U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De kantonrechter in Almelo heeft Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland (ook wel: Obin) ontslagen als bewindvoerder of mentor van 14 rechthebbenden. Voor de cliënten is een vervangende bewindvoerder aangewezen.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Bewindsbureau

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer : 10456706 BM VERZ 23-876dossiernummer : BM 18022

datum : 20 april 2023

Ambtshalve beschikking van de kantonrechter

inzake:

Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. t.h.o.d.n. Obin

postadres: Postbus 340

4100 AH Culemborg

hierna te noemen: Obin

bewindvoerder voor:

[rechthebbende]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975

wonende [adres]

hierna te noemen: rechthebbende

1 De procedure

1.1

Bij beschikking van 14 juni 2006 is een bewind ingesteld over het vermogen van rechthebbende op grond van de lichamelijke of geestelijke toestand. Nu is Obin bewindvoerder.

1.2

Naar aanleiding van een veelvoud aan vragen over de periodieke verantwoordingen over de jaren 2020 en 2021 heeft op 17 januari 2023 een zitting plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen mw. [naam 1] , dhr. [naam 2] en dhr. [naam 3] , algemeen directeur van [bedrijf 1] , de holding waar Obin onder valt. Onderwerp van gesprek was het algeheel functioneren van Obin .

De kantonrechter heeft Obin na de zitting bij brief van 24 januari 2023 medegedeeld dat, hoewel de geconstateerde tekortkomingen een ontslag zouden rechtvaardigen, Obin tot 1 juli 2023 de tijd krijgt om te laten zien dat de zaken op orde zijn en om de schade die rechthebbenden hebben geleden door verzuim van Obin voldoende en uit eigen beweging te vergoeden. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat als Obin hierin verzuimt, hij over zal gaan tot ontslag van Obin in alle in Overijssel lopende dossiers.

1.3

Vervolgens zijn er nogmaals vragen gesteld over dezelfde dossiers als waarin de eerdere tekortkomingen zijn geconstateerd. Obin heeft daarop gereageerd. Vanwege de aard van de bevindingen en de naar aanleiding van de antwoorden gerezen vragen over het gevoerde bewind heeft de kantonrechter besloten opnieuw een zitting te gelasten. In de oproepingsbrief van 27 februari 2023 is verwezen naar de bevindingen in de dossiers en is opgemerkt dat mogelijk ontslag zal volgen in alle in Overijssel lopende dossiers. Op 23 maart 2023 heeft de zitting plaatsgevonden. Namens Obin is mw. [naam 1] verschenen.

2 De beoordeling

2.1

In Overijssel is Obin bewindvoerder over de vermogens van 14 rechthebbenden. Obin is een groot bewindvoerderskantoor met landelijke dekking. De kantonrechter bespreekt hieronder alleen de dossiers die onder het toezicht vallen van de rechtbank Overijssel.

2.2

De kantonrechter is belast met het toezicht op het gevoerde bewind en dient er actief op toe te zien dat de curator, bewindvoerder en mentor, in algemene zin, uitvoering geeft aan zijn taken. Bij onder meer de controle van de periodieke verantwoordingen toetst de kantonrechter of die taak naar behoren wordt vervuld. Bij de controle van de door Obin overgelegde periodieke verantwoordingen zijn onregelmatigheden geconstateerd. De kantonrechter heeft om die reden onderzocht of Obin de belangen van haar cliënten op een deugdelijke manier behartigt en zo niet, of haar ontslag is gerechtvaardigd wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW .

2.3

Ter zitting van 17 januari 2023 heeft de kantonrechter de geconstateerde tekortkomingen aan Obin voorgehouden en opgemerkt dat er geen sprake is van een enkele fout, maar er in vrijwel alle lopende dossiers en of meer fouten zijn gesonstateerd. De kantonrechter heeft opgemerkt dat Obin zelf deze fouten had moeten constateren en uit eigen beweging (financieel) recht had moeten trekken. Daarop heeft Obin verklaard dat zij in 2022 controles op de dossiers heeft uitgevoerd. Die controles zagen onder meer op de aanvraag bijzondere bijstand, aanvraag schuldhulpverlening, aanwezigheid van het plan van aanpak en de ondertekening van de rekening en verantwoording door de rechthebbende. In december 2022 is geprobeerd om alle nalatigheden financieel recht te trekken, aldus Obin . De kantonrechter heeft echter moeten vaststellen dat Obin , ondanks haar toezegging, het verbetertraject niet of niet voortvarend heeft opgepakt. Obin moet in veel zaken wederom op fouten worden geattendeerd. Ook is gebleken dat Obin nauwelijks uit eigen beweging overgaat tot vergoeding van de integrale schade, ook al is de schade evident. Vergoeding vindt doorgaans plaats nadat daar door de kantonrechter op wordt aangedrongen. Daarnaast is het opmerkelijk dat Obin in diverse dossiers niet consistent en/of onjuist heeft verklaard. Uit dit alles blijkt dat Obin haar dossiervoering niet op orde heeft en daardoor haar taak als bewindvoerder niet op de juiste wijze kan uitvoeren. Ook is Obin vaak te laat met het indienen van stukken en moest er noodgedwongen herhaaldelijk worden gerappelleerd.

De kantonrechter heeft een aantal categorieën onderscheiden en zal hieronder de bevindingen per categorie bespreken. Daarbij zullen de meest illustratieve dossiers worden aangehaald.

3. Bijzondere bijstand 3.1 Eén van de wettelijke taken van een bewindvoerder is het tijdig aanvragen van bijzondere bijstand voor zijn beloning, indien de rechthebbende gelet op zijn inkomen en vermogen deze kosten niet zelf kan betalen. Bij de controle is gebleken dat Obin op dit onderdeel in meerdere dossiers tekort is geschoten.

3.2

In het dossier CB 28553 is aan Obin bij brief van 19 december 2022 onder meer verzocht toelichting te geven op de ontvangen bijzondere bijstand in 2021. Deze lijkt niet over het gehele jaar te zijn ontvangen, terwijl rechthebbende daar wel recht op heeft. Wegens het uitblijven van een reactie is naar aanleiding van de zitting op 17 januari 2023 nogmaals verzocht toelichting te geven. Op 15 februari 2023 is de reactie van Obin ontvangen. Obin stelt dat de bijzondere bijstand inderdaad niet tijdig is aangevraagd, maar dat deze alsnog met terugwerkende kracht is toegekend en verwijst naar de bijgevoegde beschikkingen van de gemeente van 30 september 2020 en 25 oktober 2021. Hieruit blijkt dat de bijzondere bijstand is toegekend over de periode van respectievelijk 28 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2021 en van 12 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2022. Dat er met terugwerkende kracht over de periode van 1 september 2021 tot 12 oktober 2021 bijzondere bijstand is toegekend zoals Obin heeft verklaard, blijkt nergens uit. De rechthebbende heeft op dit onderdeel schade geleden. Dit is door de kantonrechter ter zitting van 23 maart 2023 aan Obin voorgehouden, waarop Obin vervolgens heeft verklaard dat de eerdere toelichting onjuist was en dat de gemeente de bijzondere bijstand niet met terugwerkende kracht heeft uitgekeerd. Obin heeft tijdens de zitting toegezegd de schade te zullen vergoeden, maar tot op heden is dit niet gebleken.

3.3

In het dossier BM 9737 is op 9 februari 2022 verzocht om de beschikking tot toekenning van de bijzondere bijstand toe te zenden. Wegens uitblijven van een reactie is Obin meerdere malen hieraan herinnerd. Pas op 15 december 2022 verwijst Obin naar de beschikking van de gemeente. Uit die beschikking blijkt dat de bijzondere bijstand van € 930,08 over de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 augustus 2020 is afgewezen, omdat de aanvraag te laat is ingediend. Obin gaat dan vervolgens niet over tot vergoeding van de schade. Hier moet Obin namelijk eerst op 25 januari 2023 op worden gewezen. In datzelfde bericht wordt Obin er ook op gewezen dat geen bijzondere bijstand van € 305,26 is verstrekt in de periode van 1 september 2021 tot en met 17 november 2021, omdat de aanvraag te laat is ingediend. Uit een nader toegezonden afschrift blijkt dat Obin pas op 6 februari 2023 de misgelopen bijzondere bijstand heeft teruggestort.

3.4

Illustratief is ook het dossier BM 11186. Gebleken is dat de bijzondere bijstand is toegekend tot 1 november 2021. Op 10 november 2022 is aan Obin verzocht om toezending van de beschikking waaruit blijkt dat ook na 1 november 2021 bijzondere bijstand is ontvangen. Op 5 januari 2023 merkt Obin het volgende op: ‘Helaas is de bijzondere bijstand vanaf november 2021 niet aangevraagd en ook niet toegekend’. Het is opmerkelijk dat Obin vervolgens niet tot de conclusie komt de misgelopen bijzondere bijstand te vergoeden. Pas na een verzoek hiertoe op 25 januari 2023 vergoedt Obin op 6 februari 2023 de misgelopen bijzondere bijstand van € 1.101,23 over de periode van 1 november 2021 tot en met 17 oktober 2022.

4. Bewindvoerders- en mentorschapskosten 4.1 In diverse dossiers is gebleken dat Obin de betaling van de bewindvoerders- en mentorschapskosten niet op orde heeft, waardoor rechthebbenden te veel kosten hebben betaald. Opvallend is dat Obin dit niet zelf heeft opgemerkt en het noodzakelijk was om Obin in dezelfde dossiers meerdere malen te moeten wijzen op terugbetaling.

4.2

In het dossier BM 9737 is gebleken dat er naast de reguliere beloning over 2020 een extra bedrag van € 465,04 door rechthebbende is betaald op 31 augustus 2020. Op 22 december 2021 is aan Obin verzocht deze overboeking nader toe te lichten. Omdat een reactie van Obin uitbleef, is op 26 april en 11 november 2022 een herinnering verstuurd. Op 15 december 2022 stelt Obin dat deze overboeking te maken heeft met achterstallige bewindvoerderskosten. Vervolgens wordt op 25 januari 2023 aan Obin gevraagd op welke periode deze achterstallige kosten betrekking hebben, omdat de achterstand niet uit het dossier blijkt. Obin stelt op 6 februari 2023 dat de achterstallige kosten betrekking hebben op de maanden mei tot en met augustus 2020 (4 x € 116,26). Deze verklaring is niet te volgen, omdat rechthebbende in 2020, naast het bedrag van € 465,04, de volledige reguliere beloning heeft betaald. Ter zitting van 23 maart 2023 verklaart Obin vervolgens dat rechthebbende te weinig heeft betaald in de jaren 2009, 2010 en 2011, maar dat zij die kosten niet alsnog in rekening wil brengen en het bedrag van € 465,04 heeft teruggestort. Opmerkelijk is dat Obin pas in 2014 tot bewindvoerder is benoemd. De verklaring van Obin ter zitting valt hiermee niet te rijmen. Weliswaar heeft Obin het bedrag van € 465,04 teruggestort, maar onduidelijk is gebleven waarom Obin dit bedrag in eerste instantie in rekening heeft gebracht.

4.3

In het dossier BM 11186 is op 10 november 2022 aan Obin verzocht toe te lichten waarom er in 2021 14 maanden mentorschapskosten in rekening zijn gebracht, in plaats van de gebruikelijke 12 maanden. In de maand juni werden de kosten zelfs 4 keer betaald. Eén maandtermijn werd teruggestort. In haar reactie van 5 januari 2023 stelt Obin het volgende: ‘Mijns inziens zijn er in totaal 11 betalingen verricht, zie hiervoor bijgevoegde specificatie. Er zijn in totaal 10 volledige maanden aan mentorkosten betaald in 2021. Ik verzoek u vriendelijk mij verder te informeren omtrent het feit dat u stelt dat er 14 mentorbetalingen zijn gedaan’. Op 25 januari 2023 moet Obin er vervolgens op gewezen worden dat meerdere maanden mentorschapsbeloning zijn weggeschreven onder de specificatie van de bewindvoerderskosten. Pas dan, op 6 februari 2023, komt Obin tot de conclusie dat rechthebbende 2 maanden te veel mentorschapskosten heeft betaald en merkt zij op dat zij dit aan rechthebbende heeft terugbetaald. Een bewijs van deze terugstorting is echter niet overgelegd. 4.4 In het dossier BM 20844 is gebleken dat Obin over een periode van 16 juni 2020 (aanvang bewind) tot en met 31 december 2021 niet de gebruikelijke 18,5 maanden aan bewindvoerderskosten in rekening heeft gebracht, maar in totaal 27 maanden. Zo wordt in september 2021 alleen al 7 keer de maandbeloning van € 154,88 in rekening gebracht. Bij navraag hierover schrijft Obin op 5 januari 2023 dat dit komt door een fout in het systeem en dat de te veel betaalde bewindvoerderskosten van in totaal € 1.393,92 op 5 januari 2023 zijn terugbetaald aan rechthebbende.

5. Aanpak schuldenproblematiek 5.1 Voor een nadere uiteenzetting van de taken van een bewindvoerder ten aanzien van de schulden zoekt de kantonrechter aansluiting bij de toelichting op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna de Regeling beloning te noemen). Daarin staat onder meer dat het in geval van problematische schulden gaat om werkzaamheden ten behoeve van het ongedaan maken van één of meer beslagen waarbij de beslagvrije voet niet wordt geëerbiedigd, het stabiliseren van problematische schuldsituaties en het toeleiden tot een minnelijke of wettelijke schuldregeling.5.2 Uit onderzoek is gebleken dat Obin in diverse dossiers verzuimd heeft werkzaamheden te verrichten ten aanzien van de schulden. Daarnaast heeft zij in een aantal gevallen wel de hogere beloning voor problematische schulden in rekening gebracht.

De hogere beloning is echter alleen gerechtvaardigd indien de bewindvoerder wegens de problematische schulden extra werkzaamheden verricht. Ter zitting van 23 maart 2023 heeft Obin daarover verklaard dat als de rechthebbende bijzondere bijstand ontvangt, er geen sprake is van schade voor rechthebbende. De kantonrechter vindt deze stelling van Obin echter niet deugdelijk. Obin laat zich betalen voor werkzaamheden die zij niet verricht. Rechthebbende ondervindt hierdoor weliswaar niet rechtstreeks schade omdat de beloning van Obin wordt betaald vanuit de bijzondere bijstand, maar dat neemt niet weg dat Obin een dergelijke vergoeding die uit de algemene middelen wordt voldaan, niet toekomt. Deze onterecht ontvangen bijzondere bijstand moet door Obin terugbetaald te worden aan de gemeente

5.3

Verder is opgevallen dat diverse schulden onnodig zijn verhoogd met extra kosten, omdat Obin de schuldenproblematiek niet (voortvarend) heeft opgepakt. Ook hierover heeft Obin een opvatting die de kantonrechter niet kan volgen, namelijk dat geen sprake is van schade, omdat de extra kosten worden meegenomen in een schuldhulpverleningstraject. Dit betekent evenwel dat de financiële afdracht van rechthebbende wordt verdeeld over meer schuldeisers en/of een hogere schuldenlast. De (oorspronkelijk) schuldeisers betalen in feite de rekening voor de nalatigheid van Obin , maar hieraan lijkt Obin geheel voorbij te gaan. Daarbij gaat Obin er vanuit dat een schuldhulpverleningstraject altijd een optie is, terwijl dat niet altijd het geval is. In ieder geval zou Obin rechthebbende actief toe moeten leiden tot de schuldhulpverlening en daarmee niet nodeloos lang moeten wachten.

5.4

Illustratief is het dossier BM 4289. Obin heeft in de rekening en verantwoording opgemerkt dat wordt geprobeerd om het dossier stabiel te houden. Op 11 november 2022 is aan Obin verzocht antwoord te geven op de vraag waarom het niet mogelijk is geweest om rechthebbende aan te melden voor schuldhulpverlening, aangezien Obin vanaf 2009 bewindvoerder is en er tot op heden geen actie is ondernomen. Op 5 januari 2023 merkt Obin op dat betrokkene in 2020 is verhuisd en dat er verder geen bijzonderheden zijn waaruit blijkt dat schuldhulpverlening geen optie is geweest. Aan Obin wordt op 25 januari 2023 voorgehouden na te denken op welke wijze zij de financiële nadelige gevolgen van haar verzuim aan rechthebbende zal compenseren. Vervolgens schrijft Obin op 6 februari 2023 iets anders, namelijk dat rechthebbende meerdere malen is verhuisd en dat het dossier daarom toch niet stabiel was voor aanmelding schuldhulpverlening. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze opmerking geen hout snijdt, nu uit de Basisregistratie Personen blijkt dat rechthebbende van 2009 tot en met 2015 op hetzelfde adres heeft gewoond. Tot en met 2017 heeft zij zelfs in dezelfde woonplaats gewoond. De kantonrechter ziet geen omstandigheden waarom Obin toen geen actie heeft kunnen ondernemen. Sinds 2021 woont rechthebbende in een beschermde woonvorm, maar ook vanaf dat moment heeft Obin geen actie ondernomen. Pas bij navraag heeft Obin de gemeente op 17 januari 2023 gemaild om rechthebbende aan te melden voor schuldhulpverlening. Dan merkt Obin ook het volgende op: ‘Wij hadden betrokkene eerder kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening, maar in onze ogen heeft betrokkene geen financiële schade geleden door het late aanmelden bij schuldhulpverlening, gezien het feit wij geen hoog tarief innen en de eventuele bijkomende kosten worden meegenomen in een schuldhulpverleningstraject’. Zoals eerder overwogen vindt de kantonrechter deze opvatting onbegrijpelijk.

5.5

In dossier BM 20844 heeft Obin in de rekening en verantwoording over 2021 opgemerkt dat het dossier klaar wordt gemaakt voor schuldhulpverlening, terwijl het dossier al ruim twee jaar loopt. Op de vraag waarom het niet mogelijk was om rechthebbende eerder aan te melden voor schuldhulpverlening merkt Obin op 5 januari 2023 onder meer op dat rechthebbende vanaf september 2020 salaris ontving en dat de situatie te onzeker was om aan te melden voor schuldhulpverlening. Obin heeft in die reactie toegelicht welke werkzaamheden zij heeft verricht ten aanzien van de schulden tot september 2020, maar niet van na die datum. Bij navraag hierover op 25 januari 2023 merkt Obin in haar reactie van 6 februari 2023 op dat er werkzaamheden zijn verricht in het jaar 2023. Bij brief van 27 februari 2023 wordt opgemerkt dat nog steeds niet duidelijk is welke werkzaamheden er zijn verricht in de periode van september 2021 tot en met 31 december 2021 en dat de door Obin genoemde werkzaamheden heel recent hebben plaatsgevonden. Obin verklaart vervolgens in haar brief van 20 maart 2023 dat er onvoldoende adequate werkzaamheden ten aanzien van de schulden zijn verricht in die periode. Obin stelt dat zij daarom het verschil tussen de hogere beloning die zij in die periode in rekening heeft gebracht en de lagere beloning aan rechthebbende heeft vergoed. Rechthebbende had geen recht op bijzondere bijstand.

5.6

In het dossier BM 18337 is op 10 november 2022 aan Obin gevraagd waar de schulden van ‘ [bedrijf 2] ’ van € 900,99 en € 548,08 betrekking op hebben, omdat deze schulden tijdens het bewind in 2021 lijken te zijn ontstaan. Op 5 januari 2023 antwoordt Obin dat deze schulden betrekking hebben op boetes bij het CJIB. Vervolgens is op 25 januari 2023 gevraagd aan Obin toe te lichten of deze schulden eerder hadden kunnen worden betaald en waarom deze schulden uit handen zijn gegeven aan een deurwaarder. Op 6 februari 2023 reageert Obin dat dit schulden waren waarvoor geen regeling kon worden getroffen met het CJIB. Pas bij brief van 20 maart 2023 verklaart Obin dat de schuld bij [bedrijf 2] betrekking heeft op de bestuursrechtelijke premie uit het jaar 2018 en dat er in 2018 voldoende inkomsten waren om een betalingsregeling te treffen. Obin verklaart vervolgens het volgende: ‘De extra kosten betreffen € 135,15 (incassokosten) en € 28,38 (BTW), totaal € 163,53. Gelet op het feit dat deze extra kosten zijn ontstaan door nalaten OBIN , heeft OBIN deze kosten aan betrokkene vergoed. Zie bijgevoegd betaalbewijs.’ Hieruit blijkt dat Obin het bedrag pas op 17 maart 2023 heeft vergoed. Ook nu is weer kenmerkend dat er wisselend wordt verklaard en dat Obin pas na meerdere schriftelijke rondes en na aandringen overgaat tot vergoeding van schade.

6. Postverwerking 6.1 Uit onderzoek is gebleken dat Obin haar betaalsysteem onvoldoende op orde heeft. Gebleken is dat facturen regelmatig dubbel worden betaald en dat Obin in diverse dossiers verzuimd heeft zorg te dragen voor tijdige betaling van facturen, waardoor deze zijn verhoogd met extra kosten. Ook is gebleken dat betalingen worden gedaan die rechthebbenden niet verschuldigd zijn. In dit verband heeft Obin ter zitting van 23 maart 2023 verklaard dat er tot 1 september 2022 sprake was van achterstanden in de mail - en postverwerking. Aangezien vanaf januari 2021 tekortkomingen op dit onderdeel zijn geconstateerd, vindt de kantonrechter het zorgwekkend en kwalijk dat het Obin ruim 1,5 jaar heeft gekost om haar mail- en postverwerking op orde te krijgen. Om zorgvuldig en nauwgezet te kunnen werken is het essentieel dat inkomende post tijdig wordt verwerkt. Te meer nu het gaat om het beheer van financiën van kwetsbare mensen die veelal zelf geen overzicht hebben over hun financiën. Obin is op dit onderdeel ernstig tekort geschoten.

6.2

In het dossier BM 19512 is gebleken dat er dubbele betalingen aan KPN plaatsvinden en dat er op 2 december 2021 een bedrag van € 20,- is betaald door Obin aan rechthebbende. Daarnaast vinden er aflossingen op schulden plaats. Bij navraag hierover verklaart Obin op 5 januari 2023 dat het soms kan voorkomen dat een factuur dubbel wordt betaald en dat hier in het vervolg goed op wordt gelet. Ook verklaart Obin dat er niet wordt afgelost op schulden, maar dat dit achterstallige betalingen zijn. Op 25 januari 2023 wordt verzocht aan Obin te onderzoeken of hierdoor schade is ontstaan in de vorm van bijkomende kosten. In haar reactie van 6 februari 2023 merkt Obin vervolgens op dat rechthebbende in maart 2022 een bedrag van € 10,- extra heeft moeten betalen aan incassokosten wegens het niet tijdig voldoen van een factuur van Zilveren Kruis. Dit bedrag is op 6 februari 2023 door Obin aan rechthebbende vergoed. Opmerkelijk in dit dossier is dat rechthebbende voldoende vermogen heeft om de facturen tijdig te betalen en dat er dus geen reden is geweest om facturen te laat te betalen.

6.3

In het dossier BM 18022 vinden er in 2021 in totaal 13 terugbetalingen plaats van € 14,- van Essent . Bij navraag hierover merkt de bewindvoerder op 5 januari 2023 op dat er geen betalingen aan Essent gedaan moesten worden, omdat rechthebbende geen contract heeft met Essent. Het is erg zorgelijk dat Obin voor zeker één jaar niet opmerkt dat zij voor rechthebbende onverschuldigd betalingen verricht.

7. Onjuiste periodieke verantwoordingen 7.1 Op grond van artikel 1:445 lid 1 BW is een bewindvoerder jaarlijks verplicht om rekening en verantwoording af te leggen aan de rechthebbende ten overstaan van de kantonrechter. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de rekening en verantwoording wordt afgelegd aan de kantonrechter, indien de rechthebbende niet in staat is de rekening en verantwoording op te nemen. Deze rekening en verantwoording moet de werkelijke ontvangsten en uitgaven bevatten. De mutaties dienen onder de daarvoor bestemde posten in de rekening en verantwoording te worden vermeld. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat dit op correcte wijze gebeurt. De rekening en verantwoording behoort immers een weerspiegeling te zijn van de wijze waarop het bewind is gevoerd, zodat de kantonrechter zijn toezichthoudende taak goed kan uitvoeren. Uit onderzoek is gebleken dat de door Obin ingediende periodieke verantwoordingen niet altijd de juiste voorstelling van zaken weergeeft.

7.2

Zo merkte Obin in het dossier BM 9807 in de rekening en verantwoording 2021 op dat rechthebbende geen schulden heeft, terwijl in de schuldenlijst een schuld van € 249,50 stond vermeld. Pas bij navraag verklaart Obin dat er geen sprake is van een schuld is en wordt door Obin de rekening en verantwoording aangepast.

7.3

In dossier BM 20844 stond in de aan de rekening en verantwoording gehechte schuldenlijst tweemaal een schuld vermeld met een bedrag van € 143,19. Bij navraag hierover verklaart Obin dat het gaat om één schuld die per abuis tweemaal op de schuldenlijst is vermeld. Ook bleek dat er geen kosten aan Vitens werden betaald, terwijl er wel een bedrag van Vitens was ontvangen. Obin verklaart bij navraag dat de kosten per abuis zijn weggeschreven onder de post ‘Waterschapsbelastingen’ in plaats van de post ‘Water’.

7.4

In het dossier BM 4289 leek het alsof rechthebbende geen zorgtoeslag had ontvangen in 2020, terwijl hij hier wel recht op heeft. Bij navraag hierover op 11 november 2022 merkt Obin in haar bericht van 5 januari 2023 op dat de zorgtoeslag stond geboekt onder de post ‘Belastingteruggave’. Deze mutaties zijn vervolgens weggeschreven onder de post ‘Zorgtoeslag’.

8. Overige 8.1 Tot slot zijn er tekortkomingen gebleken die vermeldenswaardig zijn. Zo heeft Obin in dossier BM 19202 bij de behandeling van een door rechthebbende ingediend opheffingsverzoek onjuiste informatie verstrekt aan de kantonrechter, op basis waarvan de kantonrechter het bewind heeft opgeheven. Obin verklaarde tijdens de zitting van 13 april 2022 dat er slechts één schuldeiser was en dat de schuld bij DUO van ruim € 37.000,- was kwijtgescholden. Vervolgens stond de schuld van DUO wel vermeld in de eindrekening en verantwoording. Bij navraag hierover heeft Obin op 5 januari 2023 verklaard dat de schuld bij DUO niet is kwijtgescholden.

8.2

In het dossier CB 29108 heeft de zorginstelling waar rechthebbende verblijft op 3 augustus 2022 een wijzigingsverzoek ingediend tot ontslag van Obin en benoeming van een andere curator. De zorginstelling klaagde erover dat Obin als curator de rechthebbende nog nooit heeft bezocht. Vervolgens is aan Obin verzocht om op dit verzoek te reageren, maar een reactie bleef ondanks een herinneringsbrief uit. Op 24 oktober 2022 heeft een telefonische zitting plaatsgevonden. Daar verklaart Obin dat er per abuis niet is gereageerd, ook niet op de eerdere klacht die door de zorginstelling rechtstreeks bij Obin is ingediend. Vervolgens wordt aan Obin verzocht om na te gaan op welke wijze zij de rechthebbende zal compenseren voor de financiële geleden schade, nu er geen (goede) uitvoering is gegeven aan het curatorschap. Bij brief van 20 maart 2023 heeft Obin gereageerd. Obin verwijst naar een overzicht waaruit zou moeten blijken dat er vanaf 2016 tot 15 april 2021 geregeld contact is geweest. Dit betreft echter een onleesbaar overzicht van nog geen halve bladzijde over de uitvoering van het curatorschap over een periode van 5,5 jaar. Welke zorgtaken Obin heeft verricht in die periode blijft onduidelijk. Obin schrijft vervolgens dat zij geen goede uitvoering heeft gegeven aan de zorgtaken en het verschil tussen de curatele- en bewindvoerderskosten van € 1.004,30 terugstort. Dit betreft echter alleen de kosten van 2022 en ziet niet op de periode voorafgaand 2022. Ter zitting van 23 maart 2023 is aan Obin gevraagd waarom de kosten niet zijn vergoed vanaf april 2021, het laatste contactmoment. Obin heeft verklaard dat er in december 2021 ook nog een contactmoment is geweest. Waarom dit moment niet in het overzicht is opgenomen is niet duidelijk.

9. Conclusie 9.1 De kantonrechter dient te beoordelen of Obin op grond van artikel 1:448 lid 2 BW ambtshalve dient te worden ontslagen wegens gewichtige redenen. De kantonrechter neemt een dergelijke beslissing niet lichtvaardig. Van belang is dat de geconstateerde tekortkomingen een totaalbeeld geven van het functioneren van Obin . De kantonrechter heeft zich daarbij alle bij de rechtbank Overijssel lopende dossiers van Obin .

9.2

Tijdens de eerste zitting op 17 januari 2023 heeft de kantonrechter opgemerkt dat de geconstateerde tekortkomingen een ontslag zouden rechtvaardigen in alle in Overijssel lopende dossiers. In het merendeel van haar dossiers heeft Obin verzaakt haar taak als bewindvoerder naar behoren uit te voeren, wat in veel dossiers heeft geleid tot schade. Hoewel Obin tijdens die zitting op diverse onderdelen het boetekleed heeft aangetrokken, beterschap heeft beloofd en heeft toegezegd de door haar veroorzaakte fouten te zullen herstellen en daaruit voortvloeiende schade te vergoeden, is gebleken dat dit niet danwel onvoldoende is opgepakt. Het was in een groot aantal dossiers noodzakelijk om Obin ook na de eerste zitting herhaaldelijk te wijzen op ontstane schade en aan te dringen op vergoeding daarvan. In dat verband is het kwalijk dat Obin diverse schadeposten niet als zodanig aanmerkt of schade afwentelt op derden, zoals de gemeente of schuldeisers. Obin komt doorgaans pas in actie als zij wordt gewezen op de tekortkomingen. Daarbij komt dat aanwijzingen (vaak) maar gedeeltelijk opgevolgd. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat zij proactief te werk gaat, tekortkomingen uit eigen beweging constateert en voortvarend herstelt en haar dossiervorming en bedrijfsvoering op orde heeft. Hoewel Obin in eerste instantie tot 1 juli 2023 de tijd zou krijgen om dit te laten zien, heeft de kantonrechter moeten vaststellen dat de inspanningen van Obin ondermaats blijven. Gegeven antwoorden leiden tot meer vragen en/of tot vaststelling van meer en/of andere tekortkomingen. De kantonrechter heeft hierdoor geen vertrouwen in Obin als bewindvoerder en ziet geen reden om Obin meer tijd te geven voor het doorvoeren van de door hen toegezegde verbeteringen. Essentieel immers is het vertrouwen in een bewindvoerder. De bewindvoerder behartigt namelijk de belangen van een zeer kwetsbare doelgroep.

9.3

De kantonrechter komt tot de conclusie dat Obin wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW moet worden ontslagen in alle in Overijssel lopende dossiers.

Desgevraagd heeft [naam 4] , handelende onder de naam Vogel Financieel Beheer , postadres: Postbus 14, 7475 ZG Markelo , zich bereid verklaard om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd.

9.4

Obin zal worden vrijgesteld van de verplichting om eindrekening en -verantwoording af te leggen. Het belang van een vlotte overdracht van de dossiers naar de opvolgend bewindvoerder gaat boven het belang van het afleggen van de eindrekening en -verantwoording. Indien Obin ervoor kiest om eindrekening en -verantwoording af te leggen dan mag zij hiervoor geen kosten in rekening brengen gelet op de reden van het ontslag.

De beslissing

De kantonrechter:

- ontslaat met ingang van 1 mei 2023 Organisatie voor Bewindvoering & Insolventie Nederland B.V. t.h.o.d.n. Obin, postadres: Postbus 340, 4100 AH Culemborg , als bewindvoerder;

bepaalt dat geen eindrekening en -verantwoording hoeft te worden afgelegd;

bepaalt dat geen kosten in rekening mogen worden gebracht voor het opmaken van de eindrekening;

benoemt met ingang van 1 mei 2023 [naam 4], handelende onder de naam Vogel Financieel Beheer, postadres: Postbus 14, 7475 ZG Markelo , tot opvolgend bewindvoerder;

- gelast Obin het papieren en digitale dossier van rechthebbende, alle elektronische en/of digitale gegevensdragers waarop zich gegevens van rechthebbende bevinden en alle inlogcodes en wachtwoorden die toegang bieden tot gegevens van rechthebbende over te dragen aan de opvolgend bewindvoerder;

- bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind en mentorschap gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen.

Deze beschikking is gegeven door mr. R.P. van Eerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023, in tegenwoordigheid van mr. W.W. Bieshaar, griffier.

Tegen deze beschikking kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (civiele griffie: Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature