U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Beslissing mag niet worden gebaseerd op een rechtsfeit waarop door een partij geen beroep is gedaan. Verzoek ten aanzien van kinderalimentatie afgewezen.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer : C/01/360817 / FA RK 20-3398

Uitspraak : 4 mei 2021

Beschikking over wijziging hoofdverblijf, zorgregeling en kinderalimentatie

in de zaak van

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. R.J.S. Houtackers,

tegen

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. I. Ligtelijn-Huisman,

partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de vader en de moeder, samen te noemen: de ouders

,

over

[kind 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] : hierna te noemen: [kind 1] ;

[kind 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] : hierna te noemen: [kind 2] .

Verder is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de mondelinge behandeling uitgenodigd:

de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

locatie Eindhoven,

hierna te noemen: de raad.

De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:

het verzoekschrift (met bijlagen) van de vader, ontvangen ter griffie op 17 juli 2020;

het verweerschrift (met bijlagen) van de moeder, tevens houdende een zelfstandig verzoek, ontvangen ter griffie op 31 augustus 2020;

- de correspondentie, waaronder met name:

een formulier-F9 (met als bijlagen de geboorteakten van de kinderen en het BRP-uittreksel van de moeder) van mr. Houtackers, van 27 augustus 2020;

een brief van mevrouw [naam] (met als bijlage een brief van [kind 1] ) van

1 oktober 2020;

een formulier-F9 (met bijlagen) van mr. Ligtelijn-Huisman, van 16 maart 2021;

een brief van mr. Houtackers, van 19 maart 2021;

Op 1 april 2021 heeft de rechtbank partijen gehoord via een Skype -gesprek omdat als gevolg van het Covid-19-virus geen mondelinge behandeling in elkaars aanwezigheid op de rechtbank kon plaatsvinden. De rechtbank heeft gesproken met:

de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

mevrouw J. van Lent, namens de raad.

mevrouw mr. A.C.M. van Gool, piketmediator.

De griffier heeft [kind 1] en [kind 2] in de gelegenheid gesteld om hun mening omtrent het verzoek aan de rechter kenbaar te maken. [kind 1] en [kind 2] hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

De feiten

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van

16 februari 2007 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op

5 maart 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente].

Uit het huwelijk zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1] en [kind 2] . De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder. Feitelijk verblijft [kind 1] sinds februari 2020 bij vader.

Bij beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2016 is, onder meer en voor zover hier van belang, de beschikking van deze rechtbank van 30 november 2011 voor wat betreft de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd. De rechtbank stelt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast betreffende het contact tussen de man met [kind 1] en [kind 2] :

een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur,

elke woensdagmiddag (na school) tot 19.00 uur, waarbij dient te gelden dat als de kinderen op woensdag vrij zijn van school, het contact aanvangt om 9.00 uur;

vakanties:

o voorjaarsvakantie en herfstvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de gehele voorjaarsvakantie bij de man en de herfstvakantie bij de vrouw. In de oneven jaren verblijven de kinderen de gehele voorjaarsvakantie bij de vrouw en de herfstvakantie bij de man, waarbij de vrouw de kinderen naar de man zal brengen op vrijdag 18.00 uur en de man de kinderen zal terugbrengen op zondag 19.00 uur;

o kerstvakantie en meivakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de gehele eerste week van deze beide vakanties bij de man en de tweede week bij de vrouw, waarbij de vrouw de kinderen op vrijdag 19.00 uur naar de man zal brengen en de man de kinderen op zondag 19.00 uur terug zal brengen. In de oneven jaren zal de verdeling van de vakanties tussen partijen andersom plaatsvinden. Voor het jaar 2016 zijn partijen overeengekomen dat de kinderen de eerste week van de meivakantie bij de moeder verblijven.

o op Vaderdag verblijven de kinderen bij de man tot 19.00 uur, en op Moederdag verblijven de kinderen bij de vrouw;

o zomervakantie: in de even jaren verblijven de kinderen gedurende de bouwvakvakantie van de man drie weken bij hem, en de overige weken verblijven de kinderen bij de vrouw. In de oneven jaren verblijven de kinderen gedurende de eerste drie weken van de schoolvakantie bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw, waarbij de zomervakantie voor de man aanvangt op vrijdag 18.00 uur en het wisselmoment zal plaatsvinden op vrijdag 18.00 uur, zodat de kinderen het laatste weekend van de zomervakantie bij de vrouw zullen doorbrengen.

De kinderalimentatie is laatstelijk gewijzigd bij beschikking van deze rechtbank van

16 augustus 2016. Daarbij is, onder meer en voor zover hier van belang, de beschikking van deze rechtbank van 20 juli 2015 gewijzigd voor wat betreft de daarbij vastgestelde bijdrage, door de man te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen, aldus, dat deze bijdrage met ingang van 10 maart 2016 nader wordt bepaald op € 140,08 per kind per maand, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen betreft, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Rekening houdend met de wettelijke indexering bedraagt deze te betalen kinderalimentatie in 2021 € 156,32 per kind per maand.

[kind 1] verblijft op dit moment om het weekend en iedere dinsdag tot 19.00 uur bij de moeder.

De verzoeken en verweren

De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

het hoofdverblijf van [kind 1] bij de vader te bepalen;

vader vervangende toestemming te verlenen om [kind 1] op zijn adres in te schijven in de registers van het BRP van zijn woonplaats;

de kinderalimentatie, die vader op grond van de beschikking van 16 augustus 2016 voor [kind 1] en [kind 2] moet betalen van thans € 151,77 nader op nihil te bepalen met ingang van medio april 2020, althans in elk geval voor [kind 1] op nihil te bepalen en te bepalen dat ieder der ouders de eigen verblijfskosten draagt voor de beide kinderen en de verblijfsoverstijgende kosten voor ieder kind dat bij hem respectievelijk haar is ingeschreven, althans een zodanige alimentatie met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeend te behoren.

De moeder voert hiertegen op de gronden en op de wijze als in het verweerschrift omschreven verweer en verzoekt zelfstandig de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:

[kind 1] zijn hoofdverblijf bij de moeder zal houden en op haar adres in het BRP zal ingeschreven blijven;

de zorg- en contactregeling tussen [kind 1] en zijn ouders wordt gewijzigd in een week/weekregeling, waarbij het wisselmoment op zondagavond 21.00 uur zal zijn;

[kind 1] en [kind 2] gedurende de zomervakanties in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder zullen zijn en gedurende de tweede drie weken bij vader zullen zijn en in de oneven jaren andersom.

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij het belangrijk vindt dat [kind 1] het hoofdverblijf bij haar houdt. De moeder heeft altijd goed voor [kind 1] en [kind 2] gezorgd en zij vindt het belangrijk dat de kinderen samen blijven wonen. Daarnaast spelen bij de moeder ook financiële belangen een rol. De financiële tegemoetkomingen van de overheid die de moeder ontvangt in verband met het hoofdverblijf van [kind 1] bij de moeder, zijn voor de moeder, zo heeft zij gesteld, noodzakelijk om in de kosten van de kinderen te blijven voorzien.

De vader voert verweer en verzoekt te bepalen dat de moeder aan de vader de ontvangen kinderbijslag en het kindgebonden budget dat de moeder heeft ontvangen aan hem dient uit te betalen over en vanaf 1 februari 2020.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten (nader) toe te lichten. Daarnaast heeft de raad zijn advies gegeven over de zaak. Voor zover van belang zal hierop bij de beoordeling worden ingegaan.

De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.

Hoofdverblijf en contactregeling

Ontvankelijkheid

De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De rechter kan op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing of een door de ouders onderling gesloten overeenkomst wijzigen, omdat daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of omdat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:377 e BW ).

Tussen partijen is niet in geschil dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds partijen zijn overeengekomen dat [kind 1] en [kind 2] het hoofdverblijf bij de moeder hebben en sinds de rechtbank bij beschikking van 8 februari 2016 de huidige zorgregeling heeft bepaald. [kind 1] verblijft immers vanaf februari 2020 feitelijk bij de vader. Dit betekent dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoeken ten aanzien van het hoofdverblijf en de moeder ontvankelijk is in haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling zodat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.

Zorgelijke situatie

De rechtbank overweegt met betrekking tot het hoofdverblijf en de contactregeling als volgt. Naar aanleiding van wat over en weer tijdens de mondelinge behandeling door partijen naar voren is gebracht maakt de rechtbank zich, evenals de raad, grote zorgen over de situatie waarin [kind 1] en [kind 2] opgroeien. Uit de brieven van de kinderen maakt de rechtbank op dat er veel verdriet is bij [kind 1] en veel boosheid bij [kind 2] . De kinderen zitten door de aanhoudende strijd tussen de ouders al jarenlang ernstig klem. De ouders tonen onvoldoende inzicht wat deze situatie met de kinderen doet en lijken vooral bezig hun eigen belangen op de eerste plaats te zetten. Al enige tijd zijn gezins- en jongerencoaches van de gemeente [gemeente] en hulpverlening vanuit Jeugd Veilig Verder bij de ouders en de kinderen betrokken. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van ouders dat op dit moment door deze betrokkenen gezocht wordt naar welke hulpverlening voor de ouders passend is. De rechtbank acht het nodig dat de betrokkenheid van de gezins- en jongerencoach en Jeugd Veilig Verder voortduurt en dat zo spoedig mogelijk gekeken wordt naar welke verdere hulpverlening de ouders nodig hebben om de klempositie van de kinderen te verminderen.

Hoofdverblijf

De situatie is inmiddels zo dat [kind 1] beslist heeft vanaf februari 2020 bij vader te gaan wonen. Dit is niet een beslissing die een minderjarige zelf zou moeten nemen. Nu de ouders echter tot op heden niet in staat geweest zijn om in gezamenlijk overleg beslissingen te nemen waarbij de belangen van [kind 1] en [kind 2] op de eerste plaats staan, kan de situatie ontstaan waarin een minderjarige zelf beslissingen neemt om de klempositie waarin hij zich bevindt, te verminderen. Gelet op de voortdurende strijd tussen de ouders acht de rechtbank het nu niet in het belang van [kind 1] deze feitelijk ontstane situatie terug te draaien. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [kind 1] nu al meer dan een jaar bij vader woont, dat dit zijn uitdrukkelijk wens is, dat een contactregeling met moeder wordt nagekomen en dat het naar omstandigheden goed met hem gaat.

Het uitgangspunt is dat het kind zijn hoofdverblijf heeft bij de ouder die het grootste deel van de zorg voor het kind op zich neemt. De rechtbank is van oordeel dat, nu vaststaat dat [kind 1] al vanaf februari 2020 voor het grootste deel van de tijd bij vader verblijft, het in het belang van [kind 1] is dat zijn hoofdverblijf wordt gewijzigd. Daarmee sluit de juridische situatie aan bij de feitelijke situatie. De rechtbank zal het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [kind 1] bij hem te bepalen dan ook toewijzen. Het verzoek van de moeder om het hoofdverblijf bij haar te houden wordt afgewezen.

De vader heeft verder verzocht om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [kind 1] op zijn adres in het BRP. Omdat de rechtbank het hoofdverblijf van [kind 1] in deze beschikking bepaalt bij de vader, is de vader voor de inschrijving van [kind 1] in het BRP op zijn adres niet afhankelijk van medewerking van de moeder. Vervangende toestemming van de rechtbank is daarvoor niet nodig. De rechtbank zal dit verzoek van de vader daarom afwijzen.

Reguliere contactregeling

Ook ten aanzien van de contactregeling zal de rechtbank aansluiten bij de contactregeling die nu feitelijk wordt nagekomen, nu de rechtbank dit in de gegeven omstandigheden het meest in het belang van [kind 1] en [kind 2] acht. Gelet op de leeftijd van [kind 1] en [kind 2] zal de rechtbank de eindtijd wijzigen van 19:00 uur naar 21:00 uur. Dit betekent dat voor wat betreft [kind 1] de reguliere zorgregeling zal luiden dat [kind 1] om de week een weekend bij de moeder verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 21.00 uur, alsmede iedere dinsdag tot 21:00 uur. De moeder heeft geen verzoek gedaan ten aanzien van een wijziging van de zorgregeling voor [kind 2] . De rechtbank begrijpt echter tijdens de mondelinge behandeling dat partijen er geen bezwaar tegen hebben dat de eindtijd van 21:00 uur ook voor [kind 2] zal gelden op zondag- en woensdagavond. De rechtbank vertrouwt erop dat partijen dit dan ook zo zullen uitvoeren.

[kind 1] heeft aan de rechtbank duidelijk gemaakt dat hij een meer flexibelere regeling wenst, waarbij hij spontaan naar een van beide ouders kan gaan in afwijking van de geldende zorgregeling. Ook de raad vindt dit meer passen bij de leeftijd van [kind 1] en [kind 2] . De raad heeft ter zitting benadrukt dat de jongens inmiddels 16 jaar zijn en (in zekere zin) zelf bepalen hoe laat zij waar willen zijn. De ouders lijken dit niet te begrijpen, aldus de raad.

Hoewel de rechtbank de wens van [kind 1] begrijpt en ook passend vindt bij zijn leeftijd, acht de rechtbank dit in de gegeven omstandigheden niet haalbaar, vanwege de wijze waarop de ouders strijd voeren en het geringe inzicht dat ouders laten zien. De rechtbank acht de ouders op dit moment niet in staat met een flexibelere zorgregeling om te kunnen gaan. De rechtbank hoopt dat de ouders dit met ondersteuning van hulpverlening op termijn zullen gaan leren.

De rechtbank zal de reguliere zorgregeling wijzigen, zoals hierna onder ‘de beslissing’ vermeld staat. De door de moeder verzochte regeling, te weten een week/weekregeling, zal de rechtbank afwijzen, nu de rechtbank deze regeling niet in het belang van [kind 1] acht.

Vakantieregeling

Voor wat betreft de vakantieregeling verzoekt de moeder om de door de rechtbank eerder vastgestelde vakantieregeling voor wat betreft de zomervakantie te wijzigen, zodat er voor partijen duidelijkheid bestaat.

De vader bepleit dat er een vakantieregeling is vastgesteld en dat er geen reden is om deze regeling te wijzigen.

Bij beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2016 heeft de rechtbank een duidelijke regeling vastgesteld voor de zomervakantie. De moeder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond waarom deze regeling in de praktijk niet goed zou verlopen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om deze regeling te wijzigen. Het daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Kinderalimentatie

Op grond van artikel 1:401, eerste lid, BW kan een vastgestelde of overeengekomen bijdrage aan kinderalimentatie worden gewijzigd, indien deze nadien door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven.

Wijziging van omstandigheden

Zoals hiervoor is overwogen zal de rechtbank overgaan tot wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling, waardoor er sprake is van een wijziging van omstandigheden die rechtvaardigt dat er opnieuw gekeken wordt naar de te betalen kinderalimentatie.

Inhoudelijke beoordeling

De vader verzoekt om de kinderalimentatie op nihil te stellen, primair voor zowel [kind 1] als [kind 2] en subsidiair enkel voor wat betreft [kind 1] .

De rechtbank is van oordeel dat het aan de vader, als verzoeker, is om stellingen in te nemen over de behoefte van [kind 1] en [kind 2] , de draagkracht van beide ouders, de zorgkorting en tot welke te betalen kinderalimentatie dat moet leiden. De vader heeft daarover geen enkele stelling ingenomen in de processtukken en ook geen berekeningen overgelegd.

Het verzoek van vader om te bepalen dat beide ouders de eigen verblijfskosten dragen voor de kinderen en dat de ouder de verblijfsoverstijgende kosten draagt voor het kind dat bij hem/haar is ingeschreven, gaat er vanuit dat de ouders een gelijke draagkracht hebben. Of dit het geval is, is de rechtbank niet duidelijk omdat de vader geen stellingen heeft ingenomen over de draagkracht van de ouders.

Artikel 24 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) brengt (kort gezegd) met zich dat de rechter zijn beslissing niet mag baseren op een rechtsfeit waarop door een partij geen beroep is gedaan, terwijl dat ter onderbouwing van een vordering of verweer wel nodig is. Het staat de rechter niet vrij om zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd. Daardoor zou immers de wederpartij tekort worden gedaan in haar recht om zich hiertegen naar behoren te kunnen verdedigen.

Het volstaan met het toezenden van producties, is onvoldoende om hetgeen in die stukken aan stellingen en feiten is te vinden te beschouwen als aangevoerd in het desbetreffende geding. De partij die zulke stellingen en feiten wil inroepen, dient dit op een zodanige wijze te doen dat voor de rechter en de wederpartij duidelijk is op welke stellingen en feiten daaruit een beroep wordt gedaan.

De advocaat van vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat alsnog stellingen ingenomen kunnen worden, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank te laat en daarmee in strijd met de goede procesorde.

Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de vader niet voldaan heeft aan de op hem rustende stelplicht en onzorgvuldig heeft geprocedeerd, zodat de rechtbank het verzoek van de vader zal afwijzen.

De rechtbank merkt op dat een wijziging van het hoofdverblijf en een wijziging van de zorgregeling reden kan zijn om de alimentatie aan te passen. De rechtbank hoopt dat dat partijen met hun advocaten in onderling overleg tot nadere afspraken kunnen komen.

Kinderbijslag en kindgebonden budget

De vader verzoekt om de kinderbijslag en het kindgebonden budget dat de moeder heeft ontvangen aan hem uit te betalen vanaf 1 februari 2020. De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van dit verzoek de vader niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.

Het is niet duidelijk op welke grondslag de moeder deze kosten aan de vader moet betalen nu [kind 1] tot de datum van de beschikking formeel het hoofdverblijf bij de moeder had en de moeder nog steeds gehouden is de verblijfsoverstijgende kosten van [kind 1] te voldoen. Daarbij komt dat de vader ook niet in de processtukken heeft gesteld welk bedrag er door de moeder betaald moet worden. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.

Proceskosten

De gemaakte proceskosten zullen worden gecompenseerd.

Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank:

bepaalt het hoofdverblijf van [kind 1] bij de vader;

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 8 februari 2016, voor wat betreft de daarin opgenomen reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [kind 1] , en bepaalt het volgende:

[kind 1] verblijft iedere dinsdag (na school) tot 21.00 uur bij de moeder, waarbij geldt dat als [kind 1] vrij is van school het contact aanvangt om 9:00 uur;

[kind 1] verblijft om de week een weekend bij de moeder van vrijdag 18.00 uur tot zondag 21.00 uur.

verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af

compenseert de gemaakte proceskosten tussen partijen zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. S.P.A. Wensink-Vergunst, rechter, tevens kinderrechter,

en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 4 mei 2021.

Conc: W-VS(O

Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenboscha. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraakb. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature