U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Terugvordering WIA-uitkering in verband met inkomsten uit een hennepkwekerij; betekenis vonnis politierechter; beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/355

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] wonende te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. P.H.K. Ruding,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,

gemachtigde: L.A.P. ter Laak.

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder de hoogte van de uitkering die eiser in de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 januari 2017 ontving op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) herzien en van hem een bedrag van € 10.918,32 teruggevorderd.

Bij een tweede besluit van 24 september 2018 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 4.807,64.

Bij twee afzonderlijke besluiten van 27 september 2018 (de primaire besluiten III en IV) heeft verweerder bepaald dat eiser zowel het teruggevorderde bedrag als de opgelegde boete binnen zes weken moet terugbetalen.

Bij besluit van 7 november 2018 (het primaire besluit V) heeft verweerder bepaald dat elke maand € 459,52 op de WIA-uitkering van eiser wordt ingehouden totdat het verschuldigde bedrag is afbetaald.

Bij besluit van 4 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

Uit de zich in het dossier bevindende processen-verbaal blijkt dat de politie Oost-Nederland op 29 maart 2017 in de woning van eiser een hennepkwekerij heeft aangetroffen. Er waren twee kweekruimtes aanwezig, één in de garage en één in de slaapkamer beneden. In elke kweekruimte werden 130 bloembakken met resten van hennepplanten en afgeknipte stamresten aangetroffen.

Door de politie is naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna te noemen:

het Rapport berekening voordeel) opgesteld. Bij de berekening is uitgegaan van drie eerder gerealiseerde oogsten in beide kweekruimtes in de periode van 15 juni 2016 tot 11 januari 2017. Daarbij is de politie uitgegaan van aanwijzingen die in de hennepkwekerij werden aangetroffen die duiden op eerdere oogsten in beide kweekruimtes. De aangetroffen aanwijzingen betroffen resten van hennepplanten en hennepafval, kalkafzetting (op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten), vervuild filterdoek van de koolstoffilters, stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, verkleuring van de houten latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen en aangetroffen potgrond met wortelresten.

De politie heeft het aantreffen van de hennepplantage gemeld bij het UWV, waarna de afdeling Handhaving een onderzoek naar eisers recht op uitkering is gestart. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het Onderzoeksrapport van 9 augustus 2018.

In het Onderzoeksrapport wordt uitgegaan van een voordeel voor eiser uit de hennepkwekerij van € 25.045.98. Dit is geconcludeerd op basis van de berekeningen van de politie dat er in twee kweekruimtes drie oogsten zijn geweest, die in totaal € 75.137,94 zouden hebben opgeleverd en op basis van de verklaring van eiser tijdens het gehoor dat was afgesproken dat hij een derde deel van de opbrengst zou krijgen.

2.1.

In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de activiteiten van eiser met betrekking tot de hennepkwekerij hebben plaatsgevonden in de periode van

15 juni 2016 tot 11 januari 2017 en dat hij daarmee een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald van € 25.045,98. Omdat eiser deze werkzaamheden en/of inkomsten niet heeft gemeld, is volgens verweerder de WIA-uitkering over de periode van 1 juni 2016 tot en met januari 2017 terecht herzien, is terecht een bedrag van € 10.918,32 teruggevorderd, is terecht een boete opgelegd van € 4.807,64 en is terecht vastgesteld dat eiser € 459,52 per maand kan afbetalen.

2.2.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de politierechter van de rechtbank Overijssel heeft vastgesteld dat de hennepkwekerij voor hem een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd van € 2.800,-. Eiser is slechts veroordeeld voor medeplichtigheid aan de hennepkwekerij, zijn rol is beperkt geweest. Volgens eiser dient verweerder bij de bestuursrechtelijke beoordeling het oordeel van de strafrechter te betrekken. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij op de punten van de mate waarin eiser verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij en de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de beoordeling van de strafrechter is afgeweken.

Eiser heeft verder aangevoerd dat er bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan is van een te groot aantal planten per vierkante meter.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij in de desbetreffende periode lichamelijke en psychische klachten had, als gevolg waarvan zijn fysieke rol bij de exploitatie van de hennepkwekerij geen andere is geweest dan die van het geven van water.

Omdat het verkregen voordeel te hoog is vastgesteld, dient volgens eiser ook de aan hem opgelegde boete te worden verlaagd. Eiser stelt expliciet dat zijn beroep niet is gericht tegen de hoogte van de vastgestelde aflossingscapaciteit van € 459,52, ondanks dat hij uit het resterende bedrag nauwelijks zijn maandlasten kan voldoen.

3.1.

De rechtbank overweegt als volgt. Het geschil gaat over de vraag hoe hoog de inkomsten zijn geweest die eiser heeft genoten uit de hennepkwekerij. In het bijzonder spitst de zaak zich toe op de vraag of verweerder de hoogte van de inkomsten terecht schattenderwijs heeft vastgesteld op basis van de zich in het dossier bevindende stukken of dat bij de vaststelling van de hoogte van deze inkomsten aansluiting moest worden gezocht bij de uitspraak van de politierechter.

3.2.

Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) komt aan het oordeel van de strafrechter in een bestuursrechtelijke procedure geen beslissende betekenis toe (zie CRvB 17 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI9083).

Het is publieke organen en autoriteiten echter niet toegestaan om na een strafrechtelijke vrijspraak in een latere bestuursrechtelijke procedure alsnog twijfels te uiten over de onschuld van een betrokkene ten aanzien van het feit waarvoor hij is vrijgesproken (zie CRvB 1 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1682). Dit zou immers strijd met de in artikel 6, tweede lid, van het Verdrag voor de rechten van de mens en de universele vrijheden (EVRM) gewaarborgde onschuldpresumptie kunnen opleveren.

3.3.

De rechtbank stelt vast dat niet in geding is dat in de periode van 15 juni 2016 tot 11 januari 2017 een hennepkwekerij aanwezig is geweest in de woning van eiser en dat eiser geen opgave heeft gedaan van deze hennepkwekerij. Eiser heeft uit de hennepkwekerij inkomsten genoten. Door geen melding te maken van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning en de inkomsten daaruit heeft eiser de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden.

De rechtbank stelt verder vast dat de politierechter in zijn vonnis het telen van hennep over de periode van 18 januari 2017 tot en met 29 maart 2017 heeft bewezenverklaard. Dezelfde periode was ook aan eiser tenlastegelegd.

De besluiten van verweerder zijn gebaseerd op de activiteiten van eiser met betrekking tot de hennepkwekerij die hebben plaatsgevonden in de periode van 15 juni 2016 tot 11 januari 2017. Dit betreft niet de aan eiser in de strafzaak tenlastegelegde periode. De politierechter heeft eiser dus niet vrijgesproken en ook niet geoordeeld dat eiser voorafgaand aan 18 januari 2017 geen hennep heeft geteeld. Verweerder heeft door zijn besluiten te baseren op de periode voorafgaand aan 18 januari 2017 dan ook niet in strijd gehandeld met de onschuldpresumptie.

Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB van 17 juni 2009, hoefde verweerder bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag dat eiser aan inkomsten heeft verworven geen aansluiting te zoeken bij de uitspraken van de politierechter en dus ook niet bij het aan eiser opgelegde bedrag van € 2.800,- ter ontneming van zijn wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.4.

Het Onderzoeksrapport biedt naar het oordeel van de rechtbank een toereikende grondslag voor het oordeel dat er in de periode van 15 juni 2016 tot 11 januari 2017 in totaal drie keer hennep is geoogst. De rechtbank stelt verder vast dat in het Rapport berekening voordeel de aanwijzingen die werden aangetroffen die duiden op eerdere oogsten voor beide kweekruimtes afzonderlijk zijn beschreven. De beschrijving is voor beide kweekruimtes gelijk. De rechtbank ziet hierin een aanwijzing dat in beide kweekruimtes in de periode van 15 juni 2016 tot 11 januari 2017 in totaal drie keren is geoogst.

Verweerder hoefde er geen rekening mee te houden dat er een oogst is gestolen.

De gestolen oogst werd gekweekt in de periode van 18 januari 2017 tot en met 29 maart 2017. In de berekening van de omvang van de inkomsten (in de periode tot 11 januari 2017) speelt deze oogst geen rol.

Eiser heeft verder nog aangevoerd dat hij een beperkte rol heeft gespeeld bij de hennepplantage. Hij is daarom niet als medepleger, maar als medeplichtige veroordeeld. Voor de omvang van diens inkomsten maakt dit echter niet uit. Eiser heeft zelf verklaard dat hij (ondanks zijn wellicht beperktere rol) volgens afspraak één derde van de opbrengst van de hennepteelt in zijn woning zou ontvangen. Verweerder kon daarom bij het bepalen van de hoogte van het bedrag één derde van het totale bedrag dat aan voordeel uit de hennepteelt is vastgesteld door de politie aan eiser toerekenen. De enkele stelling van eiser dat hij slechts

€ 2.800,- heeft ontvangen, maakt dit niet anders.

3.5.

Omdat de omvang van de inkomsten niet kon worden bepaald aan de hand van andere betrouwbare schriftelijke gegevens, mocht verweerder deze op een redelijke wijze schatten. Verweerder mocht daartoe afgaan op de berekeningen in het door de politie opgestelde Rapport berekening voordeel. De rechtbank is niet gebleken dat de inkomsten door verweerder op deze manier onjuist zijn vastgesteld. Dat geldt (anders dan door eiser is aangevoerd) ook voor het aantal planten per kweekruimte waarvan bij de berekening is uitgegaan. Volgens het door de politie opgemaakte proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij was de oppervlakte van de eerste kweekruimte 10,92 vierkante meter. Daarin stonden 130 vierkante bloembakken van 25 bij 25 centimeter. In de tweede kweekruimte stonden ook 130 vierkante bloembakken van 25 bij 25 centimeter. De tweede kweekruimte had een oppervlakte van 11,89 vierkante meter. Per vierkante meter konden dus 16 bloembakken worden geplaatst. Niet valt in te zien waarom in de beide ruimtes geen 130 bakken zouden passen.

3.6.

Eiser heeft nog aangevoerd dat hij in de bewuste periode lichamelijke en psychische klachten had en vanaf 30 november 2016 fysieke klachten die tot een operatie leidden. Begin 2018 is eiser als gevolg van bedreigingen verwezen naar de GGZ. Niet gebleken is echter dat de fysieke problemen van dien aard waren dat eiser tot niets in staat was. Hetzelfde geldt voor diens psychische problemen. Bovendien is eiser pas een jaar na de bewuste periode verwezen naar de GGZ.

4. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van

mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature