Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Luchtvaartzaak; ATC-slots, verweerster heeft geen slotberichten van de luchtverkeersleiding overgelegd zodat niet vastgesteld kan worden of de slots een buitengewone omstandigheid vormen voor de vlucht in kwestie

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer : 8321676

Rolnummer : 20-745

Uitspraak : 19 november 2020

Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421

in de zaak van:

1 [eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

eisers,

gemachtigde: Webcasso B.V.,

tegen:

de vennootschap naar buitenlands recht Ryanair DAC,

gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,

verweerster,

gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1 Het verloop van het geding

1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;

het verweerschrift met producties;

de conclusie van repliek met producties;

e conclusie van dupliek met productie;

de akte uitlating producties van de zijde van eisers.

1.2.

Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2 De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.

Eisers hadden een vlucht geboekt voor 29 juni 2018 met vluchtnummer FR4061 van Catania, Italië naar Eindhoven.

Vlucht FR4061 is met een vertraging uitgevoerd waardoor passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de luchthaven in Eindhoven zijn aangekomen.

3 Het geschil

3.1.

Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht FR4061 met vertraging werd uitgevoerd hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer Sturgeon en Nelson recht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.

3.2.

Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.

3.3.

Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op 29 juni 2018 stonden zes vluchten gepland met het toestel EI-GJF. Als gevolg van ATC-slots door beperkte capaciteit op de derde vlucht van de dag (FR9924), is de vlucht vertraagd. Hierdoor hebben de daaropvolgende vluchten ook vertraging opgelopen, waaronder de vlucht in kwestie. Als gevolg van de vertraging kon vlucht FR4061 de luchthaven van Eindhoven niet voor de nachtelijke sluiting bereiken. De luchtverkeersleiding kende geen zogenaamd nachtslot toe, waardoor de gezagvoerder heeft moeten besluiten om de vlucht te laten uitwijken naar de luchthaven van Keulen, Duitsland. Uiteindelijk zijn passagiers per bus vervoerd naar de overeengekomen eindbestemming. Vertraging kon ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden. Bovendien is zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden om de buitengerechtelijke kosten van eisers te voldoen. Op grond van dit artikel geldt dat vorderingen die voortvloeien uit de vervoersovereenkomst direct bij haar ingediend moeten worden zonder tussenkomst van een derde partij met inachtneming van een termijn van 28 dagen waarbinnen zij op de vordering kan reageren. Na deze 28 dagen kunnen eisers vervolgens een derde inschakelen om de vordering te innen. Omdat eisers van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, moeten de gevorderde proceskosten worden afgewezen.

3.4.

Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eisers in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt.

4.2.

Voorts wordt vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Meer specifiek is, gelet op het Rehder-arrest (ECLI:EU:C:2009:439, Hof van Justitie EG/EU, 09-07-2009, C-204/08), de kantonrechter te Eindhoven bevoegd, omdat de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven is.

4.3.

Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vooropgesteld wordt dat eisers in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht hebben op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.

4.4.

De luchtvervoerder is niet verplicht de compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

4.5.Verweerster heeft haar beroep op buitengewone omstandigheden niet althans onvoldoende toegelicht. Zij heeft enkel gesteld dat de vertraging het gevolg was van door Eurocontrol opgelegde ATC-slots op een voorafgaande vlucht (FR9924). Verweerster heeft geen stukken overgelegd waaruit de reden voor de ATC-slots blijkt. Zij heeft geen SAM (Slot Allocation Message) of SRM (Slot Revision Message) van Eurocontrol overgelegd aan de hand waarvan opgemaakt kan worden of de afgegeven slots gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid voor de vlucht in kwestie (FR4061). Gelet op de uitdrukkelijke betwisting van haar stelling door eisers had het wel op de weg van verweerster gelegen om haar beroep op een buitengewone omstandigheid nader toe te lichten en met stukken (vanuit de luchtverkeersleiding) te onderbouwen. De uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 4 maart 2020 waar verweerster naar heeft verwezen, leidt niet tot een ander oordeel. Deze uitspraak betreft een situatie waarbij de crew de verplichte rusttijd zou overschrijden bij de uitvoering van de vlucht in kwestie als gevolg van slechte weersomstandigheden en daaropvolgende slottijden (CTOT’s) bij de voorafgaande vlucht. Hierbij zijn door de luchtvaartmaatschappij stukken overgelegd van de luchtverkeersleiding waaruit opgemaakt kon worden dat de CTOT’s zijn opgelegd vanwege de slechte weersomstandigheden. In onderhavig geval heeft verweerster dergelijke stukken niet overgelegd. Zodat niet is komen vast te staan dat er sprake was van een buitengewone omstandigheid tijdens de voorafgaande vlucht, die zich heeft doorgewerkt op de vlucht in kwestie. Gelet hierop wordt het beroep van verweerster op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening verworpen. De vordering van eisers tot betaling van een compensatie van € 800,00 (€ 400,00 per passagier) zal worden toegewezen.

4.6.

Tegen de gevorderde wettelijke rente is door verweerster geen afzonderlijk inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze ook zal worden toegewezen.

4.7.

De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat de verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

4.8.

Verweerster voert aan dat zij op grond van artikel 15.2 van haar algemene voorwaarden niet gehouden is om de door eisers gevorderde proceskosten te voldoen. De kantonrechter overweegt dat bij beschikking van 11 juli 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:4890) is geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van verweerster als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt. Artikel 15. 2 van de algemene voorwaarden van verweerster wordt door de kantonrechter vernietigd en dient dan ook buiten toepassing te blijven. Derhalve komen de proceskosten voor rekening van verweerster omdat deze ongelijk krijgt.

4.9.

De nakosten zijn toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5 De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt verweerster om aan eisers te betalen de som van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juni 2018 tot aan de dag van voldoening;

veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, aan de zijde van eisers tot heden vastgesteld op € 236,00 aan griffierecht en € 240,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;

veroordeelt verweerster in de kosten die na deze beschikking ontstaan, begroot op € 60,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat verweerster schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature