U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

schenking, bestemming voor het geschonken bedrag, herroepingbevoegdheid, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

zaaknummer / rolnummer: C/01/362253 / HA ZA 20-573

Vonnis van 20 april 2022

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] , eiseres,

advocaat mr. A.P. van Knippenbergh te Best, tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

pro sé alsmede in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van: a- [A],

wonende te [woonplaats] ,

[B] ,

wonende te [woonplaats] ,

c- [C],

wonende te [woonplaats] , gedaagden,

advocaat mr. V.H. Jurgens te Eindhoven.

Partijen zullen hierna “de moeder“ en “de echtgenote c.s.” genoemd worden. Gedaagden

zullen afzonderlijk worden aangeduid als “de echtgenote” en “de kinderen”.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 24 februari 2021;

de akte overlegging productie van 8 februari 2022 van de moeder;

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 februari 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tussen de moeder en haar zoon de heer [D] is op 18 oktober 2014 een schenkingsovereenkomst tot stand gekomen. De moeder is degene die geschonken

heeft. Deze schenkingsovereenkomst is schriftelijk vastgelegd in een onderhandse akte d.d. 18 oktober 2014.

2.2.

In deze schenkingsovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:

“(…)

Hoofdstuk 2. Schenkingsovereenkomst.

De schenker en de begiftigde sluiten hierbij een overeenkomst van schenking. Ter uitvoering van deze overeenkomst schenkt schenker ten laste van haar vermogen een bedrag groot € 100.000,00 (zegge honderdduizend euro). De begiftigde verklaart hierbij deze schenking aan te nemen.

Hoofdstuk 3. Bepalingen schenkingsovereenkomst.

De schenkingsovereenkomst is aangegaan onder de volgende bepalingen:

Ontbindende voorwaarde.

De schenking wordt gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover de begiftigde het geschonkene niet in het jaar van de schenking of de twee daaropvolgende jaren heeft aangewend voor verbetering of onderhoud van zijn eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 .

Uitsluitingsclausule.

Het geschonkene, met inbegrip van de opbrengsten daarvan (…) zal niet vallen in enige huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap die ontstaat of is ontstaan als gevolg van een huwelijk (…). Een en ander zal ook niet mogen worden betrokken in enig verrekenbeding tussen echtgenoten, (…).

Als het huwelijk (…) door het overlijden van de begiftigde eindigt, vindt een verrekening plaats alsof er geen uitsluitingsclausule is gemaakt, maar alleen als op het tijdstip van dat overlijden aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

(…)

Herroeping van de schenking.

De schenker behoudt zich het recht voor om de schenking te herroepen. Dit recht eindigt bij overlijden van de schenker en bij faillissement van de schenker.

(…)”

2.3.

Aan de in de geldleenovereenkomst opgenomen voorwaarde dat het geschonkene in het jaar van de schenking of in de twee daaropvolgende jaren moet zijn aangewend voor verbetering of onderhoud van de eigen woning is voldaan.

2.4.

De heer [D] (hierna te noemen de erflater) is overleden op 26 februari 2016. Hij was gehuwd met de echtgenote en zij hadden samen drie kinderen, voor wie de echtgenote in deze procedure als wettelijk vertegenwoordigster optreedt. De echtgenote en de drie kinderen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. De nalatenschap is vervolgens vereffend en verdeeld.

2.5.

Bij aangetekende brief van 27 november 2019 heeft de moeder aan de echtgenote medegedeeld dat zij gebruik maakt van het in de schenkingsovereenkomst opgenomen herroepingsrecht en heeft zij verzocht en gesommeerd om binnen 10 dagen na die brief tot terugbetaling van het bedrag van de schenking ad € 100.000,00 over te gaan. Voorts heeft zij, voor het geval niet tijdig wordt terugbetaald, aanspraak gemaakt op rente, incassokosten en proceskosten.

2.6.

De echtgenote c.s. heeft de schenking niet terugbetaald.

3 Het geschil

3.1.

De moeder vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de hoofdelijke veroordeling, zodat als de één betaalt de ander in zoverre zal zijn gekweten, van de echtgenote c.s. tot betaling van € 103.464,41 (hoofdsom, rente tot en met 31 juli 2020 en incassokosten) te vermeerderen met rente vanaf 1 augustus 2020 en kosten.

3.2.

De echtgenote c.s. voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat de erflater van zijn moeder op 18 oktober 2014 een bedrag van € 100.000,00 geschonken heeft gekregen, onder de voorwaarde dit bedrag binnen een bepaalde termijn te besteden aan de verbetering of het onderhoud van zijn eigen woning. Evenmin is in geschil dat de erflater binnen de gestelde termijn aan deze voorwaarde heeft voldaan.

4.2.

Tussen partijen is wel in geschil of de moeder dit geschonken bedrag nog kan terugvorderen, nu erflater nadat aan hem was geschonken, maar voordat aanspraak op terugbetaling was gedaan, is overleden.

4.3.

Namens de moeder wordt, ter onderbouwing van haar standpunten verwezen naar de notitie van [E] (als bijlage A bij de akte overlegging productie van 8 februari 2022 overgelegd).

4.4.

De echtgenote stelt zich, mede namens haar kinderen, op het standpunt dat terugvordering niet mogelijk is. Zij heeft haar standpunt als volgt onderbouwd:

Primair: de schenking is vanwege het overlijden van de erflater niet (langer) te herroepen: 1- Hoewel in de schenkingsovereenkomst een mogelijkheid tot herroeping van de

schenking is opgenomen, betreft dit een wilsrecht met een nadrukkelijk persoonlijk karakter, welk recht eindigt bij het overlijden van de begiftigde. Dit is alleen anders, zo stelt de echtgenote, als uitdrukkelijk is overeengekomen dat de bevoegdheid tot herroeping ook na het overlijden van de erflater kan worden uitgeoefend.

2- Omdat in de akte niet nadrukkelijk staat dat ook na het overlijden van de erflater een bevoegdheid tot herroeping zou bestaan, moet worden aangenomen dat een dergelijk beding niet door de erflater is aanvaard. De echtgenote wijst er op dat in de schenkingsovereenkomst een uitsluitingsbeding is opgenomen waarin de rechtsgevolgen zijn opgenomen in het geval van het overlijden van de erflater.

3- Het herroepingsrecht eindigt bij het overlijden van de schenker. Het kan niet anders dan dat partijen bij de schenkingsovereenkomst zijn uitgegaan van een natuurlijke volgorde van overlijden. Die situatie heeft zich niet voorgedaan aangezien de erflater eerder dan zijn moeder is overleden. Ook hieruit blijkt de kennelijke bedoeling van partijen dat het herroepingsrecht bij overlijden zou eindigen.

4- In de schenkingsovereenkomst hebben partijen een uitsluitingsbeding opgenomen dat ertoe strekte te voorkomen dat het geschonken bedrag in een eventuele huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap zou vallen. Dit uitsluitingsbeding bleef buiten werking als het huwelijk van de erflater en de echtgenote zou eindigen door overlijden. Dit is ook van toepassing bij de vraag of het herroepingsrecht na overlijden van de erflater kan worden ingeroepen.

5- De nalatenschap van de erflater is inmiddels conform zijn testament afgewikkeld en verdeeld. Uiteindelijk is 1/100e aan de echtgenote toegekend en aan de drie kinderen ieder 33/100e gedeelte. De akte van verdeling is op 28 februari 2018 door de echtgenote als executeur getekend. Nu de moeder heeft nagelaten vóór afronding van de vereffening en de verdeling een beroep te doen op het herroepingsbeding is haar herroepingsrecht teniet gegaan. De gemeenschap van nalatenschap is hierdoor beëindigd. Het inroepen van het herroepingsrecht nadat de nalatenschap is vereffend en verdeeld is niet mogelijk.

Subsidiair: de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid brengen met zich mee dat de vordering van de moeder dient te worden afgewezen.

6- Er is duidelijk sprake van willekeur bij het inroepen van het herroepingsrecht in de akte van schenking. Het beroep op het herroepingsbeding is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en kan ook om die reden niet aan de echtgenote c.s. worden tegengeworpen.

7- De echtgenote voert aan dat het geschonken geld , conform de in de schenkingsovereenkomst opgenomen voorwaarde, is gebruikt voor de betaling van een zeer ingrijpende verbouwing van de woning, welke woning na het overlijden van de erflater is verkocht met een forse restschuld. In ieder geval is het geschonken bedrag vanwege het verplicht aanwenden daarvan voor een verbouwing niet meer in liquide vorm aanwezig.

8- Tijdens de afwikkeling van de nalatenschap van erflater is er regelmatig contact geweest tussen de adviseurs van de echtgenote met de moeder over deze afwikkeling. De moeder heeft bij die gelegenheid nooit een mogelijke herroeping van de schenking ter sprake gebracht.

4.5.

De rechtbank overweegt als volgt. Voorop wordt gesteld, onder verwijzing naar het bepaalde in het tweede lid van artikel 7:177 BW , dat een herroepingsclausule in een schenkingsovereenkomst in beginsel mogelijk is. De bevoegdheid om te herroepen is een wilsrecht: de bevoegdheid om eenzijdig wijziging te brengen in een bepaalde rechtstoestand.

4.6.

De door de echtgenote c.s. primair onder 1 tot en met 4 weergegeven standpunten zien op uitleg van de schenkingsovereenkomst.

De vraag, hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers volgens vaste jurisprudentie aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635).

4.7.

De rechtbank volgt niet het standpunt van de echtgenote dat het ontvangen van een schenking en het accepteren van een herroepingsrecht een dusdanig persoonlijk karakter heeft dat de moeder hiervan na het overlijden van haar zoon, de erflater, geen gebruik meer van mocht maken. De echtgenote en de kinderen van de erflater zijn rechtsopvolgers onder algemene titel van de erflater. Zij zijn dan ook in alle rechten en plichten van de erflater getreden, waaronder de rechten en plichten voortvloeiende uit de schenkingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat de echtgenote en/of de kinderen van de erflater in absolute zin niet in staat zouden zijn om aan het herroepingsrecht te voldoen. Het gaat hier immers om betaling van een geldsom en niet om een persoonlijke prestatie die niet door anderen uitgevoerd kan worden zoals bijvoorbeeld het geven van een concert als gerenommeerd violist, het verrichten van kunsten aan de trapeze in een circus of het bouwen van een speciale kast als gespecialiseerd timmerman.

4.8.

Voorts stelt de rechtbank vast dat in de schenkingsakte duidelijk staat vermeld dat de schenking herroepbaar is. Gelet op de omstandigheid dat in de akte wél staat dat die bevoegdheid tot herroeping eindigt bij overlijden van de moeder (degene die schenkt), kan de conclusie worden getrokken dat de moeder en erflater wel hebben nagedacht over situaties waarin geen beroep meer zou kunnen worden gedaan op het herroepingsrecht. Omstandigheden op grond waarvan de erflater had mogen verwachten dat er evenmin herroepen kon worden na zijn overlijden zijn gesteld noch gebleken. De enkele stelling dat een echtgenoot/vader dat nooit voor zijn echtgenote/kinderen zou hebben gewild is daarvoor niet voldoende.

En hoewel het ten tijde van het opmaken van de schenkingsovereenkomst inderdaad waarschijnlijker was dat de moeder eerder dan haar zoon, de erflater, zou overlijden, is het voor-overlijden van de erflater (die op het moment van het opmaken van de schenkingsovereenkomst 46 jaar oud was) niet een zo uitzonderlijke gebeurtenis dat partijen dat in het geheel niet hadden hoeven te verwachten. Integendeel, in de schenkingsovereenkomst is onder het kopje “uitsluitingsclausule” ingegaan op de mogelijkheid van het eindigen van het huwelijk van de erflater door overlijden.

De stelling dat in het geval van het eindigen van het huwelijk door overlijden ook het herroepingsrecht niet meer kan worden ingeroepen, wordt niet gevolgd. In de schenkingsovereenkomst staat daar niets over vermeld onder het kopje “herroeping van de schenking”.

4.9.

Ook volgt de rechtbank niet de (primair onder 5 ingeroepen) stelling dat het herroepingsrecht van de moeder is tenietgegaan omdat zij niet vóór afronding van de vereffening en de verdeling een beroep heeft gedaan op haar herroepingsrecht.

Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 4:220 BW hebben schuldeisers van een nalatenschap (in dit geval de moeder), die pas na het verbindend worden van een uitdelingslijst opkomen (in geval van beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap, waarvan hier sprake is) alleen recht van verhaal op de alsdan nog onverkochte goederen en op het saldo der nalatenschap. Zij worden daaruit voldaan naar gelang zij zich aanmelden.

Dat de onverkochte goederen en het saldo van de nalatenschap op het moment van inroepen van het herroepingsrecht door de moeder onvoldoende was om de ontvangen schenking terug te betalen is onaannemelijk. De echtgenote heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er door de executeur een zogeheten ruimschootsverklaring is afgelegd. De nalatenschap was dus ruim voldoende om alle schulden van die nalatenschap te betalen,

zodat het oproepen van de schuldeisers en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege is kunnen blijven. Het herroepingsrecht van de moeder is dan ook niet op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 4:220 BW tenietgegaan.

4.10.

Uit hetgeen hiervoor overwogen is volgt dat het overlijden van de erflater op zichzelf er niet toe leidt dat de moeder geen gebruik meer zou kunnen maken van haar herroepingsrecht. Datzelfde geldt voor het moment waarop de moeder haar herroepingsrecht heeft ingeroepen, namelijk op 27 november 2019. Het primair aangevoerde verweer, en de verschillende onderdelen daarvan, slaagt dus niet.

4.11.

Subsidiair heeft de echtgenote aangevoerd dat het beroep op het herroepingsrecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij stelt dat er sprake was van willekeur bij het inroepen van het herroepingsrecht. Voorts stelt zij dat het geschonken geld een in de schenkingsovereenkomst opgenomen doel had, te weten het verbouwen/verbeteren van de woning. Dit heeft tot gevolg dat, nadat aan die voorwaarde was voldaan, het geld uitgegeven was en niet meer in liquide vorm aanwezig. Ten slotte verwijt de echtgenote de moeder dat zij, hoewel zij op de hoogte was van de afwikkeling van de nalatenschap, zij nooit kenbaar heeft gemaakt dat zij nog om terugbetaling van het geschonken bedrag zou gaan vragen.

4.12.

De moeder heeft het volgende aangevoerd. Het geld is aan de erflater geschonken nadat hij zijn moeder had gezegd dat hij het huis wilde laten verbouwen en had gevraagd of de moeder hem kon helpen. Erflater had financiële problemen, maar de moeder weet niet wat de aard van die problemen was. Er is niet over een belastingvoordeel gesproken. De moeder verklaart dat zij het herroepingsrecht heeft laten opnemen omdat zij zeggenschap wilde blijven houden over het geld omdat er allerlei problemen waren in de familie. Er was, zo verklaart de moeder, venijn tussen de kinderen en aangetrouwde kinderen onder elkaar. Zij heeft met de erflater niet besproken wat er zou gebeuren als zij het geld terug zou willen. Hij heeft ook niet gevraagd waarom zij dit herroepingsrecht wilde laten opnemen.

Ten tijde van het overlijden van de erflater was de relatie tussen de moeder en de echtgenote en de kleinkinderen goed.

De moeder heeft samen met haar, in 2008 overleden, echtgenoot (hierna de vader) het bedrijf opgebouwd. Het was de bedoeling dat de erflater het bedrijf zou overnemen. De andere twee kinderen van de moeder en de vader (hierna te noemen de broer en de zus) zaten ook in het bedrijf. Al snel na het overlijden van de vader was er ruzie tussen de kinderen. Aanvankelijk was de erflater buitenspel gezet. Hij is later teruggekeerd in het bedrijf, nadat de zus haar aandelen had verkocht. Het bedrijf had echter veel schade opgelopen. De erflater en zijn broer hebben toen allebei hun aandelen verkocht. De erflater, de broer en de zus hebben ieder ongeveer 7 miljoen euro ontvangen. Het bedrijfspand is nog in het bezit van de moeder. Zij heeft ook het vruchtgebruik op een vakantiewoning in Spanje en is eigenaar van een woning in Nederland, die inmiddels voor een bedrag van € 1,8 miljoen euro is verkocht. Van de opbrengst heeft de moeder een appartement gekocht.

Samen met de vader had de moeder nog een appartement in Spanje, dat door de moeder is verkocht voor ongeveer € 800.000,00. De moeder dacht dat er voor haar ook een pensioenvoorziening was getroffen, maar dat bleek niet het geval te zijn. Haar inkomsten uit verhuur van het bedrijfspand zijn ongeveer € 45.000,00 (zegge: vijfenveertigduizend euro) bruto per maand.

De reden voor de moeder om het geschonken bedrag terug te vorderen was, zo verklaart zij, dat er na het overlijden van de erflater ruzie is ontstaan. Dit was vooral tussen de

aangetrouwde kinderen, te weten de echtgenote, de man van de zus en de vrouw van de broer. Zij hadden onderling ruzie en ook met de moeder. Er zijn acht kleinkinderen, maar de moeder ziet die nooit.

Tegen het einde van de mondelinge behandeling zegt de moeder dat zij tegen de erflater heeft gezegd dat zij, in verband met alle ruzies, de macht over het geld wilde behouden. Dat vond de erflater prima, aldus de moeder.

4.13.

Door en namens de echtgenote is tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard:

Tussen de erflater en de echtgenote bestond gedeeltelijk een gemeenschap van goederen. Hierin viel de woning, de auto en de bankrekeningen. Het zakelijke deel (de onderneming) was alleen privé van de erflater. In het zakelijke deel van de nalatenschap van de erflater zat onder andere een winkelpand met appartementen erboven, bloot eigendom van een appartement in Spanje, aandelen in het bedrijf en een vordering op de ouders van de erflater in verband met een gedane schenking die nooit daadwerkelijk is betaald. De onderneming, die het privébezit was van de erflater, is na het overlijden van de erflater verkocht. Omdat er voldoende vermogen was, is er gekozen voor de verdeling van het vermogen van de erflater als volgt: 1/100e voor de echtgenote en 33/100e voor ieder van de drie kinderen. De kinderen hebben een vordering op hun moeder, de echtgenote, welke vorderingen pas opeisbaar zijn als de echtgenote komt te overlijden.

Nadat de echtgenote en de kinderen de nalatenschap van de erflater beneficiair hebben aanvaard, is in het kader van de vereffening een ruimschootsverklaring afgelegd. Er is dus geen vereffeningstraject met uitdelingslijst geweest.

De erflater heeft zich gehouden aan de voorwaarde die aan de schenking was verbonden, te weten het besteden van het geschonken bedrag aan een verbouwing of verbetering van de woning.

4.14.

De rechtbank overweegt als volgt.

Allereerst kan worden vastgesteld dat beide partijen vermogend zijn en dat de moeder het geschonken bedrag niet terugvordert omdat zij het geld nodig zou hebben om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien of om schulden af te kunnen betalen. Uit de stellingen van de echtgenote c.s. volgt ook niet dat zij en/of de kinderen niet in staat zijn om het geschonken bedrag terug te betalen. Financiële overwegingen spelen derhalve geen rol.

Niet in geschil is dat in de schenkingsovereenkomst een herroepingsrecht is opgenomen. Een dergelijke clausule is in beginsel geldig, tenzij gebruikmaking door de moeder van die clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat een schenking in beginsel eigendomsoverdracht om niet betreft. In de schenkingsovereenkomst is een voorwaarde opgenomen waar het geld aan besteed zou moeten worden, te weten aan het verbouwen of verbeteren van de woning. Aan deze voorwaarde is voldaan. Dat heeft tot gevolg dat het geschonken geld “in de stenen is gaan

zitten”, met andere woorden niet meer in liquide vorm beschikbaar is. Hoewel in de schenkingsovereenkomst duidelijk staat dat de moeder gebruik kan maken van een herroepingsrecht, is in de akte niet vermeld waarom een herroepingsrecht is opgenomen, in welke situatie en hoelang na de schenking dit recht kan worden ingeroepen. Dat betekent dat het onduidelijk is voor de ontvanger van de schenking, de erflater en na zijn overlijden de echtgenote c.s., of en wanneer er terugbetaald zou moeten worden. Uit de verklaringen van de moeder volgt dat de reden voor het inroepen van het herroepingsrecht was gelegen in een ruzie tussen, in ieder geval, de moeder enerzijds en de echtgenote anderzijds. De rechtbank

acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om een bevoegdheid tot herroepen van een schenking in te roepen om een familieruzie te beslechten, met name nu conform de voorwaarden in de schenkingsovereenkomst, het geschonken bedrag al is besteed en daarom niet meer liquide aanwezig is.

4.15.

De rechtbank zal de vordering van de moeder tot terugbetaling van het geschonken bedrag ad € 100.000,00 dan ook afwijzen. Nu de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen, zullen de nevenvorderingen (rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten) ook worden afgewezen.

4.16.

De rechtbank zal, gelet op de relatie tussen partijen, de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

wijst de vorderingen af,

5.2.

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigenkosten zal dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature