Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 60-jarige man tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor het langdurig seksueel misbruiken van zijn zoon. Ondanks dat de man zich al die tijd bewust is geweest van het strafbare en kwalijke karakter van zijn handelen, heeft hij er voor gekozen geen hulp te zoeken voor zijn seksueel afwijkend gedrag en heeft het misbruik jarenlang voortgeduurd.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08.284321.20 (P)

Datum vonnis: 14 juni 2022

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1961 in [geboorteplaats] ,

wonende aan [adres] ,

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 juli 2021 en van 31 mei 2022.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. drs. T. van Haaren - Paulus en van wat door verdachte en zijn raadsman

mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

feit 1:

in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2008 met zijn zoon [slachtoffer] handelingen heeft gepleegd (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;

feit 2:

in de periode van 12 augustus 2011 tot en met 11 augustus 2012 met [slachtoffer] ontucht heeft gepleegd (mede) bestaande uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer] lichaam, terwijl hij wel de leeftijd van 12 jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt;

feit 3:

in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2013 meerdere malen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2008 te Wijhe, in elk geval in Nederland, (telkens) met zijn kind,

[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het

- brengen van één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] en/of

- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;

2.

hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2011 tot en met 11 augustus 2012 te Wijhe, in elk geval in Nederland, (telkens) met zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het

- brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] en/of

- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;

3.

hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2013 te Wijhe, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, door

- zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] te drukken,

- het betasten en/of wrijven over de (bedekte en onbedekte) penis van die [slachtoffer] ,

- zijn, verdachtes, penis af te laten trekken en/of te betasten door die [slachtoffer] ,

- de penis van die [slachtoffer] te likken en/of af te trekken,

- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond te laten brengen,

- zijn, verdachtes, anus te laten likken door die [slachtoffer] en/of

- (na 11 augustus 2012) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsmotivering

4.1

Inleiding

Na een informatief gesprek op 30 januari 2020, heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), de zoon van verdachte, dezelfde dag aangifte gedaan van seksueel misbruik door zijn vader gepleegd in de periode van 2002 tot 2014. Het misbruik begon toen [slachtoffer] 6 jaar was en stopte tijdelijk toen [slachtoffer] 10 jaar was, en toen [slachtoffer] 16 jaar was heeft verdachte hem opnieuw seksueel misbruikt.

Na de aangifte heeft [slachtoffer] op 18 en 19 april 2020 drie e-mailberichten aan de politie gestuurd waarin hij achtergrondinformatie heeft verstrekt en heeft verklaard dat er veel meer is gebeurd dan wat hij in eerste instantie in zijn aangifte had verteld.

Hierop is [slachtoffer] op 22 april 2020 middels videobellen nogmaals door de politie gehoord en heeft hij een aanvullende verklaring afgelegd.

Vervolgens heeft [slachtoffer] op 23 april 2020 een e-mailbericht aan de politie gestuurd met als bijlage een door verdachte gemaakte foto waarop [slachtoffer] is te zien, terwijl hij naakt in een voetenbad zit. Daarnaast heeft [slachtoffer] op 26 april 2020 een e-mailbericht gestuurd waarin hij de inhoud van herbelevingen weergeeft.

Op 1 mei 2020, 2 mei 2020 en 4 mei 2020 heeft [slachtoffer] drie e-mailberichten aan de politie gestuurd met als bijlage WhatsApp gesprekken tussen hem en verdachte over de periode

30 april 2020 tot en met 2 mei 2020 waarin zij spreken over het misbruik.

Op 26 juli 2021 is [slachtoffer] als getuige door de voorzitter als rechter-commissaris gehoord.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het een na laatste onder feit 3 ten laste gelegde gedachtestreepje. Ten aanzien van dit onderdeel en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte ontkent dat hij het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. Verder heeft de raadsman verzocht om kritisch te toetsen wat wel en niet bewezen kan worden verklaard aangezien zowel [slachtoffer] als verdachte beschadigde mensen zijn en niet alles wat zij verklaren zomaar voor waar kan worden aangenomen.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich bij zijn verhoren bij de politie op 23 en 24 juni 2020 op zijn zwijgrecht beroepen. Op de terechtzitting van 27 juli 2021 heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer] heeft misbruikt. Het misbruik is begonnen met het betasten van [slachtoffer] toen hij ongeveer zes jaar oud was. Verdachte voelde zich daar schuldig over en nam zich ook iedere keer voor om ermee te stoppen, maar dat lukte hem niet. Verdachte heeft het geslachtsdeel van [slachtoffer] aangeraakt en over zijn piemel gewreven. Hij sluit niet uit dat hij in de periode dat [slachtoffer] zes tot tien jaar was ook met zijn penis tegen het lijf van [slachtoffer] heeft aangewreven en dat hij bij [slachtoffer] in bed heeft gemasturbeerd.

Toen [slachtoffer] negen jaar was, in 2005, heeft verdachte één keer de penis van [slachtoffer] een paar seconden lang in zijn mond genomen. Dat was in een zogenaamd standje 69.

Op 3 september 2021, toen [slachtoffer] zestien jaar was, hebben [slachtoffer] en verdachte elkaar afgetrokken. Dit is hierna nog twee keer gebeurd. Het gebeurde op verschillende dagen, kort achter elkaar, in maximaal drie weken tijd. Ze zijn beiden klaargekomen en verdachte kwam daarbij klaar in de hand van [slachtoffer] .

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:

Gelet op voorgaande verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de onder feit 3 onder het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde tenlastegelegde gedragingen sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom ten aanzien van deze gedragingen volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.

De rechtbank acht het onder het zesde gedachtestreepje ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verdachte heeft ontkend dat hij zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht toen hij 16 jaar was, maar de rechtbank acht dit onderdeel ook bewezen. De verklaring van [slachtoffer] hierover wordt ondersteund door een WhatsApp-gesprek op 2 mei 2020 tussen [slachtoffer] en verdachte waarin verdachte op de vraag van [slachtoffer] : “Klopt het dat ik je toen ging pijpen en aftrekken” heeft geantwoord: “Dat was toen je 16 jaar was”.

De verklaring die verdachte hiervoor ter zitting heeft gegeven, namelijk dat hij bedoelde dat hij [slachtoffer] toen heeft afgetrokken en dat het gedeelte in het WhatsApp gesprek over het pijpen niet klopt en hij dit waarschijnlijk in de snelheid heeft getypt, acht de rechtbank ongeloofwaardig.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Uit de bewijsmiddelen is niet vast te stellen dat ontuchtige handelingen en seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden toen [slachtoffer] tussen de twaalf en zestien jaar was, zoals dit onder 2 ten laste is gelegd.

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:

Onder 1 is tenlastegelegd dat verdachte [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen, terwijl [slachtoffer] nog geen twaalf jaar oud was.

Het dossier bevat geen objectieve aanknopingspunten aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de door [slachtoffer] gestelde seksuele handelingen, zoals onder 1 ten laste zijn gelegd, hebben plaatsgevonden. De beoordeling van het ten laste gelegde dient plaats te vinden op basis van de door betrokkenen afgelegde verklaringen, wat kenmerkend is voor zedenzaken.

Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, Sv is de enkele verklaring van een getuige onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet sprake zijn van enig, die getuigenverklaring ondersteunend, bewijsmateriaal, afkomstig uit andere bron, wil de rechter voldoende wettig bewijs voor het ten laste gelegde kunnen aannemen.

[slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat verdachte zijn vingers meerdere malen in zijn anus heeft gebracht. Dit deed verdachte tijdens het wassen onder de douche waarbij verdachte nooit een washand gebruikte. Verdachte deed dit ook in het ouderlijk bed. Verdachte heeft drie of vier keer zijn vinger in de anus van [slachtoffer] gestopt. [slachtoffer] was toen zes of zeven jaar oud. Ook moest [slachtoffer] verdachte meerdere malen oraal bevredigen, aldus [slachtoffer] .

Verdachte heeft ter zitting stellig ontkend dat hij ooit bij [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen.

Nu de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte haaks op elkaar staan voor wat betreft het seksueel binnendringen, ziet de rechtbank zich in het kader van de feitenvaststelling voor de vraag gesteld of de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, waaruit volgt dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of voldoende steunbewijs voorhanden is.

De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Hij heeft in zijn verhoren bij de politie uitvoerig en gedetailleerd verklaard hoe en welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Hij heeft ook aanvullende e-mailberichten gestuurd en hij heeft ten overstaan van de rechter-commissaris bevestigd dat het pijpen en het stoppen van vingers in de anus meerdere keren heeft plaatsgevonden.

De rechtbank ziet in het dossier geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen.

De verklaring van [slachtoffer] wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo heeft de moeder van [slachtoffer] , [naam] , bevestigd dat verdachte samen met verdachte onder de douche ging en heeft verdachte zelf verklaard dat hij [slachtoffer] onder de douche met zijn handen en zeep waste. Ook in een WhatsApp bericht van 2 mei 2020 heeft verdachte desgevraagd tegen [slachtoffer] gezegd dat hij tijdens het douchen nooit een washand gebruikte. Verder heeft verdachte in een WhatsApp bericht van 2 mei 2020 op de vraag

van [slachtoffer] of hij onder het douchen wel eens een vinger in de anus van [slachtoffer] deed, verklaard dat als [slachtoffer] dit zegt, het dan zo is.

Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de omstandigheid dat verdachte het overige misbruik wel heeft erkend.

Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de feiten zoals opgesomd in de tenlastelegging onder feit 1 hebben plaatsgevonden en dat verdachte met [slachtoffer] handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaren toen nog niet had bereikt.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op tijdstippen gelegen in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2008 te Wijhe, telkens met zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het

- brengen van één van zijn, verdachtes, vingers in de anus van die [slachtoffer] en

- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;

3.

hij op tijdstippen gelegen in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 11 augustus 2013 te Wijhe, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1996, door

- zijn, verdachtes, (stijve) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] te drukken,

- het betasten en wrijven over de (bedekte en onbedekte) penis van die [slachtoffer] ,

- zijn, verdachtes, penis af te laten trekken en te betasten door die [slachtoffer] ,

- de penis van die [slachtoffer] te likken en af te trekken,

- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond te laten brengen,

- (na 11 augustus 2012) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 244, 248, 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;

feit 3

het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig kind.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorlopige hechtenis.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit om bij een veroordeling te volstaan met de oplegging van een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, te weten één dag gevangenisstraf, aangevuld met een passende straf die niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is. Hierbij heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zelf ook een zeer beschadigde man is wiens gedrag volgens de deskundige is veroorzaakt door hetgeen hij in zijn verleden heeft meegemaakt. Wat dit betreft is sprake van een buitengewoon droevige zaak met alleen maar verliezers. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou er volgens de raadsman toe leiden dat verdachte onverwachts door de politie wordt opgehaald voor het uitzitten van zijn straf. Hierdoor zou hij zijn woning en werk verliezen. Hieraan heeft de samenleving niets. Enkel vergelding schiet zijn doel, volgens de raadsman, in deze zaak volledig voorbij.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zich langdurig schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn zoon, waaronder het seksueel binnendringen. Het misbruik begon toen zijn zoon nog maar zes jaar oud was en is tijdelijk gestopt toen zijn zoon tien jaar was.

Verdachte heeft in die periode op zeer verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat door zijn zoon in hem was gesteld. Telkens heeft verdachte de gelegenheid die hem werd geboden om, als zijn vrouw aan het werk ging, zich aan zijn zoon te vergrijpen benut. Ondanks dat verdachte zich al die tijd bewust is geweest van het strafbare en kwalijke karakter van zijn handelen, heeft hij er voor gekozen geen hulp te zoeken voor zijn seksueel afwijkend gedrag en heeft het misbruik jarenlang voortgeduurd. Pas nadat het slachtoffer op tienjarige leeftijd het misbruik tijdens een vakantie ter sprake had gebracht, is verdachte tijdelijk met het misbruik gestopt, om hier vervolgens weer mee door te gaan toen zijn zoon zestien was, ditmaal in extremere vorm.

Door het seksuele misbruik is een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en is zijn normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, ruw verstoord.

Het vertrouwen dat elk kind in zijn ouder zou moeten kunnen stellen, van wie hij volledig afhankelijk is, is op grove wijze door verdachte beschaamd.

Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn kind een veilige, geborgen plaats te bieden. Juist ook omdat het misbruik thuis plaatsvond, is [slachtoffer] die veiligheid gedurende lange tijd niet geboden. Hij zal wat hem is overkomen zijn hele leven met zich meedragen.

Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat de bewezenverklaarde feiten grote gevolgen hebben gehad – en nog steeds hebben – voor [slachtoffer] , is ook gebleken uit de ter terechtzitting door mr. F.N. ten Berge namens hem gegeven toelichting. Hieruit blijkt onder meer dat [slachtoffer] recent door een psychiater is behandeld en nog steeds onder psychiatrische begeleiding staat, dat hij medicatie gebruikt, dat hij minder mensen vertrouwt, weinig sociale contacten heeft en een radar in zijn achterhoofd houdt.

Het hoeft geen betoog dat dit soort feiten ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 14 april 2022. Daaruit blijkt onder meer dat hij bij vonnis van 30 juli 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland onherroepelijk is veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en dat bij beslissing van 2 februari 2018 een tweetal zaken ten aanzien van verdachte voorwaardelijk zijn geseponeerd, te weten het bezit van kinderporno en het ontucht plegen met zijn pleegzoon in de periode van 20 mei 2007 tot en met 11 november 2011.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoon van verdachte. In het reclasseringsrapport van 13 juli 2021 adviseert de reclassering om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering interventies of toezicht niet nodig vindt, nu verdachte de afgelopen jaren de vierdaagse zedenbehandeling bij Transfore heeft gevolgd, nadat hij bij Transfore had verteld dat hij naast kinderporno ook zijn zoon seksueel heeft misbruikt. Verdachte heeft deze behandeling positief afgerond en hierdoor zijn de risicofactoren sterk verminderd. Hij heeft geleerd om stress, spanningen en emoties beter te hanteren en hij heeft een steunend sociaal netwerk. De reclassering schat het recidiverisico daarom in als laag.

Naar aanleiding van voormeld rapport en nadat verdachte op de terechtzitting van

27 juli 2021 meer openheid van zaken heeft gegeven over het door hem gepleegde seksueel misbruik en zijn persoonlijke omstandigheden, achtte de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht over de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarom het onderzoek geschorst en de officier van justitie verzocht een psychologisch rapport bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) op te vragen.

Op 10 maart 2022 is vervolgens een pro justitia rapportage, psychologisch onderzoek uitgebracht door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog. In dit rapport is geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, retrospectief bij betrokkene sprake lijkt van een depressieve en posttraumatische stressstoornis, sterk disfunctionele persoonlijkheidstrekken en een parafiele stoornis. Vanwege de doorwerking van deze problematiek en zijn eigen slachtofferschap in het ten laste gelegde, adviseert de psycholoog om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen. De smeltkroes van factoren maakt dat verdachte onvoldoende toegerust is geweest om te kunnen omgaan met de overbelastende werkelijkheid. Hij gebruikt seks als coping: zijn seksueel delictgedrag vermindert zijn rotgevoel, kortstondig kan hij ontsnappen aan de werkelijkheid.

Het recidiverisico wordt door de psycholoog als laag ingeschat, waarbij het van belang is om het risico in het licht te houden van de huidige situatie van verdachte; hij heeft een intensieve vierdaagse zedenbehandeling gevolgd (2018 – 2020) waardoor de dynamische risicofactoren enigszins zijn verbleekt en beschermende factoren zijn versterkt. Ook is verdachte de afgelopen negen jaar voor zover bekend niet gerecidiveerd.

Een forensische behandeling in een strafrechtelijk kader is volgens de psycholoog niet nodig om het lage recidiverisico op seksueel delictgedrag te verminderen.

Het voortzetten van de poliklinische behandeling lijkt wel belangrijk om zijn chronische kwetsbaarheid te monitoren, zijn stabiliteit in functioneren en beschermende factoren te vergroten en EMDR voor het verwerken van trauma’s te vervolgen.

De rechtbank heeft verder kennis genomen van het aanvullende reclasseringsadvies van

13 april 2022. Hierin staat geschreven dat het eerdere advies van 13 juli 2021 naar aanleiding van het pro justitia rapport, ongewijzigd blijft.

De reclassering concludeert dat verdachte de afgelopen jaren (tijdens het toezicht) met vallen en opstaan een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft zich goed ingezet tijdens zijn behandeling en heeft daarvan geprofiteerd. Ook zijn verdachtes omstandigheden in positieve zin gewijzigd. Beiden maken dat de risicofactoren zijn verminderd en dat sprake is van verschillende beschermende factoren. Het recidiverisico wordt door de gevolgde behandeling en de huidige beschermende factoren als laag geschat. Om die reden adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.

Het opleggen van een gevangenisstraf zal volgens de reclassering een terugslag betekenen voor de behaalde behandelresultaten en een nieuwe beproeving zijn van zijn huidige

copingvaardigheden. Na een zware tijd is verdachte, door intensief aan zijn problematiek te werken, erin geslaagd om weer een bestaan op te bouwen met een (koop)woning, werk, een relatie en sociale contacten. Dit wordt (deels) teniet gedaan door een gevangenisstraf. Een voorwaardelijke gevangenisstraf geniet vanuit reclasseringsoptiek de voorkeur boven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank voormelde conclusie op de in de rapportage van de psycholoog daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij de conclusie van de gedragsdeskundige tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.

De rechtbank volgt de reclassering niet in haar advies om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hoe betreurenswaardig de negatieve gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte ook zullen zijn, de rechtbank is van oordeel dat bij een ernstig zedenmisdrijf zoals het onderhavige, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer langdurig en in ernstige mate is geschonden, geen andere strafmodaliteit passend is dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Dit gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de langdurige periode waarin zij hebben plaatsgevonden. Door een lichtere strafrechtelijke afdoening zouden deze omstandigheden worden miskend.

Daar komt bij dat verdachte geen volle verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Hij legt bovendien een deel van de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer door te stellen dat het slachtoffer bij hem in bed is gekropen en stelt dat zijn zoon uit is op geld . Hiermee heeft verdachte wat de rechtbank betreft geen volledig inzicht getoond in het verwerpelijke van zijn handelen.

Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder in enige mate rekening gehouden met het tijdsverloop.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2: 10 Sv.

8 De schade van benadeelde

8.1

De vordering van de benadeelde partij

Mr. M.A.J. Kubatsch heeft zich namens de benadeelde partij [slachtoffer] gevoegd in dit strafproces. Mr. F.N. ten Berge heeft dit ter zitting nader toegelicht. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van

€ 20.000,00 (twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het eerste bewezen strafbare feit. De gevorderde schade bestaat geheel uit immateriële schade.

8.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.

8.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

8.4

Het oordeel van de rechtbank

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2013.

8.5

De schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 135 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 57 en 63 Sr.

10 De beslissing

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen

die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl

de schuldige het feit begaat tegen zijn kind;

feit 3: het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig kind;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feiten 1 en 3): van een bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2013;

- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00, (zegge: twintigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2013 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.

Mr. A.J. de Loor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, team Zeden, met nummer 2019435789, onderzoek Camry/ONRBC20408. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Feit 1– het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn zoon, terwijl hij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt.

Het proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2020, pagina 20, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Toen ik een jaar of 7 was zei hij ook steeds dat ik aan zijn piemel moest zuigen. Dat deed ik dan ook. Ik kon op dat moment ook niet weg. Ik deed het maar gewoon. Hij maakte zijn vinger nat en stopte deze in mijn anus. Hij heeft denk ik drie of vier keer een vinger in mijn anus gestopt. Ik was toen zes of zeven jaar oud.

het proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2022, pagina’s 29 en 34, inhoudende de aanvullende verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:

Wat ik me goed kan herinneren zijn de douche martelingen. Ik was toen zes jaar oud. Dan ging hij mij wassen en dan glipte er ook even een vinger in mijn kont . Hij had dan nooit een washand aan en dan bleef hij altijd even met die hand zo even tussen mijn kont. (…)

Het klopt dat er vaker penetratie met zijn vinger heeft plaatsgevonden. De eerste keer dat het begon was tijdens het douchen toen ik zes, zeven was. Maar we lagen wel vaker met elkaar in bed en dan deed hij de gordijnen dicht en dan hadden we gewoon seks dan wilde hij mij ook wel penetreren maar dat lukte dan vaak niet.

Het proces-verbaal bevindingen van 29 april 2020, pagina 53, inhoudende het relaas van verbalisant [telefoonnummer] , zakelijk weergegeven:

Ik verbalisant ontving op zondag 26 april 2020 een mail van [slachtoffer] . De mail is hieronder weergegeven:

“Ik was jong een jaar of zes of zeven (…) zijn slaapkamer (…) Daarna stopte hij een vinger in mijn anus en vroeg of ik het lekker vond. (…)toen ben ik hem gaan pijpen. Zijn piemel werd toen nog harder en hij begon harder te kreunen totdat hij in mijn mond klaar kwam (…) ongeveer twee weken daarna vroeg mijn vader weer of ik bij hem wilde slapen (…) ik moest hem oraal bevredigen (…) Uit het kastje pakte mijn vader de body lotion en smeerde dat in mijn kont het brandde heel erg. Hij ging eerst met een vinger in mijn anus daarna met twee. Vervolgens moest ik anders op bed liggen in een doggy positie en ging hij achter mij zitten en hij zei dat ik mijn benen moest spreiden. Hij stopte zijn vinger in mijn kont en daarna nog eens. Hij kwam klaar in mijn mond.

De bij het door verbalisant [telefoonnummer] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2020, pagina’s 55 t/m 69, gevoegde WhatsApp berichten tussen verdachte en [slachtoffer] , inhoudende:

02-05-20 19:12 - [slachtoffer] : En dat jij onder het douchen wel eens een vinger in mijn anus deed (…)

02-05-20 19:13 - papa: Maar als jij dat zegt dat is dat zo.

02-05-20 19:13 - [slachtoffer] : Tijdens het douchen gebruikte jij toen altijd een washand?

02-05-20 19:13 - papa: Nee nooit

Het proces-verbaal verhoor getuige van 28 april 2020, pagina’s 82 inhoudende de door [naam] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

[slachtoffer] ging wel met zijn vader onder de douche.

Het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 juli 2021, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, inhoudende:

V: [slachtoffer] noemde het samen douchen “douche martelingen”. Hoe waste u hem?

V: met mijn handen en zeep.

Het door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 26 juli 2021, RC-nr 21/594, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Pijpen en vingers in anus is meerdere keren gebeurd.

Feit 3: ontucht

Het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 juli 2021, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;

Het proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2020, pagina’s 15 tot en met 25, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring (aanvullend ten aanzien van het likken, pagina 20: “Hij ging ook aan mijn piemel likken”.

het proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2022, pagina’s 26 tot en met 38, inhoudende de aanvullende verklaring van [slachtoffer] ;

Het proces-verbaal bevindingen van 29 april 2020, pagina’s 52 tot en met 52, inhoudende het relaas van verbalisant [telefoonnummer] , met betrekking tot de inhoud van de op 26 april 2020 door verbalisant ontvangen mail-bericht van [slachtoffer] ;

De bij het door verbalisant [telefoonnummer] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2020, pagina’s 55 t/m 69, gevoegde WhatsApp berichten tussen verdachte en [slachtoffer] , waaronder:

02-05-20 19:09 - [slachtoffer] : Klopt het dat ik je toen ging pijpen en aftrekken (…)

02-05-20 19:10 - papa: Dat was toen je 16 was


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature