Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Een 47-jarige man uit Duitsland is veroordeeld tot 30 maanden cel, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, omdat hij geruime tijd leiding gaf aan een organisatie die zich op verschillende locaties in Nederland bezighield met het op grote schaal faciliteren en organiseren van illegaal gokken.

Verdachte heeft leiding gegeven aan een criminele organisatie die gericht was op het faciliteren van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daarvan en het ontduiken van belastingen.

Verdachte heeft ook op verschillende plaatsen in Nederland samen met een ander een gewoonte gemaakt van het opzettelijk zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen dan wel opzettelijk gelegenheid geven aan het publiek om via een kansspel mee te dingen naar prijzen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend. Zie ook ECLI:NL:RBOVE:2020:248

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08/996086-15 (FP) (P)

Datum vonnis: 23 januari 2020

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte ] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ),

wonende te [woonplaats] , [adres ] ).

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 juli 2016, 24 oktober 2016, 6 februari 2017 en 3, 4 en 5 december 2019.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. C.H.J. Bollen en van hetgeen door verdachte en de raadsman V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging in de dagvaarding van

3 december 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die gericht was op het faciliteren van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daarvan en het ontduiken van belastingen (feit 1) en daarnaast dat hij op verschillende plaatsen in Nederland samen met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor publiek toegankelijke plaatsen dan wel opzettelijk gelegenheid geven aan het publiek om via een kansspel mee te dingen naar prijzen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend (feit 2).

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij in of omstreeks 22 november 2011 tot en met 4 april 2016 in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Arnhem en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland en/of Duitsland, als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met o.a. [medeverdachte] en [medewerker] en één of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk

had het plegen van misdrijven, te weten:

- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschied door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1 onder an in combinatie met artikel 36 WOK ) en/of

- ( gwoonte)witwassen (als bedoeld in artikel 420te r /bis SR) en/of

- belastingfraude; het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en /of 69 AWR);

artikel 140 lid 3 Wetboek van Strafrecht

2.

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot

1 januari 2015, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:

- [spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] te Enschede - vanaf moment bestuurlijke boete - (zaaksdossier 002) en/of

- [spellocatie 2] en/of [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of

- [spellocatie 6] gelegen aan het [adres ] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 008) en/of

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 009),

en

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met

4 april 2016, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:

- [spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] te Enschede vanaf -moment bestuurlijke boete- (zaaksdossier 002) en/of

- [spellocatie 2] en/of [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of

- [spellocatie 6] gelegen aan het [adres ] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem

(zaaksdossier 008) en/of

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 009),

zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt;

althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot

1 januari 2015, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in

- [spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] - vanaf moment bestuurlijke boete - te Enschede (zaaksdossier 002) en/of

- [spellocatie 2] en/of [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 004) en/of

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of

- [spellocatie 6] gelegen aan het [adres ] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 008) en/of

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 009),

(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend;

en

hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016, in de gemeente Enschede en/of Hengelo en/of Deventer en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Arnhem en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in

[spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] - vanaf moment bestuurlijke boete - te Enschede (zaaksdossier 002) en/of

- [spellocatie 2] en/of [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam (zaaksdossier 003) en/of

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam

(zaaksdossier 004) en/of

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo (zaaksdossier 005) en/of

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer (zaaksdossier 6) en/of

- [spellocatie 6] gelegen aan het [adres ] te Deventer (zaaksdossier 006) en/of

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht (zaaksdossier 007) en/of

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem

(zaaksdossier 008) en/of

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem (zaaksdossier 009),

(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend

zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsoverwegingen

4.1

Inleiding

In februari 2015 is het onderzoek onder de naam ‘Mandoline’ gestart omdat de verdenking bestond dat verdachte [verdachte ] (hierna: [verdachte ] of verdachte) vanaf 22 november 2011 op een aantal locaties in Nederland in samenwerking met anderen illegaal online kansspelen aanbood, waarbij het vermoeden was dat de opbrengsten hieruit werden witgewassen. Op 23 maart 2015 heeft de Kansspelautoriteit (hierna: Ksa) aangifte gedaan tegen [verdachte ] . Kort na de start van het opsporingsonderzoek bleek uit opgenomen telefoongesprekken dat [verdachte ] veelvuldig contact had met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), met wie hij eerder door politiemensen op verschillende goklocaties was gezien. In hun onderlinge telefoongesprekken ging het onder meer over activiteiten op diverse goklocaties. Beide verdachten waren tijdens observaties bij diverse locaties gezien waar mogelijk gegokt werd.

Het onderzoek heeft geleid tot doorzoekingen op meerdere adressen in Nederland, Duitsland en Oostenrijk op 4 april 2016. Beide verdachten werden die dag ook aangehouden door de politie.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde. Daartoe is, zakelijk weergegeven en in lijn met de verklaringen van verdachte, aangevoerd dat verdachte op verschillende locaties in Nederland zijn gokwebsite promootte waarop vervolgens in het buitenland kon worden gegokt. De in het buitenland gegenereerde winsten werden vervolgens via tussenpersonen naar de betreffende locaties in Nederland gebracht, waar verdachte deze samen met medeverdachte [medeverdachte] periodiek ophaalde. Voor zover er in Nederland via zijn website is gegokt, is dit buiten weten van verdachte geschied, aldus de verdediging.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Overwegingen met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde

Beoordelingskader

Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon.’ Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan het min of meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking. Daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijk doel van de organisatie en, meer in het algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.

Van deelname aan een criminele organisatie is slechts dan sprake, indien de betrokkene:

1. behoort tot het samenwerkingsverband en

2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.

Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Er moet sprake zijn van een zodanige rol in het geheel van handelingen dat het samenwerkingsverband daardoor functioneert of kan functioneren.

De rechtbank is - met de officier van justitie en anders dan de raadsman - van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie. Uit het dossier blijkt dat er sprake was van een samenwerking tussen verdachte [verdachte ] en medeverdachte [medeverdachte] . Hierbij vervulde ieder zijn eigen rol, waarbij de volgende (globaal weergegeven) modus operandi werd gehanteerd.

[verdachte ] en [medeverdachte] gingen actief op zoek naar fysieke locaties om gokactiviteiten te ontplooien. Dit betroffen onder meer locaties die reeds ingericht waren als koffiehuis of tabakswinkel, waarbij een samenwerking werd aangegaan met de eigenaar. In sommige gevallen werd een stichting opgericht en een locatie gehuurd of gekocht. Deze bestemmingen werden door [verdachte ] expliciet een dekmantel genoemd. Er werden mensen benaderd voor bijvoorbeeld de rol als stichtingsbestuurder of penningmeester, waardoor de stichting niet eenvoudig naar [verdachte ] en [medeverdachte] te herleiden was. [verdachte ] en [medeverdachte] bepaalden in onderling overleg welk personeel voor een locatie werd ingehuurd en tegen welke vergoeding In Oostenrijk werd het programma [programma] ingekocht bij het bedrijf [bedrijf] , een softwarebedrijf dat softwarelicenties verstrekt. [verdachte ] en [medeverdachte] gebruikten deze software in hun pand aan de [adres ] in Enschede en stelden deze op verschillende locaties in Nederland aan anderen ter beschikking. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van HappyBet en van de website [website] . [verdachte ] zorgde ervoor dat op de locaties apparatuur werd geplaatst en programma’s werden geïnstalleerd waarmee ingelogd kon worden op de servers van [bedrijf] . In een later stadium kon worden gespeeld op een eigen server die door [verdachte ] en [medeverdachte] was aangekocht. Bij de locatiehouder en andere medewerkers op die locaties konden weddenschappen worden geplaatst waarvoor kwitanties of bonnen werden uitgedraaid, dan wel credits gekocht waarvoor tickets met een persoonlijke ID en/of inlogcode werden ontvangen. Een speler kon daarmee inloggen en vervolgens inzetten op voetbalwedstrijden. Eventuele gokwinsten werden door de locatiehouder contant uitbetaald aan de betreffende speler. Als er onvoldoende cash aanwezig was dan werd door de betreffende locatiehouder contact opgenomen met [verdachte ] , die vervolgens in overleg met [medeverdachte] er voor zorgde dat er voldoende geld kwam om uit te betalen. Aan de hand van de gegevens op de [bedrijf] server konden [verdachte ] en [medeverdachte] vaststellen hoeveel geld zij per goklocatie konden ophalen. Maandelijks werden de zogenaamde afrekenrondes gereden om hun gokwinsten op te halen. De locatiehouders ontvingen vergoedingen. In enkele gevallen kregen ze een salaris (van bijvoorbeeld 500 euro per week) en in andere gevallen een percentage van 30 tot 40 procent van de netto gokwinst.

In de hierboven omschreven werkwijze van [verdachte ] en [medeverdachte] was sprake van een zekere rolverdeling. Met name uit het groot aantal afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte ] en [medeverdachte] komt dat naar voren. In de gesprekken noemt [verdachte ] [medeverdachte] bijvoorbeeld dikwijls 'patron' en andersom wordt [verdachte ] door [medeverdachte] vaak 'directeur' genoemd. [verdachte ] treedt naar de buitenwereld het meest op de voorgrond. Ondertussen overlegt hij, met name voor belangrijke beslissingen, met [medeverdachte] . Uit de observaties, de huiszoekingen en de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte] de financiën beheert. Zo houdt hij tijdens de zogenoemde afrekenrondes langs de goklocaties de administratie in de auto bij. De aangetroffen handgeschreven kasadministratie en notities in de woning van [medeverdachte] en in zijn kantoorruimte aan de [adres ] te Deventer ondersteunen dit, als ook het op 4 april 2016 in de woning van [medeverdachte] contant aangetroffen geldbedrag van € 300.000,-.

Verder constateert de rechtbank dat zij doorgaans in de “wij-vorm” spreken wanneer het over zaken gaat. Zo stelt [medeverdachte] in een op 1 september 2015 gevoerd gesprek "wij zijn al 4 à 5 jaar totoaanbieder" en ,een maand, later: "We verdienen net zoveel als een coffeeshop" en "het geld dat wij sinds 2010 of 2011 hebben uitgegeven is heel veel."Zij benoemen onderling ook expliciet dat zij een bedrijf runnen. Wanneer [verdachte ] op 1 oktober 2015 tegen [medeverdachte] zegt: "Zo he! Patron, wij zijn een echt bedrijf, maar we beseffen dat niet", antwoordt [medeverdachte] : "En niet zo'n klein bedrijfje ook." Vervolgens bespreken zij de omzet van "Voetbal en Sports." Ook naar derden laat [verdachte ] zich in vergelijkbare zin uit. Zo benoemt hij in een gesprek met een zekere [persoon 1] dat hij een compagnon heeft die [medeverdachte] heet en dat zij samen de eigenaars zijn van de hele business.

Verder constateert de rechtbank dat uit de aangifte van Ksa volgt dat door verdachten nooit een vergunning is aangevraagd. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij geen vergunning had voor het aanbieden van kansspelen. Dat beide verdachten wisten dat hun business niet legaal was, volgt ook uit verschillende afgeluisterde gesprekken. Zo bevat het dossier een gesprek van [verdachte ] met een onbekend gebleven persoon, waarin [verdachte ] onder meer zegt: "Ook wij laten hier in Nederland de mensen illegaal spelen (…). En als er controle komt, druk je op een knop en omdat het gestreamd wordt, verdwijnt het. (…) Er blijft geen enkel bewijs achter."In een gesprek met [persoon 1] benoemt hij opnieuw meermalen dat het illegaal is wat hij doet en dat hij in Nederland heel veel illegaal heeft. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat [medeverdachte] ook op de hoogte was van hoe het systeem werkte en op welke manier de controles konden worden gesaboteerd.

Verder stelt de rechtbank vast dat de illegale herkomst van de gokopbrengsten door verdachten werd verhuld. Zo spreekt [verdachte ] over de aanschaf van cafetaria " [cafetaria] ", zodat hij kan laten zien dat hij omzet heeft en wordt op 4 april 2016 in de woning van [medeverdachte] een contant geldbedrag van € 300.000,- aangetroffen, voor een groot deel bestaande uit in het normale handelsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500,- Ook zijn beide verdachten op 8 oktober 2014 gezamenlijk aangehouden aan de grens met Servië, terwijl zij met € 300.000,- aan contanten onderweg waren naar Turkije. Over de uitgekeerde geldbedragen is nooit kansspelbelasting afgedragen en over de inkomsten uit kansspelen is nooit inkomstenbelastingaangifte afgedragen.

De hiervoor besproken werkwijze van verdachten vindt verdere bevestiging in de onderzoeksbevindingen op de verschillende locaties in Nederland die in de tenlastelegging zijn genoemd. Op die locaties zal hieronder nader worden ingegaan.

[spellocatie 1] ( [adres ] te Enschede)

[medeverdachte] is eigenaar van het pand aan de [adres ] te Enschede. Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op dit adres [spellocatie 1] gevestigd. Deze stichting is opgericht op 23 maart 2010 en [verdachte ] staat als voorzitter geregistreerd. [medeverdachte] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het pand aan [verdachte ] verhuurde.

Uit de aangifte van de Ksa valt af te leiden dat er op dit adres twee controles hebben plaatsgevonden op 15 februari 2013 respectievelijk 7 januari 2014. Er zijn daarbij pc's met logbestanden aangetroffen en er lagen tickets in de prullenbak. Onderzoek naar de logbestanden duidde op verdiensten van € 15.000,- in een periode van 6 weken. Bij beide controles was [verdachte ] op deze locatie aanwezig.

Gedurende het opsporingsonderzoek is de locatie driemaal, namelijk op 18 september 2015, 29 september 2015 en 17 oktober 2015, bezocht door zogenoemde pseudokopers. Op al deze dagen konden de pseudokopers eenvoudig naar binnen, werd hen niet gevraagd naar legitimatie en bleken zij te kunnen deelnemen aan gokactiviteiten. Op 17 oktober 2015 hebben de pseudokopers bovendien waargenomen dat [persoon 2] kassierswerkzaamheden in het pand verrichtte en dat hij hen middels een gebruikersnaam en een wachtwoord hielp met inloggen op de website [website] . Op vragen aan [persoon 2] hoe de pseudokopers zelf in een willekeurige zaak zo'n goksysteem konden krijgen, heeft [persoon 2] toen geantwoord dat 'zijn baas' dat doet en dat die wel contact met hen zou opnemen als ze een telefoonnummer achterlieten. Twee dagen later, op 19 oktober 2015, heeft een persoon die zich voorstelde als “ [verdachte ] ” via Whatsapp contact opgenomen. Aan zijn profielfoto werd deze persoon herkend als zijnde [verdachte ] .

Op 4 april 2016 heeft vervolgens een doorzoeking plaatsgevonden in het pand. Daarbij zijn - onder meer - elf computers aangetroffen, die allemaal aan stonden. Op de schermen van deze computers stond een site met de tekst [website] ." In het pand waren verder verschillende personen aanwezig die als getuige zijn gehoord. Zo heeft getuige [getuige] in zijn verhoor van 19 april 2016 verklaard dat het pand een illegale goktent was. Hij veronderstelt dat het pand van [medeverdachte] en [verdachte ] (De rechtbank begrijpt: [medeverdachte] en [verdachte ] ) is en dat het idee van de toto van [verdachte ] kwam. [getuige] heeft verder uitgelegd, zakelijk weergegeven, dat er aanvankelijk een goksysteem was waarbij kon worden ingelogd met een gebruikersnaam en wachtwoord en waarbij bonnetjes werden verstrekt, maar dat de laatste drie maanden gewerkt werd met een systeem met pasjes die konden worden opgewaardeerd en waarbij er geen bonnetjes - die bewijsmateriaal konden vormden - meer aan te pas kwamen. Ook heeft de getuige verklaard over verschillende rollen die enkele personen in het pand vervulden. Zo was ene [persoon 3] (de rechtbank begrijpt: fonetisch weergegeven) verantwoordelijk voor het opwaarderen van de pasjes en bestonden de werkzaamheden van [persoon 2] (De rechtbank begrijpt: [persoon 2] ) uit het binnenlaten van mensen, het opwaarderen van kaarten en het innen en uitbetalen van geld - overeenkomend met de door de pseudokopers geconstateerde kassierswerkzaamheden - en dat hij werd aangestuurd door [verdachte ] en [medeverdachte] , die de baas waren.

Het dossier bevat daarnaast een groot aantal afgeluisterde (tap- en OVC-) gesprekken, waaruit naar voren komt dat [medeverdachte] en [verdachte ] in 2015 regelmatig met elkaar spraken over onder meer de omzet en/of winst, de personele bezetting, over ruzies tussen personeelsleden, over te nemen maatregelen bij controles, over het onderhoud van computers en het oplossen van storingen en over het vervangen van kapotte goederen en systeemaanleg. Wat in deze gesprekken opvalt is dat [verdachte ] [medeverdachte] aanspreekt met 'baas' of 'patroon' en dat [medeverdachte] andersom [verdachte ] aanspreekt met 'directeur.'

[spellocatie 2] en/of [stichting] ( [adres ] te Amsterdam)

Op grond van de aangifte van de Ksa en van de uit het opsporingsonderzoek verzamelde gegevens, werd vermoed dat aan de [adres ] te Amsterdam een goklocatie zat waarbij [medeverdachte] en [verdachte ] betrokken waren. Op dit adres stond van 1 januari 2012 tot 23 juni 2014 [spellocatie 2] ingeschreven. Op 16 april 2012 is door de politie samen met de Belastingdienst en de Ksa een controle uitgevoerd in dit pand, waarbij drie werkende voetbalzuilen zijn aangetroffen. Ook zijn in prullenbakken diverse bonnetjes aangetroffen waarop weddenschappen en bedragen voor het gokken stonden.

Vanaf 24 februari 2015 is op dit adres [stichting] gevestigd, met als voorzitter

[voorzitter] , als secretaris [secretaris] en als penningmeester [penningmeester] .

Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [verdachte ] in de periode van augustus tot en met november 2015 regelmatig contact onderhield met [voorzitter] . Zij spraken onder meer over het betalen van klanten, over afrekenen en af te dragen percentages, over accountnummers en wachtwoorden en over het nemen van voorzorgsmaatregelen voor het geval er controle komt (er mogen geen tickets te vinden zijn, ook niet bij de vuilnis). Dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen, blijkt ook uit een gesprek dat [verdachte ] op

19 november 2015 voert met een onbekend gebleven persoon, aan wie hij [stichting] laat zien. [verdachte ] vertelt dan dat er achterin toto wordt gespeeld en dat het hele systeem verdwijnt als er controle komt.

Op 31 augustus 2015 heeft [verdachte ] contact met [voorzitter] , die op dat moment in Turkije is, waarbij [voorzitter] hem vraagt om een bedrag van ongeveer 2000 euro te sturen. Diezelfde dag belt [verdachte ] met [medeverdachte] en vindt overleg plaats over [persoon 4] " die vanuit Turkije heeft gebeld en om 2000 euro heeft gevraagd. [medeverdachte] geeft dan aan [verdachte ] aan dat hij het meteen zal overmaken als [verdachte ] het moet sturen. In een afgeluisterd (OVC-) gesprek van 30 september 2019 bespreken [medeverdachte] en [verdachte ] dat zij om de twee weken zullen komen afrekenen en dat zij bij [pand] goed geld hebben verdiend, waarbij [medeverdachte] vermoedt dat zij in totaal 40 à 50 duizend hebben euro hebben opgehaald. Op 5 oktober 2015 bespreken zij dat ze - zakelijk weergegeven - morgen 4000 gaan ophalen van de pandeigenaar van [pand] . Dat [medeverdachte] en [verdachte ] fysiek op deze locatie kwamen, blijkt ook uit bevindingen van een observatieteam dat hen op 1 september 2015 gezamenlijk dit pand hebben zien binnengaan.

Op 7 januari 2016 is tijdens een horeca-controle in het pand een ruimte aangetroffen achter een afgesloten deur, die middels een knop in de keuken geopend kon worden. In deze ruimte stonden tien laptops/pc's en er hingen twee grote televisies aan de muur. Op één van deze televisies was een voetbalwedstrijd te zien. Op 4 april 2016 zijn vervolgens bij de doorzoeking op deze locatie onder meer acht zwarte laptops inbeslaggenomen.

[spellocatie 3] ( [adres ] te Amsterdam)

Uit het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat op de [adres ] te Amsterdam een eenmanszaak, genaamd [spellocatie 3] , is gevestigd. Sinds 1 januari 2014 staat [persoon 4] als eigenaar geregistreerd. Op 28 maart 2013 heeft een controle in het pand plaatsgevonden, waarbij vier computerschermen werden waargenomen. Drie van deze schermen stonden aan en op één van de schermen was een internetpagina van een gokwebsite zichtbaar, waarmee op buitenlandse voetbalwedstrijden kon worden gegokt.

Gedurende het opsporingsonderzoek zijn [medeverdachte] en [verdachte ] meerdere keren geobserveerd en bij het pand gezien. Op 1 juli 2015 wordt waargenomen dat [verdachte ] zijn auto op de [adres ] parkeert en - samen met een andere persoon die een mapje met papieren bij zich hield - uitstapt. Ongeveer een half uur later wordt gezien dat zij het pand aan de [adres ] uit komen lopen. Vervolgens zijn zij via Deventer naar Enschede gereisd. Op diezelfde dag is telefoonverkeer tussen [verdachte ] en [persoon 4] afgeluisterd, waaruit kan worden afgeleid dat [verdachte ] en [medeverdachte] samen zijn en met [persoon 4] afspreken aan de [adres ] en dat zij kennelijk geld komen ophalen.

Op 1 september 2015 wordt door het opsporingsteam gezien dat [verdachte ] [medeverdachte] oppikt in Enschede, waarna zij gezamenlijk naar Amsterdam rijden en - na eerst een bezoek te hebben gebracht aan [stichting] aan de [adres ] (zie hierboven) - aan de [adres ] in Amsterdam parkeren. Zij gaan [adres ] binnen en verlaten het pand 18 minuten later weer. Ook op deze dag is er telefonisch contact geweest tussen [verdachte ] en [persoon 4] . Er wordt een ontmoeting afgesproken en in een later gesprek belt [verdachte ] om te vragen of het klopt dat er een tas "waar geld is" hebben achtergelaten. Deze tas komen ze ophalen.

Op 2 oktober 2015 wordt gezien dat [verdachte ] en [medeverdachte] vanuit Arnhem, via Doesburg, naar Amsterdam rijden en om 18.28 uur [adres ] binnen gaan. Om 18.42 uur komt [verdachte ] naar buiten, pakt iets uit zijn auto en gaat weer naar binnen. Twee minuten later komen [verdachte ] en [medeverdachte] gezamenlijk naar buiten. Zij rijden weg en parkeren een paar honderd meter verderop bij een eetgelegenheid. Om 19.26 uur wordt gezien dat [verdachte ] alleen in zijn auto zit. Drie minuten later wordt deze auto opnieuw in de directe omgeving van [adres ] geparkeerd, waarna [medeverdachte] uit de richting van percelen [adres ] komt aanlopen en instapt. Zij vervolgen hun weg daarna naar Leiden, Deventer en uiteindelijk Enschede.

Naast de observaties en de afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte ] en [persoon 4] , bevat het dossier ook afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte ] en [medeverdachte] , waarin zij spreken over het ophalen van geld op diverse locaties. In deze context wordt ook de [adres ] c.q. [spellocatie 3] genoemd.

Verder is gedurende het opsporingsonderzoek tweemaal een pseudokoop ingezet om te onderzoeken of er in het pand gegokt kon worden. Op 15 september 2015 werd de pseudokoper door [persoon 4] , de eigenaar, meegedeeld dat gokken illegaal was en dus niet mogelijk. Een kleine anderhalve maand later, op 27 oktober 2015, bleek een tweede pseudokoper echter wel te kunnen inzetten op voetbalwedstrijden. [persoon 4] leidde deze pseudokoper naar een ruimte achterin de zaak waarin onder meer drie computers stonden. [persoon 4] liet middels een Google zoekopdracht op één van deze computers een gokwebsite tevoorschijn komen, waarna de pseudokoper kon inzetten op voetbalwedstrijden. Na het inzetten werd een ticket uitgeprint onder de kassalade, dat vervolgens door [persoon 4] aan de pseudokoper werd overhandigd.

Op 4 april 2016 is door het onderzoeksteam ook op dit adres binnengetreden. Bij de doorzoeking van het pand zijn onder meer computers en printbonnetjes die betrekking hebben op gokken op voetbalwedstrijden (tickets) in beslaggenomen.

[spellocatie 4] ( [adres ] te Hengelo)

In de aangifte van de Ksa wordt de [adres ] te Hengelo genoemd als locatie waar mogelijk illegale gokactiviteiten werden verricht. Op deze locatie was in de ten laste gelegde periode [spellocatie 4] gevestigd. Uit het register van de Kamer van Koophandel volgt dat [persoon 5] en [persoon 6] vanaf 1 juni 2011 de bestuurders zijn van de stichting. Vanaf 4 november 2015 staat [persoon 5] als penningmeester geregistreerd.

[verdachte ] en [medeverdachte] worden op 1 september 2015 bij het pand gezien als zij tijdens een ronde geld ophalen. Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde communicatie waaruit blijkt dat [verdachte ] en [medeverdachte] bemoeienis hebben met deze locatie. Zo voert [verdachte ] een gesprek met een medewerker van Ziggo over door hem ontvangen rekeningen met betrekking tot de [adres ] in Hengelo. Ook met betrekking tot een vordering van Oxxio op de stichting, is [verdachte ] degene die contact opneemt.

Verder onderhoudt [verdachte ] contacten met ene [persoon 7] , die blijkens de inhoud van de gesprekken, kennelijk werkzaam is aan de [adres ] . De gesprekken handelen over het afrekenen van geldbedragen, het instellen van een nieuw systeem en het inzetten op voetbalwedstrijden. Ook komt uit die gesprekken naar voren dat zij [persoon 5] niet vertrouwen. Dat er wantrouwen is, blijkt ook uit een gesprek waarin [verdachte ] , kort gezegd, tegen [persoon 5] zegt niet meer met hem te willen werken in de huidige constructie. Hij zal dit samen met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) komen bespreken.

Op 1 september 2015 vindt in de auto van [verdachte ] een gesprek plaats tussen [verdachte ] , [medeverdachte] en [persoon 7] over de bedrijfsvoering in Hengelo. Ze hebben deze zaak 5 jaar geleden geopend en [persoon 5] doet zijn werk niet goed. Nadat [persoon 7] de auto heeft verlaten bespreken [verdachte ] en [medeverdachte] dat ze [persoon 5] eruit moeten zetten en dat ze zowel verliezen als winsten moeten delen. Later die dag spreken zij opnieuw met elkaar en zegt [verdachte ] tegen [medeverdachte] dat hij twee dagen per week in Hengelo zal gaan werken met [persoon 5] , om een (schoot)hond van hem te maken.

Dit bespreekt [verdachte ] vervolgens ook met [persoon 7] . [persoon 5] laat op 9 september 2015 aan [verdachte ] weten dat er controle is geweest maar dat hij tijdig maatregelen heeft kunnen treffen. [verdachte ] zegt dat [persoon 5] altijd direct moet bellen als er controle is, omdat de controleurs vervolgens naar een andere locatie kunnen gaan.

Verder bevat het dossier gesprekken die [verdachte ] met en over [persoon 5] heeft gevoerd, waarbij [persoon 5] onder meer verteld dat hij controle heeft gehad van de politie. [medeverdachte] heeft op 16 oktober 2015 een gesprek met een derde, waarin hij aangeeft dat hij een speelkast heeft staan aan de [adres ] in Hengelo. Ook in onderlinge gesprekken bespreken [verdachte ] en [medeverdachte] hun zaak in Hengelo en de controles die daar plaatsvinden.

Op 4 april 2016 heeft in dit pand een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computers, laptops, een ticketprinter en printbonnetjes inbeslaggenomen.

[spellocatie 5] ( [adres ] te Deventer) en [spellocatie 6] ( [adres ] te Deventer)

Blijkens de aangifte van de Ksa is op 28 oktober 2014 een algehele controle gehouden in een pand aan de locatie [adres ] te Deventer. In dit pand was blijkens het register van de Kamer van Koophandel [spellocatie 5] gevestigd. Er zijn toen achterin de zaak negen pc's aangetroffen waarop de website [website] in de browser open stond dan wel werd gevonden in de internethistorie. Verder zijn voorin de zaak twee pc's en een ticketprinter aangetroffen en is in een kast een tweede ticketprinter aangetroffen. Tijdens de controle was ene [persoon 8] aanwezig, die aan een toezichthouder van de Ksa verklaarde, kort gezegd, dat het aanbod via [verdachte ] geregeld was en dat [verdachte ] langskwam als er uitbetaald moest worden. [persoon 8] is op 26 mei 2016 als verdachte gehoord en heeft toen onder meer verklaard dat hij vanaf medio 2014 gedurende drie tot vijf maanden bij [spellocatie 5] gewerkt heeft en dat [spellocatie 6] aan [adres ] te Deventer van hem is.

Op 6 februari 2016 hebben pseudokopers de genoemde panden bezocht. In [spellocatie 5] zagen zij onder meer negen laptops, waarvan de meeste aan stonden met daarop zichtbaar open de website [website] . Verder zagen zij drie mannen van Turkse afkomst die allen voor een laptop zaten en allen voornoemde website open hadden staan. Eén van de pseudokopers zag bij binnenkomst een man direct een stekker van een apparaat trekken dat verbonden was met een laptop; later zagen de pseudokopers dat die man de stekker weer in het apparaat stopte. Toen één van de pseudokopers vroeg wat hij moest doen om het scherm te krijgen waarop hij kon inzetten, voerde een onbekend gebleven persoon een gebruikersnaam en wachtwoord in. Vervolgens heeft deze pseudokoper tweemaal vijf euro ingezet via die website. De onbekend gebleven man deelde de pseudokoper vervolgens mee dat de printer het niet deed, maar dat de eventuele winst bij hem kon worden opgehaald en dat hij ook een fotootje kon maken van zijn inzet.

In [spellocatie 6] troffen de pseudokopers geen aanwijzingen aan die duidden op illegale kansspelen.

Vervolgens heeft op 4 april 2016 in [spellocatie 5] een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computerapparatuur en ticketprinters aangetroffen en inbeslaggenomen.

Uit afgeluisterde communicatie blijkt onder meer dat [verdachte ] vanaf 10 juni 2015 meerdere malen contact heeft gehad met [persoon 8] . De gesprekken gingen onder meer over printers en accountnummers en over een inzet op drie wedstrijden en een ticketnummer.

[verdachte ] heeft over deze locatie verklaard dat een zekere [persoon 9] uit [geboorteplaats] daar een site van hem, [verdachte ] , promoot en dat hij, [verdachte ] , daarvoor dertig procent van de winst krijgt. Op 2 juni 2016 is [persoon 9] , geboren te [geboorteplaats] , als verdachte gehoord. Hij heeft niets verklaard over het promoten van een website, maar heeft wel een vriend met de naam [verdachte ] (De rechtbank begrijpt: [verdachte ] ). Verder heeft [persoon 9] verklaard dat hij wel eens in [spellocatie 5] kwam en dat hij daar toto speelde. Het dossier bevat communicatie tussen [verdachte ] en [persoon 9] op 15 september 2015, waaruit naar voren komt dat [persoon 9] acht- à tienduizend euro nodig heeft omdat de mensen met de toto prijs hebben en dat [verdachte ] dat goed vindt en vraagt om hoeveel het gaat. Uit dit afgeluisterde gesprek tussen hen volgt dat [verdachte ] diezelfde avond tienduizend (euro) aan [persoon 9] zal geven bij de [locatie] te Holten en dat hij tegen [persoon 9] zegt dat hij die persoon meteen moet gaan uitbetalen.Acht minuten na dat gesprek belt [verdachte ] met [medeverdachte] en spreken zij af naar Deventer te gaan. De volgende dag spreekt [verdachte ] met [medeverdachte] over onder meer [persoon 8] en [persoon 9] , waarbij [medeverdachte] vraagt of [verdachte ] 'die tienduizend' aan hen heeft gegeven, hetgeen door [verdachte ] bevestigd wordt.

[medeverdachte] en [verdachte ] voeren ook in de periode daarna nog meerdere malen gesprekken over [persoon 8] en [persoon 9] , waarbij het onder meer gaat over geldbedragen die zij bij hen hebben opgehaald, bedragen die zij aan hen schuldig zijn en over percentages die zij aan winst moeten afdragen. Verder bevat het dossier een telefoongesprek van 6 september 2015 tussen [verdachte ] en een zekere [persoon 10] die zegt dat hij in Deventer ook toto wil laten spelen, maar dat [persoon 9] al in de [adres ] zit, waarop [verdachte ] zegt dat [persoon 10] het beter in Lochem kan doen omdat daar geen concurrentie of wat dan ook is; [persoon 10] zegt ook nog dat zij op zoek zijn naar een pand waar zij het nieuwe systeem van [verdachte ] willen doen waarop deze zegt dat dat super zou zijn.

[spellocatie 7] ( [adres ] te Utrecht)

Gedurende het opsporingsonderzoek is uit afgeluisterde (telefoon)gesprekken naar voren gekomen dat [verdachte ] contact onderhield met [persoon 11] el Hafian, die sinds 25 januari 2013 geregistreerd bleek te staan als eigenaar van de eenmanszaak [spellocatie 7] aan de [adres ] te Utrecht. In deze gesprekken bespreken zij onder meer de verdeling van winsten en een nieuw systeem met pasjes. [verdachte ] vertelde [persoon 11] daarbij ook wat hij moest doen als hij controle krijgt ("jij trekt hem alleen maar d’r uit. Dan gaan die alles uitloggen…. Systeem is weg, jij hebt geen printer, geen ticketprinter. Geen geheugen, niemand kan zien, op IP adres kan ook niemand zien dat jij in die side..”). Verder wordt er blijkens de gesprekken periodiek afgerekend, bijvoorbeeld op 3 november 2015 en op 1 december 2015, waarbij [verdachte ] tegen [persoon 11] zegt dat hij en zijn broer alleen mensen met cash moeten laten spelen en dat zij niet kunnen uitbetalen als iemand geen bon heeft. Ook wordt besproken dat de inzet op [club] nog moet worden uitgezocht. [verdachte ] vertelt op 14 september 2015 in een gesprek met ene [persoon 12] dat zij op de [adres ] al vier jaar samenwerken met een Marokkaan.

Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte ] . Zo zitten zij op 10 oktober 2015 samen in de auto en heeft [verdachte ] telefonisch contact met [persoon 11] waarin wordt besproken dat ze op 50/50 basis werken en dat hij over een uur aan de [adres ] zal zijn. Met [medeverdachte] bespreekt [verdachte ] vervolgens dat ze in Utrecht ook naar een tweede locatie kunnen gaan, op 10 minuten afstand van [persoon 11] . Ook bespreken zij de omzet van [persoon 11] . Verder verwachten [medeverdachte] en [verdachte ] op 31 oktober 2015 dat zij van [persoon 11] minstens achtduizend zullen krijgen.

[spellocatie 8] ( [adres ] te Arnhem)

Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 10 augustus 2016 was op de [adres ] te Arnhem [spellocatie 8] gevestigd. Deze stichting is opgericht op 27 mei 2013 en ontbonden op 30 november 2013. [persoon 13] stond als voorzitter en bewaarder van boeken en bescheiden van deze stichting vermeld. Volgens de aangifte van de Ksa is er op 12 december 2013 een integrale controle geweest in het pand, waarbij een kansspelautomaat en een gokzuil zijn aangetroffen. Enkele dagen na deze controle heeft medeverdachte [verdachte ] zich gemeld bij de gemeente Arnhem en zich kenbaar gemaakt als woordvoerder van de stichting. Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat medeverdachte [verdachte ] in de periode van 16 juni 2015 tot en met 1 augustus 2015 telefonisch contact heeft gehad met [persoon 13] . Uit deze gesprekken komt naar voren dat [persoon 13] computers heeft en dat er bij [verdachte ] een geldbedrag in rekening wordt gebracht ook als [persoon 13] die computers maar een dag aanzet. Op 1 augustus 2015 spreken zij af dat [verdachte ] op deze locatie langs zal komen. Uit peilbakengegevens blijkt dat de auto van [verdachte ] zich op deze dag in de buurt van de [adres ] in Arnhem bevond.

Op 24 november 2015 is het pand door pseudokopers bezocht. Zij relateren dat zij zonder lidmaatschap en zonder gegevens te hoeven tonen het pand in konden gaan en dat [persoon 13] aanwezig was en als aanspreekpunt fungeerde. De pseudokopers hebben achter een laptop plaatsgenomen en zagen op het scherm de hen ambtshalve bekende voetbaltoto. Vervolgens hebben zij op diverse voetbalwedstrijden geld ingezet en op het knopje "print" gedrukt. Daarop zagen zij dat [persoon 13] naar hen toe kwam en tickets overhandigde waar bovenaan [programma] stond en die waren voorzien van de uitslagen die zij in de laptop hadden ingevoerd. Bij een doorzoeking van het pand op 4 april 2016 zijn onder meer een ticketprinter en diverse tickets van [programma] aangetroffen. Medeverdachte [verdachte ] heeft verklaard dat hij achter de schermen de rekeningen voor deze stichting heeft betaald en dat hij twee sites heeft verhuurd aan [persoon 13] . Verdachte heeft over deze locatie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij er mogelijk wel eens met medeverdachte [verdachte ] geweest is.

[spellocatie 9] ( [adres ] te Arnhem)

Aan de [adres ] te Arnhem stond tussen 13 april 2012 en 7 maart 2016 [spellocatie 9] ingeschreven. Dit pand werd door de eigenaar verhuurd aan medeverdachte [verdachte ] . De Ksa heeft op 13 november 2015 op deze locatie een controle uitgevoerd. Daarbij zijn twee computers met daarop aangesloten ticketprinters aangetroffen. Op één van de computers was het programma [bedrijf] - waarmee weddenschappen kunnen worden afgesloten - geïnstalleerd. Deze computer was die dag actief geweest en het zogenoemde 'terminal ID nummer' van deze computer kwam overeen met het nummer op een in het pand aangetroffen wedticket. Daarnaast zijn er bij de controle vier laptops aangetroffen die op dat moment uit stonden. Met een eveneens op een briefje aangetroffen wachtwoord bleken drie van de vier laptops te kunnen worden opgestart. Nadat Windows was opgestart, bleek op deze laptops automatisch het wedprogramma van [bedrijf] genaamd ' [programma] ' op te starten. Vervolgens werd geconstateerd dat op de wedaccounts van deze drie laptops in een periode van twee maanden (14 september 2015- 13 november 2015) weddenschappen waren afgesloten met een gezamenlijke inleg van ongeveer 140.000 euro. Verder zijn ook in dit pand diverse wedtickets aangetroffen, waarbij de daarop vermelde zogenoemde 'TID's' (De rechtbank begrijpt: identificatienummers) overeenkwamen met telkens één van de in het pand aangetroffen computers.

Ten tijde van de controle waren meerdere personen in het pand aanwezig. Enkele bezoekers, te weten [bezoeker 1] , [persoon 7] , [bezoeker 2] en [bezoeker 3] zijn gehoord. Ieder van hen heeft verklaard op deze locatie te hebben gegokt, dan wel te weten dat hier kon worden gegokt, dan wel dat het doel van de stichting is het gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden.

Verder was aanwezig [persoon 14] die verklaarde de tijdelijke beheerder te zijn en daar normaal alleen te spelen en soms te slapen. Hij heeft verder verklaard dat er cash geld kon worden ingelegd en dan via internet kon worden gegokt op voetbaluitslagen en basketbalwedstrijden. Hij is op 24 en 25 mei 2016 als verdachte bij de politie gehoord en heeft toen, zakelijk weergegeven, verklaard dat het gokken aan de [adres ] illegaal is en dat hij betaald kreeg voor zijn werk. Hij kreeg daarvoor 50 of 60 euro en werd betaald door [persoon 15] , zijn stiefvader, die op zijn beurt werd betaald door [verdachte ] . Hij herkent [verdachte ] op een aan hem tijdens het verhoor getoonde foto als zijnde [verdachte ] .Als hij een vraag had over een speelkast of als er storing was, belde hij met [verdachte ] . [verdachte ] huurde het pand en had het voor het zeggen; hij kwam eens in de maand geld ophalen. De stichting stond op naam van personen die daarvoor betaald kregen.

[persoon 15] , ook wel [persoon 15] genoemd, is eveneens als verdachte bij de politie gehoord. Op 3 mei 2016 heeft hij in grote lijnen overeenkomstig zijn stiefzoon, [persoon 14] , verklaard. Zo heeft hij, zakelijk weergegeven, verklaard dat de [spellocatie 9] op zijn naam heeft gestaan - hetgeen voor de periode van 12 april 2012 tot 17 december 2014 wordt bevestigd in een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel -, dat [verdachte ] dat had geregeld en dat hij, [persoon 14] , daar iedere maand 500 euro voor kreeg. Hij heeft verder verklaard dat iedereen daar kon komen om te gokken en dat iedereen wist dat het illegaal was. De winst was voor [verdachte ] , die haalde hij iedere maand op en daar werd ook administratie van bijgehouden. [verdachte ] heeft zelf bij de politie verklaard dat hij achter de schermen rekeningen betaalde voor [spellocatie 9] . Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij mogelijk wel eens op deze locatie is geweest met [verdachte ] . Dit vindt bevestiging in de verklaringen van zowel [persoon 14] als [persoon 15] , die - ieder voor zich - verdachte op een foto herkennen als degene die met [verdachte ] meekwam om het geld op te halen.

Het zaaksdossier bevat verder afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [verdachte ] , tussen [verdachte ] en [persoon 15] , en tussen hen drieën. Hieruit wordt duidelijk dat

[persoon 15] contact opneemt en overleg voert met [verdachte ] op het moment dat er een controle in het pand plaatsvindt. Verder kan uit de afgeluisterde communicatie worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [verdachte ] zowel met elkaar onderling als met [persoon 15] de geldstromen en de registratie daarvan bespreken. Onder meer is er een gesprek op 31 oktober 2015 tussen verdachte en medeverdachte [verdachte ] over het geld dat ze hebben opgehaald. Uit de bakengegevens van de auto van [verdachte ] blijkt dat deze ten tijde van voornoemd gesprek op de [adres ] te Arnhem stond. Verder blijkt onder meer dat [verdachte ] op 23 november 2015 aan verdachte vertelt dat de locatie in Arnhem voor zes maanden is gesloten en dat de huur moet worden betaald, waarop [medeverdachte] hem vraagt of 'wij' dat moeten betalen of zij. In een gesprek van 30 november 2011 hebben beide verdachten een gesprek met [persoon 15] ( [persoon 15] ) waarin zij aangeven dat zij alles bij zullen houden en dat op het moment dat de zaak weer opengaat, 'zij' het geld van [persoon 15] terug zullen vragen.

Conclusie

De verklaringen van verdachte, inhoudende dat verdachte op verschillende locaties in Nederland zijn gokwebsite slechts promootte en dat, voor zover er op die locaties toch werd gegokt dit buiten zijn weten gebeurde, acht de rechtbank ongeloofwaardig in het licht van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden. Verdachte heeft immers in afgeluisterde gesprekken meerdere malen in min of meer expliciete bewoordingen gezegd dat hij illegaal gokken faciliteerde in Nederland. De rechtbank ziet in de bewijsmiddelen tevens voldoende bewijs voor de gehele ten laste gelegde periode, aangezien verdachte in 2015 met [medeverdachte] een gesprek heeft gevoerd, waarin zij bespreken dat zij al vier à vijf jaar totoaanbieder zijn.

Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte ] heeft behoord tot een duurzaam samenwerkingsverband met meerdere personen dat gericht was op het aanbieden van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daaruit en het ontduiken van de belastingen. Gelet op de structuur van de organisatie en de hiervoor vastgestelde rolverdeling tussen de verschillende deelnemers, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte ] binnen die criminele organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld, immers werden beleidsmatige en financiële beslissingen door hem in overleg met [medeverdachte] genomen en fungeerde hij als direct aanspreekpunt voor de locatiehouders. Aldus heeft [verdachte ] bijgedragen aan de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte ] als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr .

Overwegingen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.

Verdachte wordt onder 2 primair verweten dat hij op verschillende publiekelijk toegankelijke locaties kansspelautomaten aanwezig heeft gehad.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij bewezen acht dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die online gokken aanbood zonder dat daar vergunningen voor waren verleend. Gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de verschillende locaties is vastgesteld, acht de rechtbank bewezen dat al deze locaties ingericht waren met apparatuur waarop kon worden gegokt en dat verdachte hierbij betrokken is geweest, met uitzondering van de locatie [spellocatie 6] aan het [adres ] te Deventer. Hoewel het dossier wel enkele aanwijzingen bevat dat verdachte ook hier betrokken was bij het faciliteren van illegaal gokken, ontbreekt het ten aanzien van deze locatie aan het voor bewezenverklaring vereiste wettige en overtuigende bewijs.

Kansspelautomaten

Voor de overige locaties ziet de rechtbank zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of de aangetroffen computers en/of laptops kunnen worden aangemerkt als kansspelautomaten in de zin van artikel 30b van de Wet op de Kansspelen . Gelet op het doel en de strekking van de WOK, de regeling van de kansspelen in Titel Va, in het bijzonder in verband met de gestelde vergunningsvereisten, is de bestemming die aan een apparaat op de plaats waar het staat wordt gegeven maatgevend. Is die bestemming gericht op het (faciliteren van het) spelen van kansspelen, dan is sprake van een kansspelautomaat. Dat leidt de rechtbank in de onderhavige zaak tot de conclusie dat er steeds sprake was van een kansspelautomaten, nu de aangetroffen computers en/of laptops binnen de hiervoor beschreven organisatie als voornaamste functie hadden dat erop kon worden ingezet op sportwedstrijden. Tijdens het gebruik ervan dienden de computers en/of laptops dus als kansspelautomaten. Dat het met de apparatuur ook mogelijk was andere internetadressen te bezoeken doet aan dat oordeel niet af. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze mogelijkheid mede werd benut om bij controles door de Ksa of de politie de daadwerkelijke functie - het dienen als kansspelautomaat - te verhullen.

Aanwezig hebben

Deze kansspelautomaten waren opgesteld op verschillende locaties. Vastgesteld kan dan ook worden dat de verschillende locatiehouders deze automaten feitelijk aanwezig hadden. De rechtbank is van oordeel dat ook verdachte, als leider van de criminele organisatie, beschikkingsmacht had over deze kansspelautomaten. Zoals ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is overwogen nam hij samen met [verdachte ] beleidsbeslissingen, verstrekte licenties, beheerde de financiën en deelde hij in de winsten die met de automaten werden gegenereerd.

Publiek toegankelijke plaats

Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank voorts af dat de goklocaties publiekelijk toegankelijk waren. Zo konden verscheidene pseudokopers verschillende locaties van de organisatie vrij betreden zonder dat zij zich hoefden te legitimeren. Ook konden zij inzetten op sportwedstrijden. Van de ten tijde van de doorzoeking op de verschillende locaties aanwezige personen heeft niemand verklaard dat er enige voorwaarde werd gesteld aan de toegang. De rechtbank acht op grond van het hiervoor overwogene het onder 2 primair ten laste gelegde als na te melden wettig en overtuigend bewezen.

4.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:

1.

hij in de periode van 22 november 2011 tot en met 4 april 2016 in Nederland en Duitsland als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met [medeverdachte] en andere natuurlijke en rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het

plegen van misdrijven, te weten:

- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschied door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1 onder a, 36 WOK ) en

- gewoontewitwassen (als bedoeld in artikel 420te r /bis SR) en

- belastingfraude; het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en /of 69 AWR)

2. primair

hij in de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten:

- [spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] te Enschede - vanaf moment bestuurlijke boete - en

- [spellocatie 2] en [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam en

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam en

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo en

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer en

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht en

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem en

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem

en

hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016, in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten:

- [spellocatie 1] , gelegen aan de [adres ] te Enschede vanaf -moment bestuurlijke boete - en

- [spellocatie 2] en [stichting] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam en

- [spellocatie 3] , gelegen aan de [adres ] te Amsterdam en

- [spellocatie 4] , gelegen aan de [adres ] te Hengelo en

- [spellocatie 5] , gelegen aan de [adres ] te Deventer en

- [spellocatie 7] , gelegen aan de [adres ] te Utrecht en

- [spellocatie 8] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem

en

- [spellocatie 9] , gelegen aan de [adres ] te Arnhem,

zulks terwijl hij, [verdachte ] , en zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt.

In de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140, 420bis junctis 420ter en 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 30b juncto 36, eerste lid, van de Wet op de kansspelen . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

feit 2 primair

de misdrijven:

(ten aanzien van de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015)

medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen , opzettelijk begaan, meermalen gepleegd

en

(ten aanzien van de periode van 1 januari 2015 t/m 4 april 2016)

een gewoonte maken van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen , opzettelijk begaan.

6. De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, voor de feiten die zij bewijsbaar acht, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden (met aftrek van voorarrest. Verder heeft de officier gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft - subsidiair, indien de rechtbank tot bewezenverklaring van één of meerdere feiten zou komen - verzocht verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest, alsmede een taakstraf van 240 uren, en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een eventueel voorwaardelijk op te leggen straf. De raadsman heeft zich verder verzet tegen het opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

Verdachte heeft geruime tijd leiding gegeven aan een organisatie die zich op verschillende locaties in Nederland bezighield met het op grote schaal faciliteren en organiseren van illegaal gokken. De Wet op de Kansspelen heeft onder meer ten doel om kansspelen aan regels te binden, opdat de spelers worden beschermd tegen het risico van kansspelverslaving en allerlei vormen van criminaliteit tegen te gaan die gepaard gaan met illegaal kansspelaanbod. Uit het dossier blijkt dat meerdere personen die op de verschillende goklocaties voor de organisatie werkzaamheden verrichtten ook zelf kampten met verslavingsproblematiek en/of schulden. Verdachte heeft als leider van de organisatie kennelijk bewust misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid en was enkel uit op persoonlijk gewin. De rechtbank rekent dat verdachte aan.

De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 oktober 2019, waaruit blijkt dat meerdere malen is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten, overtredingen van de Opiumwet, en - laatstelijk in 2015 - voor het overtreden van de Wet op de Kansspelen. Blijkbaar heeft deze laatste veroordeling verdachte er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen in de strafmaat. Anderzijds dient de rechtbank er rekening mee houden dat artikel 63 Sr. van toepassing is.

Verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij kampt met forse schulden en dat hij momenteel werk heeft bij een pizzeria in Gronau (Duitsland). Verder heeft verdachte een partner en twee meerderjarige kinderen, met wie hij regelmatig contact heeft.

Ten slotte heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte op 4 april 2016 is aangehouden en dat de rechtbank op 23 januari 2020 vonnis wijst in zijn zaken. Dat betekent dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Gelet op de aard en omvang van de zaak en op de omstandigheid dat een deel van de vertraging is ontstaan als gevolg van het (nader) horen van door de verdediging verzochte getuigen, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om aan die constatering enig rechtsgevolg te verbinden.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het geheel aan bewezen verklaarde feiten op zijn plaats is. In afwijking van de eis van de officier van justitie, acht de rechtbank het daarnaast noodzakelijk een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, ten einde verdachte er gedurende de proeftijd van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Alles afwegend acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Met betrekking tot de voortduring van (de schorsing van) de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de ernstige bezwaren en de recidivegrond voor voorlopige hechtenis onverkort aanwezig, gelet op het veroordelend vonnis van heden. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte in de periode dat zijn voorlopige hechtenis geschorst was zich niet heeft gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit na het veroordelend vonnis anders zal zijn. Ook overigens is niet gebleken van (andere) omstandigheden op grond waarvan hernieuwde schorsing van de verdachte onwenselijk zou moeten worden geacht. Mede in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen tot aan de datum waarop dit vonnis ik kracht van gewijsde gaat, dan wel - indien hoger beroep wordt ingesteld - tot de eerstvolgende behandeling van de strafzaak in hoger beroep.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 57 en 63 Sr en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten .

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1

het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

feit 2 primair

de misdrijven:

(ten aanzien van de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015)

medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen , opzettelijk begaan, meermalen gepleegd

en

(ten aanzien van de periode van 1 januari 2015 t/m 4 april 2016)

een gewoonte maken van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de Kansspelen , opzettelijk begaan.

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;

- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

voorlopige hechtenis

- beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de datum waarop dit vonnis in kracht van gewijsde gaat, dan wel - indien hoger beroep wordt ingesteld - tot de eerstvolgende behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Van deze schorsing is een afzonderlijk bevel opgemaakt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mrs. H. Vegter en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.

In dit vonnis wordt telkens verwezen naar stukken uit het politieonderzoek ONRAA15007/Mandoline.

ZD 1, p.379.

Proces-verbaal, ZD 1, p.31.

Proces-verbaal, ZD 1, p.23-27 (zie ook bijv. p.410, 434 en 436).

Proces-verbaal, ZD 1, p.67.

Proces-verbaal, ZD 1, p. 63 e.v., bijlage 17, p. 430, p. 432, 433. Bijlage 18a, p. 446, Bijlage 34, p. 1347. (Zie ook afgeluisterd gesprek [verdachte ] ZD 1, p.29)

Proces-verbaal, ZD 1, p.414.

Proces-verbaal, ZD 1, (bijvoorbeeld) p.46-48.

Proces-verbaal, ZD 1, afgeluisterd gesprek [verdachte ] , p.25

Proces-verbaal ZD 1, zie bijvoorbeeld bijlage 26, p.530-580, bijlage 29, p.616-657

Proces-verbaal ZD 1, bijlage 29a, p.658 e.v.

Proces-verbaal, ZD 1, p.93 en p.48-51.

Proces-verbaal, ZD 1, p.32-33.

Proces-verbaal, ZD 1, p.54-55.

Proces-verbaal, ZD 1, p.57.

Proces-verbaal, bijlage 1, ZD1, p.103.

Proces-verbaal van de terechtzitting van 3, 4 en 5 december 2019.

Proces-verbaal, ZD 1, p.28.

Proces-verbaal, ZD 1, p.30.

Proces-verbaal, ZD 1, p.36.

Proces-verbaal, ZD 1, p.91.

Proces-verbaal, ZD 1, p.93 en p.48-51.

Proces-verbaal, ZD 1, p.50-51.

Proces-verbaal, ZD 1, p.1412, 1418, 1471 en 1846.

Een schriftelijk stuk, te weten een notariële akte met betrekking tot het betreffende pand, ZD 10, bijlage 4 (ongenummerde pagina's).

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 16 juni 2016.

Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 april 2016, ZD 2, p.214.

Aangifte Ksa, ZD 1, p..103 e.v.

Processen-verbaal Pseudokoop 19 september 2015, ZD 2, p.148-152, 29 september 2015, ZD 2, p.129-133 en 17 oktober 2015, ZD 2, p.114-117.

Proces-verbaal Pseudokoop 17 oktober 2015, ZD 2, p.114-117 en bijlage p.119.

Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 2, p.161-162.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 19 april 2016, ZD 2, p.195-201.

Zie voor het totaaloverzicht van deze en andere gesprekken ZD 2, p.43-111, hierna worden enkele voorbeelden uitgelicht.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van een tap- respectievelijk een OVC-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.83 en 84.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.80.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.47, bovenste gesprek.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.90, onderste gesprek.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tap-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.76.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken en een tap-gesprek tussen [medeverdachte] en , ZD 2, p.58-60, p.61-64 en p.85.

Schriftelijke stukken, zie bijvoorbeeld de weergave van gesprekken op p.50, 68, 70, 72 en 85.

Proces-verbaal, ZD 3, p.5

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 15 maart 2016, ZD 3, p.40

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012, ZD 3, bijlage 2 (ongenummerde pagina's).

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 1 september 2016, ZD 3, p.45.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [voorzitter] , ZD 3, p.669 en p.690, bovenste gesprek.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [voorzitter] , ZD 3, p.671.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [verdachte ] en [voorzitter] , p.672.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen en NNman, p.694.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen en [voorzitter] , respectievelijke en [medeverdachte] , ZD 3, p.672.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek d.d. 30 september 2015, p.695.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek d.d. 5 oktober 2015, p.675.

Proces-verbaal van observatie dinsdag 1 september 2015, ZD 3, p.119-132, i.h.b.z. p.123.

Proces-verbaal ZD 3, p.32, alsook een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport d.d. 12 januari 2016, ZD 3, p.52.

Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 3, p.150-152.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 15 maart 2016, ZD 4, p.20-22.

Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport d.d. 28 maart 2013, ZD 4, p.24

Proces-verbaal van observatie 1 juli 2015, ZD 4, p.26-30.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [verdachte ] en [persoon 8] , ZD 4, p.57-58.

Proces-verbaal van observatie 1 september 2015, ZD 4, p.32-45.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [verdachte ] en [persoon 8] ZD 4, p.65-66.

Proces-verbaal van observatie 2 oktober 2015, ZD 4, p.47-55.

Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken tussen [verdachte ] en [medeverdachte] , ZD 4, (onder meer) p.72, 75 en 77.

Proces-verbaal pseudokoop dinsdag 27 oktober 2015, ZD 4, p.89-91.

Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 4, p.93-113.

Een schriftelijk stuk, te weten een aangifte van de Kansspelautoriteit (Ksa), ZD 5, p.40-94, i.h.b.z. voor deze locatie p.47-38.

Schriftelijk stukken, te weten uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel, ZD 5, p.115 en 118.

Proces-verbaal van observatie maandag 31 augustus 2015, ZD 1, p.537-547, i.h.b.z. p.545

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p.123, bovenste gesprek.

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p.159, bovenste gesprek.

Idem, ZD 5, resp. p.121, 125 en 131, p.122 en p.123.

Idem, ZD 5, p.125, onderste gesprek.

Idem, ZD 5, p.127.

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p.133 en p.134, onderaan.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 5, p.136, onderste gesprek.

Idem, ZD 5, p.120, beide gesprekken.

Idem, ZD 5, p.145, beide gesprekken, p.148 en p.153, bovenste gesprek.

Idem, ZD 5, p.146-147.

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p.142 en p.151, 153, 154 en 156.

Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 5, p.163-165.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 1 september 2016, ZD 3, p.45.

Proces-verbaal, ZD 6, p.5.

Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] B. [persoon 8] d.d. 26 mei 2016, ZD 6 p.308-312.

Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, 76-78.

Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, 83-85.

Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 6, p.87-95.

Voor een volledig overzicht van de communicatie, zie ZD 6, p.39-74.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p.39 en 43.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p.44, onderste gesprek en p.45.

Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 8 juni 2016, ZD 6, p.212-241, i.h.b.z. p. 221.

Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] [persoon 9] , ZD 6, p.319-324, in gelijke zin: proces-verbaal van verhoor van 14 november 2017 bij de rechter-commissaris.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tap- en OVC-gesprekken, ZD 06, p.53-55.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p.58.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p.60-66 en 70-72.

Een schriftelijke stuk, te weten een overzicht van een tapgesprek, ZD 06, p.53, onderste gesprek.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 7 maart 2016, ZD 7, p.82.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.76-77.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.66.

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 07, p.78 en p.80, beide gesprekken.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.62.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p.63-64.

Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tapgesprek, ZD 07, p.65.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 10 augustus 2016, ZD 8, p.12.

Een proces-verbaal van aangifte van de Kansspelautoriteit, ZD 001, p.108

Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 8, p.16-18.

Proces-verbaal, ZD 8, p.6.

Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 8, 20-23.

Een schriftelijk stuk, te weten een bijlage inbeslaggenomen goederen, ZD 8, p.64.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juni 2016, ZD 8, p.232 en 239.

Proces-verbaal van 9e verhoor verdachte, ZD 8, p.108-109.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 23 maart 2016, ZD 9, p.32

Een schriftelijk stuk, te weten een gespreksverslag van een gesprek tussen Gemeente Arnhem en de eigenaar van het pand, ZD 9, p.79.

Een schriftelijk stuk, te weten een verslag met betrekking tot onderzoek [spellocatie 9] , [adres ] te Arnhem, ZD 9, p.40-43.

Proces-verbaal van bevindingen, ZD 9, p. 68-69.

Proces-verbaal van verhoor [bezoeker 1] , ZD 9, p.103-105, een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaringen van [bezoeker 3] , ZD 9, p.125-127, [persoon 16] , 128-131 en [persoon 17] , p.136-139.

Een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaring van [persoon 14] , ingevuld d.d. 13 november 2015, ZD 9, p.90-93.

Proces-verbaal van verhoor [persoon 14] d.d. 24 mei 2016, ZD 9, p.170-175.

Proces-verbaal van verhoor [persoon 14] d.d. 25 mei 2016, ZD 9, p.177-183.

Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 23 maart 2016, ZD 9, p.32

Proces-verbaal van verhoor [persoon 15] , p.155-167.

Proces-verbaal, ZD 9, p.16.

Proces-verbaal van 10e verhoor verdachte, ZD 9, p.186-189

Proces-verbaal van verhoor [persoon 14] d.d. 25 mei 2016, ZD 9, p.177-183 en Proces-verbaal van verhoor [persoon 15] , p.155-167.

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p.147-148.

Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p.145-146.

Proces-verbaal, ZD 9, p.10

Schriftelijke stukken, te weten tap- en OVC-gesprekken, ZD 9, p.144-153, zie voor de genoemde voorbeelden in het bijzonder p.149 en 152.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature