U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Zware mishandeling

Uitspraak



RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Sector Strafrecht - meervoudige kamer

Parketnummer: 07.650470-12 (P) en 07.686211-10 (vtvv)

Uitspraak: 24 januari 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie

tegen

[Verdachte],

geboren op [datum en plaats],

wonende te [adres en plaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 januari 2013 te Zwolle, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.M. Broeks, advocaat te Zwolle. Als officier van justitie was aanwezig mr. M.C. Jongtien.

TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 25 oktober 2012 te Ommen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kniegewricht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig op/tegen diens (rechter)knie te trappen en/of te schoppen;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 25 oktober 2012 te Ommen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), krachtig op/tegen diens (rechter)knie heeft getrapt en/of geschopt en/of voornoemde [slachtoffer] krachtig om/bij diens arm heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) omver heeft getrokken en/of geduwd, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken kniegewricht), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde. Naar het oordeel van de officier van justitie is de verklaring van aangever, dat het letsel aan zijn knie is ontstaan doordat verdachte tegen zijn knie heeft getrapt, betrouwbaar en vindt die verklaring ook steun in de verklaringen van [persoon 1], [persoon 2] en de verklaring van verdachte zelf dat hij aangever heeft getrapt. Door het trappen naar de knie van aangever heeft verdachte naar het oordeel van de officier van justitie de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Het bij aangever geconstateerde letsel kan volgens haar ook als zodanig worden gekwalificeerd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw is van oordeel dat sprake is van het woord van aangever tegenover het woord van verdachte, nu geen van de getuigen heeft gezien wat er is gebeurd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bij de politie niet heeft bekend een trap tegen de knie te hebben gegeven. Hij zegt dat hij misschien een schoppende beweging heeft gemaakt. Nu geen schoensporen zijn aangetroffen en de medische verklaring geen uitsluitsel geeft over de oorzaak van het letsel, dient verdachte, naar het oordeel van de raadsvrouw, te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.

Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 24 oktober 2012, als bedrijfsleider, aan het werk was bij café [naam] te Ommen. Vlak voor sluitingstijd kwamen de hem bij naam bekende [persoon 2] en verdachte, tezamen met nog een derde jongen, nog even in [naam]. Na sluiting hoorde hij geschreeuw buiten. Aangever is toen samen met [persoon 1] naar buiten gerend en zag dat er al rake klappen waren gevallen tussen een clubje boeren en in ieder geval [persoon 2], die had namelijk bloed aan zijn gezicht. Aangever en [persoon 1] zijn toen tussen de groepen gesprongen. Zij hielden verdachte en zijn vrienden weg van de boeren door ze vast te houden. Doordat ze steeds weer terugkwamen heeft hij verdachte en een andere jongen in een soort van houdgreep vastgehouden. Nadat hij verdachte losliet, omdat hij dacht dat het rustig was, hoorde hij verdachte zeggen: “Nu ga je plat” en hij zag dat verdachte uithaalde met zijn rechterbeen. Hij voelde dat verdachte met zijn rechterbeen tegen zijn knie trapte. Het was een low-kick trap. Hij hoorde verdachte daarna zeggen: “Nu heb ik jou uitgeschakeld”. Aangever verteld dat hij op de grond viel en veel pijn voelde. Hij wist meteen dat er iets goed mis was. In een aanvullende verklaring heeft aangever verklaard, dat verdachte trapte op de rechterbuitenzijde van zijn rechterknie, dat hij een knak hoorde en merkte, meteen een scherpe pijn voelde, en dat zijn knie naar binnen toe ging.

Uit de letselrapportage blijkt dat bij aangever sprake is van een botbreuk in het bovendeel van het scheenbeen in het kniegewricht. De breuk is op 29 oktober 2012 geopereerd en toen gefixeerd met platen en schroeven. Hierna is gips aangebracht. Daarnaast was sprake van een zwelling op de rechterknie. Het herstel zal verscheidene maanden gaan duren en of volledig functioneel herstel zal optreden is nog niet aan te geven.

[persoon 1] was die avond ook in [naam] aanwezig en hoorde aangever op een gegeven moment roepen dat hij naar buiten moest komen. Buiten zag hij dat [persoon 2] bloed had en hoorde hij dat de jongens de groep terug wilden pakken. Aangever en hij hebben toen samen de jongens tegengehouden. Toen ze dachten dat het rustig was hebben ze hen losgelaten, maar toen begon het hele circus opnieuw. [persoon 1] had verdachte op een gegeven moment met zijn arm om de nek vast. Hij zei tegen de jongens dat ze rustig moesten zijn en heeft verdachte toen losgelaten. Hij zag dat verdachte richting aangever liep en [persoon 3], de andere vriend van verdachte, begon tegen [persoon 1] te zeuren. In zijn ooghoeken zag hij dat aangever verdachte vast had en hij hoorde aangever zeggen: “Waar ben je mee bezig doe toch rustig”. Verdachte heeft hij horen zeggen: “Naar de grond”. Toen [persoon 1] even later weer keek zag hij aangever en verdachte op de grond lagen.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die avond samen met [persoon 3] en [persoon 2] in [naam] een biertje heeft gedronken. Toen ze net buiten waren kwam ook groep van ongeveer twaalf jongens naar buiten. Er ontstond gezeur met de groep en plotseling had [persoon 2] een bloedende lip. Aangever heeft verklaard dat hij toen verhaal wilde gaan halen bij de jongens. Hij zag dat er toen gelijk personeel van de kroeg aan kwam. Hij werd door een lange kale man bij de keel gegrepen en naar de grond toegewerkt. Toen hij op de grond lag zag hij dat de andere man hem bij de keel wilde pakken. Verdachte heeft deze man vervolgens bij de armen gepakt en er ontstond toen een soort van worsteling. Verdachte heeft verklaard dat hij de man toen over zich heen heeft getrokken en dat de man toen viel met zijn knie op de grond.

Verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat hij misschien wel tegen de knie van aangever heeft getrapt. Op de vraag met welk been hij heeft getrapt heeft verdachte geantwoord “met het rechter”, op de vraag hoe hard hij heeft getrapt heeft verdachte geantwoord “niet hard, het was een beweging naar zijn knie toe en op de vraag hoe vaak hij heeft getrapt heeft verdachte geantwoord “volgens mij een keer”. Op de vraag waarom hij heeft getrapt heeft verdachte geantwoord “Dat was voor zelfverdediging”.

Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend aangever te hebben getrapt. Hij heeft ter terechtzitting zijn verklaring, zoals hij die in eerste instantie tegenover de politie heeft afgelegd, dat hij al op de grond lag en dat toen een worsteling is ontstaan met aangever waarbij aangever op zijn knie op de grond is gevallen, herhaald.

Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig. [persoon 1] verklaart immers dat hij heeft gezien dat verdachte naar aangever toeliep waarna aangever verdachte vastpakte. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij al op de grond lag toen de worsteling met aangever ontstond. Ook [persoon 2] verklaart dat hij zag dat verdachte en aangever met elkaar aan het duwen en trekken waren en hij zag verdachte nabij aangever staan.

Aangever heeft consistent verklaard dat het letsel aan zijn knie is ontstaan doordat verdachte hem heeft getrapt. De rechtbank acht deze verklaring van aangever geloofwaardig en ook in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten de voormelde verklaring van verdachte zelf waarin hij op meerdere vragen met betrekking tot een door hem gegeven trap heeft geantwoord in die zin dat hij een trap heeft gegeven, alsmede de bovengenoemde verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2].

De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door gericht tegen de knie van aangever te trappen met een zogenaamde low-kick trap en daarmee, blijkens de door hem gebezigde bewoordingen, tot doel had aangever naar de grond te werken, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat de knie van aangever zou breken en zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelen dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het letsel dat aangever heeft opgelopen, een gebroken knie die moest worden geopereerd en waarvan het herstel maanden duurt, kan naar het oordeel van de rechtbank ook als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat

hij op 25 oktober 2012 te Ommen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken kniegewricht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig tegen diens rechterknie te trappen.

Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:

Zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Door de raadsvrouw van verdachte is subsidiair een beroep gedaan op noodweer danwel noodweerexces. De raadsvrouw betoogd dat aangever zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van aangever als bedoeld in artikel 41 Sr .

De rechtbank verwerpt dit verweer.

Verdachte verklaart dat hij verhaal wilde gaan halen nadat hij zag dat zijn vriend een bloedende lip had. Verdachte is vervolgens door aangever en [persoon 1], medewerkers van [naam], in bedwang gehouden teneinde te voorkomen dat verdachte en zijn vriend een nadere confrontatie met een andere groep personen zou aangaan. Nadat verdachte is gevraagd om rustig te blijven is hij blijkens de verklaring van [persoon 1] naar aangever toegelopen. Aangever heeft verdachte toen op enig moment weer in de houdgreep genomen. Nadat aangever verdachte heeft losgelaten hoort hij hem zeggen: “Nu ga je plat” en wordt hij tegen zijn knie getrapt.

Blijkens deze gang van zaken was de actie van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, een gerichte aanval op aangever. Van een noodzaak tot verdediging of een verdedigingswil was geen enkele sprake.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft gevorderd:

- verdachte ter zake het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden en drie weken voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 120 uren;

- de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen en

- de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit en geen opmerkingen gemaakt over de op te leggen straf.

De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging en de vordering benadeelde partij af te wijzen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft aangever gericht tegen zijn knie getrapt. Dit terwijl aangever escalatie van een confrontatie tussen verdachte en zijn vrienden en een andere groep trachtte te voorkomen. Verdachte heeft zijn agressie geheel ten onrechte op aangever afgereageerd. Als gevolg van de trap heeft aangever een gebroken knie opgelopen. Aangever moest worden geopereerd en het is nog onduidelijk of hij volledig zal herstellen. Hoe ingrijpend de gevolgen voor aangever zijn is gebleken uit de door hem ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Aangever zit ongeveer 2,5 maand na het incident nog steeds in een rolstoel, is afhankelijk van anderen en kan zijn werk niet uitvoeren.

De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, zoals door de officier van justitie geëist, noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Daarnaast acht de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om te voorkomen dat verdachte in toekomst wederom dergelijk agressief gedrag zal vertonen.

Voorts zal de rechtbank verdachte een forse werkstraf opleggen. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat verdachte al eerder is veroordeeld wegens een geweldsdelict en in een proeftijd liep, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden een soortgelijk feit te plegen.

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 3.478,34, bestaande uit een bedrag van € 478, 34 aan materiële schade en een bedrag van € 3000,- aan immateriele schade. De materiële post is opgebouwd uit een bedrag van € 130,- aan dagvergoeding voor ziekenhuisopname, een bedrag van € 55,- voor medicatie die aangever in verband met zijn eigen risico heeft moeten betalen, een bedrag van € 199, 54 voor kosten voor het opstellen van de letselrapportage welke ten laste van het eigen risico van aangever zijn gebracht en een bedrag van € 93,80 wegens het feit dat de broek van aangever in het ziekenhuis kapot is geknipt.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.

Ten aanzien de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de €130,-, als vergoeding voor het verblijf in het ziekenhuis, voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank acht aannemelijk dat benadeelde kosten heeft gemaakt voor zijn verblijf in het ziekenhuis. Ten aanzien van de bedragen van €55,- aan medicijnenkosten en € 199, 54 als zorgkosten die volgens aangever binnen het eigen risico van aangever vielen overweegt de rechtbank dat blijkens de stukken het eigen risico van aangever € 220,- bedraagt, zodat de rechtbank slechts dit bedrag voor toewijzing vatbaar acht en het meerdere in dat verband gevorderde zal afwijzen. Het gevorderde bedrag wegens de kapotte broek acht de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.

De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank eveneens voor toewijzing vatbaar. Een bedrag van € 3000,- acht de rechtbank, gelet op de ingrijpende gevolgen die het feit voor aangever heeft, niet onredelijk.

Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door kinderrechter bij vonnis d.d. 1 november 2010 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren.

BESLISSING

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.

Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.

De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.

Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 83 dagen, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

De rechtbank legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 180 uren.

De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

De rechtbank heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Ommen, van een bedrag van € 3.443,80 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag waarop het bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 25 oktober 2012, tot de dag van de voldoening.

De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.443,80, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis.

De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af.

Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank wijst de vordering toe.

De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.686211-10 bij vonnis van de kinderrechter d.d. 1 november 2010 voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uren.

De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature