaak oordeelt dat een opzegverbod in de weg staat aan toewijzing van het ontbindingsverzoek, betekent niet dat Isala op voorhand had moeten begrijpen dat het opstarten van deze procedure geen kans van slagen zou hebben. De proceskosten worden daarom toegewezen conform het geldende liquidatietarief. De proceskosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
5.2.
veroordeelt Isala in de proceskosten van € 814,00 en de nakosten van € 135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Isala niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2024.
Artikel 7:671b lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) jo. Artikel 7:669 lid 3 BW en artikel 7:670 BW .
Hoge Raad 24 oktober 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9536 en Hoge Raad 18 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:276
Parket bij de Hoge raad 20 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:559 en
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5966