U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Een 29-jarige man reed op 3 oktober 2019 zonder rijbewijs, met valse kentekenplaten en onverzekerd in een auto in Almelo. Daar hield hij niet voldoende rechts, reed over de doorgetrokken streep en veroorzaakte zo een ongeval waarbij hij een tegemoetkomende bedrijfsauto raakte en frontaal botste op een personenauto. De twee inzittenden van de personenauto raakten gewond, één daarvan liep zelfs zwaar letsel op. De rechtbank veroordeelt hem tot een taakstraf van 150 uur, geldboetes van in totaal 960 euro en een rijontzegging van 6 maanden, waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08.113070.20 (P)

Datum vonnis: 9 augustus 2021

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,

volgens de Basis Registratie Personen ingeschreven op het adres:

[adres 1]

,

feitelijk verblijfadres:

[adres 2] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juli 2021.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. ten Velde en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat in Breda, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 oktober 2019 in Almelo:

feit 1: een ongeval heeft veroorzaakt waardoor twee personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen of voor gevaar of hinder op de weg heeft gezorgd;

feit 2: in een in Duitsland geregistreerde auto heeft gereden waarop niet het daarbij behorende kenteken was aangebracht;

feit 3: zonder rijbewijs heeft gereden;

feit 4: zonder aansprakelijkheidsverzekering voor zijn auto heeft gereden.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Almelo in de gemeente Almelo, alsverkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),komende vanuit de richting Ootmarsum, daarmee rijdende op de uit twee rijstrokenbestaande weg, de Ootmarsumsestraat,zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeftgereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van een (geldig) rijbewijs,met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gezien zijnverdachtes rijrichting, geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomendverkeer bestemde rijstrook van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomenen/ofin strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan om zo veel mogelijk rechts tehouden en/ofin strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan delinkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (deOotmarsumsestraat) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende:“Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verhardingbevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet linksvan en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussenrijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/ofop die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook achtereenvolgens meteen ander motorrijtuig (bedrijfsauto) en/of een ander motorrijtuig (personenauto)in botsing of aanrijding is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijtenverkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werdtoegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van denormale bezigheden is ontstaan;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Almelo in de gemeente Almelo, als bestuurdervan een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de richting Ootmarsum,daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken bestaande weg, deOotmarsumsestraat enmet dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gezien zijnverdachtes rijrichting, geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomendverkeer bestemde rijstrook van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomenen/ofin strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan om zo veel mogelijk rechts tehouden en/ofin strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement , zich aan delinkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (deOotmarsumsestraat) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende:“Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verhardingbevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet linksvan en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussenrijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/ofop die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook achtereenvolgens meteen ander motorrijtuig (bedrijfsauto) en/of een ander motorrijtuig (personenauto)in botsing of aanrijding is gekomen,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzoverdaaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfdebetekenis te zijn gebezigd;

2hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Almelo in de gemeente Almelo, als bestuurdervan een motorrijtuig (personenauto) merk VW type Lupo, chassisnummer[chassisnummer] , waarvoor het Duitse kenteken [kenteken 1] was afgegeven,daarmee over de weg, de Ootmarsumsestraat heeft gereden, terwijl op datmotorrijtuig een teken, te weten een Poolse kentekenplaat, met het kenteken[kenteken 2] was aangebracht dat, -niet zijnde een in het buitenland voor dat voertuigof aan de eigenaar of houder daarvan opgegeven kenteken-, door kon gaan voor eenzodanig kenteken;3hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig(personenauto) heeft gereden op de weg, de Ootmarsumsestraat, zonder dat aanhem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van deWegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie vanmotorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzoverdaaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfdebetekenis te zijn gebezigd;4hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig(personenauto, merk VW), waarvoor het Duitse kenteken [kenteken 1] wasafgegeven, daarmee over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, deOotmarsumsestraat heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken, te weteneen Poolse kentekenplaat, met het kenteken [kenteken 2] was aangebracht, zonder dater voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wetaansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsmotivering

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte is achter het stuur in slaap gevallen of onwel geworden, maar dat maakt niet dat er in juridische zin sprake is van schuld. Daarnaast ontbreekt het causaal verband. Hoewel verdachte niet beschikte over een rijbewijs, heeft het ongeval niet plaatsgevonden door het gebrek aan rijvaardigheid. Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

4.3.1

Inleiding

De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast. Deze feiten hebben ter zitting niet ter discussie gestaan.

Op 3 oktober 2019 omstreeks 16:48 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Ootmarsumsestraat in Almelo, waarbij drie voertuigen waren betrokken. Een Volkswagen Lupo (met Pools kenteken [kenteken 2] ), die vanuit Almelo richting Ootmarsum reed, is over een doorgetrokken streep gereden en op de linker weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtgekomen. De Volkswagen Lupo raakte eerst de linkerzijkant van een tegemoetkomende bedrijfsauto, een Renault Kangoo. Daarna is de Volkswagen Lupo frontaal op een tegemoetkomende personenauto gereden, een Subaru XV (kenteken [kenteken 3] ).

Verdachte was bestuurder van de Volkswagen Lupo. Hij reed zonder rijbewijs en had een werkdag van elf uur gehad. Hij gebruikte medicatie (Poolse merknaam: Citaxin), maar, zoals hij ter zitting heeft verklaard, daarvan ondervond hij geen bijwerkingen die zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedden. Hij had ook geen andere stoffen gebruikt die zijn rijvaardigheid hadden kunnen beïnvloeden Het ongeval heeft bij daglicht plaatsgevonden, het was droog, het wegdek was droog en het betrof een rechte weg waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. Onbekend is met welke snelheid verdachte de voertuigen heeft geraakt (proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2 e.v.).

De inzittenden van de Subaru, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben door het ongeval letsel opgelopen. [slachtoffer 2] is na de aanrijding naar het ziekenhuis gebracht. Zij had haar sleutelbeen (rechterzijde) gebroken. Herstel werd binnen zes tot twaalf maanden verwacht, maar uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020 blijkt dat [slachtoffer 2] op dat moment nog steeds hinder van de breuk ondervond, afhankelijk was van mantelzorg en onder behandeling bij een fysiotherapeut stond. [slachtoffer 1] had onder meer blauwe benen, een geschaafde hand en enkele weken last van hoofd- en nekpijnklachten.

4.3.2

Beoordeling

Feit 1, primair

Ter zitting heeft wel ter discussie gestaan of sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 en of sprake is van causaal verband tussen de aan verdachte verweten gedragingen en het ongeval.

Juridisch kader

Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.

Vaststelling feiten

De rechtbank herhaalt haar vaststelling dat verdachte als bestuurder van een personenauto op 3 oktober 2019 in Almelo, na een lange werkdag, in een auto heeft gereden, niet voldoende rechts heeft gehouden, de doorgetrokken streep op de weg heeft overschreden en op de verkeerde weghelft is terechtgekomen. Daar heeft hij een ongeval veroorzaakt waarbij hij frontaal in aanrijding is gekomen met de personenauto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor zij letsel hebben opgelopen.

Verdachte had (en heeft) geen rijbewijs en had de proeve van bekwaamheid voor het besturen van motorrijtuigen dus niet afgelegd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hij niet beschikte over de vereiste rijvaardigheid en verwerpt het verweer op dat punt.

Verdachte heeft op de plaats van het ongeval aan de politie verklaard dat hij tijdens het rijden vermoedelijk in slaap was gevallen. In een later verhoor heeft hij verklaard dat hij zich opeens niet lekker had gevoeld, de controle over het stuur had verloren en bijna was flauwgevallen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat dit niet eerder was voorgekomen en dat hij na het ongeval geen arts heeft bezocht voor verder onderzoek.

Op basis van het proces-verbaal van aanrijding (p. 2 e.v.) stelt de rechtbank vast dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte tijdens het rijden onwel was geworden, omdat verdachte een gezonde huidskleur had, alert reageerde en niet bezweet was of transpireerde, terwijl ook van middelengebruik niet is gebleken.

Schuld

Op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen, zodat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 .

Zwaar lichamelijk letsel [slachtoffer 2]

heeft door het verkeersongeval dat door de schuld van verdachte heeft plaatsgevonden letsel opgelopen, te weten een gebroken sleutelbeen. Ruim een jaar na het ongeval stond zij nog steeds onder behandeling van een fysiotherapeut en was afhankelijk van mantelzorg. Naar het oordeel van de rechtbank moet het gebroken sleutelbeen gelet op de omstandigheid dat dit letsel na ruim een jaar nog steeds tot fysieke beperkingen en overlast leidt, worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.

Letsel [slachtoffer 1]

heeft door het verkeersongeval dat door de schuld van verdachte heeft plaatsgevonden letsel opgelopen, te weten blauwe benen, een geschaafde hand en hoofd- en nekpijn die migraine veroorzaakte. Zij heeft daar enige weken hinder van ondervonden. De rechtbank kwalificeert dit letsel als lichamelijk letsel waardoor verhindering in de uitoefening van de normale werkzaamheden is ontstaan.

Conclusie

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

Feit 2, 3 en 4

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 4 neemt de rechtbank de conclusie van verbalisant [verbalisant] , kort gezegd dat verdachte door met een vals kenteken in Nederland te rijden de verzekeringsplicht heeft ontlopen, over en maakt die de hare.

4.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1, primair hij op 3 oktober 2019 te Almelo in de gemeente Almelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), rijdend op de uit twee rijstroken bestaande weg, de Ootmarsumsestraat,aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl hij, verdachte niet in het bezit was van een (geldig) rijbewijs,met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gezien zijn verdachtes rijrichting, geheel op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Ootmarsumsestraat) is terechtgekomen enin strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan om zo veel mogelijk rechts tehouden en in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Ootmarsumsestraat) aangebrachte doorgetrokken streep, inhoudende:

“Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden enop die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook achtereenvolgens met een ander motorrijtuig (bedrijfsauto) en een ander motorrijtuig (personenauto) in aanrijding is gekomen,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

feit 2 hij op 3 oktober 2019 te Almelo in de gemeente Almelo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) merk VW type Lupo, chassisnummer [chassisnummer] , waarvoor het Duitse kenteken [kenteken 1] was afgegeven, daarmee over de weg, de Ootmarsumsestraat heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken, te weten een Poolse kentekenplaat, met het kenteken [kenteken 2] was aangebracht dat, -niet zijnde een in het buitenland voor dat voertuig of aan de eigenaar of houder daarvan opgegeven kenteken-, door kon gaan voor eenzodanig kenteken;feit 3hij op 3 oktober 2019 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Ootmarsumsestraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;

feit 4 hij op 3 oktober 2019 te Almelo als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk VW), waarvoor het Duitse kenteken [kenteken 1] was afgegeven, daarmee over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Ootmarsumsestraat heeft gereden, terwijl op dat motorrijtuig een teken, te weten een Poolse kentekenplaat, met het kenteken [kenteken 2] was aangebracht, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wetaansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175, 176 en 177 WVW 1994 en artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1, primair

het misdrijf:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

feit 2

het misdrijf:

overtreding van artikel 41, eerste lid aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

feit 3

de overtreding:

overtreding van artikel 107, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 ;

feit 4

de overtreding:

als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 150 uur wordt opgelegd voor de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 is een rijontzegging voor de duur van zes maanden gevorderd. Voor de overtredingen onder feit 3 en 4 heeft de officier van justitie gevorderd dat geldboetes van € 360,00 respectievelijk € 600,00 aan verdachte worden opgelegd.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht een minder lange taakstraf dan gevorderd op te leggen en te bepalen dat de geldboetes in termijnen mogen worden betaald. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de rijontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen, als stok achter de deur zodat verdachte niet nogmaals zonder rijbewijs gaat rijden.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft door het rijden zonder rijbewijs, het niet voldoende rechts houden, het overschrijden van een doorgetrokken streep en door op het weggedeelte van het tegemoetkomende verkeer te raken, een ongeval veroorzaakt. Verdachte heeft hierbij eerst een bedrijfsauto geraakt en heeft vervolgens een aanrijding gehad met de auto van slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] heeft ten gevolge van het ongeval een gebroken sleutelbeen, in dit geval te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, opgelopen. [slachtoffer 1] heeft enkele weken gezondheidsklachten gehad waardoor zij in haar normale bezigheden werd gehinderd. Het ongeval heeft een grote impact gehad op het leven van beide slachtoffers. Dat leidt de rechtbank af uit de verklaringen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij de uitoefening van hun spreekrecht ter terechtzitting hebben afgelegd.

Naast het veroorzaken van het ongeval en het rijden zonder rijbewijs, heeft verdachte met niet bij zijn auto behorende kentekenplaten en onverzekerd gereden.

Door dit alles heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de geldende verkeersvoorschriften.

Verdachte heeft ter zitting zijn spijt betuigd en zich daarbij ook rechtstreeks tot de slachtoffers gericht. Hij heeft dit ongeluk en de ernstige gevolgen niet gewild en hij voelt zich verantwoordelijk. Hij heeft een betalingsregeling getroffen voor de schade die hij aan de Renault heeft veroorzaakt. Hij is bereid ook een regeling te treffen voor de schade die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben geleden maar heeft dat tot dusver, omdat hij niet over contactgegevens beschikte, nog niet kunnen regelen.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden als uitgangspunt gehanteerd.

Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van 26 juni 2021 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.

De rechtbank houdt er in enigszins strafmatigende zin bij de rijontzegging rekening mee dat het relatief oude feiten betreft.

Alles overwegende legt de rechtbank een taakstraf van 150 uur op voor het veroorzaken van het ongeval en het rijden zonder rijbewijs (feit 1 en 2) en voor feit 1 bovendien een rijontzegging voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rijontzegging is deels voorwaardelijk, zowel ter bevordering van de verkeersveiligheid als om in dat kader het voor verdachte mogelijk te maken om zijn rijbewijs te behalen.

Voor het rijden met onjuiste kentekenplaten en het onverzekerd rijden (feit 3 en 4) legt de rechtbank geldboetes op, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie, te betalen in de hierna bepaalde termijnen.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 57 en 62 Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1, primair

het misdrijf:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

feit 2

het misdrijf:

overtreding van artikel 41, eerste lid aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

feit 3

de overtreding:

overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

feit 4

de overtreding:

als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair en 2 tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren;

- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;

- veroordeelt de verdachte voor feit 3 tot betaling van een geldboete van € 360,00 (driehonderdenzestig euro);

- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen;

- bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in zes opeenvolgende termijnen van een maand, elke termijn groot € 60,00 (zestig euro);

- veroordeelt de verdachte voor feit 4 tot betaling van een geldboete van € 600,00 (zeshonderd euro);

- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen;

- bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in zes opeenvolgende termijnen van een maand, elke termijn groot € 100,00 (honderd euro);

- ontzegt verdachte ter zake van feit 1 primair de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 (zes) maanden,

- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte van 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. R.P. Adema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2021.

Buiten staat

Mr. Adema is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019440776. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020.

Feit 1

1.

Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 25 maart 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 2-7):

Locatie ongeval

Datum : 3 oktober 2019

Adres : Ootmarsumsestraat, Almelo

VW Lupo met Poolse bestuurder (de rechtbank begrijpt: verdachte) reed vanuit centrum richting Ootmarsum. Hij kwam op tegemoetkomende weghelft terecht. Raakt eerst linkerzij kant tegemoetkomende Renault en daarna frontaal tegemoetkomende Subaru en kwam tot stilstand. Hij kon geen rijbewijs, verzekeringsbewijs en kentekenpapieren tonen.

Verdachte

[verdachte]

Geboren : [geboortedatum] 1993

Geboorteplaats : [geboorteplaats]

Ik hoorde van verdachte dat hij geen rijbewijs had en dat hij ook nooit een rijbewijs gehaald/gehad heeft.

Betrokken partijen/objecten

Betrokken 1 (voertuig)

Voertuig Personenauto [kenteken 2] Volkswagen Lupo (Bondsrepubliek Duitsland)

WA verzekerd : Nee

Materiële schade : Voorzijde

Eigenaar/houder

[verdachte]

Bestuurder

[verdachte]

Rijbewijs

Bij controle bij het Rijbewijsregister bleek de bestuurder niet bevoegd te zijn een motorrijtuig te besturen. Bij deze controle bleek mij het volgende: aan de bestuurder was nooit een rijbewijs afgegeven voor de categorie motorrijtuigen waartoe het door de bestuurder bestuurde voertuig behoorde.

Betrokken 2 (voertuig)

Voertuig Bestelauto [kenteken 4] Renault Kangoo 1.9 d 65

Materiële schade : Linker zijkant

Betrokken 3 (voertuig)

Voertuig Personenauto [kenteken 3] Subaru Subaru XV

Materiële schade : Voorzijde

Eigenaar/houder : [slachtoffer 1]

Bestuurder : [slachtoffer 1]

2.

Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Ik kan herinneren dat ik op 3 oktober 2019 op de Ootmarsumsestraat in Almelo op de verkeerde weghelft terecht ben gekomen.

3.

Een (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van 14 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant (pag. 1):

Ik hoorde, dat [slachtoffer 2] tot op heden nog hinder ondervindt van haar sleutelbeenbreuk. Zij is tot op heden nog afhankelijk van de mantelzorg door [slachtoffer 1] . Zij is nog onder behandeling bij de fysiotherapie.

Ik hoorde, dat [slachtoffer 1] vertelde dat zij na het ongeval enkele weken hinder ondervonden had. Zij vertelde, dat zij tot op de dag van vandaag mantelzorg verleent aan [slachtoffer 2] .

4.

Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 8 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 21):

Op 3 oktober 2019 reed ik als bestuurder van een rode Subaru, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , over de Ootmarsumsestraat te Almelo, gemeente Almelo. Ineens kwam er een Volkswagen op mijn weghelft. Ik probeerde nog uit te wijken naar rechts maar ik kon geen kant op omdat daar een verhoogd trottoir met daarnaast een fietspad ligt. Naast mij zat mijn vriendin [slachtoffer 2] . Mijn vriendin had enorme pijn bij haar rechtersleutelbeun en zij werd met de ambulance meegenomen naar het ZGT te Almelo. Ik ben met haar meegegaan en had last van een soort brandwonden aan mijn rechterhand en beide benen. Tevens had ik enorm last van hoofdpijn. Ik slaap nu nog steeds slecht en heb nog steeds regelmatig hoofdpijn. Ik ga hiervoor lx per week naar [fysiotherapeut] te Tubbergen voor acupunctuur en massages. .

5.

Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van A.J.H. Vochteloo, arts, betreffende [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 36):

Uitwendig waargenomen letsel: sleutelbeenbreuk rechts

Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 4 oktober 2019

Geschatte duur van de genezing: 6-12 maanden.

6.

Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van fysiotherapeut [fysiotherapeut] betreffende [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 39):

Uitwendig waargenomen letsel:

- blauwe benen en geschaafde hand,

- overgeven 's nachts,

- hoofd- en nekpijn die migraine veroorzaakt tot op heden

- medicatie: paracetamol

Er is sprake van lichte shock.

Hoofdpijnklachten en nekklachten

Datum waarop persoon werd onderzocht: 3 november 2019

Geschatte duur van de genezing: verwachting klachten te verminderen tot dragelijk niveau binnen 1 jaar.

Feit 2, 3 en 4:

1.

Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 27 juli 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;

2.

Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 25 maart 2020 (pag. 3).


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature