Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Executiegeschil. Dwangsom verbeurd.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

zaaknummer / rolnummer: C/08/239894 / KG ZA 19-292

Vonnis in kort geding van 16 december 2019

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. M.E. Kikkert te Enschede,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

verschenen in persoon.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding,

de mondelinge behandeling op 2 december 2019, waar eiseres, bijgestaan door mr. Kikkert, en gedaagde in persoon zijn verschenen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is, op [geboortedatum] 2008, [naam minderjarige] geboren. [naam minderjarige] is door gedaagde erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] .

2.2.

Bij beschikking van 15 november 2018 is [naam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 1 december 2019.

2.3.

Bij beschikking van 11 februari 2019 heeft de kinderrechter in deze rechtbank voor de duur van de ondertoezichtstelling de omgangsregeling tussen [naam minderjarige] en gedaagde vastgesteld en bepaald dat [naam minderjarige] in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend (tot [naam minderjarige] naar school gaat) bij gedaagde zal blijven. [naam minderjarige] zal tevens de eerste twee weken van de bouwvakantie in de zomer bij gedaagde blijven.

2.4.

De Stichting Jeugdbescherming Overijssel (hierna: GI) heeft op 11 april 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] , inhoudende dat de ouders de bij de beschikking van deze rechtbank van 11 februari 2019 vastgestelde omgangsregeling dienen na te komen en inhoudende dat [naam minderjarige] volgens de afspraken en het schoolrooster dat is opgesteld door [naam school] te [vestigingsplaats] naar school gaat.

2.5.

Bij (afzonderlijke) beschikking van 17 mei 2019 heeft de kinderrechter van deze rechtbank het verzoek van eiseres tot vervallenverklaring van de hiervoor omschreven schriftelijke aanwijzing van de GI afgewezen.

2.6.

Bij (afzonderlijke) beschikking van 17 mei 2019 heeft de kinderrechter van deze rechtbank, voor zover van belang, eiseres veroordeeld tot nakoming van de bij de beschikking van 11 februari 2019 vastgestelde omgangsregeling, inhoudende dat [naam minderjarige] in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend bij gedaagde zal verblijven, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat eiseres in gebreke blijft aan deze beschikking te voldoen, met een maximum van 15.000,--.

2.7.

Op 5 juli 2019 heeft [naam minderjarige] samen met gedaagde een toneelvoorstelling op zijn school bijgewoond. Met toestemming van gedaagde is [naam minderjarige] na de toneelvoorstelling naar eiseres gegaan om enkele spullen op te halen. Ook heeft [naam minderjarige] zich, nadat hierover contact is geweest met gedaagde en gedaagde dit goed vond, gedoucht bij eiseres. [naam minderjarige] is vervolgens laat op de avond (alleen) op zijn fiets gestapt, maar is niet naar gedaagde gegaan. Hij heeft het alarmnummer 112 gebeld. De politie heeft [naam minderjarige] daarna opgehaald en heeft met hem gesproken op het politiebureau. De politie heeft contact opgenomen met partijen en de crisisdienst van de GI. Na overleg met gedaagde en de crisisdienst van de GI is uiteindelijk besloten dat [naam minderjarige] naar eiseres zou worden gebracht.

2.8.

Op 6 juli 2019 heeft gedaagde eiseres een Whatsapp-bericht gestuurd met de tekst “En je eerste dwangsom heb je dik en dwars verdient”.

2.9.

Op 9 juli 2019 is in opdracht van gedaagde bij deurwaardersexploot bij eiseres aanspraak gemaakt op een verbeurde dwangsom uit hoofde van de beschikking van 17 mei 2019 (als vermeld onder 2.6.) tot een totaalbedrag van € 500,-- (exclusief kosten).

2.10.

Bij beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2019 heeft de kinderrechter (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] . De uithuisplaatsing is nadien verlengd.

3 Het geschil

3.1.

De vordering van eiseres strekt er - zo begrijpt de voorzieningenrechter na een toelichting van de zijde van eiseres ter zitting - toe om de executie van de dwangsom van € 500,-- op basis van de beschikking van 17 mei 2019 (als vermeld onder 2.6.) naar aanleiding van het incident op 5 juli 2019 te verbieden, althans te staken en gestaakt te houden, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.

3.2.

Gedaagde voert gemotiveerd verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – (nader) worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

In dit kort geding draait het om de vraag of eiseres een dwangsom van € 500,-- heeft verbeurd omdat zij de beschikking van 17 mei 2019 (als vermeld onder 2.6.) niet of onvoldoende zou hebben nageleefd.

4.2.

In een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, beperkt de voorzieningenrechter zich ertoe de ter uitvoering van de veroordelende beslissing verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. De voorzieningenrechter kan geen eigen oordeel geven over de juistheid van de rechterlijke beslissing die ten uitvoer wordt gelegd of van de onderliggende rechtsoverwegingen. In onderhavige zaak betekent dit dat de door eiseres ter uitvoering van de omgangsregeling verrichtte handelingen worden getoetst aan de beschikking van 11 februari 2019 waarbij de omgangsregeling is bepaald, van welke omgangsregeling eiseres bij beschikking van 17 mei 2019 tot nakoming is veroordeeld, op straffe van een dwangsom), om te bepalen of zij een dwangsom heeft verbeurd.

4.3.

Met inachtneming van het hiervoor omschreven toetsingskader is de voorzieningenrechter van oordeel dat eiseres een dwangsom van € 500,-- heeft verbeurd. Eiseres dient uitvoering te geven aan een rechterlijke beslissing met betrekking tot de uitvoering van een omgangsregeling. Een rechterlijke beslissing is bindend voor eiseres, en in het geval dat zij die niet nakomt dient zij daarvan de voorzienbare gevolgen te dragen. Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat het [naam minderjarige] zelf is die geen contact/omgang met gedaagde wil hebben, stelt de voorzieningenrechter vast dat eiseres dit ook heeft aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot de meergenoemde beschikking van 17 mei 2019 en dat de kinderrechter in rechtsoverweging 6.2. van die beschikking hierover haar oordeel heeft gegeven. De kinderrechter heeft daarbij gewezen op de rol die eiseres daarin speelt en dit vormde juist voor haar aanleiding om aan de nakoming van de omgangsregeling een dwangsomveroordeling te verbinden. In het licht daarvan kan voorshands niet worden geoordeeld dat de gebeurtenissen op vrijdagavond 5 juli 2019 tot de conclusie moeten leiden dat eiseres geen dwangsom heeft verbeurd. De omstandigheid dat [naam minderjarige] , naar eiseres stelt, zelf moeite zou hebben gehad om naar gedaagde te gaan, hetgeen wordt weersproken door gedaagde, ontslaat eiseres niet van haar plicht om al datgene te doen dat mogelijk is om te bevorderen dat de omgang met gedaagde toch doorgaat. Het is niet de verantwoordelijkheid van een elfjarige om te bepalen of het omgang heeft met een ouder. Het is de verantwoordelijkheid van beide ouders - waaronder dus eiseres - dat [naam minderjarige] met beide ouders een band kan opbouwen. Van eiseres had (bijvoorbeeld) kunnen worden verlangd dat zij met [naam minderjarige] was meegefietst naar (de straat van) de woning van gedaagde of dat zij hem op andere wijze bij gedaagde had gebracht en dat zij zich ervan had vergewist dat [naam minderjarige] daadwerkelijk bij gedaagde zou zijn. Dit geldt te meer nu zij stelt dat [naam minderjarige] op de bewuste vrijdagavond bij het ophalen van zijn spullen bij haar woning overstuur was geweest. De omstandigheid dat uiteindelijk, na overleg met gedaagde, is besloten dat [naam minderjarige] in het betreffende weekend in juli terug naar de woning van eiseres zou gaan, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat er sprake was van een crisissituatie en dat het te begrijpen is dat gedaagde, mede gelet op de belangen van [naam minderjarige] , op dat moment niet tot het uiterste is gegaan om te bereiken dat [naam minderjarige] dat weekend bij hem zou verblijven.

4.4.

Op grond van het vorenstaande is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het door eiseres gevorderde moet worden afgewezen. Aan de criteria om tot toewijzing te komen is niet voldaan. Dat eiseres onder bewind staat en geen nieuwe schulden mag maken, leidt, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet tot de conclusie dat er sprake is van een zodanige noodsituatie voor eiseres dat incassering van de dwangsom onaanvaardbaar is.

4.5.

Voor zover eiseres heeft betoogd dat zij, onder verwijzing naar artikel 611d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de onmogelijkheid verkeert om de omgangsregeling na te komen, overweegt de voorzieningenrechter dat op grond van artikel 611d Rv alleen de rechter die een dwangsom heeft opgelegd, de dwangsom, op vordering van de veroordeelde, kan opheffen of verminderen. Dat betekent dat eiseres vorderingen ten aanzien van de dwangsom, voor zover deze niet de executie daarvan betreffen, moet instellen bij het Team Familie- en Jeugdrecht.

4.6.

Uit de dagvaarding valt af te leiden dat eiseres voornemens is de verbeurde dwangsom te verrekenen met de door haar gestelde nog te ontvangen achterstallige kinderalimentatie van gedaagde. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat, nog daargelaten of aan de vereisten voor verrekening is voldaan, kan worden afgevraagd of een dergelijke handelwijze niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, nu de aan de omgangsregeling verbonden dwangsom is bedoeld als middel om druk uit te oefenen op eiseres om zich aan de omgangsregeling te houden (vgl. HR 24 januari 1997, NJ 1997, 497).

4.7.

Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst af het gevorderde,

5.2.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.

type:

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature