U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding ontruiming vanwege onder meer aangetroffen drugs. Vordering buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst op grond van art. 7:231 lid 2 BW afgewezen. Belangenafweging in voordeel huurder. Overige gestelde tekortkomingen daarnaast onvoldoende aannemelijk voor wat betreft subsidiaire grondslag.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: 9345479 \ CV EXPL 21-3423

Vonnis in kort geding van 3 september 2021

in de zaak van:

Stichting Woonveste,

gevestigd in Drunen, gemeente Heusden,

eiseres,

gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers

tegen:

1 A.H.J. van Gelder-Schreuders,

2. M.J.T. Schreuders,

beiden werkzaam bij Schreuders & Schreuders Bewindvoering.

gevestigd en kantoorhoudende in Wijk en Aalburg,

in hun hoedanigheid van bewindvoerders over de goederen van de heer [rechthebbende] , wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats],

gedaagden,

procederend in persoon.

Partijen worden hierna genoemd “Woonveste”, “de bewindvoerders” en “ [rechthebbende] ”.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de zitting (de mondelinge behandeling) van 17 augustus 2021 en de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken.

1.2.

Tot slot is bepaald dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 2. De feiten

2.1.

Met ingang van 17 april 2020 heeft Woonveste aan [rechthebbende] de woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] verhuurd (hierna: de woning). De afspraken die zij hebben gemaakt zijn vastgelegd in een huurovereenkomst (productie 1 bij de dagvaarding). Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Woonveste van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).

2.2.

In de nacht van 11 op 12 mei 2021 is een vuurwerkbom afgegaan in/nabij de woning. Op 12 mei 2021 heeft de politie de woning doorzocht. In de bestuurlijke rapportage van de politie van dezelfde dag staat dat daarbij een tas met verdovende middelen is aangetroffen met de volgende inhoud (productie 10 bij de dagvaarding):

6.19 gram cocaïne in 7 gripzakjes;

0.56 gram cannabis in 1 gripzakje; en

40,7 gram cannabis vloeistof in een flesje.

2.3.

Bij besluit van 27 mei 2021 (hierna: het besluit) heeft de burgemeester van [plaats] (hierna: de burgemeester) de sluiting van de woning bevolen per 8 juli 2021 voor de duur van 3 maanden op grond van artikel 13b Opiumwet . De bewindvoerders hebben geen bezwaar gemaakt tegen het besluit, waarmee dat onherroepelijk is geworden.

2.4.

Bij brief van 1 juni 2021 heeft Woonveste aan [rechthebbende] bericht dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt per datum van de feitelijke sluiting naar aanleiding van de burgemeesterssluiting (productie 13 bij dagvaarding).

2.5.

De bewindvoerders hebben bij brief van 6 juli 2021 namens [rechthebbende] aan Woonveste kenbaar gemaakt dat de woning niet vrijwillig zal worden opgeleverd (productie 14 bij dagvaarding).

2.6.

De burgemeester is op 16 juli 2021 overgegaan tot sluiting van de woning. Vervolgens heeft Woonveste deze zaak aanhangig gemaakt.

3 De vordering en het verweer

3.1.

Woonveste vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

(i) de bewindvoerders te veroordelen om binnen 24 uur na afloop van de sluiting, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, de woning gelegen aan de [adres] ( [postcode] ) in [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet haar eigendom zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van haar te stellen;

(ii) de bewindvoerders te veroordelen om binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, aan haar te betalen een bedrag € 2.500,00 aan boete, een bedrag van € 950,00 aan uit onderhuur verkregen inkomsten en een bedrag van € 4.753,24 in verband met het herstel van de ingegooide ruiten, althans (een) door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag(en), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag tot de dag van volledige betaling; en

(iii) de bewindvoerders te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van haar gemachtigde.

3.2.

Woonveste legt hieraan, kort gezegd, het volgende ten grondslag. Primair heeft zij de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden in verband met de burgermeestersluiting. Op grond van artikel 7:224 BW is [rechthebbende] bij ontbinding verplicht om de woning weer ter beschikking van Woonveste te stellen. Omdat [rechthebbende] hiertoe niet vrijwillig overgaat, heeft Woonveste een titel tot ontruiming nodig.

3.3.

Subsidiair stelt Woonveste dat [rechthebbende] op diverse punten tekort geschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst, onder meer door het illegaal onderverhuren/in gebruik geven van de woning, het veroorzaken van overlast en het aanwezig hebben van drugs in de woning. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW , in samenhang met artikel 7:231 lid 1 BW, kan bij wijze van voorlopige voorziening de woning worden ontruimd. Het gaat namelijk om tekortkomingen die ieder voor zich, en ook tezamen, van voldoende gewicht zijn.

3.4.

Tevens is [rechthebbende] een (contractuele) boete van € 2.500,00 verschuldigd omdat hij in strijd met artikel 6.17 van de algemene voorwaarden de woning heeft onderverhuurd c.q. in gebruik heeft gegeven. Daarnaast vordert Woonveste afdracht van de uit onderhuur verkregen inkomsten van € 950,00 op grond van datzelfde artikel en artikel 6:104 BW. Ook de herstelkosten van de schade aan de ruiten ter hoogte van € 4.753,24 moet [rechthebbende] aan haar betalen (productie 15 bij dagvaarding).

3.5.

Woonveste stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Zij is eigenaar van de woning en bevoegd haar eigendom op te eisen van een ieder die de woning zonder recht onder zich houdt. Daarnaast moet Woonveste een snel en krachtig signaal kunnen afgeven dat zij geen drugs accepteert in haar woningen, gelet op het door haar gehanteerde zerotolerance beleid. Ook met betrekking tot de onderhuur, overlast en geldelijke vorderingen heeft zij een spoedeisend belang.

3.6.

De bewindvoerders hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Primair hebben zij als verweer gevoerd dat, gelet op de af te wegen belangen, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de huurovereenkomst te ontbinden. Behoud van de woning is van groot belang voor [rechthebbende] , gelet op zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek (en het ingeslagen hulptraject), en om het bewind goed te kunnen uitvoeren. Een ontruiming zou dit allemaal doorkruisen. Daarnaast wordt betwist dat verboden drugs zijn aangetroffen in de woning.

3.7.

Subsidiair betwisten de bewindvoerders de gestelde tekortkomingen. Volgens hen blijken deze tekortkomingen niet uit het dossier, althans heeft Woonveste deze onvoldoende onderbouwd. Daarnaast betwisten zij de verschuldigdheid en de omvang van de geldelijke vorderingen.

3.8.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling relevant, nader ingegaan worden.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de onder rechtsoverweging 3.5 genoemde stellingen van Woonveste, die niet door de bewindvoerders zijn betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter draagt een vordering tot ontruiming, gebaseerd op een buitengerechtelijke ontbinding op grond van artikel 7:231 lid 2 BW , in beginsel naar haar aard een spoedeisend karakter.

Ontruiming vanwege buitengerechtelijke ontbinding

4.2.

Woonveste vordert ontruiming van de woning bij wijze van voorlopige voorziening. De kantonrechter stelt voorop dat de ontruiming van een woning een zeer ingrijpende maatregel is, gelet op de mogelijk feitelijk onomkeerbare gevolgen daarvan. Het is daarom van belang om terughoudend om te gaan met de toewijzing van een dergelijke vordering als voorlopige voorziening. Om die reden is het in kort geding slechts verantwoord een dergelijke voorziening toe te wijzen wanneer zeer aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de huurovereenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is ontbonden, en (dus) dat de huurder geen recht of titel meer heeft om in het gehuurde te verblijven.

4.3.

Allereerst moet een voorlopig oordeel worden gegeven over de vraag of

Woonveste het recht had de huurovereenkomst met [rechthebbende] buitengerechtelijk te ontbinden in de zin van artikel 7:231 lid 2 BW .

4.4.

Op grond van artikel 7:231 lid 2 BW in samenhang gelezen met artikel 6:267 BW is een verhuurder bevoegd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden wanneer door gedragingen in het gehuurde in strijd met artikel 2 of 3 Opiumwet is gehandeld, en het gehuurde daarom op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten. Deze bevoegdheid vormt een uitzondering op de regel dat ontbinding van de huurovereenkomst slechts via de rechter kan plaatsvinden (lid 1 van 7:231 BW). Daarom mag deze bevoegdheid alleen worden toegepast, indien aan de eisen is voldaan die dat artikel stel t.

4.5.

Vast staat dat de burgemeester de woning heeft gesloten. Deze sluiting is gebaseerd op de vondst van drugs in de woning. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk, en heeft daardoor formele rechtskracht gekregen. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de inhoud van dit besluit. De kantonrechter neemt dus als vaststaand aan dat drugs zijn aangetroffen in de woning. Gelet hierop, heeft de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke regeling van artikel 7:231 lid 2 BW . Dat volgens de bewindvoerders [rechthebbende] geen wetenschap had van en geen enkele betrokkenheid had bij de aangetroffen drugs, maakt dit niet anders. Uit de tekst van voornoemd artikel “door gedragingen in het gehuurde” volgt namelijk dat de huurder te alle tijde verantwoordelijk is voor wat er gebeurt in zijn woning. Met andere woorden, de huurder hoeft zelf geen verwijt te kunnen worden gemaakt.

4.6.

Woonveste heeft dus op goede gronden geconcludeerd dat zij bevoegd is tot buitengerechtelijke ontbinding. Vervolgens komt de vraag aan de orde of Woonveste in de concrete omstandigheden van het geval in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Oftewel: de vraag of gebruikmaking van die bevoegdheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.

4.7.

Bij de beantwoording van die vraag is van groot belang dat [rechthebbende] als gevolg van de ontbinding de woning moet ontruimen. Ontruiming van een woning vormt een inmenging in het recht op respect voor de woning van een bewoner, welk recht beschermd wordt door artikel 8 EVRM . Een inbreuk op dat woonrecht moet een proportionele of evenredige maatregel vormen. Beoordeeld moet daarom worden of Woonveste met de ontbinding van de overeenkomst (met tot gevolg ontruiming van de woning) een proportionele maatregel nam. Daarbij moet de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking te nemen. Ook moet er een belangenafweging plaatsvinden tussen het belang van Woonveste bij het uitoefenen van haar bevoegdheid enerzijds, en het belang van [rechthebbende] bij behoud van zijn woning anderzijds.

4.8.

Woonveste heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden met het doel om drugsgerelateerde activiteiten in haar huurwoningen te bestrijden, waarbij onder meer precedentwerking voor andere huurders en het voorkomen van gevoelens van onveiligheid en onrust bij buurtbewoners belangrijke overwegingen hebben gevormd.

4.9.

Het is algemeen bekend dat drugsgerelateerde activiteiten in de omgeving waar dat gebeurt gevoelens van onrust en onveiligheid opleveren, waarmee de leefbaarheid en kwaliteit van de woonomgeving wordt aangetast. Als toegelaten instelling van sociale huurwoningen heeft Woonveste mede de zorg voor de leefbaarheid van de woonomgeving van haar (overige) huurders. Woonveste heeft dus in beginsel, zoals zij heeft gesteld, een zwaarwegend belang bij haar wens tegen die drugsactiviteiten op te treden en een zerotolerance beleid te hanteren.

4.10.

Daar staat tegenover het woonbelang van [rechthebbende] . De bewindvoerders hebben onweersproken aangevoerd dat het behoud van de woning van groot belang is voor de toekomst van [rechthebbende] en het behandeltraject waarmee hij inmiddels een start heeft gemaakt. Niet in geschil is dat [rechthebbende] kampt met psychiatrische- en verslavingsproblematiek en recent daarvoor intramuraal is behandeld. Dit behandelingstraject wordt momenteel op ambulante basis voortgezet. Daarnaast is niet gemotiveerd weersproken door Woonveste dat [rechthebbende] bij een toewijzend ontruimingsvonnis (uiteindelijk) aangewezen zal zijn op de daklozenopvang. Evenmin is weersproken door Woonveste dat het niet wenselijk is dat [rechthebbende] (uiteindelijk) op straat belandt, mede gelet op zijn behandeltraject.

4.11.

Bij het wegen van de belangen neemt de kantonrechter verder mee dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat alle aangetroffen drugs verboden drugs betreft op grond van de Opiumwet. Evenmin is voldoende aannemelijk geworden dat deze drugs werden gebruikt voor de handel in drugs, en daarmee de omgeving negatief hebben beïnvloed.

4.12.

Uit de bestuurlijke rapportage van de politie volgt dat 6.19 gram cocaïne, 0.56 gram cannabis, en 40,7 gram cannabis vloeistof is aangetroffen in de woning. Niet in geschil is dat de aangetroffen 0,56 gram cannabis slechts een gebruikershoeveelheid betreft. Ten aanzien van de aangetroffen cannabisolie of wietolie is door Woonveste – na gemotiveerde betwisting door de bewindvoerders – onvoldoende onderbouwd dat dit een verboden middel is op grond van de Opiumwet. Door de bewindvoerders is aangevoerd dat cannabis- of wietolie voor medicinale doeleinden wordt gebruikt. Daarnaast betreft de aangetroffen cocaïne weliswaar een handelshoeveelheid, maar Woonveste heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die er op wijzen dat er vanuit de woning daadwerkelijk werd gedeald. Integendeel, Woonveste heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling aangeven dat zij geen signalen had ontvangen van drugsgerelateerde handel of -overlast.

4.13.

Dat het afgaan van de vuurwerkbom heeft geleid tot gevoelens van onrust en onveiligheid onder de buurtbewoners, zoals door Woonveste gesteld, is weliswaar voorstelbaar, maar op dit moment is onvoldoende duidelijk of en in hoeverre het afgaan van die bom samenhing met de aangetroffen drugs in de woning.

4.14.

Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en afgewogen, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het belang van [rechthebbende] bij behoud van zijn woning moet prevaleren boven het belang van Woonveste bij het uitoefenen van haar bevoegdheid tot ontbinding. De kantonrechter acht het daarom voorshands niet zeer aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de door Woonveste genomen maatregel proportioneel is, en dat Woonveste dus in redelijkheid van haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding gebruik heeft kunnen maken. Om die reden wordt de vordering op grond van de primaire grond afgewezen.

Ontruiming vanwege tekortkomingen

4.15.

Woonveste vordert subsidiair ontruiming op grond van een vijftal gestelde tekortkomingen, die afzonderlijk en ook tezamen, volgens haar van voldoende gewicht zijn om bij voorlopige voorziening de ontruiming van de woning uit te spreken. Het gaat volgens Woonveste om (i) het aanwezig hebben van drugs, (ii) het bedrijfsmatig gebruiken van de woning, (iii) het niet houden van het hoofdverblijf in de woning, (iv) het veroorzaken van overlast, en (v) (verboden) onderhuur. Deze tekortkomingen zijn allen door de bewindvoerders betwist.

4.16.

Ten aanzien van de tekortkomingen onder (ii)-(iv) is de kantonrechter van oordeel dat Woonveste onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hiervan sprake is. Dit zal de kantonrechter hieronder toelichten.

4.17.

Ten aanzien van de gestelde tekortkoming onder (ii) oordeelt de kantonrechter dat vooralsnog niet is gebleken van een gewijzigde bestemming van de woning. Zoals hiervoor is overwogen, heeft Woonveste geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat er drugs gedeald werd vanuit de woning. Dat er bedrijfsmatige activiteiten hebben plaatsgevonden, is daarom niet voldoende aannemelijk. Het enkel aantreffen van een handelshoeveelheid drugs is onvoldoende om te concluderen dat de bestemming van een woning is gewijzigd.

4.18.

Woonveste heeft tevens onvoldoende onderbouwd dat [rechthebbende] zijn hoofdverblijf niet meer in de woning heeft (gestelde tekortkoming onder iii). De woning is immers per 16 juli 2021 gesloten, en daarvoor heeft [rechthebbende] – noodgedwongen – enige tijd in detentie en in een verslavingskliniek doorgebracht.

4.19.

Ten aanzien van de gestelde overlast (onder iv) heeft Woonveste gewezen op de overgelegde verklaring en de WhatsAppberichten met (geluids)overlastmeldingen aan Woonveste van één anonieme getuige. Tevens zou volgens Woonveste uit een buurtonderzoek blijken dat omwonenden (geluids)overlast ervaren van [rechthebbende] . Ter zitting heeft Woonveste desgevraagd aangegeven dat dit onderzoek de dag na het afgaan van de vuurwerkbom gehouden is, en dat de uitkomsten ervan niet op papier zijn vastgelegd.

4.20.

Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter blijkt uit de overgelegde stukken onvoldoende dat er daadwerkelijk en structureel sprake was van overlast. Objectieve gegevens, zoals mutatierapporten van de politie, over de gestelde overlast ontbreken. Onduidelijk is welke omwonenden overlast zouden ervaren, en in welke mate. Voorstelbaar is verder dat het afgaan van de vuurwerkbom de antwoorden van omwonenden heeft (in)gekleurd. De meldingen van één anonieme getuige zijn in elk geval onvoldoende basis.

4.21.

Ten aanzien van de gestelde onderhuur (onder v) heeft Woonveste verwezen naar een e-mail van de politie van 2 januari 2021. Daarin wordt aan Woonveste gemeld dat de politie is langsgegaan bij de woning in verband met twee ingegooide ruiten. Zij hebben toen een vrouw in de woning aangetroffen, die aangaf de woning van [rechthebbende] te huren. De vrouw vertelde aan de politie dat [rechthebbende] zelf de ruiten had ingeslagen omdat zij niet uit de woning wilde weggaan. Tevens heeft Woonveste een e-mail van de politie overgelegd waarin twee agenten de woning van [rechthebbende] herkennen op een advertentie voor verhuur op Marktplaats. De bewindvoerders ontkennen stellig dat [rechthebbende] de woning heeft onderverhuurd. Volgens hen wilde [rechthebbende] de vrouw die in de woning is aangetroffen, helpen en onderdak bieden voor een paar dagen, waarop zij misbruik van de situatie heeft gemaakt. Daarbij verwijzen de bewindvoerders naar de door Woonveste overgelegde e-mail van de partner van [rechthebbende] van 18 februari 2021 aan Woonveste, waarin zij dit verhaal bevestigt.

4.22.

De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat Woonveste, gelet op de gemotiveerde betwisting door de bewindvoerders, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen waaruit kan volgen dat sprake was van onderhuur. Uit de door Woonveste overgelegde e-mails blijkt onvoldoende duidelijk dat de vrouw de woning onderhuurde. Een verklaring van de vrouw zelf ontbreekt bijvoorbeeld. Daarnaast bevat de advertentie van Marktplaats geen verwijzing naar de (adresgegevens van de) woning, en zijn de bijgevoegde foto’s van het appartement op Marktplaats zeer onduidelijk, wat ook door de agenten wordt onderschreven.

4.23.

Ten aanzien van de gestelde tekortkoming onder (i) overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat een hoeveelheid harddrugs is aangetroffen in de woning. Hiermee heeft [rechthebbende] in strijd gehandeld met artikel 6.13 van de algemene voorwaarden van Woonveste. Dit levert een tekortkoming op. Op grond van artikel 6:265 BW is iedere tekortkoming voldoende voor de ontbinding van een (huur)overeenkomst, tenzij de tekortkoming zo gering is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. Van dat laatste is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 4.8 - 4.14 in het kader van de proportionaliteitstoets.

4.24.

Gelet op het voorgaande, en rekening houdend met de afweging van belangen die in rechtsoverweging 4.14 is beschreven, is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat het evenmin zeer aannemelijk is dat een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De ontruimingsvordering wordt daarom ook op grond van de subsidiaire grondslag afgewezen.

4.25.

Ten aanzien van de geldelijke vorderingen stelt de kantonrechter voorop dat

terughoudend moet worden omgegaan met het toewijzen van dergelijke vorderingen als voorlopige voorziening. Niet alleen moet de vordering voldoende aannemelijk zijn, maar ook moet daarnaast sprake zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat op grond van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Bovendien moet de rechter bij de beoordeling van een dergelijke vordering ook de vraag naar –kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling betrekken.

4.26.

Zoals hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 4.22 is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake was van onderhuur. De tweede vordering wordt alleen al om die reden afgewezen, voor wat betreft de contractuele boete en de gestelde inkomsten uit onderhuur.

4.27.

Tevens is onvoldoende aannemelijk geworden dat de bewindvoerders het gevorderde schadebedrag verschuldigd zijn voor de twee kapotte ramen. Door de bewindvoerders is gemotiveerd betwist dat deze kosten (volledig) voor rekening van [rechthebbende] behoren te komen. Dit gevorderde bedrag zal daarom ook worden afgewezen.

4.28.

Woonveste zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld van de bewindvoerders. Deze worden tot vandaag begroot op:

- salaris advocaat 1x € 498,- (niet met btw belast)

Totaal: € 498,-

5 De beslissing

De kantonrechter

rechtdoende als voorzieningenrechter in kort geding

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt Woonveste in de proceskosten van de bewindvoerders, tot op heden begroot op € 498,-.

verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr A.A.M. Janssen en in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter mr B.C.W. Geurtsen-Van Eeden op 3 september 2021


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature