Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

[gedaagde]is in 2015 in dienst getreden van Oostappen voor werkzaamheden in de horeca op een vakantiepark. Er bestond een persoonlijke band met de directeuren. In de loop der tijd is geen registratie bijgehouden van de plus- of minuren. Volgens de geldende CAO Recreatie is de werkgever daartoe gehouden. Dat kan niet aan de werknemer worden overgelaten. Van een minurenaftrek kan daarom niet worden uitgegaan. Bij gebreke van registratie en concrete gegevens wordt een plusurenvaststelling gedaan op grond van de beschikbare informatie. De werkgever zal daarvan een loonberekening moeten gaan opstellen. Daarbij moet rekening gehouden worden met een hogere schaal dan voorheen werd toegepast. Niet aangenomen kan worden dat Oostappen ter zake de arbeidsongeschiktheid van [gedaagde]tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht.

Uitspraak



RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer : 10458093

Rolnummer : 23-2230

vonnis van 29 augustus 2024

in de zaak van:

[eiser] ,

wonend in [woonplaats] ,

eiser,

gemachtigde: mr. D.R. Corbeek,

t e g e n

Oostappen Vakantiepark Prinsenmeer B.V.,

gevestigd in Ommel (gemeente Asten),

gedaagde,

voormalig gemachtigde: mr. T.P.M.D. Jansen,

Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “Oostappen” genoemd.

De zaak in het kort

[eiser] is in 2015 in dienst getreden van Oostappen voor werkzaamheden in de horeca op een vakantiepark. Er bestond een persoonlijke band met de directeuren. In de loop der tijd is geen registratie bijgehouden van de plus- of minuren. Volgens de geldende CAO Recreatie is de werkgever daartoe gehouden. Dat kan niet aan de werknemer worden overgelaten. Van een minurenaftrek kan daarom niet worden uitgegaan. Bij gebreke van registratie en concrete gegevens wordt een plusurenvaststelling gedaan op grond van de beschikbare informatie. De werkgever zal daarvan een loonberekening moeten gaan opstellen. Daarbij moet rekening gehouden worden met een hogere schaal dan voorheen werd toegepast. Niet aangenomen kan worden dat Oostappen ter zake de arbeidsongeschiktheid van [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht

1 Het verloop van het geding

1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

- de dagvaarding met producties;

- de conclusie van antwoord met producties;

- de akte wijziging van eis;

- de antwoordakte;

- aanvullende producties van beide partijen.

1.2.

Op 28 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling (zitting) plaatsgevonden. [eiser] was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.R. Corbeek. Namens Oostappen zijn verschenen: de heren [A] en [B] (directeuren), [C] (manager) en [D] (manager), bijgestaan door de gemachtigde van Oostappen

mr. T.P.M.D. Jansen.

Tijdens de zitting hebben de gemachtigden van partijen hun standpunten nader toegelicht. Beide gemachtigden hebben daartoe spreekaantekeningen overgelegd. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting naar voren is gebracht.

1.3.

Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol verwezen voor akte partijen. [eiser] is daarbij in de gelegenheid gesteld om de roosters waarop hij zijn vordering baseert te overleggen en Oostappen om informatie te verstrekken over de managementtussenlaag en de personeelsadministratie. Tevens is Oostappen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de kwestie met betrekking tot de functie-indeling.

1.4.

[eiser] heeft een akte overlegging producties genomen. Na daartoe verleend uitstel heeft Oostappen een akte uitlaten genomen.

1.5.

[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de door Oostappen genomen akte. Hij heeft daartoe gesteld dat een aanzienlijk deel van de akte een nadere conclusie betreft die buiten de orde van het onderwerp van de akte is

1.6.

Daarna is een datum voor uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is op [datum indiensttreding] 2015 bij Oostappen in dienst getreden in de functie van Meewerkend Horeca Verantwoordelijke, voor 38 uur per week.

2.2.

Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Recreatie (verder de cao) van toepassing. Voor de beoordeling van het geschil zijn de volgende, hierna opgenomen cao bepalingen van belang.

Artikel 13 van de cao :

1. Definitie overuren

Als overuren worden beschouwd de door of namens de werkgever opgedragen arbeidsuren buiten de normale arbeidstijd, waarbij tot overuren worden gerekend alle uren of gedeelten daarvan boven de:

- 152 uur per vier weken, dan wel

- 10 uur per dag, met dien verstande dat ieder uur slechts eenmaal telt.

2. Compensatie in vrije tijd

a. Overuren worden vergoed in de vorm van vrije tijd. Voor ieder uur overwerk

geldt een vergoeding van één uur vrije tijd.

b. De werkgever kan voor de vergoeding van overuren een administratie bijhouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 1.

c. Het tijdstip waarop de vervangende vrije tijd wordt genoten, wordt nadat de

werknemer voldoende en in redelijkheid in de gelegenheid is gesteld zijn motivering toe te lichten, door de werkgever onderbouwd vastgesteld.

d. Met betrekking tot uitbetaling van niet gecompenseerde overuren is het bepaalde in artikel 14 lid 6 sub b van toepassing.

Artikel 15 van de cao :

1. Administratie compensatie-uren

De werkgever dient een administratie bij te houden van de compensatie in vrije

tijd, waarop de werknemer op grond van de artikelen 1 3 (overuren) en 14 (werken op

zondag, feestdag of nachtdienst) van deze cao recht heeft. De compensatie-uren worden maandelijks dan wel per periode verantwoord.

De werkgever berekent aan het einde van de referteperiode het saldo van de per die datum nog openstaande compensatie-uren. De dan nog resterende compensatie-uren dienen uiterlijk in de daarop volgende zes maanden door de werkgever te worden toegekend in vrije tijd. Als het niet mogelijk is om alle compensatie-uren binnen de periode van zes maanden te compenseren in vrije tijd, moeten uiterlijk in de zevende maand, volgend op het einde van de referteperiode, de nog resterende compensatie-uren worden uitbetaald conform het bepaalde in artikel 14 lid 6.

2. Administratie plus- en minuren

a. De werkgever dient, op grond van artikel 11 lid 2 sub b, een administratie bij te houden van plus- en minuren.

b. Plus- en minuren worden maandelijks of periodiek schriftelijk verantwoord.

c. De werkgever kan een spaarsysteem hanteren voor het sparen van plusuren tot maximaal de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen gegarandeerde

arbeidstijd per maand/periode.

d. Op het moment van ontstaan van minuren worden deze minuren in eerste instantie verrekend met de opgespaarde plusuren.

e. Het is niet toegestaan om minuren te verrekenen met vakantie- en/of andere

vormen van betaald verlof tenzij de werknemer hier uitdrukkelijk om vraagt.

f. Minuren die niet binnen de gestelde termijn zijn gecompenseerd, komen te

vervallen.

g. De werknemer kan schriftelijk verzoeken om de nog niet gecompenseerde plusuren niet uit te betalen doch te sparen, zoals bedoeld in artikel 2 4.

3. Administratie plus- en minuren fulltimer in een seizoensbedrijf

a. De werkgever berekent elk jaar aan het einde van de referteperiode het saldo van de per die datum nog resterende minuren. De dan nog resterende minuren dienen uiterlijk in de daarop volgende twee maanden door de werkgever te worden gecompenseerd.

b. Het aantal minuren bedraagt maximaal cumulatief 114 uren.

c. Zie bijlage 7 voor een voorbeeld.

In artikel 14 lid 6 is een regeling opgenomen voor uitbetaling van niet-gecompenseerde compensatie uren:

6. Uitbetaling niet-gecompenseerde uren

a. De op grond van artikel 13 (overuren) van de ze cao opgebouwde compensatie-uren dienen, voor zover niet opgenomen binnen de in artikel 15 lid 1 genoemde periode, te worden uitbetaald.

De uren vanwege overwerk worden tegen 150% uitbetaald (het betreft de

gewerkte uren à 100% plus een toeslag van 50%).

b. De opgebouwde compensatie-uren die zijn ontstaan door het werken op zondag, het werken op feestdagen en tijdens de nachtdienst (artikel 1 4 ) worden, voor zover niet opgenomen binnen de in artikel 15 lid 1 genoemde periode, vergoed op basis van het werkelijke aantal uren.

c. Op schriftelijk verzoek van de werknemer is het mogelijk, na zes maanden na afloop van het refertejaar, de nog niet gecompenseerde uren te laten staan. Het aantal uren dat vanaf dat moment als uitgestelde compensatie-uren blijft staan, wordt als volgt berekend: de compensatie-uren, die zijn ontstaan op basis van de overwerkregeling, wordt vermenigvuldigd met 150%.

2.3.

Op 24 juli 2022 is [eiser] ziek uitgevallen en sindsdien is hij arbeidsongeschikt. Tot en met de 1e week van september 2022 is [eiser] door de bedrijfsarts volledig arbeidsongeschikt verklaard. Vanaf de 2e week van september 2022 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om [eiser] met een beperkt takenpakket 2 keer 2 uur per week te laten re-integreren.

2.4.

Op 16 september 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Oostappen en [eiser] . Afgesproken wordt dat [eiser] op 20 september 2022 start met re-integratie volgens het schema van de bedrijfsarts.

2.5.

Op 20 september 2022 is [eiser] op het werk verschenen, waar hij kort daarna weer is vertrokken en zich opnieuw ziek heeft gemeld.

2.6.

De op advies van de bedrijfsarts gevolgde mediation heeft niet tot een oplossing geleid. Inmiddels is re-integratie in spoor 2 gestart.

2.7.

[eiser] heeft Oostappen verzocht om uitbetaling van gemaakte overuren en nabetaling van het te weinig betaalde salaris vanaf zijn indiensttreding in oktober 2015. Daarnaast heeft [eiser] Oostappen aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van zijn gezondheidsklachten. Oostappen heeft hierop afwijzend gereageerd.

[eiser] heeft Oostappen daarom op 5 april 2023 gedagvaard.

2.8.

[eiser] heeft zich na de dagvaarding van 5 april 2023 gewend tot de Beroepscommissie Functie-indeling Recreatie, die op 11 december 2023 uitspraak heeft gedaan. De beroepscommissie heeft beslist dat [eiser] had moeten worden ingedeeld in functieschaal 8 op basis van het Handboek Functie-indeling Recreatie. [eiser] heeft vervolgens bij brief van 21 december 2023 Oostappen gesommeerd om op basis van die uitspraak over te gaan tot het hanteren van de juiste salarisschaal bij het betalen van het aan [eiser] toekomende salaris en wel met ingang van periode 12 van het jaar 2023. Tevens heeft hij aanspraak gemaakt op nabetaling van het te weinig betaalde salaris sinds zijn indiensttreding in [datum indiensttreding] 2015.Oostappen kan zich niet vinden in het oordeel van de commissie en heeft [eiser] niet conform de beslissing ingedeeld, het salaris van [eiser] ook niet aangepast en evenmin vorderingen ten aanzien van het verleden voldaan.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, dat Oostappen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot:

betaling van een bedrag van € 185.590,30 bruto aan gemaakte overuren over de periode oktober 2017 tot en met juli 2022, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over de gemaakte overuren vanaf 7 maanden nadat de overuren zijn gemaakt tot aan de dag der voldoening;

betaling van een bedrag van € 2.499,- aan buitengerechtelijke incassokosten;

betaling van een bedrag van € 32.130,23 bruto aan onbetaald gebleven salaris over de periode oktober 2015 tot en met november 2023, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over het verschuldigde salaris vanaf 11 december 2023 tot aan de dag van voldoening;

betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen worden voldaan en de nakosten;

en voorts:

5. voor recht te verklaren dat Oostappen ter zake de arbeidsongeschiktheid van [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de schade die [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden en nog lijdt, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering - kort samengevat - ten grondslag dat hij wordt verloond op basis van een 38-urige werkweek terwijl hij al jarenlang tientallen overuren maakt die hij niet krijgt uitbetaald. Daartoe voert hij het volgende aan.

3.2.1.

Conform artikel 15 van de cao dient de werkgever een administratie bij te houden van plus- en minuren, alsmede van compensatie uren. Feitelijk komt het erop neer dat de werkgever bijhoudt hoeveel uur een werknemer heeft gewerkt en dat de werkgever vervolgens de werknemer er maandelijks op wijst dat hij plusuren of minuren heeft. Vervolgens dienen de plusuren dan te worden omgezet in tijd voor tijd. Oostappen heeft geen volgens de cao voorgeschreven administratie bijgehouden. [eiser] is ook nooit in de gelegenheid gesteld zijn plusuren om te zetten in compensatie-uren. Niet gecompenseerde overuren moeten volgens de cao worden vergoed tegen 150%. Vanaf oktober 2017 tot en met juli 2022 heeft hij 6531,5 overuren gemaakt. [eiser] heeft recht op betaling van deze overuren die door Oostappen aan hem zijn opgedragen. Oostappen wist dat [eiser] zoveel uren maakte. Vanaf het begin heeft hij aangegeven meer dan 60-urige werkweken te draaien en heeft hij urenoverzichten ingediend bij zijn leidinggevende. Ook heeft hij met enige regelmaat aangegeven onvoldoende beloond te worden voor zijn werk. Omdat Oostappen niet bereid was om in goed overleg hiervoor een oplossing te zoeken heeft hij zich tot de Beroepscommissie Functie-indeling Recreatie gewend. De beroepscommissie heeft geoordeeld dat [eiser] had moeten worden ingedeeld in functieschaal 8 op basis van het Handboek Functie-indeling Recreatie. Dat resulteert in een bedrag van € 185,590,30 bruto aan overuren over de periode oktober 2017 tot en met juli 2022 en een bedrag van

€ 32.130,23 bruto aan achterstallig salaris over de periode oktober 2015 tot en met november 2023. Over deze bedragen vordert hij 8% vakantietoeslag, de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente.

3.2.2.

[eiser] stelt verder dat Oostappen niet heeft voldaan aan haar verplichtingen jegens hem uit hoofde van artikel 5:7 van de Arbeidstijdenwet . Daartoe stelt [eiser] dat hij meermaals de hoge werkdruk aan Oostappen kenbaar heeft gemaakt. Oostappen heeft daar geen enkele maatregel voor getroffen. Door de hoge werkdruk heeft hij een burn-out gekregen en is hij nog steeds arbeidsongeschikt. Omdat Oostappen haar zorgplicht ten opzichte van [eiser] als werknemer heeft geschonden is Oostappen op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW danwel 7:611 BW aansprakelijk voor zijn gezondheidsklachten.

3.3.

Oostappen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de loonvordering en de vordering tot aansprakelijkheid. Oostappen voert daartoe - samengevat - het volgende aan.

3.3.1.

De procedure is ingesteld op 5 april 2023. Gelet op de verjaringstermijn van vijf jaar is alles van vóór 5 april 2018 verjaard. Oostappen betwist in beginsel niet dat [eiser] in het hoogseizoen meer uren heeft gemaakt dan zijn contracturen. Het echte hoogseizoen bedraagt echter maar zes tot acht weken (namelijk de zomervakantie van de scholen: juli/augustus). In het reguliere seizoen was het niet nodig om meer uren dan de contracturen te maken en Oostappen heeft hiertoe ook geen opdracht gegeven. Buiten het seizoen (september t/m april) diende [eiser] fors minder uren te maken (ongeveer 3 dagen per week van 3 uur). Voor de uren waarop de vordering van [eiser] is gebaseerd, bestond geen instructie en voor toewijzing is dan ook geen plaats. Impliciet is ook niet ingestemd met overuren. Oostappen wist niet dat er overuren werden gemaakt én zij wist niet dat [eiser] aanspraak zou maken op vergoeding van deze overuren. [eiser] had de vrijheid om zelf zijn werktijden te bepalen en hiervan maakte hij ook gebruik. Daarbij was hij uit hoofde van zijn functie zelf verantwoordelijk voor het opstellen van de roosters. Het behoorde tot [eiser] 's takenpakket om eventuele plus/minuren van horecapersoneel, waaronder hijzelf, bij te houden. Van [eiser] is nooit een plus-minuren administratie ontvangen. Oostappen is er dan ook van uitgegaan dat er geen sprake was van plus- of minuren, althans dat deze alweer waren gecompenseerd. Eerst in deze procedure heeft [eiser] voor het eerst het standpunt ingenomen dat hij te veel uren heeft gewerkt. Door niet tijdig te klagen is Oostappen in haar rechtpositie geschaad omdat zij geen maatregelen heeft kunnen treffen om ervoor te zorgen dat er voor de toekomst wel een correcte administratie zou zijn bijgehouden.

3.3.2.

De vordering tot aansprakelijkheid is onvoldoende onderbouwd. De gezondheidsklachten van [eiser] kunnen aan de hand van de overgelegde stukken niet worden vastgesteld en [eiser] heeft geen causaal verband tussen de gezondheidsklachten en de werkomstandigheden bij Oostappen aangetoond. Oostappen heeft haar zorgplicht ook niet geschonden. De overuren worden door Oostappen betwist. Het enkele feit dat sprake is van overuren is ook onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een te hoge werkdruk. [eiser] heeft nooit aan haar kenbaar gemaakt dat hij overuren maakte en/of dat hij een zeer hoge werkdruk ervaarde. Oostappen heeft hiernaar ook niet kunnen handelen en heeft de arbeidsongeschiktheid dan ook niet kunnen voorkomen. Van overtreding van de arbeidstijdenwet is ook geen sprake. Voor zover hiervan wel sprake is geweest geldt dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor de roosters en dus voor zijn eigen werktijden en dat hem veelvuldig kenbaar is gemaakt dat hij zich moest houden aan de richtlijnen hieromtrent. [eiser] heeft echter alle adviezen en instructies van Oostappen in de wind geslagen en is zijn eigen gang gegaan.

3.3.

Verder maakt Oostappen bezwaar tegen de eiswijziging van [eiser] .Primair wordt verzocht de eiswijziging niet toe te staan dan wel subsidiair om Oostappen na afloop van de zitting alsnog in de gelegenheid te stellen uitvoerig schriftelijk verweer te voeren tegen de eiswijziging. Wordt de eiswijziging wel toegestaan dan geldt dat van een eerlijk proces bij de (vooringenomen) geschillen-commissie geen sprake is geweest. De uitspraak van de geschillencommissie is ook niet bindend en kan dan ook niet één op één door de rechtbank worden gevolgd maar dient (opnieuw) inhoudelijk te worden beoordeeld.

Oostappen heeft bij de geschillencommissie verweer gevoerd tegen de inschaling in functieschaal 7, 8 en 9. Bij functie indeling 7 en hoger wordt uitgegaan van onder meer initiatieven ter realisering van optimale resultaten en nauwelijks directe instructies en toezicht. [eiser] had enkel een uitvoerende taak en de instructies waren direct en werden gegeven door F&B managers, parkbeheerders, operationeel manager. [eiser] voerde enkel het beleid uit en maakte roosters en bestellingen op basis van gestandaardiseerde formulieren. Functieschaal 6 is passend omdat het daarbij gaat om uitvoerende taken gecombineerd met enige administratieve taken waarbij [eiser] veel zelf kon met weinig direct toezicht. [eiser] is per [datum indiensttreding] 2015 in dienst getreden in periodiek 0. Conform artikel 17 lid 4 cao is per 1 januari 2017 een functieperiodiek toegekend. Per 1 januari 2024 is, eveneens conform de cao, geen functieperiodiek toegekend vanwege afwezigheid bij arbeidsongeschiktheid. [eiser] zit nu in functieschaal 6 met functieperiodiek 7, waarvoor een salaris geldt van € 2.434,48. Het door [eiser] maandelijks ontvangen salaris is steeds hoger is geweest dan de functieperiodiek van functieschaal 6. [eiser] heeft dan ook geen loonvordering uit hoofde van het verkeerd te zijn ingeschaald. De vordering wat betreft de correctie van loon is pas ingesteld (gestuit) bij akte met de zittingsdatum 28 februari 2024. Alle vorderingen van vóór 28 februari 2019 (in casu de periode oktober 2015 t/m februari 2019) zijn dus verjaard.

4 De beoordeling

Eiswijziging

4.1.

Tijdens de mondelinge behandeling is al geoordeeld dat de eiswijziging is toegestaan. In de dagvaarding is al aangekondigd dat deze kwestie speelde. Oostappen was hiervan dus op de hoogte.

De kwestie waarop de eiswijziging ziet, heeft voorts een duidelijk raakvlak met de kwestie die bij dagvaarding aanhangig is gemaakt.

Vordering overuren

4.2.

In de kern is de kwestie dat volgens [eiser] overuren zijn gemaakt althans meer uren dan 38 per week en dat die niet zijn uitbetaald over de periode van de jaren 2017-2022.

Het is de vraag of sprake is van overuren als zodanig in de zin van uitdrukkelijk opgedragen extra uren. Uit de overgelegde verklaringen blijkt wel dat er soms uitdrukkelijk specifieke werkopdrachten aan [eiser] werden gegeven, met name door de heren [A+B] zelf, maar dat kan niet als structureel of permanent beschouwd worden. Het wordt ook meer gepresenteerd als een schets van de onderlinge verhouding. Voor het overige wordt de situatie juist zo voorgesteld dat [eiser] de vrije hand gelaten werd en hij daardoor meer uren werkte dan volgens de arbeidsovereenkomst gold. Op zich is dat volgens de cao ook toegelaten, maar slechts voor een bepaalde (drukke) periode (plusuren), die daarbuiten weer tot compensatie (minuren) zou moeten leiden.

4.3.

Op zich is het juist dat geen extra uren betaald zijn. Het staat ook vast dat in ieder geval in het hoogseizoen ruim meer uren dan 38 per week zijn gewerkt. In het systeem van de CAO Recreatie, die van toepassing is, is dat ook geaccepteerd, zij het dat een specifieke manier is opgenomen in artikel 13 e.v. die ervoor zorgt dat door minuren te werken buiten het seizoen de meeruren worden gecompenseerd. Op zich is niet in geschil dat Oostappen zich aan deze gedragslijn zou moeten houden. Daartoe is echter vereist dat de gewerkte uren worden bijgehouden. In artikel 15 van de CAO wordt deze taak expliciet toebedeeld aan de werkgever. Deze heeft overigens een dergelijke taak ook op grond van de Arbeidstijdenwet.

4.4.

Oostappen heeft aangegeven dat zij [eiser] met die taak heeft belast en dat deze geen enkele keer heeft aangegeven dat er te weinig uren gecompenseerd konden worden.

Daarvan kan echter niet zonder meer uitgegaan worden.

4.4.1.

Enerzijds is dat niet de taak van [eiser] te achten, maar van Oostappen (als werkgever). [eiser] kan (als werknemer) niet gerechtvaardigd het verwijt gemaakt worden dat hij zich niet aan de instructie gehouden heeft om zijn eigen uren bij te houden.

Het is vreemd dat iemand zijn eigen uren aan zichzelf zou moeten opgeven, of die van zichzelf zou moeten registreren. Het gebrek aan controle daarop is ook opvallend, want er is geen enkele keer naar gekeken of naar gevraagd door Oostappen. Volgens Oostappen heeft [eiser] nooit aan het hoofdkantoor (mevrouw [E] ) doorgegeven dat hij plusuren had. Het staat echter vast dat hij die soms maakte, dus dat niet gevraagd wordt om opgave of registratie is onverklaarbaar. Te meer nu van de andere kant aangegeven wordt dat [eiser] vaak weinig uren werkte en weinig op het park was buiten het hoogseizoen. Dat verwijt of die verklaring past niet als er geen vastlegging is op de daadwerkelijk gewerkte uren. Alleen van de algemene verklaringen van getuigen zoals wederzijds ingebracht kan deze stelling niet aangenomen worden, want juist nu volgens Oostappen de werktijden bij een baan in de horeca op een vakantiepark enorm fluctueren, was toepassing van de registratie van (compensatie)uren van belang.

Het past ook niet bij de gedachte die in 2017 kennelijk leefde bij managementleden dat [eiser] niet in dienst kon blijven. De kritiek uit die tijd was dat hij ongestructureerd was en geen werk uit handen kon geven. Hij is door [B] en [A] toch in dienst gehouden omdat “hij zo hard werkte en een fijn persoon was”. Tegen die achtergrond is het opmerkelijk dat hem in grote mate de vrije hand is gelaten.

Uit de periode dat de heer [C] zijn leidinggevende was (vanaf 2022), is er volgens diens verklaring kennelijk wel tegen hem gezegd dat hij niet steeds hoefde te komen. Ook in die periode is er echter niet daadwerkelijk tegen opgetreden. Ook is niet gevraagd naar registratie van uren of daadwerkelijk controle uitgeoefend. Volgens [C] hield [eiser] er zich – ondanks aanzegging daartoe - niet aan dat hij niet steeds geacht werd op het werk te komen en daarom beschouwde hij het niet als werken. Maar om vastlegging daarvan heeft [C] zich kennelijk niet bekommerd.

4.4.2.

Anderzijds bevestigt het wel de indruk dat er een grote bereidheid was van [eiser] om uit zichzelf te komen werken. Door Oostappen wordt aangevoerd dat sprake was van een vriendendienst. Dat is echter moeilijk te combineren met het bestaan van een arbeidsrelatie en de langdurige aard ervan. Daarmee kunnen de vele extra uren die [eiser] op het park in de horeca heeft doorgebracht niet verklaard worden. Ook al zou het op verzoek ophalen of brengen van [A] of [B] en het halen van eten en dergelijke wel als een vriendendienst beschouwd kunnen worden.

4.3.

De stelling dat uit de functieomschrijving zou volgen dat [eiser] als taak had zijn min- en meeruren bij te houden wordt door de kantonrechter verworpen. De taakomschrijving op dat punt luidt als volgt.

“…”. Personeelsplanning en personeelsadministratie en ervoor zorgdragen dat personeel kundig is voor de gestelde taken”

Hieruit kan niet de gevolgtrekking worden gemaakt dat [eiser] zelf, als zou hij zijn eigen personeel zijn, als taak had zijn eigen min- en meeruren bij te houden en ook in de zin waarin dit voorkomt blijkt al duidelijk dat het niet gaat om hemzelf (“ en beoordelen of het personeel kundig is”).

4.4.

Uit het vorenstaande volgt de conclusie dat Oostappen als werkgever niet heeft voldaan aan de taak om de uren bij te houden om de compensatie te kunnen vaststellen.

4.5.

Daar komt bij dat [eiser] ook tot taak had gekregen de roosters op te stellen. Ook die van hemzelf. Uit de opgave blijkt dat hij dat voor zichzelf niet meer heeft gedaan over een jarenlange periode. Daarmee is er geen enkele betrouwbare werkurenvastlegging. Het is opmerkelijk dat daarover nooit opmerkingen zijn gemaakt door Oostappen. Oostappen wijst erop dat [eiser] hieraan gehouden kan worden omdat het zijn taak was om zijn urenregistratie te doen. Nu dat, zoals hiervoor is overwogen, ten onrechte wordt aangevoerd, zal er dus bij inschatting een berekening moeten worden gemaakt. Als enig ‘rekenmateriaal’ uit die tijd zijn er de door [eiser] ingebrachte roosters en verklaringen van medewerkers. Aan deze verklaringen is echter moeilijk precieze waarde toe te kennen, omdat er geen concrete tijden aan gekoppeld zijn. De medewerkers verklaren min of meer dat [eiser] ‘er altijd was’ en altijd werkte als hij er was, maar dat is moeilijk letterlijk te nemen, want ook de medewerkers zelf waren er niet altijd. Hieruit is ook moeilijk een helder overzicht van tijden te herleiden. De verklaringen van medewerkers zijn dus onvoldoende om [eiser] volledig te kunnen volgen in zijn berekening van de gemaakte over-/plusuren.

Dit geldt daarentegen ook voor de verklaringen die zijn ingebracht door Oostappen. Er wordt slechts in algemene termen over tijdsbesteding en aanwezigheid gesproken, terwijl bij geen van hen een permanent en volledig beeld kan zijn ontstaan. Kortom, voor een sfeerindruk kunnen de getuigenverklaringen dus een bijdrage leveren, maar als het gaat om concrete urenbeoordelingen is dat onvoldoende. Zeker als alle getuigenverklaringen tegenover elkaar worden beoordeeld.

4.6.

Wel kan worden vastgesteld dat [eiser] veel inzet toonde en tijd spendeerde aan zijn bezigheden op het park. Hij woonde er en was daarmee in de buurt om werk op te pakken of te helpen als het druk was. De heer [F] , die van 2017 tot [datum indiensttreding] 2021 eindverantwoordelijk is geweest voor het park Prinsenmeer, verklaart dat [eiser] steeds zei dat hij [A] als een goede vriend (maatje) beschouwde. Dat blijkt ook uit zijn eigen mail van 16 april 2018 waarin hij schrijft dat hij alles met veel plezier deed voor [A] en het bedrijf. In zijn eigen woorden, zoals opgetekend uit de transcriptie van het telefoongesprek dat door Oostappen is overgelegd: “hij deed het uit zijn hart en hij deed het graag”.

[eiser] ging er, naar eigen zeggen vanuit ‘dat het werd rechtgezet’, maar dit heeft hij niet eenvoudig gemaakt, omdat hij ook geen daadwerkelijke urenregistratie heeft bijgehouden of ingediend.

Conclusie

4.7.

Het ontbreken van een urenregistratie is, zoals al overwogen, in eerste instantie Oostappen als werkgever tegen te werpen en mag haar niet tot voordeel strekken. Dit kan er echter niet toe leiden dat zonder meer een grote overmaat aan plusuren wordt toegekend, te meer omdat de aanwezigheid van [eiser] vaak werd ingegeven door eigen initiatief en vrijwillige althans zelf aangestuurde inzet/aanwezigheid.

Dat dit in de hand werd gewerkt door de woning op het park kan Oostappen niet worden tegengeworpen. [eiser] was niet verplicht om daar te wonen en hij werd daarmee in eerste instantie juist geholpen.

4.8.

Wel kan ervan uitgegaan worden dat zijn inzet bij enkele evenementen in het laagseizoen (kerst, RTV Utrecht en live optredens) vereist was. Het was dan kennelijk heel druk, dus moet worden aangenomen dat [eiser] nodig was. Er werd immers ook van uitgegaan dat hij veel zelf meewerkte als er iets te doen was. Ook zou er niet veel gepauzeerd zijn/hebben kunnen worden. Verder moet worden aangenomen dat [eiser] bij de voorbereiding en de nabewerking van de dag (sluiting, tellen omzet etc.) betrokken was. Hij was daarvoor immers ook verantwoordelijk. Het grote aantal uren dat in die periodes gewerkt is, kan daarmee dan ook niet gerelativeerd worden. De stelling van [eiser] daarentegen ‘dat hij er altijd was’ maakt echter niet duidelijk of daadwerkelijk sprake was van werktijd, of van bereidheid om bereikbaar/beschikbaar te zijn in eigen tijd. Van [eiser] kon in ieder geval ook worden verwacht dat hij enigszins rekening hield met het maken van minuren. Zijn stelling dat er steeds te weinig personeel was en dat daarop gestuurd werd, is niet daadwerkelijk vast te stellen.

4.9.

De door [eiser] zelfgemaakte berekening kan niet zonder meer worden gevolgd omdat die, zoals gezegd, uitgaat van roosters waarin hij niet voorkomt en onvoldoende inzicht verschaffen in welke activiteiten er waren en waarom hij daarvoor (steeds) werd of moest worden ingezet. Ook is veel te grofmazig opgave gedaan, want door Oostappen kon verschillende keren worden aangegeven dat de opgave niet juist kon zijn omdat [eiser] er op die dagen niet was.

Wat betekent het vorenstaande voor de loonvordering van [eiser] ?

4.10.

Vast staat dat in de piekmaanden is overgewerkt en dat de compensatie daarvan allereerst moet worden gezocht in de minuren. De cao zegt dat de administratie van de gemaakte uren een verantwoordelijkheid van de werkgever is. Voorzover die verantwoordelijkheid al kan worden afgeschoven c.q. gemandateerd aan de betreffende werknemer - hoewel de taakomschrijving bezwaarlijk zo gelezen kan worden (personeel betreft logischerwijs andere werknemers) - had Oostappen daarop op zijn minst toezicht moeten houden en met enige regelmaat daarop terug moeten komen. Dit is jarenlang niet gebeurd.

4.11.

Uit de door [eiser] bij akte overgelegde roosters is evenmin iets concreets af te leiden. De kantonrechter zal daarom een inschatting moeten maken. Daarbij zal ervan uitgegaan worden dat geen sprake is geweest van minuren. Die kunnen immers niet worden vastgesteld. Dit heeft overigens als bijeffect dat verdisconteerd is dat – als getuigen zoals [F] verklaren – sprake was van dagelijks werken door [eiser] in de jaren 2017 tot en met 2021.

Partijen zijn het erover eens dat sprake is geweest van plusuren. Het getal van 60 uur per week wordt enerzijds genoemd maar nog veel meer uren worden anderzijds gemeld. Over de drukke (vakantie)periode zal daarom in redelijkheid met het aantal van 70 uur gerekend worden.

4.12.

De kantonrechter neemt verder met betrekking tot het aantal uren die voor compensatie door betaling in aanmerking komen, het volgende in aanmerking.

4.12.1.

Wat betreft de drukte op het park Prinsenmeer geeft Oostappen de volgende globale indeling:

In de maanden oktober tot en met maart is er niet veel te doen op enkele feesten en voorbereidingen voor het volgende seizoen na.

de maanden juli en augustus, het Paasweekend, het Hemelvaartsweekend en het Pinksterweekend is het druk op het park’. Er wordt dan meer gewerkt als het druk is.

In de overige maanden is het laagseizoen en is het niet heel druk en zijn de openingstijden beperkt; er wordt dan maximaal de contracturen gewerkt.

Vorenstaande leidt tot de globale vaststelling dat voor de zomermaanden 8 weken van 70 uur als uitgangpunt kunnen worden genomen en dat ook de laatste decembermaandfestiviteiten als een extra week moet gelden. Daarbij moet ook voor Paasweekend, het Hemelvaartsweekend en het Pinksterweekend een week worden genomen, waarmee ook de inzet op RTV evenementen als verrekend beschouwd wordt.

4.12.2.

Vanaf april 2018 (niet aangenomen kan worden dat [eiser] afstand heeft gedaan van zijn rechten over het jaar 2018) is dan over dat jaar sprake van 12 drukke weken. Dat geldt ook voor 2019, 2020 en 2021. |Over 2022 zou sprake zijn van drie weken. Dat leidt tot een totaal van 51 weken waarbij uitgegaan wordt van 70 werkuren en dus 32 plusuren. Dat betekent 1632 uren in totaal waarover compensatie ad 150% conform artikel 15 van de cao berekend moet worden.

4.12.3.

Omdat [eiser] een bedrag in zijn vordering heeft opgenomen zal voor toewijzing daarvan een bedrag uitgerekend moeten worden. Het is aan de werkgever om daarin het voortouw te nemen.

4.12.4.

Er moet bij de berekening rekening gehouden worden met het juiste uurloon (conform cao) waarbij de functieschaal van belang is. Daartoe wordt verwezen naar de overweging hierna.

4.12.5.

Volledigheidshalve wordt overwogen dat ook rekening is gehouden met een verjaringstermijn van 5 jaar.

Geen klachtplicht – rechtsverwerking

4.13.

Voor zover er een beroep is gedaan op toepasselijkheid van een klachtplicht aan de kant van [eiser] die aan toewijzing van die (gehele) termijn in de weg zou staan, wijst de kantonrechter dat van de hand. Een dergelijke klachtplicht kan slechts van toepassing geacht worden bij een gebrekkige of ondeugdelijke prestatie en daaronder valt niet de uitbetaling van loon of (over)werkuren. Dat betreft immers al dan niet gedeeltelijk niet-presteren aan de zijde van de werkgever. De afhankelijke relatie van de werknemer, zoals daarvan in dit geval ook sprake is - zou in ieder geval moeten leiden tot een terughoudende toepassing. En nu het beroep op de klachtplicht als een vorm van rechtsverwerking moet worden gezien, is terughoudendheid des te meer aangewezen.

Functieschaal

4.14.

Uit de nader ingezonden informatie van de kant van Oostappen, is te herleiden dat er steeds een leidinggevende als parkbeheerder of vergelijkbare benaming is geweest die weer onder de directie ressorteerde. De één heeft wat meer vrijheid gelaten dan de ander, maar de (eind-) verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden, heeft niet geheel op [eiser] gelegen. [C] verklaart in zijn tijd de regie op zich genomen te hebben. Een eerdere leidinggevende heeft in zijn verklaring aangegeven dat hij [eiser] de voorbereiding liet doen en veel toeliet, maar daaruit volgt dat [eiser] in die periode alleen medeverantwoordelijkheid had en niet eindverantwoordelijk was.

Naar de omschrijving van loonschaal 6 zouden de werkzaamheden van [eiser] alleen uitvoerend van aard zijn, maar de grote verantwoordelijkheid die spreekt uit de omvang van de locatie en betrokkenheid bij de organisatie van activiteiten en het maken van roosters en inzet van personeel geeft aan dat in geval van [eiser] in ieder geval sprake moet zijn van loonschaal 7. De mate van vrijheid in werkuitvoering en werkorganisatie waarover Oostappen het ook zelf heeft, geeft aan dat het bij [eiser] verder ging dan alleen uitvoeren van voorbereide werkzaamheden. De omstandigheid dat hij werk(nemers) moest indelen en organiseren terwijl er zonder toezicht of controle registratie moest worden bijgehouden, past verder niet bij de beschrijving van zijn werkzaamheden, zoals Oostappen die geeft. Voor zover zijn werkzaamheden alleen uitvoerende werkzaamheden hadden moeten zijn, heeft Oostappen toegestaan dat de aard en omvang van de werkzaamheden van [eiser] , alsook zijn verantwoordelijkheden in de praktijk uitgebreid werden.

Loonschaal 7 sluit ook meer aan bij de term ‘horecamanager’ die voor [eiser] werd gehanteerd en ook door Oostappen werd gebruikt.

Voor zover naar [G] wordt verwezen als het gaat om werkzaamheden als roosters maken, moet worden opgemerkt dat hij door Oostappen als assistent horecamanager wordt betiteld en dus als ondergeschikte van [eiser] beschouwd moet worden.

4.15.

Loonschaal 7 luidt als volgt:

NIVEAU 7 Aard van de functie Management ondersteunende functie van ondermeer administrerende en controlerende aard, gericht op uitvoerende taken van redelijk complexe aard ten aanzien van een specialistisch werkgebied.

De werkzaamheden omvatten verschillende onderwerpen van wisselend belang; sommige onderwerpen komen regelmatig terug. Schakelt regelmatig om. Accuratesse is vereist. Kennis op HAVO/MBO niveau, aangevuld met enkele specifieke cursussen.

Werkwijze Deelt grotendeels de tijd zelf in, rekening houdend met deadlines en rapportagemomenten. Is gebonden aan afdelingsprocedures en -doelstellingen, maar kan daarbinnen meestal zelf inhoud geven aan de werkzaamheden. Initiatieven worden daarbij verwacht.

Toezicht is weinig direct. Voorkomende problemen kunnen van normaal tot aanmerkelijk niveau zijn en stijgen soms uit boven het opleidingsniveau. De leidinggevende kan worden geraadpleegd. Heeft regelmatig contacten met verschillende afdelingen op meerdere niveaus. De contacten zijn gericht op een vlotte en correcte afwikkeling van lopende zaken. Zakelijk risico Het betreft contacten met instanties en dienstverlenende organisaties, gericht op informatie-uitwisseling en afstemming. Fouten in de afhandeling van zaken kunnen leiden tot in- en externe communicatie- verstoringen en irritaties. In acht nemen van afstemmingsprocedures maakt doorgaans tijdige ontdekking van fouten mogelijk. Discretie is vereist inzake personeels- en/of belangrijke bedrijfsgegevens.

4.16.

Waar de commissie zich uitspreekt over functieschaal 8 is dat onvoldoende af te leiden uit de gegevens die door partijen ingebracht zijn.

Voor de indeling in functieschaal 8 wordt immers doorslaggevend geacht dat [eiser] direct contact had met de directeur en niet met de parkbeheerder. Inderdaad kan aangenomen worden dat er op zich dat direct contact bestond, maar dat betrof ook vooral de informele sfeer die tussen hen bestond en betrof niet een uitbreiding van de werkzaamheden als zodanig. De verantwoordelijkheid van de parkbeheerder bleef formeel ook in stand.

Van de andere kant kan ook niet aangenomen worden dat de parkbeheerder grote bemoeienis had met [eiser] . Uit de verklaringen komt het beeld naar voren dat [eiser] door zijn ervaring, inzet en misschien ook eigenwijsheid, veel naar zich toetrok en ook veel ruimte gelaten werd. Hij kreeg kennelijk ook veel ruimte door de persoonlijke band die door [A] en [B] werd gekoesterd. Dat daarvan organisatorisch zelfstandigheid uitging en naar buiten werd uitgedragen, is een aspect dat meeweegt en door Oostappen is gestimuleerd.

Als deze persoonlijke band al niet expliciet werd medegedeeld, dan werd dat in de praktijk vaak gedemonstreerd in de onderlinge verhoudingen, zo blijkt uit diverse verklaringen van getuigen en overgelegd appverkeer.

Gelet op het (sterk wisselende) voorhanden werk en de invulling die daaraan door [eiser] werd gegeven en de ruimte die hem daartoe werd gelaten, kan de functiewaardering niet blijven tot het hoofdzakelijk slechts uitvoerende niveau van functieschaal 6. Binnen de weging en inschatting naar zwaarte die gemaakt moet worden, kan functieschaal 7 hem, gelet op de beschrijving in het handboek, niet ontzegd worden.

4.17.

Uit de roosters kan overigens worden afgeleid met hoeveel personeelsleden [eiser] te maken had en dat zijn niet altijd de (grote) aantallen waarvan de commissie is uitgegaan. Soms was het aantal werkzame personeelsleden echter wel aanzienlijk.

Dat de daadwerkelijke salariëring van [eiser] volgens Oostappen nagenoeg even hoog was als functieschaal 7 geeft niet alleen blijk van waardering voor zijn inzet, maar ook van een hogere stap in zijn werkvervulling.

Het beroep op verjaring

4.18.

Met betrekking tot het beroep van Oostappen op verjaring overweegt de kantonrechter het volgende.

Volgens Oostappen is de vordering wat betreft de correctie van loon pas ingesteld (gestuit) bij akte met de zittingsdatum 28 februari 2024. Alle vorderingen van vóór 28 februari 2019 (in casu de periode oktober 2015 t/m februari 2019) zijn volgens Oostappen dus verjaard. De kantonrechter gaat daarin niet mee. De kantonrechter zal als stuitingsdatum hanteren de brief van 21 december 2023, waarin Oostappen door [eiser] is verzocht en gesommeerd over te gaan tot betaling van de juiste salarisschaal met ingang van december 2023 en nabetaling vanaf oktober 2015. Dit betekent dat de vordering is verjaard tot 21 december 2019.

Wat betekent het vorenstaande voor de loonvordering van [eiser] ?

4.19.

Gelet op de verjaring zal van Oostappen gevergd worden een nadere berekening te maken van het loon van [eiser] , uitgaande van functieschaal 7, over de periode vanaf 21 december 2019. Deze berekening beslaat dus enerzijds de al verloonde periode, maar anderzijds ook de extra uren, zoals hiervoor vastgesteld.

Vordering arbeidsongeschiktheid

4.20.

In geschil is verder of Oostappen jegens [eiser] aansprakelijk is voor de schade die hij in de uitoefening van haar werkzaamheden stelt te hebben geleden (en nog lijdt).

7:658 BW

4.21.

Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW rust op de werkgever de (zorg)plicht om het redelijkerwijs noodzakelijke te doen teneinde te voorkomen dat een werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Lid 2 van artikel 7:658 BW bepaalt dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die de werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan zijn in het eerste lid genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Hieruit volgt dat de werknemer die de werkgever aansprakelijk wil stellen, in de eerste plaats dient te stellen, en bij betwisting moet bewijzen, dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Bij beroepsziektes als psychische overbelasting, zoals burn-out waarop [eiser] zijn vordering baseert, moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade. [eiser] moet dat causaal verband aannemelijk maken. Voor het aannemen van een vermoeden van causaal verband is geen plaats, indien het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of onbepaald is. Van belang is voorts dat burn-out een multi-causale beroepsziekte is waarvan de oorzaak ook kan zijn gelegen in omstandigheden die in de privé-sfeer van de werknemer vallen, zoals diens persoonlijke aanleg of andere niet werk gerelateerde omstandigheden.

4.22.

Nu Oostappen het causaal verband betwist, is het aan [eiser] om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen op grond waarvan kan worden aangenomen dat zijn gezondheidsklachten door de uitoefening van zijn werk zijn ontstaan.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat zijn klachten (burn-out) het gevolg zijn van het uitoefenen van zijn functie bij Oostappen. De door hem in het geding gebrachte stukken bieden daartoe onvoldoende steun. Uit het dossier van de huisarts blijkt dat [eiser] kampte met stress en vermoeidheid maar nergens wordt vermeld dat sprake is van een burn-out die door het werk zou zijn veroorzaakt. Uit het dossier blijkt dat [eiser] meerdere andersoortige medische klachten had.

Voorts blijkt uit de terugkoppeling van de bedrijfsarts van 1 augustus 2022 dat ‘het gaat om een opeenstapeling van factoren waardoor zijn belastbaarheid verder is afgenomen’.

Nu een objectieve onderbouwing ontbreekt, zoals een verklaring van een deskundige die de oorzaak van de klachten heeft onderzocht en daarbij het patiëntendossier, verleden en alle omstandigheden van [eiser] betrekt, zijn de overgelegde verklaringen onvoldoende ter onderbouwing van het vereiste causaal verband tussen de gezondheidsklachten van [eiser] en het werken bij Oostappen.

4.23.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] ook niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsomstandigheden bij Oostappen zodanig waren dat naar objectieve maatstaven bij [eiser] sprake was van een (geestelijke) overbelasting die door toedoen van Oostappen is veroorzaakt, of dat Oostappen op grond van signalen van [eiser] of van derden begreep of had moeten begrijpen dat het werk voor hem te zwaar of onmogelijk was geworden. Hierbij acht de kantonrechter van belang dat [eiser] zich op dat gebied ook nooit ziek heeft gemeld.

7:611 BW

4.24.

[eiser] heeft zijn vorderingen eveneens gegrond op artikel 7:611 BW. Artikel 7:658 BW is een lex specialis van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW .Is aan (één van) de criteria van artikel 7:658 BW niet voldaan, dan valt de situatie buiten het bereik van artikel 7:658 BW en is een vordering op deze grondslag niet toewijsbaar. Een (subsidiaire) vordering op grond van goed werkgeverschap en/of redelijkheid en billijkheid is evenmin toewijsbaar wanneer de werkgever niet is tekortgeschoten in de nakoming van de in artikel 7:658 BW genoemde verplichtingen en hij ook overigens niet tekortgeschoten is in zijn verplichtingen, want daardoor zou, in strijd met de strekking van artikel 7:658 BW , op Oostappen een aansprakelijkheid worden gelegd zonder dat er sprake is van een tekortkoming aan haar kant.

Conclusie

4.25.

Concluderend stelt de kantonrechter vast dat van op Oostappen te verhalen schade wegens zijn arbeidsongeschiktheid gebaseerd op artikel 7:658 BW en 7:611 BW geen sprake kan zijn. Hieruit volgt dat onderzoek naar die gestelde schade niet aan de orde is. De gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2024 om Oostappen in de gelegenheid te stellen:

een loonberekening te maken en in het geding te brengen ter zake plusuren als bedoeld in rechtsoverweging 4.12 (zoals gespecificeerd onder 4.12.1 t/m 4.12.5)

een herziene loonberekening te maken en in het geding te brengen ter zake schaalindeling in loonschaal 7 met de toegepaste periodieken als bedoeld in rechtsoverweging 4.19.

5.2.

houdt voor het overige iedere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024.

Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en Gerechtshof Den Haag 7 december 2021 ECLI:NL:GHDHA: 2021:2648.

Zie HR 17 november 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9375 en HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature