U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Overijssel spreekt een 49-jarige man vrij van mensensmokkel en verboden wapenbezit. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat dat de toegang tot of doorreis door Nederland van medeverdachte wederrechtelijk was. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk (ook niet in voorwaardelijke zin) heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het vragen naar en het ook daadwerkelijk inzien van het identiteitsbewijs van de persoon die met hem mee wil reizen, zich afdoende heeft vergewist van diens identiteit en status en dat verdachte hiermee heeft voldaan aan deze op hem rustende verzwaarde onderzoeksplicht. Verdachte ging ervan uit en mocht ervan uitgaan dat de persoon die hij meenam een persoon uit Slowakije betrof die gezien zijn herkomst vrij in Europa kan reizen. Verdachte had geen reden om aan te nemen dat het hem getoonde identiteitsbewijs vals zou zijn of dat de man die hij meenam niet was wie hij vertelde te zijn. De rechtbank beantwoordt daarom ook de vraag of verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van deze persoon wederrechtelijk was, ontkennend.

Op grond van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de in de auto aanwezige wapens, munitie en geluiddempers. De rechtbank is gezien de aanwezigheid van de wapens in de auto waarin verdachte aanwezig was, van oordeel dat de verdachte weliswaar enige tijd feitelijk over de wapens, munitie en geluiddempers heeft kunnen beschikken, maar niet dat hij daarmee die wapens, munitie en geluiddempers bewust aanwezig heeft gehad.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08.307861.22 (P)

Datum vonnis: 21 maart 2023

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats] , Oostenrijk,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

7 maart 2023.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. D.M. Noordzij en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat in Hoorn, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

2.1

de korte feitelijke weergave van de tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1: samen met anderen of alleen een persoon genaamd [medeverdachte] behulpzaam is geweest bij het zich wederrechtelijk verschaffen van toegang tot Nederland;

feit 2: samen met een ander of alleen drie vuurwapens, patronen en munitie voorhanden heeft gehad;

feit 3: samen met een ander of alleen geluiddempers voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd.

2.2

De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op één en/of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 november

2022 tot en met 25 november 2022 te De Lutte, althans in Nederland en/of in

Duitsland,

tezamen en in vereniging met één of meer andere perso(o)n(en), en/of alleen,

een ander of anderen, te weten [medeverdachte] (geboren [geboortedatum 2] 1987), behulpzaam is

geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of

Duitsland, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,

hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):

- contacten onderhouden en/of afspraken gemaakt over de wijze van

(smokkel)transport van die [medeverdachte] , en/of

- ( vervolgens) met een voertuig naar een afgesproken locatie (in Duitsland) gereden

om hem in dit voertuig te laten plaatsnemen en/of

- die [medeverdachte] in dit voortuig vervoerd/gereden door Duitsland en/of Nederland, met als

(eind)bestemming Rotterdam,

terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den)

te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;

2.

hij op of omstreeks 25 november 2022 te De Lutte, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

drie (3) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten

- een vuurwapen van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19 mm

- een vuurwapen van het merk Para, kaliber 9 mm

- een vuurwapen van het merk Sig Sauer, type SP2022, kaliber 9 mm

althans één of meer vuurwapen(s), zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een

pistool en/of

diverse (bijbehorende) patronen en munitie als bedoeld in categorie III van die wet

voorhanden heeft gehad;

3.

hij op of omstreeks 25 november 2022 te De Lutte, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,

(een) wapen(s) van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie te weten één

of meerdere geluidsdemper(s) voorhanden heeft gehad en/of heeft vervoerd.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsmotivering

4.1

Feit 1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank

Aan verdachte wordt onder 1 verweten dat hij [medeverdachte] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de illegale toegang tot en/of doorreis door Nederland.

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Verdachte was met een gehuurde Mercedes Benz S-500 met het Duitse kenteken [kenteken] onderweg vanuit Hannover naar Nederland. Verdachte had in de ochtend van 25 november 2022 met een kennis van hem op een locatie in Hamburg afgesproken, waar hij een tweetal pakketten met geld zou ontvangen met de bedoeling om die pakketten voor die kennis te vervoeren naar Nederland. In Hamburg werd verdachte onverhoeds geconfronteerd met [medeverdachte] die met hem mee wilde naar Nederland. Verdachte en [medeverdachte] kenden elkaar voor dit moment niet. Na aanvankelijk te hebben geweigerd, heeft verdachte, na daartoe door de kennis te zijn gemaand, besloten [medeverdachte] mee te nemen. Verdachte heeft bij vertrek aan [medeverdachte] gevraagd naar diens identiteitsgegevens. [medeverdachte] heeft verdachte een identiteitsbewijs van de Republiek Slowakije getoond op naam van [naam 1] . Verdachte heeft tijdens de reis naar Nederland in de veronderstelling verkeerd dat [naam 1] de werkelijke naam was van [medeverdachte] . Nadat de verdachten na het passeren van de Nederlandse grens bij De Lutte worden aangehouden, hoort verdachte dat [naam 1] uit Slowakije eigenlijk [medeverdachte] is.

Voor bewezenverklaring van mensensmokkel in de zin van artikel 197a Sr is vereist dat verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van de vreemdeling wederrechtelijk was. Wetende dat’ is een opzetvorm. Met ‘ernstige reden om te vermoeden’ wordt op schuld (culpa) geduid. Bij de culpose variant gaat het om grove schuld. In dat kader kan op grond van de context op iemand een verzwaarde onderzoeksplicht rusten om zich te vergewissen van de status van het verblijf van de mensen waarmee die persoon van doen heeft.

Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [naam 1] / [medeverdachte] wederrechtelijk was. Niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk (ook niet in voorwaardelijke zin) heeft gehandeld.

De rechtbank ziet zich nu gesteld voor de vraag of verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [naam 1] / [medeverdachte] wederrechtelijk was.

De rechtbank overweegt dat de omstandigheden waaronder verdachte en [naam 1] / [medeverdachte] elkaar troffen en de wijze waarop het meereisverzoek tot stand is gekomen, niet alledaags zijn. Deze bijzondere omstandigheden verzwaren naar het oordeel van de rechtbank de reeds bestaande onderzoeksplicht voor verdachte. Verdachte heeft echter verklaard dat hij bij vertrek uit Hamburg heeft gevraagd naar het identiteitsbewijs van zijn passagier en dat identiteitsbewijs ook daadwerkelijk heeft gezien en bekeken. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het vragen naar en het ook daadwerkelijk inzien van het identiteitsbewijs van de persoon die met hem mee wil reizen, zich afdoende heeft vergewist van diens identiteit en status en dat verdachte hiermee heeft voldaan aan deze op hem rustende verzwaarde onderzoeksplicht. Verdachte ging ervan uit en mocht ervan uitgaan dat de persoon die hij meenam [naam 1] betrof, een persoon uit Slowakije die gezien zijn herkomst vrij in Europa kan reizen. Verdachte had geen reden om aan te nemen dat het hem getoonde identiteitsbewijs vals zou zijn of dat de man die hij meenam niet was wie hij vertelde te zijn. De rechtbank beantwoordt daarom ook de vraag of verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [naam 1] wederrechtelijk was, ontkennend.

De rechtbank acht aldus niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.2

Feit 2 en feit 3

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het voor voorhanden hebben van wapens en munitie vereiste van bewust aanwezig hebben. Verdachte heeft geen wetenschap van de in de auto aanwezige wapens en de verklaringen van de medeverdachte die naar verdachte wijst, zijn aantoonbaar onjuist.

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte wordt onder 2 en 3 verweten dat hij verboden wapens voorhanden heeft gehad (feit 2 en feit 3) en heeft vervoerd (feit 3).

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op vrijdag 25 november 2022 zien verbalisanten een witte Mercedes voorzien van Duits kenteken [kenteken] de grens van Duitsland naar Nederland passeren. De personen in dit voertuig worden staande gehouden en gecontroleerd op basis van de vreemdelingenwet 2000. De bestuurder is verdachte [naam 2] en de bijrijder legitimeerde zich met een identiteitskaart en een rijbewijs op naam van [naam 1] .

Naar later blijkt is [medeverdachte] de bijrijder verdachte. In de personenauto zijn in een drietal plastic zakken drie vuurwapens, diverse patronen en munitie, patroonhouders en drie geluiddempers aangetroffen. Bij het aantreffen van de drie plastic zakken in de Mercedes waren alle zakken afgesloten. Een van drie plastic zakken is door een van de verbalisanten geopend. Deze plastic zak bevatte een geluiddemper en patronen gewikkeld in een gele doek. Deze geluiddemper en patronen zijn niet voor DNA onderzoek aan het NFI aangeboden. De andere plastic tassen waren nog afgesloten tot het moment van sporenonderzoek. In een van de andere plastic zakken zaten twee patroonhouders met munitie, een geluiddemper en een vuurwapen van het merk Sig Sauer. Ten slotte zaten in de andere gesloten grijze plastic zak een vuurwapen van het merk Zastava, een vuurwapen van het merk Glock, een geluiddemper van het merk Gemtech Boise, een patroonhouder met patronen en een verlengde patroonhouder. Dit zijn vuurwapens van categorie III en geluiddempers van categorie I, beide in de zin van de Wwm.

Drie vuurwapens en twee geluiddempers zijn aan het NFI aangeboden voor vergelijkend DNA-onderzoek. Uit dat onderzoek komt onder meer naar voren dat op de trekker en trekkerbeugel van het vuurwapen van het merk Sauer en op de ingang van de loop van het vuurwapen van het merk Glock een enkelvoudig DNA-profiel is aangetroffen is met een matchkans van één op één miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte] donor is van het celmateriaal op de trekker en trekkerbeugel van het vuurwapen merk Sauer en op de ingang van de loop van het vuurwapen merk Glock.

Ook komt naar voren uit dit onderzoek dat op de ruwe delen van het vuurwapen merk Glock, op de ruwe delen van het vuurwapen merk Zastava een DNA mengprofiel is aangetroffen van [medeverdachte] en minimaal één andere onbekende persoon. Het DNA-profiel van [medeverdachte] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.

De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte] de donor is van een deel van het celmateriaal op de ruwe delen van de Glock en van de Zastava.

Gezien de overige onderzoeksresultaten heeft het NFI de bewijskracht van het aangetroffen DNA profiel op de ingang van de loop van de demper merk Sauer en de ruwe delen van de Sauer niet berekend.

De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 13 en/of artikel 26, eerste lid, Wwm allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.

Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.

Op grond van het dossier kan niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de in de Mercedes aanwezige wapens, munitie en geluiddempers. De rechtbank is gezien de aanwezigheid van de wapens in de auto waarin verdachte aanwezig was, van oordeel dat de verdachte weliswaar enige tijd feitelijk over de wapens, munitie en geluiddempers heeft kunnen beschikken, maar niet dat hij daarmee die wapens, munitie en geluiddempers bewust aanwezig heeft gehad. Daarom is niet bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 genoemde wapens voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5 De inbeslaggenomen voorwerpen

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van de volgende voorwerpen:

- het telefoontoestel, merk Samsung, zwart

- een geldbedrag van € 120,00

- een geldbedrag van € 600,00

- een geldbedrag van € 150,00

- een munteenheid Servische dinar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat alle onder verdachte in beslag genomen voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven gezien het door de verdediging ingenomen standpunt van integrale vrijspraak.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, aangezien deze gezien de integrale vrijspraak niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

de in beslag genomen voorwerpen

- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:

- het telefoontoestel, merk Samsung, zwart

- een geldbedrag van € 120,00

- een geldbedrag van € 600,00

- een geldbedrag van € 150,00

- een munteenheid Servische dinar.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H. Stam en

mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.

Mr. De Boef is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature