Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 9923944 \ CV EXPL 22-3493
Vonnis van 7 december 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. W.P.J.M. van Gestel, ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen
STICHTING PHILIPS PENSIOENFONDS ,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
gedaagde partij,
hierna te noemen: het Philips Pensioenfonds,
gemachtigde: mr. E. Lutjens.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 17 producties; - de conclusie van antwoord met 1 productie;
- het tussenvonnis van 8 september 2022; - de brief van 3 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1957, heeft van 1 oktober 1983 tot 1 september 2018 pensioen opgebouwd in de diverse pensioenregelingen van het Philips Pensioenfonds.
2.2.
Tot [datum] 2015 was [eiser] gehuwd met mevrouw [ex-echtgenote eiser] , die tevens pensioen had opgebouwd bij het Philips Pensioenfonds.
2.3.
In verband met de echtscheiding heeft het Philips Pensioenfonds voor zowel [eiser] als voor zijn ex-echtgenote een bijzonder nabestaandenpensioen en een verevend ouderdomspensioen vastgesteld. Bij brief van 16 maart 2015 heeft het Philips Pensioenfonds [eiser] geïnformeerd dat zijn ouderdomspensioen (ontstaan door verevening) dat hij ontvangt als zijn ex-partner de pensioendatum bereikt, € 24.867,95 bruto per jaar bedraagt. Bij brief van 18 maart 2015 heeft het Philips Pensioenfonds [eiser] geïnformeerd dat zijn bijzonder nabestaandenpensioen na overlijden van zijn ex-partner € 34.788,40 bruto per jaar bedraagt.
2.4.
De ex-echtgenote van [eiser] is op [overlijdensdatum] 2017 overleden.
2.5.
Bij brief van 8 januari 2018 heeft het Philips Pensioenfonds [eiser] geïnformeerd dat hij, in verband met het overlijden van zijn ex-partner, met ingang van 1 december 2017 een bijzonder nabestaandenpensioen van € 41.634,51 bruto per jaar krijgt.
Bij brief van 18 april 2018 heeft het Philips Pensioenfonds [eiser] geïnformeerd dat hij vanaf 1 april 2018 jaarlijks € 41.726,- bruto aan bijzonder nabestaandenpensioen ontvangt wegens de verbeterde financiële situatie van het Philips Pensioenfonds en het besluit om de pensioenen gedeeltelijk te verhogen door indexatie.
2.6.
Als gevolg van het overlijden van de ex-echtgenote van [eiser] , is het verevend ouderdomspensioen waar zij recht op had, teruggevloeid naar [eiser] en weer toegevoegd aan zijn aanspraak op ouderdomspensioen. Ook het bijzonder nabestaandenpensioen dat voor mevrouw [ex-echtgenote eiser] was bedoeld, is weer teruggevloeid naar [eiser] als regulier nabestaandenpensioen.
2.7.
Begin 2018 was [eiser] in onderhandeling met zijn werkgever Philips over een mogelijke beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Naar aanleiding van een telefonisch verzoek om informatie heeft hij op 14 maart 2018 een brief van het Philips Pensioenfonds ontvangen.
2.8.
[eiser] is op [datum] 2018 met pensioen gegaan. Hij ontvangt vanaf deze datum een ouderdomspensioen van het Philips Pensioenfonds, naast het bijzonder nabestaandenpensioen dat door mevrouw [ex-echtgenote eiser] was opgebouwd.
[eiser] heeft bij zijn pensionering gekozen voor omzetting van het nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en toepassing van de hoog-laag variant. Bij brief van 16 augustus 2018 heeft het Philips Pensioenfonds aan [eiser] bericht dat hij van 1 september 2018 tot en met 30 juni 2024 een bedrag aan ouderdomspensioen van € 70.322,51 bruto per jaar ontvangt, en vanaf 1 juli 2024 zolang hij leeft een bedrag van € 52.741,88 bruto per jaar.
Bij brief van 1 oktober 2018 heeft het Philips Pensioenfonds aan [eiser] medegedeeld dat zijn definitieve pensioen is vastgesteld op € 70.378,18 bruto per jaar.
2.9.
Bij brief van 2 januari 2020 heeft het Philips Pensioenfonds [eiser] geïnformeerd dat het in verband met de vervroeging van zijn AOW-leeftijd door de overheid (van 1 juli 2024 naar 1 april 2024) heeft besloten om de einddatum van zijn overbruggings- of hoog-laagpensioen aan te passen aan zijn nieuwe AOW-leeftijd.
2.10.
Bij brief van 2 maart 2020 heeft het Philips Pensioenfonds aan [eiser] geschreven dat het een fout heeft gemaakt bij de vaststelling van de pensioenen die hij heeft ontvangen, waardoor hij teveel pensioen uitgekeerd heeft gekregen. Het Philips Pensioenfonds schrijft in deze brief:“Op 1 januari 2016 is onze pensioenadministratie bij een andere uitvoeringsorganisatie ondergebracht. Bij deze overgang zijn door een onjuiste interpretatie van gegevens bepaalde aanspraken niet juist in de nieuwe administratie opgenomen. Het gaat hierbij om het deel van het pensioen dat uit kapitaal is verkregen als gevolg van uw echtscheiding van mevrouw [ex-echtgenote eiser] in 2015. Omdat zowel u als mevrouw [ex-echtgenote eiser] deelnemer bent geweest van ons Fonds en u in het verleden beiden een kapitaal bij ons Fonds heeft opgebouwd, zijn zowel het ouderdomspensioen als het bijzonder nabestaandenpensioen te hoog vastgesteld.
(…) Ons beleid is dat een onjuiste pensioenuitkering wordt gecorrigeerd voor de toekomst en dat door een pensioengerechtigde teveel ontvangen pensioen moet worden terugbetaald. In beginsel hebben wij een terugbetalingsbeleid met een maximale terugbetalingsperiode van 3 jaar. In uw geval gaat het om een hoog bedrag. Daarom zullen wij een terugbetalingsperiode aanhouden van 10 jaar.
(…)
De echtscheiding tussen u en uw voormalige echtgenote had zowel voor u als voor mevrouw [ex-echtgenote eiser] gevolgen voor het pensioen. Het nabestaandenpensioen dat mevrouw [ex-echtgenote eiser] had opgebouwd is door de echtscheiding omgezet in een bijzonder nabestaandenpensioen voor u. Ook een deel van het door haar opgebouwde kapitaal is hierbij in 2015 omgezet in een bijzonder nabestaandenpensioen voor u. Doordat dit deel van het pensioen bij de overgang naar een andere administrateur op 1 januari 2016 dubbel is opgenomen in de administratie, is het bijzonder nabestaandenpensioen bij het overlijden van mevrouw [ex-echtgenote eiser] te hoog vastgesteld.
Als gevolg van de echtscheiding is op grond van de "Wet verevening pensioenrechten bij scheiding" ook een deel van uw ouderdomspensioen verdeeld tussen u en mevrouw [ex-echtgenote eiser] . Dit wordt het verevenen van ouderdomspensioen genoemd. Een deel van uw ouderdomspensioen zou daardoor vanaf uw pensionering ook worden uitgekeerd aan mevrouw [ex-echtgenote eiser] . Om dit verevend pensioen te kunnen vaststellen is ook een deel van het door u opgebouwde kapitaal omgezet in een verevend ouderdomspensioen voor mevrouw [ex-echtgenote eiser] . Dit verevend ouderdomspensioen is ook dubbel meegenomen bij de overgang naar onze administrateur op 1 januari 2016. Het verevend ouderdomspensioen was dus te hoog in de administratie.
Als gevolg van het overlijden van mevrouw [ex-echtgenote eiser] is het deel van het pensioen dat zou worden uitgekeerd aan mevrouw [ex-echtgenote eiser] weer teruggevloeid naar u. Dit betekent dat het te hoge verevende ouderdomspensioen weer is toegevoegd aan uw ouderdomspensioen. Uw ouderdomspensioen is daardoor op het moment van uw pensionering te hoog vastgesteld.
Wij zijn voornemens uw pensioen met ingang van 1 april 2020 te corrigeren. (…)
(…) Over de periode tot en met maart 2020 heeft u dan te hoge uitkeringen ontvangen. In totaal komt dit neer op een bedrag van € 49.491,18 bruto en € 24.417,88 netto.
(…) Zoals hiervoor vermeld stellen wij voor de terugvordering een periode voor van 10 jaar. (…) Als wij het bedrag bruto zouden gaan terugvorderen, betaalt u netto uiteindelijk meer terug dan u de afgelopen jaren onterecht netto teveel ontvangen heeft. Dat vinden wij uiteraard niet gepast. Daarom vorderen wij het netto teveel uitgekeerde pensioen terug. Dit wordt vervolgens omgezet in een inhouding op het bruto pensioen op basis van de op het moment van inhouding geldende belastingtarieven.
(…) Wij brengen geen rente bij u in rekening wegens de uitgestelde terugbetaling.”
2.11.Bij brief van 27 augustus 2020 heeft het Philips Pensioenfonds een nadere toelichting aan [eiser] verstrekt over de hoogte van zijn ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen. Bij brief van 1 oktober 2020 heeft het Philips Pensioenfonds toegelicht hoe de op 1 januari 2015 (toen [eiser] nog niet gescheiden was) opgebouwde pensioenaanspraken zijn berekend.
2.12.
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft het Philips Pensioenfonds de nieuwe geïndexeerde bedragen waar [eiser] per 1 november 2020 recht op heeft, aan hem gecommuniceerd.
2.13.
Met ingang van 1 november 2020 heeft het Philips Pensioenfonds de pensioenuitkeringen aan [eiser] gecorrigeerd conform de door haar berekende nieuwe aanspraken. De aangekondigde terugvordering van de teveel ontvangen pensioenuitkeringen heeft nog niet plaatsgevonden.
2.14.
Bij brief van 30 november 2020 is namens [eiser] een klacht ingediend tegen de correcties van zijn ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen en de terugvordering van teveel betaalde pensioenuitkeringen. [eiser] trekt in deze brief de berekende bedragen in twijfel en beroept zich op door het Philips Pensioenfonds opgewekt vertrouwen dat de genoemde pensioenbedragen juist zouden zijn, zodat hij op basis daarvan beslissingen met financiële gevolgen voor de toekomst heeft genomen.
2.15.
Bij brief van 12 januari 2021 heeft het Philips Pensioenfonds de klacht van [eiser] afgewezen. Het Philips Pensioenfonds schrijft dat de verlaging van de pensioenen per
1 november 2020 wordt gehandhaafd, dat het teveel uitgekeerde bijzonder nabestaanden-pensioen zal worden teruggevorderd en dat [eiser] het teveel uitgekeerde ouderdoms-pensioen moet terugbetalen tenzij hij kan aantonen dat er sprake is van feiten en omstandigheden die aanleiding zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
De pensioenuitkeringen met ingang van 1 november 2020 zijn als volgt gecorrigeerd: bijzonder nabestaandenpensioen € 35.485,- bruto per jaar, tot 1 april 2024 een bedrag aan ouderdomspensioen van € 65.790,- bruto per jaar en vanaf 1 april 2024 zolang hij leeft aan ouderdomspensioen een bedrag van € 49.343,- bruto per jaar. Het terug te vorderen bedrag is door het Philips Pensioenfonds gecorrigeerd van € 49.491,18 bruto naar € 32.737,- bruto.
2.16.
Bij e-mailbericht van 5 mei 2021 heeft [eiser] gereageerd op de brief van 12 januari 2021. Namens [eiser] is aangegeven dat hij vooralsnog geen financiële gegevens over de afgelopen jaren zal aanleveren. Voorts heeft [eiser] aangegeven dat hij in het kader van een minnelijke regeling bereid is in te stemmen met de reeds doorgevoerde verlaging voor de uitkering voor de toekomst en daarbij 25% van het teruggevorderde bedrag te betalen.
2.17.
Bij e-mailbericht van 8 juni 2021 heeft het Philips Pensioenfonds geschreven dat nu [eiser] heeft besloten om geen gebruik te maken van de mogelijkheid om bepaalde aanvullende informatie te verstrekken die aanleiding zou kunnen zijn voor eventuele matiging van de terugvordering, daarmee dus geen sprake kan zijn van eventuele matiging. Het volledige bedrag dient te worden terugbetaald, aldus het Philips Pensioenfonds.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- een verklaring voor recht dat de door het Philips Pensioenfonds doorgevoerde correcties van de pensioenuitkeringen van [eiser] vanaf 1 november 2020 komen te vervallen en dat [eiser] met terugwerkende kracht aanspraak heeft op betaling van een bijzonder nabestaandenpensioen van € 42.198,- bruto per jaar ingaande 1 december 2017 en een ouderdomspensioen van € 71.175,- bruto per jaar ingaande 1 september 2018;
- een verklaring voor recht dat de vordering van het Philips Pensioenfonds op [eiser] zijnde een bedrag van € 32.737,- bruto geheel komt te vervallen;
subsidiair:
het Philips Pensioenfonds te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 32.737,- bruto aan schadevergoeding aan [eiser] , dan wel te bepalen dat de vordering van het Philips Pensioenfonds op [eiser] met 75% dient te worden gematigd, althans met een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
zowel primair als subsidiair:
het Philips Pensioenfonds te veroordelen tot betaling van:
- de buitengerechtelijke kosten van € 1.102,-;
- de wettelijke rente over de bedragen die reeds door het Philips Pensioenfonds zijn verrekend met lopende pensioenuitkeringen van [eiser] ;
- de proceskosten;
- de nakosten.
3.2.
Aan de vorderingen legt [eiser] – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Het Philips Pensioenfonds heeft hem onjuiste mededelingen verstrekt over de hoogte van zijn ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen, op basis waarvan hij onomkeerbare beslissingen heeft genomen over zijn toekomst (te weten het vroegtijdig beëindigen van zijn dienstverband bij Philips en het gebruik maken van een dure financiële service op basis van het netto-inkomen waarover hij dacht te kunnen beschikken). Deze beslissingen zou hij niet hebben genomen als hij juist was geïnformeerd over de hoogte van zijn pensioenuitkering. Het Philips Pensioenfonds heeft hierdoor haar informatieplicht ingevolge artikel 48 Pensioenwet geschonden. [eiser] doet een beroep op het door het Philips Pensioenfonds bij hem opgewekte vertrouwen, op grond waarvan hij de beslissingen heeft genomen. Door het onrechtmatig handelen van het Philips Pensioenfonds heeft hij pensioenschade geleden van € 32.737,- bruto. Aangezien de pensioenberekening ook volgens het Philips Pensioenfonds uitermate complex is en het Philips Pensioenfonds erkend heeft dat [eiser] de fout in de berekening van het ouderdomspensioen niet had behoeven te ontdekken, kan hem niet worden verweten dat hij had moeten onderkennen dat hij meer nabestaandenpensioen kreeg, dan waarop hij recht had. [eiser] vindt het volstrekt onredelijk dat de geleden pensioenschade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening moet komen. Hij heeft in 2021 voorgesteld om akkoord te gaan met verlagingen van zijn pensioen voor de toekomst en 25% van de terugvordering van het Philips Pensioenfonds te voldoen. Dit voorstel is zonder enige (relevante) toelichting door het Philips Pensioenfonds afgewezen.
3.3.
Het Philips Pensioenfonds voert verweer. Het Philips Pensioenfonds concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] een te hoge pensioenuitkering heeft ontvangen. Aanvankelijk heeft [eiser] de hoogte van het door hem teveel ontvangen bedrag betwist. Het Philips Pensioenfonds heeft een nieuwe berekening gemaakt en het bedrag terzake teveel ontvangen pensioenuitkeringen gecorrigeerd van € 49.491,18 bruto naar
€ 32.737,- bruto. [eiser] heeft de nieuwe berekening niet, althans onvoldoende, weersproken, zodat dit laatste bedrag in deze procedure vast is komen staan.
4.2.
Uitgangspunt is dat fouten in de toekenning of uitbetaling van pensioen worden gecorrigeerd. Dit volgt uit artikel 21 van het pensioenreglement en het terugvorderingsbeleid van het Philips Pensioenfonds (productie 1 bij conclusie van antwoord). Dit beleid komt de kantonrechter redelijk voor. Het Philips Pensioenfonds heeft haar beleid correct toegepast en vanaf 1 november 2020 het gecorrigeerde bedrag aan [eiser] uitbetaald. [eiser] heeft op zitting erkend dat dit in lijn met het pensioenreglement is, en hij heeft geen argumenten aangevoerd waarom corrigeren naar de toekomst onredelijk zou zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft het Philips Pensioenfonds de pensioenuitkeringen naar de toekomst dan ook op goede gronden gecorrigeerd.
4.3.
Als gevolg van het corrigeren van de pensioenuitkering per 1 november 2020, loopt het onverschuldigd betaalde bedrag niet verder op. Tussen partijen is in geschil of het Philips Pensioenfonds gerechtigd is om de pensioenuitkering ook over het verleden te corrigeren en in het verlengde daarvan de teveel betaalde bedragen terug te vorderen van [eiser] .
4.4.
Op grond van het pensioenreglement en het terugvorderingsbeleid is het Philips Pensioenfonds in beginsel gerechtigd de pensioenuitkeringen over het verleden te corrigeren en het te veel uitgekeerde bedrag terug te vorderen. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat het onredelijk is om het teveel betaalde (volledig) terug te vorderen. Het Philips Pensioenfonds heeft dit uitgewerkt in haar terugvorderingsbeleid. Daarin is onder meer opgenomen dat als de onjuiste betaling niet aan de pensioengerechtigde te wijten is, maar de pensioengerechtigde wist of had kunnen weten dat er te veel werd betaald, er dan altijd wordt teruggevorderd. Indien de onjuiste betaling niet aan de pensioengerechtigde te wijten is, en de pensioengerechtigde ook niet had kunnen weten dat er te veel pensioen werd betaald, dan wordt er in beginsel ook teruggevorderd, tenzij er bijkomende omstandigheden zijn die aanleiding zijn van terugvordering af te zien.
4.5.
Het Philips Pensioenfonds erkent dat de pensioensituatie van [eiser] uitermate complex is. De kantonrechter is van oordeel dat als gevolg van diverse wijzigingen in de pensioenregelingen en de persoonlijke situatie van [eiser] (zijn scheiding, de verevening, het overlijden van zijn ex-partner), aangenomen kan worden dat de situatie dermate complex is, dat één en ander voor een leek op pensioengebied niet meer te volgen is. Ten aanzien van het ouderdomspensioen geldt daarom dat ervan mag worden uitgegaan dat [eiser] niet had kunnen weten dat er door het Philips Pensioenfonds te veel pensioen werd betaald.
Dat is anders ten aanzien van het nabestaandenpensioen. Na de echtscheiding en verevening is duidelijk aan [eiser] gecommuniceerd dat het bijzonder nabestaandenpensioen
€ 34.788,40 bruto per jaar zou bedragen. Later is het bedrag van € 41.634,51 gecommuniceerd en betaald, zonder enige toelichting of verklaring waarom het bedrag ineens zo’n 20% hoger zou zijn. Het verschil is dusdanig groot, dat van [eiser] verwacht had mogen worden dat hij hier opheldering over had gevraagd of dat hij zich er op een andere wijze van zou hebben vergewist dat er geen fout was gemaakt. Het Philips Pensioenfonds heeft in dit verband nog aangevoerd dat [eiser] wist of behoorde te weten dat het laatst gecommuniceerde bedrag niet kon kloppen, omdat er vanwege de scheiding geen verdere opbouw van dit pensioen kon plaatsvinden.
Daar staat echter tegenover dat [eiser] voor het nemen van de beslissing om vervroegd met pensioen te gaan, informatie c.q. een berekening heeft opgevraagd bij het Philips Pensioenfonds. Destijds is het ook het Philips Pensioenfonds niet opgevallen dat de berekende bedragen niet konden kloppen. Maar zelfs als dat aanleiding zou zijn om ook ten aanzien van het nabestaandenpensioen te oordelen dat [eiser] niet had kunnen weten dat er te veel werd betaald, dan geldt nog steeds dat er, net als voor het ouderdomspensioen, sprake moet zijn van bijkomende omstandigheden die voor het Philips Pensioenfonds aanleiding hadden behoren te zijn om van gehele of gedeeltelijke terugvordering af te zien.
4.6.
In haar terugvorderingsbeleid heeft het Philips Pensioenfonds enkele omstandigheden beschreven, die aanleiding kunnen zijn geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] onvoldoende argumenten aangevoerd, die maken dat het Philips Pensioenfonds in zijn geval gehouden zou zijn over te gaan tot matiging van de terugvordering.
Weliswaar heeft het Philips Pensioenfonds herhaaldelijk onjuiste bedragen aan [eiser] gecommuniceerd maar [eiser] heeft nooit vragen gesteld over die bedragen, terwijl dat ten aanzien van het bijzonder nabestaandenpensioen wel van hem verwacht had mogen worden. Het Philips Pensioenfonds heeft toegelicht dat het bij de beslissing om eventueel af te zien van terugvordering, ook kijkt naar de totale vermogenssituatie en de impact die de terugvordering heeft voor de betrokkene. Dit komt de kantonrechter niet onredelijk voor, omdat de gelden waarover het Philips Pensioenfonds beschikt collectieve middelen zijn. Mede gelet op het collectieve karakter van de middelen, vindt de kantonrechter het ook begrijpelijk dat het Philips Pensioenfonds geen precedent wil scheppen. Afgezet tegen het pensioen dat [eiser] overhoudt en de hem gegunde terugbetalingstermijn, is de inhouding een in omvang beperkt bedrag. [eiser] heeft niet gesteld dat hij door de terugvordering in financiële problemen komt. Hij heeft over de impact enkel in algemene zin iets gezegd. Zijn spaarpotje wordt minder. Hij heeft een aflossingsvrije hypotheek en had het geld willen gebruiken om af te lossen, maar dat heeft hij niet gedaan. De dure financiële service, waarover hij in de dagvaarding sprak, heeft hij inmiddels stopgezet. Verder heeft hij gesteld, dat als hij geweten had dat hij een lagere uitkering zou krijgen, hij de beslissing om zijn dienstverband voortijdig te beëindigen, niet had genomen. Dit laatste is bij een blote stelling gebleven, terwijl van hem verwacht had mogen worden dat hij dat nader had geconcretiseerd of toegelicht. Dit geldt zeker als in aanmerking wordt genomen dat [eiser] met Philips in conflict was geraakt en in onderhandeling was over een vaststellings-overeenkomst. Van een volledig vrije keuze om de arbeidsrelatie voort te zetten of te beëindigen, is in een dergelijke situatie doorgaans geen sprake. [eiser] heeft bovendien geen inzicht gegeven in zijn vermogenspositie. Hij heeft zijn financiële situatie en/of zijn uitgaven niet geconcretiseerd, ook niet nadat hij daartoe nadrukkelijk in de gelegenheid is gesteld door het Philips Pensioenfonds. Bij haar beoordeling over de terugvorderings-beslissing heeft de kantonrechter ook betrokken dat het Philips Pensioenfonds zich coulant heeft opgesteld door de terugbetaling te spreiden over tien jaar in plaats van over de gebruikelijke drie jaar, een nettobedrag terug te vorderen en geen rente te berekenen over het terug te betalen bedrag. In het licht bezien van alles dat hiervoor is geschreven, heeft [eiser] onvoldoende overtuigend gemotiveerd dat het onredelijk is om het onverschuldigd aan hem betaalde bedrag terug te vorderen. Weliswaar zal [eiser] de komende tien jaar maandelijks over wat minder geld kunnen beschikken, maar daartegenover staat dat hij voordien maandelijks meer heeft ontvangen dan waarop hij recht had.
4.7.
Conclusie is dat [eiser] de onverschuldigd aan hem betaalde bedragen terug zal moeten betalen. De primaire gevorderde verklaringen worden daarom afgewezen en de nevenvorderingen delen dat lot.
4.8.
Uit de beoordeling van de primaire vordering vloeit voort dat er geen sprake is van schade uit onrechtmatig handelen. Daar komt bij dat de schade door [eiser] nauwelijks is onderbouwd. Dat betekent dat ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen.
4.9.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van het Philips Pensioenfonds worden tot dit vonnis vastgesteld op € 1.058,- voor het salaris van de gemachtigde (2 punten x € 529,-).
4.10.
[eiser] zal worden veroordeeld in de nakosten op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van het Philips Pensioenfonds tot dit vonnis vastgesteld op € 1.058,-;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.