Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Deze zaak gaat over de vraag of gedaagden moeten worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding als gevolg van een geweldsincident tussen partijen in Plaats op 18 augustus 2020. Eiser stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij materiële en immateriële schade heeft geleden van een bedrag van ruim € 24.000,00, onder meer bestaande uit materiële schade aan de auto van eiser en uit immateriële schade van € 15.000,00 als gevolg van gehoorschade (en operaties) aan zijn rechteroor en PTSS. Gedaagden voeren verweer en betwisten, kort gezegd, dat zij de door eiser gestelde schade aan de auto van eiser, dan wel de gehoorschade, hebben veroorzaakt.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vordering van eiser wordt afgewezen. Door eiser is de stelling dat de gestelde materiële en immateriële schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen van gedaagden, gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagden, onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Daarmee heeft eiser niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer: 9993147 \ CV EXPL 22-2570

Vonnis van 7 maart 2023

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen [eiser] ,

gemachtigde: mr. A.P. Drosten,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] , 2. [gedaagde sub 2],

te [woonplaats] , 3. [gedaagde sub 3],

te [woonplaats] ,

gedaagde partijen,

hierna samen te noemen [gedaagden] . en afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ,

gemachtigde: mr. D.P. Kant.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis,- de aanvullende producties van [gedaagden] ,

- de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

1.2.

Vervolgens is vonnis bepaald.

2 Inleiding

2.1.

Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagden] moeten worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding als gevolg van een geweldsincident tussen partijen in [woonplaats] op 18 augustus 2020. [eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij materiële en immateriële schade heeft geleden van een bedrag van ruim € 24.000,00, onder meer bestaande uit materiële schade aan de auto van [eiser] en uit immateriële schade van € 15.000,00 als gevolg van gehoorschade (en operaties) aan zijn rechteroor en PTSS. [gedaagden] voeren verweer en betwisten, kort gezegd, dat zij de door [eiser] gestelde schade aan de auto van [eiser] , dan wel de gehoorschade, hebben veroorzaakt.

2.2.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen. Door [eiser] is de stelling dat de gestelde materiële en immateriële schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] , gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] , onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Daarmee heeft [eiser] niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht.

3 De feiten

3.1.

[eiser] heeft een relatie gehad met [A] , dochter van [gedaagde sub 1] en nicht van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

3.2.

Op 18 augustus 2020 heeft zich in de namiddag nabij de woning van [eiser] een geweldsincident tussen partijen voorgedaan. Partijen zijn vervolgens door de politie aangehouden als verdachten. Daarnaast is een vriend van [eiser] , [B] , die bij het voorval aanwezig was, door de politie aangehouden.

3.3.

De politie heeft processen-verbaal van bevindingen opgemaakt van wat zij bij het ter plaatste gaan hebben aangetroffen. Hierin is onder meer door de politie opgenomen:

“(…) Omstreeks 19:00 uur kregen wij het verzoek van de meldkamer om te gaan naar [het adres] , aldaar zou een vechtpartij gaande zijn en volgens meldster werd er met metalen pijpen geslagen en hoorde zij iemand praten over messen.

Toen wij ter plaatse kwamen aan [het adres] zagen wij veel glas alsmede een onbekende vloeistof. Tevens troffen wij daar [eiser] en [B] . [eiser] was erg bezweet, was wit in het gezicht, had enkele verwondingen in zijn gezicht en hoofd, had een bloeduitstorting in zijn oog en had een bebloede hand. [B] stond naast [eiser] , [B] liep met behulp van krukken welke hij, naar eigen zeggen, sinds een motorongeluk nodig had om zich te verplaatsen. Voor de zekerheid hebben wij een ambulance laten komen om [eiser] na te kijken gezien zijn toestand. [eiser] hoefde niet mee naar het ziekenhuis.

Achter de woning, op een grasveld, stond de auto van [eiser] . Dit betrof een Volvo oldtimer voorzien van [kenteken] . Deze Volvo vertoonde meerdere sporen van vernieling. De ruit van de bestuurdersdeur was kapot, er zat een deuk in de dakstijl ter hoogte van de bestuurder, in de achterruit zat een gat en de ruit was verbrijzeld, in het rechterachterportier zat een grote deuk en de rechtervoorzijde zat in elkaar.

In het gras waren duidelijk verse sporen te zien van een voertuig welke hier met slippende banden had gereden. Dit kwam doordat [eiser] na eigen zeggen over de stoep was gereden om weg te komen van zijn aanvallers.

Wij hoorden dat [eiser] zei dat hij was aangevallen door zijn ex schoonfamilie die hem bij zijn woning zouden hebben opgewacht. Wij hoorden dat [eiser] zei dat [gedaagde sub 1] , [C] , [gedaagde sub 2] en [D] hierbij betrokken waren. Wij hoorden [eiser] zeggen dat er met ijzeren staven op zijn auto was geslagen en dat hij klappen had gehad van de mannen. Wij hoorden [eiser] zeggen dat hij niet meer precies wist van wie hij klappen had gehad, maar dat hij zelf één klap had uitgedeeld aan [gedaagde sub 1] uit zelfverdediging. Wij hoorden dat [eiser] weg wilde rijden maar dat hij werd geblokkeerd door een zwarte Peugeot met als bestuurder [D] .

Ik hoorde van een getuige die zich bij mij melde dat zij de politie had gebeld. Ik hoorde dat deze getuige zei dat ze woonde aan [het adres] . Ik hoorde dat de getuige zei dat ze gezien had dat er meerdere mannen haar buurman aanvielen terwijl deze in zijn auto zat. Ik hoorde dat de getuige zei dat de mannen op de auto sloegen met ijzeren staven. (…)”

Verder is door twee andere verbalisanten opgenomen:

“(…) Wij, verbalisanten [E] en [F] , zagen dat er meerdere personen op straat en stoep stonden aan [het adres] ter hoogte van [nummer] . Wij zijn bij ons dienstvoertuig uitgestapt en gingen met deze personen in gesprek. Deze personen bleken later te zijn: [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [D] en [gedaagde sub 1] . Wij zagen dat drie van de personen oppervlakkig letsel hadden. Wij verbalisanten, [E] en [F] , hoorden dat [gedaagde sub 2] zei dat hij een wond op zijn achterhoofd had. Wij vroegen aan [gedaagde sub 2] hoe hij daar aan kwam. Wij hoorden dat hij zei dat hij met een ploertendoder op zijn achterhoofd was geslagen door [B] . Wij, verbalisanten, zagen dat [gedaagde sub 1] ook een wond op zijn neus had. Wij hoorden dat hij zei dat hij ook een wond op zijn linker onderarm had. Wij hoorden dat hij zei dat dit tijdens de vechtpartij met [eiser] en [B] aan [het adres] was gebeurt. Omdat de aanleiding niet duidelijk was heb ik, verbalisant [E] , dit gevraagd aan [D] . Ik hoorde dat zij onder andere verklaarde: Mijn dochter, [A] , heeft een relatie gehad met [eiser] . Deze relatie is al een tijdje uit. Sindsdien valt hij haar lastig via whatsapp. Hij bedreigt haar met dat hij haar leven kapot gaat maken. Hij maakt haar hele leven zo kapot. Hij is zelf verslaafd aan de drugs, volgens mijn dochter aan cocaïne. Hij gaat namelijk om met een drugsdealer in [plaats] . Ik zag dat hij vandaag reed in zijn oude Volvo. Hierop besloot ik hem te volgen. Ik zag dat hij naar zijn huis reed. Ik wilde daar met hem praten. Mijn broer [gedaagde sub 2] kwam erbij want die was al bij mijn woning, ongeveer 200 meter verderop. [gedaagde sub 2] kwam samen met zijn zoons [gedaagde sub 3] , [C] en samen met mijn partner [gedaagde sub 1] aan lopen. We zagen dat [eiser] , samen met een vriend van hem genaamd [B] , uit de auto stapten. Ik zag dat de situatie gelijk gespannen werd. Ik zag dat [B] een ploertendoder trok en hiermee op [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] , [C] en [gedaagde sub 1] afliep. Vervolgens ging alles heel snel. Er werd over en weer op elkaar geslagen. [eiser] vluchtte en reed in zijn auto weg. Ik zag dat hij richting onze woning, [het adres] [nummer] reed. Hier is de rechter buitenspiegel van de auto van [gedaagde sub 2] kapotgeslagen en zit er een deuk boven het rechter voorwiel in de carrosserie. Hierna is hij er weer als een gek vandoor gereden. (…)”

3.4.

Drs. [G] , forensisch arts bij Forensische Geneeskundige GGD Twente, heeft op 20 augustus 2020 om 11:00 uur bij [eiser] een letselonderzoek uitgevoerd. In de letselrapportage is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) Gemelde toedracht

Betrokkene zegt met een stalen knuppel op zijn hoofd geslagen te zijn: bovenop, aan de zijkant links en op beide oogkassen. Hij weet niet wat er met linker oog gebeurd is, waarschijnlijk een klap, de roodheid zat er volgens hem niet voor de vechtpartij. Hij zegt in zijn auto gezeten te hebben, de autoruit werd ingeslagen en daardoor heeft hij letsels op de linker hand door glas.

(…) Letsel lichaamsdeel: hoofd beschrijving: Bovenop de schedel in de behaarde hoofd een rode huisverkleuring met enige zwelling. soort: Kneuzing past de gemelde toedracht bij het letsel: goed Toelichting: Een kneuzing ontstaat door een val, een klap op stoot tegen het lichaam. Hierdoor worden weefsels samengedrukt. Door het samendrukken ontstaat er beschadiging van de weefsels. Hierdoor ontstaat zwelling en vaak ook een bloeduitstorting.

(…) Letsel lichaamsdeel: hoofd beschrijving: Op de linker zijkant van de schedel boven het oor een kleine zwelling zonder huidverkleuring soort: Kneuzing past de gemelde toedracht bij het letsel: goed

lichaamsdeel: hoofd beschrijving: Boven de rechter wenkbrauw een paar kleine huidletsels met enige roodheid. soort: Huidbeschadiging past de gemelde toedracht bij het letsel: mogelijk (…)”

3.5.

[eiser] heeft op 23 maart 2021 een onderzoek ondergaan in het ziekenhuis op de polikliniek KNO. Hiervan is een verslag gestuurd naar de huisarts van [eiser] . In het verslag is onder meer opgenomen:

“(…) Anamnese (…)_ Gehoorverlies rechts, ontstaan na een klap op het rechter oor met een stalen buis. Is in augustus 2020 aangevallen door meerdere personen. Voor dit oortrauma had patiënt een goed gehoor rechts. (…)

(…) Conclusie Gemengd gehoorverlies rechts met een duidelijke geleidingscomponent, duidend op een niet goed functionerende gehoorbeenketen. Dit is overigens ook niet altijd waarneembaar op de CT (dus een negatieve CT wil niet zeggen dat er geen beschadiging is aan de keten). Omdat het gehoor rechts voorafgaande aan het trauma goed was, is zeer aannemelijk dat de gehoorbeenketen beschadigd is geraakt door het trauma. Daarbij tevens enige beschadiging aan het slakkenhuis. Dit laatste is meestal een blijvende schade, die niet kan worden hersteld met medicatie danwel een operatie.

Beleid Het gehoorverlies rechts is dusdanig dat er een indicatie is voor een hoortoestel. Uiteindelijk is gekozen voor de optie van een operatie. Middels een middenoorinspectie zal de gehoorbeenketen worden geïnspecteerd en aan de hand van de bevindingen zal getracht worden de keten te repareren. Soms is het daarvoor nodig om een middenoorprothese te plaatsen. Het is nadien afwachten in welke mate er gehoorwinst kan worden bereikt. Dit zal uiteraard middels audiometrie worden geobjectiveerd enkele maanden na de ingreep. (…)”

3.6.

Bij onherroepelijke vonnissen van 13 augustus 2021 van deze rechtbank zijn [gedaagden] veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek wegens openlijk in vereniging geweld plegen in [plaats] op 18 augustus 2020 tegen [eiser] en zijn goederen. Voor het overige is [eiser] als benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tot schadevergoeding.

3.7.

[eiser] zelf is eveneens door deze rechtbank veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren en tot betaling van een schadevergoeding aan [gedaagde sub 2] . De vriend van [eiser] , [B] , is ook vervolgd. Deze procedure moet nog dienen.

3.8.

Autoschade [H] [plaats] heeft op 22 november 2021 een schadecalculatie-rapport opgemaakt, waarbij de schade aan de auto van [eiser] van het merk Volvo type 144 met [kenteken] is begroot op een bedrag van € 8.065,59.

3.9.

[I] , [buurvrouw] van [eiser] , heeft op 13 februari 2022 als volgt verklaard:

“ (…) Op 17 augustus 2020 ben ik getuige geweest van de grote vechtpartij onder mijn woning. Mijn buurman die slachtoffer is geworden, naar mijn mening, kende ik alleen van gezicht voor deze situatie. Ik was aan het eten op mijn balkon toen ik opeens geschreeuw hoorde en toen ik ging kijken zag ik een groep mensen met metalen staven. Op dat moment had ik niet door wie bij wie hoorde. Ik herkende mijn buurman door zijn uiterlijk en de man die bij hem was had ik ook wel eens beneden gezien voor het gevecht. Op een gegeven moment kwam er een zwarte auto aanrijden die de doorgang blokkeerde. In die auto zat een vrouw die iets schreeuwde als: “ik pak een mes en steek hem neer”. Op dat moment zie ik mijn buurman en de andere man in een donkerblauwe auto om te kunnen ontsnappen van de menigte die met de metalen staven op de auto insloegen. De auto kon niet weg langs de normale doorgang want die was geblokkeerd door de zwarte auto. Uiteindelijk is mijn buurman weggekomen door achteruit over het gras weg te rijden aan de schoolkant. Toen had ik door wie bij wie hoorde. Mijn buurman en de andere man in de auto van mijn buurman en de rest van de andere mensen. (…)”

3.10.

[A] heeft als volgt verklaard:

“(…) Hierbij mijn verklaring van wat ik weet over het oor van [eiser] . Hij is ongeveer drie jaar mijn vriend geweest. [eiser] kan met zijn rechteroor niet goed horen. Als je aan zijn rechterkant zit begon hij altijd met zijn rechter kant van zijn hoofd naar je toe te draaien. Hij vertelde mij dat hij slechthorend was naar aanleiding van een behoorlijke oorontsteking die hij al als kind had. Zijn moeder is niet met hem naar de arts geweest. Pas veel later. Toen hij dus te laat met zijn moeder bij de arts was geweest, vertelde de arts dat hij te laat is en dat er al een beschadiging zit die hij niet meer kon behandelen. Zijn moeder heeft mij zelf ook verteld dat hij als kind zijnde een zware oorontsteking heeft gehad en dat hij hierdoor slecht hoort aan zijn rechteroor. Ongeveer 4 jaar geleden. Ik weet niet precies de datum meer, is hij bij de kno-arts geweest. De kno-arts heeft naar zijn oor gekeken en vertelde hem dat de oorontsteking zo hevig was geweest dat hij hieraan alleen nog geopereerd kon worden. Hij had nog maar 30 decibel aan gehoor. 70% schade. Hij is 2 dagen later bij mijn ouders geweest. Mijn moeder vroeg hoe het gegaan was met het onderzoek en hij vertelde dat de arts zei dat hij geopereerd moest worden. Er was geen andere behandeling meer. Hij zei tegen mijn moeder dat hij zich dan maar laat opereren. (…)”

3.11.

[J] heeft op 1 augustus 2022 als volgt verklaard:

“(…) Op een dinsdagavond (data weet ik niet meer) rij ik op de [het adres] . In de verte zie ik een zwarte Volvo naast een geparkeerde auto staan (later bleek dat een vw ). Vanuit de bestuurderskant zie ik dat er met een wat er voor mij uit ziet als een ijzeren staaf op de auto slaan. Ik besluit te kijken wat hier aan de hand is aangezien het niet normaal is dat dit gebeurd. Ter plaatse zie ik schade aan de vw de spiegel is kapot. De volvo rijd op hoge snelheid weg. Politie is op dat moment gebeld. Er zijn 2 mannen met bloed op hun hoofd. Ik vraag of ik iets kan doen. Kort daarop komt de politie. Deze meld ik wat ik heb gezien en geef mijn naam door. Ik vertrek weer omdat mijn kinderen nog in de auto zitten. (…)

(…) De Volvo betreft een old Timer. Deze herken ik vanwege zijn rijgedrag door de straat. (…)”

3.12.

De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] op 10 mei 2022 gesommeerd om tot betaling van de schadevergoeding over te gaan. [gedaagden] zijn hiertoe niet overgegaan, waarna zij door [eiser] in rechte zijn betrokken.

4 Het geschil

4.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen zijn bevrijd, veroordeelt:

tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 24.084,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2020, met dien verstande dat [eiser] zijn vordering beperkt tot € 25.000,00;

in de proceskosten en in de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.

4.2.

[eiser] stelt daartoe dat [gedaagden] een onrechtmatige daad hebben gepleegd door hem op 18 augustus 2020 te mishandelen. Als gevolg van het handelen van [gedaagden] heeft [eiser] schade geleden, bestaande uit materiële schade en immateriële schade van een bedrag van € 24.084,66. Verder vordert [eiser] de wettelijke rente hierover vanaf 18 augustus 2020 tot aan de dag van volledige betaling.

4.3.

[gedaagden] voeren verweer en concluderen dat [eiser] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis, te vermeerderen met nakosten, met bepaling dat over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn indien niet is voldaan aan die veroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis.

4.4.

[gedaagden] leggen daaraan de volgende stellingen ten grondslag. Zij betwisten de door [eiser] gestelde schade en betwisten deze schade te hebben toegebracht. Door [eiser] is geen bewijs geleverd van feiten en omstandigheden die zijn stellingen kunnen dragen. Voor zover [eiser] zou bewijzen dat de door [eiser] gestelde schade door [gedaagden] is toegebracht, beroepen [gedaagden] zich subsidiair op eigen schuld aan de zijde van [eiser] .

4.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5 De beoordeling

5.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat zich op 18 augustus 2020 een geweldsincident heeft voorgedaan. Vast staat ook dat [gedaagden] bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 13 augustus 2021 zijn veroordeeld voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. Daarmee staat in deze civiele procedure vast dat [gedaagden] op voormelde datum onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser] .

5.2.

De vraag die vervolgens voorligt is of, en zo ja in welke mate, de onrechtmatige gedragingen van [gedaagden] tot schade bij [eiser] hebben geleid. [eiser] heeft in dat verband gesteld dat hij, als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] , materiële schade en immateriële schade heeft geleden van een totaalbedrag van € 24.084,66.

5.3.

Voor zover [eiser] in dat kader heeft aangevoerd dat de onherroepelijke veroordelingen in het vonnis van 13 augustus 2021 dwingend bewijs opleveren in deze civiele procedure van de door [gedaagden] gepleegde feiten, behoudens door [gedaagden] te leveren tegenbewijs, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de omstandigheid dat [gedaagden] zijn veroordeeld voor openlijke geweldpleging, volgt nog niet dat daarmee bewijs is geleverd van de schade die volgens [eiser] tijdens deze openlijke geweldpleging door [gedaagden] is veroorzaakt. Uit de vonnissen van 13 augustus 2021 van de politierechter blijkt dit niet. Hieruit volgt slechts dat bewijs is geleverd dat [gedaagden] zich schuldig hebben gemaakt aan openbare geweldpleging. Hiervan is echter ook reeds sprake indien er in het openbaar een vechtpartij plaatsvindt tussen twee of meer personen. Dat [gedaagden] zijn veroordeeld voor openbare geweldpleging, maakt dus nog niet dat de strafrechter bewezen heeft geoordeeld dat [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij de door [eiser] gestelde schade hebben veroorzaakt. De regel van artikel 161 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat deze feiten behoudens tegenbewijs door [gedaagden] dwingend bewijs opleveren, mist in dit geval dus toepassing.

5.4.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu [eiser] als eiser betaling vordert van de hierna te noemen materiële en immateriële schadeposten, op [eiser] de stelplicht en eventueel bewijslast rust van zijn stellingen dat hij als gevolg van het handelen van [gedaagden] de door hem gestelde schade heeft geleden en dat deze schade is toegebracht door [gedaagden]

5.5.

De materiële schade bestaat volgens [eiser] uit een bedrag van € 8.065,59 aan schade aan zijn auto. Verder vordert [eiser] inkomensschade ter hoogte van € 482,09, reis- en parkeerkosten van € 151,98 en eigen risico ziektekosten van € 385,00. Voorts vordert [eiser] smartengeld, nu als gevolg van het incident blijvende gehoorschade is ontstaan. Er heeft een operatie plaatsgevonden en een tweede operatie zal in de toekomst noodzakelijk zijn. Voor de blijvende gehoorschade, operatie(s), pijn en de als gevolg van de mishandeling veroorzaakte PTSS en behandeling middels EMDR-therapie, wordt een smartengeldvergoeding van € 15.000,00 gevorderd.

5.6.

[gedaagden] hebben het bestaan van de door [eiser] gestelde schade als gevolg van hun onrechtmatig handelen gemotiveerd betwist. Uit het schadecalculatie-rapport blijkt volgens [gedaagden] niet dat de auto van [eiser] de schade door hen en tijdens het incident heeft opgelopen. De schade aan de zij- en achterruit van de auto kan alleen zijn toegebracht door een hard en stevig voorwerp. [gedaagden] betwisten met klem dat zij voor, tijdens en na het incident de beschikking hadden over een dergelijk voorwerp en dat zij de door [eiser] gestelde schade aan de auto hebben toegebracht. Tussen het moment dat [gedaagden] bij de woning van [eiser] zijn weggegaan en het moment dat de politie ter plaatse is verschenen en de auto van [eiser] heeft waargenomen, is enige tijd gelegen en het is onbekend wat [eiser] in de tussentijd met de auto heeft gedaan.

5.7.

Verder betwisten [gedaagden] in het bijzonder de stelling van [eiser] dat hij ernstige gehoorschade heeft opgelopen aan zijn rechteroor als gevolg van hun handelen. Dit volgt niet uit de letselrapportage. Deze rapportage bevat geen enkele waarneming over letsel aan het rechteroor, dan wel rechterzijde van het hoofd van [eiser] . Ook de verklaring van [eiser] wijst erop dat hij is geslagen op zijn hoofd bovenaan aan de zijkant links. Ten slotte is het de dochter van [gedaagde sub 1] bekend dat [eiser] in zijn jeugdjaren letsel heeft opgelopen aan zijn rechteroor als gevolg van een verwaarloosde oorontsteking die heeft geleid tot blijvende gehoorschade, zoals zij ook schriftelijk heeft verklaard. Hiermee is aangetoond dat [eiser] tijdens het geweldsincident van 18 augustus 2020 niet aan zijn rechteroor verwond is geraakt, aldus [gedaagden] De door [eiser] gestelde PTSS als gevolg van het geweldsincident is door [eiser] niet, althans onvoldoende aangetoond. Ook de gevorderde bedragen ter zake de inkomensschade worden door [gedaagden] betwist en dienen te worden afgewezen.

5.8.

De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de stelling dat hij schade heeft geleden aan zijn auto die is veroorzaakt door [gedaagden] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] , onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. De verklaringen van partijen van wat zich tijdens het geweldsincident precies heeft afgespeeld, zoals ook opgenomen in de processen-verbaal van bevindingen van de politie en de verklaringen van [I] en [J] , staan lijnrecht tegenover elkaar. Volgens [eiser] is hij degene die geslagen is met een ploertendoder, terwijl [gedaagden] verklaren door [B] te zijn geslagen met een ploertendoder. Uit de verklaringen van [I] en [J] kan ook niet worden afgeleid wat er zich precies heeft afgespeeld en of het [gedaagden] zijn geweest die de auto van [eiser] hebben bewerkt met een ploertendoder c.q. metalen staaf. Uit de verklaring van [J] volgt juist dat het [eiser] dan wel [B] is geweest die, nadat zij zijn gevlucht c.q. zijn weggereden, de auto van [gedaagde sub 2] met een ploertendoder c.q. metalen staaf hebben geraakt. Daarmee is in deze procedure in het midden gebleven of het [eiser] , dan wel [B] of [gedaagden] zijn geweest die bij het geweldsincident en het vervolg gebruik hebben gemaakt van de ploertdoder c.q. metalen staaf.

5.9.

Voorts geldt dat uit het schade-calculatierapport, welke dateert van meer dan één jaar na het incident, evenmin kan worden opgemaakt dat de schade van € 8.065,59 aan de auto van [eiser] (geheel) tijdens het geweldsincident is ontstaan, dan wel dat deze schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen aan de zijde van [gedaagden] Daarnaast staat, zoals ook [gedaagden] hebben betoogd, niet vast dat de auto in de periode vanaf het moment van het geweldsincident op 18 augustus 2020 tot aan het schade-calculatierapport op 21 november 2021, in de tussenliggende periode niet als gevolg van een andere oorzaak is beschadigd. Hieruit kan in ieder geval niet de conclusie worden getrokken dat de gestelde schade aan de auto van [eiser] - in alle facetten - door [gedaagden] tijdens het geweldsincident is toegebracht.

5.10.

Ook ter zake de gestelde schade aan het rechteroor van [eiser] als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] geldt dat deze stellingen door [eiser] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] , onvoldoende zijn toegelicht en onderbouwd. Uit de verklaring van [A] volgt dat [eiser] reeds voor het geweldsincident al (flinke) gehoorschade aan zijn rechteroor had, waarvoor een operatie noodzakelijk zou zijn.

5.11.

Desgevraagd heeft [eiser] ter zitting verklaard dat het juist is dat hij in zijn jeugdjaren een oorontsteking heeft gehad waarbij gehoorschade aan het rechteroor is ontstaan. Volgens [eiser] was deze schade echter ‘nihil’ en niet te vergelijken met de schade die hij als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] heeft opgelopen. Het blijft aan de zijde van [eiser] echter bij een blote stelling.

5.12.

Gelet op de ingenomen stellingen van [gedaagden] in de conclusie van antwoord ter zake de gehoorschade aan het rechteroor, had het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [eiser] gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van medische rapportages. Daarbij kan worden gedacht aan het overleggen van een medisch dossier waaruit volgt dat de gehoorschade als gevolg van de oorontsteking in zijn kindertijd, inderdaad ‘nihil’ was. Dit heeft [eiser] echter nagelaten, hetgeen voor zijn rekening en risico dient te komen. Daarmee heeft [eiser] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] , onvoldoende gesteld voor de stelling dat de gehoorschade is ontstaan als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] In het verlengde hiervan kan ook niet worden geoordeeld dat de schade bestaande uit eigen risico ziektekosten het gevolg is van het onrechtmatig handelen van [gedaagden] , nu deze kosten ook het gevolg kunnen zijn van een (noodzakelijke) operatie aan het rechteroor van [eiser] als gevolg van de onbehandelde oorontsteking in zijn kinderjaren.

5.13.

Ten aanzien van de gevorderde inkomensschade is de kantonrechter eveneens van oordeel dat deze schade door [eiser] onvoldoende is onderbouwd, nog daargelaten het antwoord op de vraag of deze gestelde schade het gevolg is van onrechtmatig handelen door [gedaagden] Dat laatste is door [eiser] immers niet voldoende toegelicht of onderbouwd.

5.14.

De conclusie van al het voorgaande is dat [eiser] in deze procedure niet heeft voldaan aan de op hem rustende stelplicht. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] door de kantonrechter zullen worden afgewezen.

5.15.

[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 1.058,00 (2 punten aan salaris gemachtigde x toepasselijk tarief van € 529,00).

5.16.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing te vermelden.

6 De beslissing

6.1.

wijst de vorderingen af;

6.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 1.058,00, met bepaling dat over deze proceskosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;

6.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00;

6.4.

verklaart dit vonnis voor wat betreft onderdeel 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023. (TD)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature