U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie en zorgkosten – hoofdsom beperkt door eiser – erkenning vordering door gedaagde – eiser niet verplicht om met een betalingsregeling in te stemmen en kantonrechter niet bevoegd om betalingsregeling op te leggen – hoofdsom en wettelijke rente toegewezen – BTW over nasalaris afgewezen omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer : 8617427 \ CV EXPL 20-1892

Vonnis van 12 januari 2021

in de zaak van

de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,

eisende partij, hierna te noemen VGZ,

gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,

tegen

[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,

gemachtigde: M. Klein Onstenk.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 29 juni 2020 met producties,

- de conclusie van antwoord van 25 augustus 2020,

- de conclusie van repliek van 6 oktober 2020.

1.2.

[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is een zorgverzekering aangegaan bij VGZ. Uit hoofde van deze zorgverzekering is [gedaagde] premie verschuldigd aan VGZ.

2.2.

VGZ heeft over de maanden maart tot en met september 2019 in totaal een bedrag van € 846,65 aan premie in rekening gebracht bij [gedaagde] .

2.3.

VGZ brengt op grond van de polisvoorwaarden een bedrag van € 1,50 aan kosten in rekening voor het aanmaken en verzenden van een factuur met aangehechte acceptgiro indien niet wordt gekozen voor één van de drie kosteloze betaalwijzen. VGZ heeft in de periode van 23 maart tot en met 13 oktober 2019 een bedrag van in totaal € 13,50 aan acceptgirokosten in rekening gebracht bij [gedaagde] .

2.4.

Op 5 april 2019 heeft [gedaagde] zorg ondergaan, dan wel zorgkosten gemaakt in het ziekenhuis. Deze zorgkosten worden niet vergoed door VGZ. VGZ heeft op 22 juni 2019 een factuur, dan wel facturen gestuurd aan [gedaagde] voor deze kosten, ter hoogte van in totaal

€ 29,86.

2.5.

[gedaagde] heeft de onder 2.2., 2.3. en 2.4. genoemde bedragen, die in totaal een bedrag van € 890,01 behelzen, niet betaald.

3 Het geschil

Vordering 3.1.

VGZ vordert bij dagvaarding – samengevat – [gedaagde] te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om te betalen een bedrag van € 500,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag van af 29 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure alsmede in de nakosten en de daarover verschuldigde BTW, een en ander als in de dagvaarding weergegeven.

3.2.

VGZ legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat, op grond waarvan premie verschuldigd is. Ook stelt VGZ dat [gedaagde] acceptgirokosten verschuldigd is voor het aanmaken en verzenden van facturen met aangehechte acceptgiro door VGZ, en dat [gedaagde] zorgkosten verschuldigd is in verband met de zorg die op 5 april 2019 in het ziekenhuis heeft plaatsgevonden. Bij dagvaarding heeft VGZ gesteld dat [gedaagde] de verschuldigde bedragen ondanks herhaalde herinneringen en aanmaningen niet heeft voldaan en dat [gedaagde] als gevolg van de wanbetaling wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vervaldata van de facturen. Volgens VGZ bedraagt de wettelijke rente tot 24 juni 2020 een bedrag van € 18,88. Daarnaast stelt VGZ dat zij en haar gemachtigde buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht en dat [gedaagde] derhalve een bedrag van € 161,54 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. VGZ beperkt om haar moverende redenen haar vordering op [gedaagde] in het kader van deze procedure tot niet meer dan € 500,- aan hoofdsom ter voorkoming van een hoger bedrag aan griffierecht voor [gedaagde] . VGZ reserveert uitdrukkelijk al haar rechten met betrekking tot de invordering van het resterende deel van de vordering ad € 570,43.

Verweer

3.3.

[gedaagde] voert aan dat hij geen identiteitspapieren heeft, waardoor er geen inkomen geregeld kan worden middels een uitkering vanuit de gemeente [woonplaats] , omdat de gemeente niets doet zonder officiële documenten. [gedaagde] stelt dat al meer dan twee jaar gepoogd wordt het inkomen voor elkaar te krijgen, dat er bij het Marokkaanse consulaat een nieuw ID en paspoort is aangevraagd en dat het wachten is tot deze wordt uitgegeven. Volgens [gedaagde] kan hij, wanneer de documenten binnen zijn, zijn verblijfsvergunning opvragen bij de IND en vervolgens via de gemeente een spoeduitkering aanvragen. [gedaagde] wil een regeling treffen wanneer hij inkomsten heeft, maar stelt geen exacte datum te kunnen geven wanneer dit inkomen geregeld is.

4 De beoordeling

4.1.

[gedaagde] erkent de vordering en geeft aan een betalingsregeling te willen treffen. Nu VGZ niet verplicht is om met een betalingsregeling in te stemmen en de kantonrechter niet bevoegd is om een betalingsregeling op te leggen, dient de gevorderde hoofdsom ad

€ 500,- te worden toegewezen.

4.2.

De wettelijke rente zal als op de wet gegrond en verder niet weersproken worden toegewezen.

4.3.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van VGZ begroot als volgt:

- dagvaardingsexploot: € 100,89

- verschotten:

BRP voor dagvaarden € 2,07

Informatie DBR € 2,13

- griffierecht: € 124,00

- salaris gemachtigde: € 144,00 (2 punten x tarief € 72,00)

Totaal: € 373,09

4.4.

De door VGZ apart gevorderde nakosten worden toegewezen, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Die kosten worden zoals te doen gebruikelijk begroot op een bedrag gelijk aan een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 120,-. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 36,-. De gevorderde BTW over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan VGZ te betalen een bedrag van

€ 500,-, aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag van af 29 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van VGZ begroot op € 373,09, en de nakosten begroot op € 36,- (½ punt liquidatietarief met max

€ 120,-),

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2020. (BLd(O)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature