Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Ontbinding Payroll-werkgever. Afwijzing verzoek op de a-grond. Toewijzing op de h-grond nadat werknemer 2½ jaar doorbetaald op ‘de bank’ heeft gezeten.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer : 7259680 EJ VERZ 18-269

Beschikking van de kantonrechter van 13 december 2018

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Taxiwerq Administratieve Diensten B.V.,

gevestigd te Hoogeveen,

verzoekster, hierna te noemen Taxiwerq,

gemachtigde: mr. L. Sandberg, advocaat te Hoogeveen,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder, hierna te noemen [verweerder] ,

gemachtigde: mr. A.L. Looijenga, als jurist werkzaam bij FNV te Deventer.

1 De procedure

1.1.

Taxiwerq heeft een verzoek ingediend strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, ontvangen op 5 oktober 2018.

[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen op 29 oktober 2018.

1.2.

Op 8 november 2018 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van de zijde van Taxiwerq is verschenen de heer [A] , operationeel directeur van Taxiwerq, bijgestaan door mr. Sandberg. Ook [verweerder] is verschenen, samen met zijn gemachtigde mr. Looijenga. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van Taxiwerq heeft hierbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] , geboren [1963] , ontvangt sedert 22 juni 2006 een WIA-uitkering, thans als loonaanvullingsuitkering. Als gevolg van rugklachten heeft [verweerder] een urenbeperking van 20 uur per week. Blokken van twee uur op een dag, gevolgd door een pauze, zijn voor het herstel wenselijk. Op 20 juni 2007 is [verweerder] in dienst getreden bij de besloten vennootschap [X] als taxichauffeur. Omdat [verweerder] zijn resterende verdiencapaciteit in voldoende mate te gelde maakt in de vorm van het ontvangen van inkomsten uit arbeid, wordt de aanvullende WIA-uitkering gebaseerd op het maatmanloon van [verweerder] .

2.2.

Taxiwerq houdt zich, volgens het uittreksel van de KvK, bezig met het detacheren van gekwalificeerd personeel dat onder de werkingssfeer van de cao Taxi valt. Op 28 december 2012 hebben Taxiwerq en [X] een overeenkomst gesloten op basis waarvan [verweerder] ingaande 1 januari 2013 door Taxiwerq bij [X] wordt uitgezonden voor het verrichten van vaste ochtend- en middagdiensten dagbesteding. In verband hiermee hebben Taxiwerq en [verweerder] ingaande 1 januari 2013 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met [X] als standplaatshouder. Het laatstgenoten salaris van [verweerder] bedraagt € 900,64 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Taxibedrijf van toepassing.

2.3.

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft bij besluit van 24 juli 2015 geweigerd om aan Taxiwerq toestemming te verlenen om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op te zeggen. De hieraan ten grondslag liggende aanvraag van Taxiwerq was gebaseerd op zowel langdurige arbeidsongeschiktheid als een verstoorde arbeidsrelatie.

2.4.

Bij e-mailbericht van 22 januari 2016 heeft [X] aan Taxiwerq meegedeeld dat zij met ingang van 1 maart 2016 geen gebruik meer wil maken van de diensten van [verweerder] . Bij e-mailbericht van 24 april 2018 heeft [X] dit desgevraagd gemotiveerd en ter zake het volgende meegedeeld aan Taxiwerq:

“(…) Wij werken al jaren voor enkele opdrachtgevers binnen het AWBZ vervoer. Door de crisistijd en de daaruit voortvloeiende bezuinigingsmaatregelen vielen jarenlang steeds meer ritten weg en ritten werden korter door minder cliënten.

Wel had je de chauffeurs in feite nodig omdat ze naast elkaar reden maar de uren werden minder of vielen weg. Wel liepen contracten door bij de chauffeurs zodat we wel moesten blijven betalen voor niet geleverde diensten, dit kon zo niet doorgaan.

De vervolgstap was om met de chauffeurs om tafel te gaan en met wederzijds goedvinden de uren naar rato aan te passen, omdat anders de kosten hoger werden dan de baten en het bedrijf op termijn geen bestaansrecht meer zou hebben. [verweerder] wenste hierin niet mee te gaan.

De overgebleven ritten hebben we daarnaast anders ingedeeld door juist meer ritten achter elkaar en verspreider over de dag te gaan doen om zo het vervoer rendabel te houden (in overleg met de instellingen). Omdat [verweerder] dus structureel niet aan zijn uren kwam en hij daarnaast alleen op 2 vaste blokken konden inzetten, konden we niets anders dan hem uiteindelijk bij jullie op zeggen (…)”.

2.5.

Naar aanleiding van een nieuwe ontslagaanvraag van Taxiwerq heeft het UWV bij beslissing van 8 augustus 2018 wederom geweigerd de ontslagvergunning te verlenen. In de betreffende beslissing is hierover onder meer het volgende vermeld:

“(…) Uw aanvraag is gebaseerd op het vervallen van de inleenopdracht bij de inlener. Werknemer is op 20 juni 2007 bij uw rechtsvoorganger in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam in de functie van taxichauffeur.

(…)

Beoordeling

Uw aanvraag is gebaseerd op bedrijfseconomische redenen.

Een werkgever is een uitzendwerkgever als hij aan onderstaande twee voorwaarden voldoet:

1. De werkgever heeft als doelstelling om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen (allocatiefunctie) en

2. De premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek .

U heeft aangevoerd dat u als uitzendwerkgever dient te worden beschouwd en dat werknemer als een uitzendwerknemer moet worden gezien. In dat kader dient u aannemelijk te maken dat er sprake is van een uitzendwerk/-werknemer.

Wij zijn van oordeel dat u niet aan voornoemde voorwaarden voldoet. Daartoe komen wij op grond van de volgende overwegingen.

Uit hetgeen in de onderhavige procedure is aangevoerd blijkt dat er géén allocatie heeft plaatsgevonden. Immers, u geeft in eerste aanleg aan dat werknemer op initiatief van Taxibedrijf [X] bij u op payrollbasis in dienst is getreden. Eveneens geeft u aan dat werknemer voorafgaand aan het dienstverband werkzaam was bij Taxibedrijf [X] . U erkent ook dat er in zoverre gesteld kan worden dat er geen sprake is geweest van een allocatiefunctie. U voldoet hiermee niet aan de eerste voorwaarde en daarom komen wij niet toe aan de bespreking van de tweede voorwaarde. Wij zijn van oordeel dat u in dit geval niet als uitzendwerkgever dient te worden beschouwd, maar als payrollwerkgever. In dat kader merken wij ook op dat u op het personeelsoverzicht heeft vermeld dat werknemer bij Taxibedrijf [X] op payrollbasis werkzaam is. Ook stelt u dat Taxibedrijf [X] de feitelijke werkgever van werknemer is. Voorts spreekt u in ontslagaanvraag veelal over opdrachtgever en niet inlener. Bovendien ligt de derde partij in de door u overgelegde arbeidsovereenkomst al vast en daarom typeert, naar ons oordeel, de overeenkomst niet als uitzendovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7: 690 BW . Daarbij is er geen uitzendbeding in voornoemde arbeidsovereenkomst opgenomen en blijkt de CAO voor de uitzendbranche niet van toepassing te zijn maar de CAO Taxi.

Nu wij van oordeel zijn dat u in dit geval als payrollwerkgever en werknemer als payrollwerknemer dient te worden beschouwd is artikel 20 Ontslagregeling van toepassing. Alsdan dient aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald te worden of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemer. U heeft een e-mail van de opdrachtgever, Taxibedrijf [X] , overgelegd waarin wordt aangegeven dat door de crisistijd ritten wegvielen, ritten korter werden door minder cliënten en ook dat de overgebleven ritten anders zijn ingedeeld. Dit is naar ons oordeel onvoldoende uit de overgelegde stukken gebleken, zodat wij niet kunnen beoordelen of de omstandigheden bij Taxibedrijf [X] van dien aard zijn dat de arbeidsplaats van werknemer moet komen te vervallen.

Uw beroep op artikel 23 Ontslagregeling slaagt onzes inziens niet, omdat de overeenkomst tussen u en de opdrachtgever- Taxibedrijf [X] - op initiatief van hen is beëindigd, zo blijkt uit de door u overgelegde e-mailbericht van 22 januari 2016, 29 januari 2016 en 24 april 2018. Naar ons oordeel heeft u ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat u zich heeft ingespannen de opdrachtgever, Taxibedrijf [X] , te bewegen om de financiële verplichtingen na te komen. Uit de e-mailwisseling van 26 januari 2018 waarin u verzoekt om het besluit te heroverwegen blijkt dit onvoldoende.

(…)

Nu wij de gestelde bedrijfseconomische noodzaak voor het voorgenomen ontslag niet voldoende aannemelijk achten en u deswege geen toestemming verlenen voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werknemer, komen wij niet toe aan een bespreking van de door u toegepaste ontslagvolgorde en van de door u ondernomen herplaatsingsinspanningen.

(…)”.

3 Het verzoek

3.1.

Taxiwerq verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW dan wel artikel 7:671b lid 1, onderdeel a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel h BW.

3.2.

Aan het verzoek op de a-grond legt Taxiwerq ten grondslag dat sprake is van - kort gezegd - een bedrijfseconomische reden. Ter onderbouwing daarvan heeft Taxiwerq het volgende naar voren gebracht.

Het UWV heeft ten onrechte geoordeeld dat Taxiwerq als payrollwerkgever gekwalificeerd dient te worden: Taxiwerq voldoet aan de definitie van uitzendwerkgever zoals geformuleerd in artikel 1 onder i van de Ontslagregeling en haar premieplichtige loonsom wordt op jaarbasis voor ten minste 50% gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten. Vervolgens is, uitgaande van een uitzendwerkgever, voldaan aan de vereisten voor het ontslag van [verweerder] conform de Ontslagregeling: [verweerder] kan niet binnen 26 weken bij [X] dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden verrichten, aan het afspiegelingsbeginsel wordt niet toegekomen en Taxiwerq heeft zich meer dan 24 maanden ingespannen om ander werk voor [verweerder] te vinden, maar dat is, gelet op de beperkte inzetbaarheid van [verweerder] , niet mogelijk gebleken.

Ook indien Taxiwerq aangemerkt dient te worden als payrollwerkgever, is volgens Taxiwerq voldaan aan de vereisten voor ontslag conform de Ontslagregeling. Taxiwerq beroept zich in dit verband op het bepaalde in artikel 23 van de Ontslagregeling .

Ten onrechte heeft het UWV als uitgangspunt genomen dat voor een redelijke grond voor ontslag van een payrollwerknemer gekeken dient te worden naar de situatie bij de inlener. Volgens Taxiwerq dient gekeken te worden naar de situatie bij Taxiwerq omdat de aanvraag voor een ontslagvergunning inmiddels in een te ver verwijderd verband staat met de beëindiging van de inleenovereenkomst.

Zelfs indien gekeken dient te worden naar de situatie bij de inlener dient de conclusie volgens Taxiwerq te zijn dat de omstandigheden bij de inlener zodanig zijn dat de arbeidsplaats van [verweerder] moet komen te vervallen. Verwezen wordt naar de reeds ingebrachte informatie, een nadere onderbouwing kan van Taxiwerq niet worden verlangd.

Voorts is Taxiwerq in het kader van de door haar voorgedragen h-grond van mening dat sprake is van omstandigheden die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van haar kan niet gevergd worden [verweerder] nog langer ‘op de bank’ te laten zitten, terwijl Taxiwerq een inlener niet kan dwingen [verweerder] in te lenen.

4 Het verweer

4.1.

[verweerder] heeft verweer gevoerd en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.

[verweerder] betwist gemotiveerd dat Taxiwerq gezien dient te worden als uitzendwerkgever zodat het bepaalde in artikel 12 derde lid van de Ontslagregeling niet van toepassing is. Er is sprake van een (klassieke) payrollsituatie en er dient specifiek gekeken te worden naar de onderhavige situatie en niet naar de totale loonsom.

Gelet op artikel 20 Ontslagregeling dient getoetst te worden of in mei 2018 dan wel oktober 2018 een voldragen a-grond bestaat bij de opdrachtgever [X] . Er zijn geen gegevens overgelegd die dit aannemelijk maken. Bovendien zou, indien er wel voldoende redenen zouden zijn voor gedwongen ontslag, het afspiegelingsbeginsel gehanteerd dienen te worden, in welke situatie [verweerder] niet voor ontslag in aanmerking komt nu nog AOW-gerechtigde werknemers in dienst zijn (die ook nog eens in gebroken diensten werkzaam zijn). Het afspiegelingsbeginsel is ten onrechte niet toegepast, van een unieke functie is geen sprake. Ook Taxiwerq heeft een vacature voor een chauffeur schoolvervoer in welk verband productie 3 wordt overgelegd.

[verweerder] betwist dat Taxiwerq een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 23 van de Ontslagregeling , de betreffende situatie is niet aan de orde. Ook een beroep op de inmiddels verstreken tijd sedert het beëindigen van het contract met Taxiwerq, kan Taxiwerq, gelet op de wetsgeschiedenis, niet baten.

Voorts stelt [verweerder] dat geen sprake is van een voldragen h-grond.

Ten slotte meent [verweerder] dat er herplaatsingsmogelijkheden zijn: zowel bij [B] , een andere opdrachtgever, waar een gepensioneerde werknemer werkzaam is in het ouderenvervoer via Taxiwerq als bij Taxiwerq, gelet op de hiervoor genoemde vacature in het schoolvervoer.

4.2.

Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] (subsidiair) om toekenning van een transitievergoeding ten bedrage van € 6.970,95 bruto en een billijke vergoeding van € 68.400,00 bruto nu Taxiwerq een ernstig verwijt gemaakt kan worden van de ontstane situatie.

5 De beoordeling

5.1.

Allereerst dient beoordeeld te worden of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerder] een transitievergoeding/billijke vergoeding dient te worden toegekend.

5.2.

Taxiwerq heeft aan het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag gelegd dat sprake is van een bedrijfseconomische reden, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW. Gelet op artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, BW, kan op deze grond een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden gedaan, omdat het UWV bij eerdergenoemde beslissing heeft geweigerd om aan Taxiwerq op die grond toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.

5.3.

Taxiwerq heeft het verzoek tijdig ingediend, nu het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de toestemming door het UWV is geweigerd.

5.4.

Taxiwerq heeft voorts als reden voor het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst mede naar voren gebracht dat sprake is van - kort gezegd – omstandigheden die zodanig zijn dat van de Taxiwerq redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669, lid 3, onderdeel h BW ). Gelet op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, kan deze reden mede ten grondslag worden gelegd aan het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en zal deze ook worden beoordeeld.

5.5.

De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (Wwz), zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.

5.6.

Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een opzegverbod.

5.7.

De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).

5.8.

Taxiwerq voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in de omstandigheid dat bij de opdrachtgever [X] de AWBZ-vervoerswerkzaamheden afnamen en dat de overgebleven ritten zo efficiënt mogelijk gepland moesten worden om het vervoer rendabel te houden. Omdat [verweerder] slechts blokken van twee uur kan werken, kon [verweerder] niet langer efficiënt ingepland worden en heeft de opdrachtgever de overeenkomst ter zake [verweerder] beëindigd. Het is Taxiwerq vervolgens lange tijd niet gelukt om [verweerder] elders te werk te stellen.

5.9.

Het eerste punt dat partijen in dit verband verdeeld houdt betreft de vraag of Taxiwerq als uitzendwerkgever of als payrollwerkgever aangemerkt dient te worden. De kantonrechter is van oordeel dat in casu sprake is van een payrollovereenkomst zodat Taxiwerq te gelden heeft als een payrollwerkgever. Hier is immers, gelet op de tussen Taxiwerq, [verweerder] en [X] ingaande 2013 gesloten overeenkomsten, sprake van een klassieke payrollsituatie en heeft Taxiwerq geen rol gespeeld bij het bijeen brengen van vraag en aanbod. Gelet op de inhoud van de over en weer gesloten overeenkomsten kan [verweerder] zonder instemming niet te werk gesteld worden bij een andere opdrachtgever. Ook is geen uitzendbeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst met [verweerder] en is de cao voor het Taxibedrijf van toepassing en niet de cao voor de uitzendbranche. Voorts heeft Taxiwerq desgevraagd bevestigd dat de door haar als productie 3 overgelegde verklaring van haar registeraccountant geen betrekking heeft op Taxiwerq, maar op Taxiwerq als groepsmaatschappij zodat gesteld noch gebleken is dat ook Taxiwerq als zelfstandige rechtspersoon minimaal 50% van haar premieplichtige loonsom realiseert middels uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:690 BW .

5.10.

Nu Taxiwerq niet als uitzendwerkgever maar als payrollwerkgever aangemerkt dient te worden, dient getoetst te worden aan het bepaalde in paragraaf 7 van de Ontslagregeling. Op basis hiervan dient aan de hand van de omstandigheden bij [X] bepaald te worden of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . Anders dan Taxiwerq is de kantonrechter van oordeel dat hetgeen door Taxiwerq in dat kader is ingebracht, onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat er sprake is van een redelijke grond voor opzegging bij [X] . De als bijlage 6 bij productie 1 overgelegde algemene informatie over het AWBZ-vervoer is zeer gedateerd (augustus 2013), terwijl de e-mail van [X] van 24 april 2018 heel algemeen is geformuleerd. Er is geen enkel inzicht gegeven in het personeelsbestand bij [X] , noch in mei/oktober 2018, noch in maart 2016 (indien en voor zover de situatie als bedoeld in artikel 12, lid 2 Ontslagregeling aan de orde zou zijn ). Hoewel de kantonrechter begrijpt dat het lastig zal zijn voor Taxiwerq om een nadere onderbouwing met betrekking tot de situatie bij [X] te verstrekken, is dat de consequentie van de door Taxiwerq met [X] in 2013 afgesproken constructie en dient zulks voor rekening en risico van Taxiwerq te komen.

5.11.

Aangezien ook het door Taxiwerq gedane beroep op het bepaalde in artikel 23 van de Ontslagregeling niet kan slagen, deze situatie is immers niet aan de orde, dient de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel b, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a BW afgewezen te worden.

5.12.

Vervolgens dient te worden beoordeeld of er andere omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel h BW die zodanig zijn dat van Taxiwerq in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Deze ontslaggrond geldt als een vangnetbepaling voor omstandigheden die niet vallen onder de andere ontslaggronden maar wel van dien aard zijn dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De wetgever heeft benadrukt dat de h-grond niet behoort te worden gebruikt voor het repareren van een op één van de andere gronden onvoldoende onderbouwd ontslag of meerdere onvoldragen gronden bij elkaar genomen om tezamen een voldragen grond te vormen. Daarvan is in dit geval geen sprake. De kantonrechter merkt de omstandigheden die Taxiwerq aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd, dat [X] ingaande 1 maart 2016 de opdracht met haar heeft beëindigd en dat Taxiwerq gedurende de daarop volgende periode tot op heden er niet in is geslaagd om [verweerder] bij andere taxibedrijven in de regio te werk te stellen, aan als andere dan de in artikel 7:699 lid 3 onder a tot en met g genoemde omstandigheden.

5.13.

Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] vanwege zijn medische beperkingen beperkt inzetbaar is. Gelet op hetgeen hierover door Taxiwerq onweersproken is gesteld, gaat ook de kantonrechter er vanuit dat [verweerder] werkzaamheden kan verrichten in blokken van tweemaal twee uren per dag exclusief woon-/werkverkeer waarbij geen sprake hoeft te zijn van een regelmatig arbeidspatroon. Blijkens de als bijlagen 7 en 8 bij productie 1 overgelegde e-mailcorrespondentie heeft [X] expliciet meegedeeld dat zij vanaf 1 maart 2016 geen gebruik meer wil maken van de diensten van [verweerder] waarbij de beperkte inzetbaarheid van [verweerder] een rol heeft gespeeld. Voorts is gesteld noch gebleken dat Taxiwerq richting [X] middelen onbenut heeft gelaten om [verweerder] weer aan het werk te krijgen bij [X] . Ook [verweerder] heeft richting [X] geen actie ondernomen om weer te werk gesteld te worden, hetgeen indien, zoals hij stelt, bij [X] AOW-gerechtigden in gebroken diensten werkzaam zijn, wel in de rede zou hebben gelegen. Gelet op de omstandigheid dat [verweerder] vanaf 1 maart 2016 vervolgens ‘op de bank heeft gezeten’ en Taxiwerq vanaf dat moment het loon van [verweerder] heeft doorbetaald zonder dat hier een arbeidsprestatie tegenover heeft gestaan, mag in beginsel worden aangenomen dat Taxiwerq [verweerder] niet heeft kunnen plaatsen bij een andere opdrachtgever. De door Taxiwerq overgelegde correspondentie met potentiële opdrachtgevers zoals Taxi Twenterand en Taxi [C] ondersteunen zulks, evenals het (ongedateerde) e-mailbericht van [verweerder] aan Taxiwerq met betrekking tot het door hem omstreeks december 2017 gevoerde sollicitatiegesprek bij Taxi [C] . Weliswaar heeft [verweerder] gewezen op een momenteel bij Taxiwerq openstaande vacature chauffeur leerlingenvervoer voor 15 – 20 uur per week, zijnde een vacature die geheel aansluit bij zijn specifieke situatie, maar de kantonrechter acht zulks, gelet op hetgeen Taxiwerq hierover meegedeeld (‘een lokkertje’ voor sollicitanten, in de praktijk moet men zich ruimer beschikbaar stellen), onvoldoende om aannemelijk te achten dat Taxiwerq zonder gegronde redenen [verweerder] gedurende thans inmiddels ruim tweeënhalf jaar ‘op de bank heeft laten zitten’. Dit betekent dat in redelijkheid van Taxiwerq niet meer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat er geen redenen zijn te oordelen dat herplaatsing binnen een redelijke termijn nog mogelijk is, is hiermee eveneens een gegeven. De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a BW worden ontbonden met ingang van 1 februari 2019. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.

5.14.

De kantonrechter zal de verzochte transitievergoeding vaststellen op een bedrag van € 6.970,95 bruto zijnde de transitievergoeding die gebaseerd is op het niet afgeronde rekenloon van € 672,69. Taxiwerq zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.

5.15.

De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Taxiwerq. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een Taxiwerq zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Taxiwerq grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Taxiwerq een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het voor Taxiwerq niet mogelijk gebleken om [verweerder] nog langer te werk te stellen bij [X] , terwijl [verweerder] vervolgens ook lange tijd nadien niet geplaatst kon worden bij andere potentiële opdrachtgevers. Kennelijk heeft [verweerder] ook geen aanleiding gezien [X] aan te spreken. Taxiwerq kan na ruim tweeënhalf jaar het loon van [verweerder] te hebben doorbetaald, ter zake geen verwijt gemaakt worden, laat staan een ernstig verwijt.

5.16.

Nu aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft de Taxiwerq geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.

5.17.

Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6 De beslissing

De kantonrechter:

6.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2019;

6.2.

veroordeelt de Taxiwerq om aan de [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 6.970,95 bruto;

6.3.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

6.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018. (ak)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature