Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

In deze zaak vraagt de stichting om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verweerder, omdat verweerder volgens de stichting zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter wijst het verzoek van de stichting toe. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld door tijdens zijn ziekte zonder deugdelijke reden lange tijd niets van zich te laten horen, ondanks meerdere oproepen van de stichting. Daarmee is verweerder zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen. Van ernstige verwijtbaarheid is geen sprake, omdat het aannemelijk is dat de reden van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen (mede) komt door de psychische gesteldheid van verweerder.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Civielrecht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer / rekestnummer: 11154030 \ EJ VERZ 24-206

Beschikking van 11 september 2024

de stichting STICHTING VOOR CHRISTELIJK (SPECIAAL) VOORTGEZET ONDERWIJS OP REFORMATORISCHE GRONDSLAG,

gevestigd te Kampen,

verzoekende partij,

hierna te noemen: de stichting,

gemachtigde: mr. K. van Boltaringen-Roumen,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats],

verwerende partij,

hierna te noemen: [verweerder],

niet verschenen.

1 Inleiding en korte samenvatting

1.1.

In deze zaak vraagt de stichting om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], omdat [verweerder] volgens de stichting zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen.

1.2.

De kantonrechter wijst het verzoek van de stichting toe. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld door tijdens zijn ziekte zonder deugdelijke reden lange tijd niets van zich te laten horen, ondanks meerdere oproepen van de stichting. Daarmee is [verweerder] zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen. Van ernstige verwijtbaarheid is geen sprake, omdat het aannemelijk is dat de reden van het niet nakomen van re-integratieverplichtingen (mede) komt door de psychische gesteldheid van [verweerder].

1.3.

Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna gemotiveerd.

2 De procedure

2.1.

De stichting heeft het verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Dit verzoek is bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 14 juni 2024.

2.2.

Partijen zijn schriftelijk opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek op 28 augustus 2024.

2.3.

Op 28 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Namens de stichting zijn verschenen de heer [naam 1], bestuurder, en de heer [naam 2], medewerker personeelszaken, beiden bijgestaan door mr. Van Boltaringen-Roumen. [verweerder] is niet verschenen en er is geen bericht van verhindering van [verweerder] ontvangen. Op de zitting heeft de stichting het betekeningsexploot van oproeping aan de griffier overhandigd, dat aan [verweerder] in persoon is betekend, waaruit blijkt dat [verweerder] voor de mondelinge behandeling van 28 augustus 2024 om 11:00 uur is opgeroepen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat de stichting op de zitting verder naar voren heeft gebracht.

3 De feiten

3.1.

De stichting is een scholengemeenschap.

3.2.

[verweerder], geboren op [geboortedatum], is met ingang van 1 augustus 2022 in dienst getreden bij de stichting, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in de functie van technisch onderwijsassistent, tegen een brutosalaris van € 2.893,00.

3.3.

Op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is de cao voor het voortgezet onderwijs van toepassing.

3.4.

Op 4 september 2023 heeft [verweerder] zich ziekgemeld.

3.5.

De stichting heeft [verweerder] bij e-mail van 14 september 2023 gevraagd contact op de te nemen.

3.6.

[verweerder] is op 21 september 2023 op consult geweest bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft op dat moment vastgesteld dat [verweerder] volledig arbeidsongeschikt is. Verder heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat [verweerder] adequate hulp heeft gezocht, maar dat hij wordt geconfronteerd met een wachtlijst. [verweerder] heeft verzocht bedrijfsmaatschappelijk werk in te zetten. Dit is door de stichting gedaan.

3.7.

[verweerder] is op 19 oktober 2023 nogmaals op consult geweest bij de bedrijfsarts. In het verslag van dit consult staat onder andere dat [verweerder] contact zal opnemen met zijn leidinggevende om verdere afspraken te maken. De volgende afspraak van [verweerder] bij de bedrijfsarts is ingepland op 23 november 2023.

3.8.

De bedrijfsarts heeft op 23 oktober 2023 een probleemanalyse met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] opgesteld.

3.9.

Bij brief van 7 november 2023 heeft de stichting aan [verweerder] laten weten dat hij niet bereikbaar is en dat dit door de stichting wordt gezien als niet meewerken aan zijn re-integratie.

3.10.

[verweerder] is zonder berichtgeving niet op het consult van 23 november 2023 verschenen. Op 14 december 2023 is [verweerder] opnieuw uitgenodigd bij de bedrijfsarts. Ook op die afspraak is [verweerder], zonder berichtgeving, niet verschenen.

3.11.

De stichting heeft bij brief van 15 december 2023 aan [verweerder] nogmaals aangegeven dat [verweerder] contact moet opnemen en dat het geen gehoor geven aan oproepen van de bedrijfsarts wordt gezien als niet meewerken aan zijn re-integratie. In deze brief heeft de stichting [verweerder] een laatste kans gegeven om contact op te nemen en gedreigd met een loonstop.

3.12.

[verweerder] is zonder berichtgeving niet verschenen op een afspraak met de bedrijfsarts op 18 januari 2024. De stichting heeft vervolgens de loonbetaling aan [verweerder] opgeschort.

3.13.

Op 15 april 2024 heeft de stichting het UWV gevraagd om een deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van [verweerder].

3.14.

Bij aangetekende brief van 19 april 2024 heeft de stichting [verweerder] een laatste kans gegeven om contact op te nemen. De stichting heeft in deze brief aangegeven dat als het niet lukt om in contact te komen met [verweerder], zij naar de kantonrechter zal gaan en ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal vragen. Deze brief is ongeopend teruggekomen bij de stichting.

3.15.

Het UWV heeft bij brief van 29 april 2024 aan de stichting kenbaar gemaakt dat zij geen contact met [verweerder] heeft kunnen krijgen en dat zij daarom geen deskundigenoordeel kan geven.

3.16.

Bij brief van 3 juni 2024 aan de stichting heeft de stichting kenbaar gemaakt dat zij het salaris van [verweerder] heeft stopgezet en dat zij de kantonrechter zal vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

4 Het verzoek

4.1.

De stichting verzoekt de kantonrechter – samengevat – de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn, en te bepalen dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding.

4.2.

[verweerder] is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend, zodat [verweerder] geen verweer heeft gevoerd.

5 De beoordeling

De kantonrechter beoordeelt het verzoek ook al is [verweerder] niet verschenen

5.1.

[verweerder] is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2.2.8 van het ‘Landelijk Procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton’ versie 1 juli 2024, door de betekening van het verzoekschrift bij deurwaardersexploot op tijd in kennis gesteld van het tegen hem gerichte verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de mondelinge behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden. De kantonrechter beoordeelt daarom het verzoek ook al is [verweerder] niet verschenen.

De inhoudelijke beoordeling

5.2.

Het verzoek tot ontbinding is gebaseerd op artikel 7:669 lid 3 sub e BW, in verband met het zonder deugdelijke grond door [verweerder] niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. In geval van een verzoek op die grondslag moet het verzoek (op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 5 BW) worden afgewezen indien (onderdeel a) de werkgever de werknemer niet eerst schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:629a lid 7 BW, de betaling van het loon heeft gestaakt, of (onderdeel b) de werkgever niet beschikt over een deskundigenverklaring van het UWV als bedoeld in artikel 7:629a BW, tenzij het overleggen van de ze verklaring in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. Deze afwijzingsgronden doen zich in dit geval niet voor, nu de stichting [verweerder] zowel schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van zijn verplichtingen als ook de betaling van het loon heeft gestaakt. De stichting heeft wel een deskundigenoordeel aangevraagd maar niet verkregen omdat (ook) het UWV geen contact met [verweerder] kon krijgen. Het overleggen van een deskundigenverklaring kan daarom in redelijkheid niet van de stichting worden gevergd.

5.3.

Nu [verweerder] geen verweer heeft gevoerd gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de feiten die de stichting aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd. Daaruit blijkt dat [verweerder] herhaaldelijk geen gehoor heeft gegeven aan oproepen van de stichting om zijn re-integratieverplichtingen na te komen. [verweerder] is ondanks herhaalde inspanningen van de stichting (waaronder waarschuwingen en een loonstop) onbereikbaar gebleken voor de stichting, de bedrijfsarts en het UWV. Van een deugdelijke reden hiervoor is niet gebleken.

5.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de feiten die door de stichting naar voren zijn gebracht, die onweersproken zijn gebleven, een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op, zoals bedoeld in artikel 6:669 lid 3 sub e BW. Gelet op de hiervoor besproken omstandigheden kan van de stichting niet worden verlangd dat zij de mogelijkheid tot herplaatsing onderzoekt en ligt herplaatsing van [verweerder] ook niet in de rede.

Geen ernstige verwijtbaarheid

5.5.

Op de zitting heeft de kantonrechter aan de stichting gevraagd wat de aard is van de arbeidsongeschiktheid van [verweerder]. De stichting heeft verklaard dat het om psychische problemen gaat. Verder heeft de stichting op de zitting verklaard dat er vanuit de stichting contact is gezocht met de mevrouw bij wie [verweerder] inwoont, met de ouders van [verweerder] en met de pastor van [verweerder]. Deze personen staan kennelijk (nog steeds) wel in contact met [verweerder]. Gelet op dit laatste is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerder]. Van [verweerder] had verwacht mogen worden dat hij in ieder geval op enig moment contact zou opnemen met de stichting, aangezien hij kennelijk wel met andere personen in contact staat. De kantonrechter acht het daarnaast aannemelijk dat het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door [verweerder] in ieder geval voor een deel te wijten is aan de oorzaak van zijn arbeidsongeschiktheid, namelijk (waarschijnlijk) psychische problemen. Op de zitting is door de stichting aangegeven dat zij daar hetzelfde over denkt. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verweerder].

5.6.

Het opzegverbod tijdens ziekte staat niet aan ontbinding in de weg, gelet op het bepaalde in artikel 7:670a lid 1 BW. In dit artikellid is (kort gezegd) bepaald, dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing is indien de werknemer zonder deugdelijke grond de re-integratieverplichtingen weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk tot nakoming heeft gemaand of om die reden de loonbetaling heeft gestaakt. Aan die vereisten is in dit geval voldaan. Dat er sprake is van andere opzegverboden, is niet gebleken.

5.7.

Nu er geen sprake is van ernstige verwijtbaar handelen van [verweerder], heeft [verweerder] op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 2 BW recht op de transitievergoeding.

Conclusie

5.8.

De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden.

De einddatum van de arbeidsovereenkomst

5.9.

Zoals hiervoor is overwogen, is de beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder]. De arbeidsovereenkomst zal daarom met toepassing van artikel 7:671b lid 9 sub a BW worden ontbonden met ingang van 1 november 2024. Hierbij is in aanmerking genomen dat voor de stichting bij regelmatige opzegging (op basis van de geldende cao) een opzegtermijn van drie maanden geldt, waarop in mindering wordt gebracht de periode tussen het indienen van het verzoekschrift en de datum van de beschikking, waarbij ten minste een termijn van één maand resteert.

De proceskosten

5.10.

Nu er sprake is van verwijtbaar handelen, komen de proceskosten voor rekening van [verweerder]. De proceskosten van de stichting worden vastgesteld op € 130,00 aan griffierecht, en op € 543,00 aan salaris gemachtigde, in totaal een bedrag van € 673,00.

6 De beslissing

De kantonrechter

6.1.

ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2024,

6.2.

veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de kant van de stichting begroot op € 673,00,

6.3.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

6.4.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024. (wv)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature