Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Piloten zeggen arbeidsovereenkomst met Ryanair op vanwege gang van zaken rond de sluiting van de basis in Eindhoven. Ryanair moet een transitievergoeding betalen. De verzochte schadevergoeding vanwege schending van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) wordt afgewezen.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer: 7722107 / EJ VERZ 19-205

Beschikking van 20 oktober 2020

in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

hierna: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. dr. A. Stege te Amsterdam,

tegen:

de rechtspersoon naar het recht van de Republiek Ierland Ryanair DAC,

gevestigd te Swords, Co. Dublin, Republiek Ierland,

verweerder,

hierna: Ryanair, aangeduid in mannelijk enkelvoud,

gemachtigde: mr. L.B. de Graaf te Den Haag.

Waar in deze beschikking in het algemeen wordt gesproken over piloten moet hieronder ook [verzoeker] worden verstaan.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

het verzoekschrift (met producties 1 t/m 40) van [verzoeker] , ontvangen op 29 april 2019;

het verweerschrift (met producties 1 t/m 46) van Ryanair, ontvangen op 25 oktober 2019;

een eerste schriftelijke reactie op het verweerschrift (met producties 42 t/m 64) van

[verzoeker] , ontvangen op 31 oktober 2019;

een faxbericht (met productie 47) van Ryanair van 31 oktober 2019;

een reactie op schriftelijk pleidooi (met producties 48 t/m 53) van Ryanair, ontvangen op 28 november 2019;

producties 65 en 66 van [verzoeker] , ontvangen op 26 februari 2020;

producties 67 t/m 69f van [verzoeker] , ontvangen op 4 maart 2020;

producties 54 en 55 van Ryanair, ontvangen op 6 maart 2020;

de aantekeningen van de griffier van de regiezitting gehouden via Skype op 2 juni 2020;

producties 70 t/m 72 van [verzoeker] , ontvangen op 14 juli 2020;

producties 56 t/m 61 van Ryanair, ontvangen op 14 juli 2020;

een schriftelijk pleidooi van [verzoeker] , ontvangen op 28 juli 2020;

een schriftelijk pleidooi van Ryanair, ontvangen op 28 juli 2020;

een schriftelijk repliek van [verzoeker] , ontvangen op 25 augustus 2020;

een schriftelijk dupliek van Ryanair, ontvangen op 25 augustus 2020.

1.2.

Opgemerkt wordt dat [verzoeker] geen productie 41 heeft overgelegd.

1.3.

Tot slot is een datum voor de uitspraak bepaald.

2 Inleiding en enkele feiten

2.1.

[verzoeker] heeft op 21 december 2018 zijn arbeidsovereenkomst met Ryanair tegen

1 februari 2019 opgezegd. Die beslissing, zo schrijft hij in zijn opzegbrief, is gebaseerd op het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair met betrekking tot de sluiting van de basis op luchthaven Eindhoven. Hij verwijst daarbij naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 1 november 2018. In deze zaak gaat het met name over de vraag of Ryanair aan [verzoeker] een transitievergoeding is verschuldigd en of [verzoeker] op grond van artikel 7:611 BW aanspraak heeft op een schadevergoeding omdat Ryanair niet als goed werkgever heeft gehandeld. Bij de beoordeling wordt van de volgende feiten uitgegaan.

2.2.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1993, is op 1 januari 2018 bij Ryanair in dienst getreden in de functie van eerste officier (‘First Officer Boeing 737-800’). Hij werkte vanaf de basis op Eindhoven.

2.3.

Daarvoor, vanaf 1 september 2014, was hij op grond van een overeenkomst met McGinley Aviation voor Ryanair werkzaam als ‘contractor’.

2.4.

Begin augustus 2018 zijn de onderhandelingen tussen Ryanair en de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (hierna: VNV) over de arbeidsvoorwaarden vastgelopen, waarna op 10 augustus 2018 door de piloten is gestaakt.

2.5.

In een brief van 14 september 2018 laat Ryanair aan de VNV weten bereid te zijn de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden te hervatten. Ryanair geeft daarbij aan niet bereid te zijn nog meer verstoringen in de bedrijfsvoering op Eindhoven te accepteren. Als dat wel gebeurt zal de basis in Eindhoven worden gereorganiseerd en zullen de Nederlandse klanten worden bediend vanuit overzeese bases, met banenverlies in Eindhoven tot gevolg. Afsluitend schrijft Ryanair: ‘We hope you will work with us now to avoid any such outcome. This is not a threat, but will be the inevitable consequence of any further misguided and unnecessary strike actions by our Eindhoven pilots (…).’

2.6.

In de brief aan de VNV van 25 september 2018 schrijft Ryanair begin oktober 2018 beschikbaar te zijn voor verdere onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Ryanair geeft daarbij opnieuw aan dat herhaalde verstoringen in Eindhoven hem zullen dwingen tot reorganisatie van de basis in Eindhoven.

2.7.

Op 28 september 2018 is opnieuw gestaakt. Deze staking was op 24 september 2018 aangekondigd.

2.8.

De piloten zijn op 1 oktober 2018 geïnformeerd over de sluiting van de basis in Eindhoven per 5 november 2018. Daarbij is hen meegedeeld dat zij op grond van de mobiliteitsclausule in de arbeidsovereenkomst zullen worden overgeplaatst naar een andere basis, waarbij tot en met 5 oktober 2018 gelegenheid wordt geboden om een voorkeur kenbaar te maken.

2.9.

Onder andere door [verzoeker] is een kort geding aangespannen tegen Ryanair om tegen de gang van zaken te protesteren. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 1 november 2018 beslist dat de piloten niet aan een eenzijdige overplaatsing gehoor hoeven te geven zolang niet in een bodemprocedure is komen vast te staan dat eenzijdige overplaatsing gerechtvaardigd is.

2.10.

De piloten die het kort geding aanhangig hebben gemaakt, hebben op de dag van de uitspraak een brief ontvangen waarin hen werd gevraagd uiterlijk 2 november 2018 om 18.00 uur in te stemmen met vrijwillige overplaatsing en dat anders een ontslagprocedure vanwege boventalligheid zal worden gestart.

2.11.

Ryanair heeft op 1 november 2018 bij het UWV voor onder andere [verzoeker] een ontslagaanvraag ingediend.

2.12.

[verzoeker] heeft de arbeidsovereenkomst met Ryanair op 21 december 2018 opgezegd en is op 30 januari 2019 in dienst getreden bij KLM in de functie van tweede officier.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Ryanair te veroordelen tot het betalen van:

de transitievergoeding van primair € 8.595,00 bruto, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;

een schadevergoeding van primair € 175.000,00 bruto en subsidiair € 183.595,00 bruto, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;

minimaal 15 niet-genoten vakantiedagen, althans een door de kantonrechter te bepalen aantal niet-genoten vakantiedagen;

de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen;

de proceskosten.

3.2.

[verzoeker] legt aan zijn verzoeken, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.

3.2.1.

Ryanair is aan hem een transitievergoeding verschuldigd. Hij is bijna 4,5 jaar bij Ryanair in dienst geweest. Hij heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Ryanair vanaf september 2018.

3.2.2.

Vanwege tijdnood heeft hij de arbeidsovereenkomst opgezegd en niet om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. In de WWZ is niet voorzien in een billijke vergoeding voor een werknemer die vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van zijn werkgever zelf de arbeidsovereenkomst opzegt. Met het handelen van Ryanair is echter wel schade veroorzaakt, zodat een beroep op schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW is aangewezen.

3.2.3.

Er wordt uitbetaling verzocht van alle openstaande niet-genoten vakantiedagen per

1 februari 2019. Ryanair moet daarvan een overzicht in de procedure overleggen. Bij gebrek aan inzicht wordt vooralsnog uitbetaling verzocht van minimaal 15 niet-genoten vakantiedagen.

3.3.

Ryanair heeft zich tegen deze verzoeken verweerd.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

Vooraf

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.

[verzoeker] werkte gewoonlijk vanaf luchthaven Eindhoven. De Nederlandse rechter is bevoegd om over dit geschil te oordelen (artikel 21 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken: EEX-Vo II).

4.2.

Bij de beoordeling wordt Nederlands recht toegepast op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

Sluiting basis Eindhoven

4.3.

Op basis van grotendeels hetzelfde feitencomplex, weliswaar aangevuld met een rapport van Maasdael Corporate Finance, als in eerder gevoerde procedures van piloten tegen Ryanair komt [verzoeker] in deze procedure op tegen de stelling van Ryanair dat de basis om bedrijfseconomische redenen is gesloten. De kantonrechter zal zich niet uitlaten over de vraag of de door Ryanair gestelde bedrijfseconomische redenen voldoende zijn komen vast te staan. De reden van de sluiting van de basis is, voor de beoordeling van de aan de verzoeken ten grondslag gelegde verwijten over de gang van zaken rond de sluiting en de manier waarop Ryanair daarbij de piloten heeft bejegend, namelijk niet van doorslaggevend belang.

Transitievergoeding

4.4.

Het verzoek van [verzoeker] is op tijd ontvangen, namelijk binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.

4.5.

Op grond van artikel 7:673 lid 1 sub b aanhef en onder 1 BW, zoals dat v óór 1 januari 2020 gold, is een werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever door de werknemer is opgezegd.

4.6.

Aan die voorwaarden is voldaan. [verzoeker] heeft recht op de transitievergoeding. Bij dit oordeel is het volgende in aanmerking genomen.

Ernstig verwijtbaar handelen Ryanair

4.7.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen. Het moet gaan om uitzonderlijke situaties waarbij evident is dat de werkgever zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer als gevolg van laakbaar gedragen van de werkgever een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan en de rechter concludeert dat er geen andere optie meer is dan ontslag of in het geval dat een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en daardoor de arbeidsverhouding verstoord raakt (zie Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).

4.8.

Al met de mededeling in de brieven van 14 en 25 september 2018, dat bij een volgende staking de basis in Eindhoven zou worden gesloten, heeft Ryanair ernstig verwijtbaar gehandeld. Ryanair wordt niet gevolgd in zijn stelling dat die mededeling wordt beschermd door artikel 6 aanhef en lid 4 ESH. In de aanhef van dit artikel wordt de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen gewaarborgd en in dat kader is in lid 4 het recht op collectief optreden van werknemers en werkgevers geregeld. Hoewel juist is, zoals Ryanair aanvoert, dat een werkgever een staking niet lijdzaam over zich heen hoeft te laten komen, moet voor een geslaagd beroep op de bescherming van lid 4 wel de doeltreffende uitvoering van het onderhandelingsrecht zijn gediend. Volgens zijn eigen stellingen, onderbouwd met stukken, had Ryanair al op 3 september 2018 besloten de basis op grond van bedrijfseconomische redenen te sluiten. Door in de betreffende brieven te dreigen met sluiting van de basis bij verdere stakingsacties en aan te dringen op samenwerking om dit te voorkomen, terwijl dit besluit al was gevallen en dus aangenomen kan worden dat Ryanair niet werkelijk openstond voor onderhandelingen, valt niet in te zien hoe deze reactie onder de door artikel 6 lid 4 ESH geborgde strijdmiddelen valt. Dat het spel in de collectieve onderhandelingen hard gespeeld mag worden, zoals Ryanair nog aanvoert, is iets anders dan dreigen met sluiting bij de uitoefening van het stakingsrecht, terwijl dat besluit al was genomen maar pas op 1 oktober 2018, kort na de staking van 28 september 2018, aan de werknemers bekend werd gemaakt. Dat Ryanair met deze gang van zaken, waarbij de onoprechte houding jegens de eigen medewerkers en de oneigenlijkheid van de argumentatie in het oog springen, het vertrouwen van de werknemers ernstig heeft geschonden en dat daarmee de arbeidsverhoudingen ernstig zijn verstoord, spreekt voor zich. Ryanair heeft daarmee grovelijk zijn verplichtingen als goed werkgever geschonden en ernstig verwijtbaar gehandeld.

4.9.

[verzoeker] wordt niet gevolgd in zijn betoog dat met de uitlating van CEO [naam CEO] van Ryanair in een uitzending van het televisieprogramma ‘Nieuwsuur’ van 17 juni 2020 vaststaat dat de sluiting een vergeldingsmaatregel was vanwege de acties van de Nederlandse vakbonden. Met die uitspraak, gedaan in de totaal andere context en setting van een televisie-uitzending, wordt de door Ryanair gegeven onderbouwing van de bedrijfseconomische redenen om de basis te sluiten niet ineens van tafel geveegd. Wanneer echter, veronderstellenderwijs, moet worden aangenomen dat de basis inderdaad is gesloten als vergelding voor de stakingsacties dan is eveneens sprake van ernstig verwijtbaar handelen.

4.10.

Op 1 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank beslist dat de piloten vooralsnog niet op grond van de mobiliteitsclausule eenzijdig mochten worden overgeplaatst. Op diezelfde dag werd [verzoeker] voor de keuze geplaatst om vrijwillige overplaatsing te accepteren, omdat anders een ontslagprocedure vanwege boventalligheid zou volgen. Ryanair heeft daarbij op geen enkele manier duidelijk gemaakt dat zij daarmee wilde voldoen aan de wettelijke herplaatsingsplicht van artikel 7:699 lid 1 BW . Dat [verzoeker] hierdoor in de veronderstelling verkeerde dat Ryanair de beslissing van de voorzieningenrechter negeerde is volledig aan Ryanair te wijten. In plaats van zich in te spannen om de arbeidsverhouding te normaliseren, werd olie op het vuur gegooid. Ook dit handelen wordt als ernstig verwijtbaar aangemerkt.

4.11.

Op grond van het bovenstaande hoeft wat verder nog is gesteld over het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair niet meer besproken te worden.

Causaal verband ernstig verwijtbaar handelen en opzegging arbeidsovereenkomst

4.12.

[verzoeker] heeft voldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat hij zich vanaf september 2018, nadat door de reactie van Ryanair op de staking de arbeidsverhouding ernstig was verstoord, in toenemende mate is gaan realiseren dat in redelijkheid niet van hem verwacht kon worden dat hij het dienstverband met Ryanair zou voortzetten. [verzoeker] heeft geen sollicitatiebrieven of iets dergelijks overgelegd, waaruit kan worden afgeleid vanaf wanneer hij ander werk is gaan zoeken. Gelet echter op de gebeurtenissen vanaf september 2018 en het tijdsverloop tot de opzegging van 21 december 2018 acht de kantonrechter het oorzakelijk verband tussen het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair rond de sluiting van de basis en de opzegging voldoende komen vast te staan. Daarbij is ook in overweging genomen dat er geen aanwijzingen zijn dat [verzoeker] vóór september 2018 al plannen had om Ryanair te verlaten. Dat pas is opgezegd op het moment dat hij een andere baan had, betekent uiteraard niet dat dit geen verband hield met het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair.

4.13.

[verzoeker] ontkent dat de werkelijke reden voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst was dat hij niet wilde worden herplaatst in het buitenland. Volgens hem heeft Ryanair met zijn handelwijze verhinderd dat hij op basis van een redelijke grond en in goed overleg een overplaatsing buiten Nederland heeft kunnen overwegen. Dat, zoals Ryanair aanvoert, [verzoeker] in het verzoekschrift heeft aangegeven graag in Nederland te willen blijven wonen en werken en dat hij op zoek is naar een huis in de omgeving van Eindhoven omdat zijn vriendin daar werkt is onvoldoende om te kunnen aannemen dat hij onder geen beding wilde worden herplaatst en dat dat de werkelijke reden voor de opzegging was.

Duur van het arbeidsverband

4.14.

[verzoeker] is op 1 januari 2018 bij Ryanair in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst is opgezegd tegen 1 februari 2019. Vast staat dat hij vanaf 1 september 2014 bij McGinley Aviation (hierna: McGinley) voor Ryanair als contractor werkzaam was.

4.15.

Anders dan Ryanair aanvoert is de kantonrechter van oordeel dat ook de periode dat [verzoeker] als contractor voor Ryanair heeft gewerkt moet meetellen bij de vaststelling van de duur van het dienstverband. Uit de stellingen van partijen volgt dat er bij de overgang van [verzoeker] van McGinley naar Ryanair niets is veranderd in de werkzaamheden en de omstandigheden waaronder die moesten worden uitgevoerd. De piloten hebben ook niet erkend, zoals Ryanair aanvoert, dat zij zich tijdens hun contractor-periode vrijelijk mochten laten vervangen. Zij hebben slechts aangegeven dat zij met toestemming van Ryanair een ingeroosterde dienst konden ruilen. Dit is conform de overeenkomst met McGinley (productie 1 van [verzoeker] ). Dat met de mogelijkheid om een dienst te ruilen de verplichting verviel om de arbeid persoonlijk te verrichten, zodat volgens Ryanair naar Engels recht geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, valt bij gebrek aan een nadere toelichting niet in te zien. Ryanair en McGinley worden beschouwd als verschillende werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn, zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 4 BW .

4.16.

Bij de berekening van de transitievergoeding wordt daarom in aanmerking genomen dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd van 1 september 2014 tot 1 februari 2019.

Hoogte transitievergoeding

4.17.

Voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding wordt uitgegaan van de volgende looncomponenten die tussen partijen niet in geschil zijn:

- € 2.185,00 aan basissalaris

- € 500,00 aan productivity-bonus

- € 458,00 aan allowance

- € 2.941,00 aan variabel salaris

€ 6.084,00 totaal

4.18.

De door [verzoeker] nog opgevoerde vakantietoeslag van € 362,50 per maand wordt niet meegeteld. [verzoeker] stelt dat hij de transitievergoeding heeft berekend op de wijze zoals door de kantonrechter van deze rechtbank in een vergelijkbare situatie is gedaan. Hij verwijst naar overweging 5.26.2 van een overgelegde beschikking van 23 april 2019. Ryanair wijst erop dat de kantonrechter daarbij terecht heeft vastgesteld, anders dan [verzoeker] in zijn berekening doet, dat de vakantietoeslag van € 362,50 per maand al is begrepen in het variabele salaris (de Sector Pay). [verzoeker] heeft daartegen niets ingebracht, zodat niet is komen vast te staan dat er grond bestaat om de vakantietoeslag als aparte looncomponent mee te tellen.

4.19.

Op grond van een maandsalaris van € 6.084,00 bruto en een arbeidsduur van 4 jaar en 5 maanden is de transitievergoeding vastgesteld op € 8.112,00 bruto. Ryanair wordt veroordeeld tot betaling daarvan aan [verzoeker] , te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2019. Het meer gevorderde wordt afgewezen.

Schadevergoeding ex 7:611 BW

4.20.

Vooropgesteld wordt dat voor de gevorderde schadevergoeding vanwege schending van het goed werkgeverschap geen vervaltermijn geldt, zodat [verzoeker] kan worden ontvangen in zijn verzoek.

4.21.

[verzoeker] stelt dat de omstandigheden van het geval aanleiding geven om aan te sluiten bij de begrotingswijze en het door de Hoge Raad ontwikkelde toetsingskader voor de billijke vergoeding. Als gevolg van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst heeft hij loonschade geleden, met name omdat hij bij Ryanair binnen afzienbare tijd promotie had kunnen maken naar de functie van gezagvoerder, terwijl een dergelijke promotie bij KLM er de komende jaren voor hem niet in zit. Ryanair is hiervoor aansprakelijk. Dat hij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd is volledig aan het gedrag van Ryanair te wijten.

4.22.

De gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Wanneer een werkgever handelt in strijd met het goed werkgeverschap biedt de algemene bepaling van artikel 7:611 BW de mogelijkheid voor het vorderen van een schadevergoeding. Wanneer een werkgever zich ernstig verwijtbaar gedraagt en dit leidt tot het einde van de arbeidsovereenkomst is in de WWZ, afdeling 9 van titel 10 boek 7 BW, expliciet geregeld voor welke vergoeding een werknemer in aanmerking kan komen. Voor de situatie zoals hier aan de orde, waarbij een werknemer als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt, bestaat uitsluitend recht op een transitievergoeding (artikel 7:673 BW). Zoals ook uit zijn onderbouwing blijkt maakt [verzoeker] in feite aanspraak op het equivalent van de billijke vergoeding zoals die door de kantonrechter kan worden toegewezen bij een verzoek van een werknemer om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd moet eindigen (artikel 7:671 c BW ). [verzoeker] wenst immers gecompenseerd te worden voor het ernstig verwijtbaar handelen van Ryanair dat heeft geleid tot de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Hij vordert uitsluitend vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het einde van zijn dienstverband bij Ryanair. Naar het oordeel van de kantonrechter staat het wettelijk stelsel, waarin expliciet en uitputtend is voorzien in de mogelijkheid van (schade)vergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst, eraan in de weg om de verzochte schade op grond van artikel 7:611 BW toe te kennen. Deze bepaling heeft betrekking op schade die juist geen verband houdt met het einde van de arbeidsovereenkomst.

4.23.

De stelling dat een dergelijke uitkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is wordt verworpen. [verzoeker] is om hem moverende redenen geen ontbindingsprocedure gestart, terwijl aangenomen moet worden dat deze mogelijkheid wel voor hem openstond. [verzoeker] heeft namelijk niet met concrete, toetsbare, feiten en omstandigheden onderbouwd dat hij in tijdnood verkeerde en daarom geen ontbindingsprocedure kon starten. Dit brengt mee dat ook geen betekenis kan worden gehecht aan zijn stelling dat de wetgever niet heeft voorzien in de bijzondere omstandigheden van het geval en dat daarom schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW is gerechtvaardigd. Zoals al overwogen wordt Ryanair vanwege zijn ernstig verwijtbaar gedrag veroordeeld tot het betalen van een transitievergoeding. De stelling dat Ryanair zich ongestraft ernstig verwijtbaar kan gedragen of dat [verzoeker] wordt bestraft voor het zoeken naar een andere baan gaat dus ook niet op.

Vergoeding niet-genoten vakantiedagen

4.24.

Met verwijzing naar een bij productie 45 overgelegd overzicht heeft Ryanair gemotiveerd betwist dat [verzoeker] bij uitdiensttreding nog openstaande vakantiedagen had.

4.25.

Het had vervolgens op de weg van [verzoeker] gelegen om zijn stelling dat nog recht bestaat op uitbetaling van minimaal 15 niet-genoten vakantiedagen nader te concretiseren en te onderbouwen. Dit is nagelaten, zodat niet is komen vast te staan dat nog recht bestaat op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitvoerbaar bij voorraad

4.26.

Met de veroordeling tot het betalen van een transitievergoeding is in beginsel het belang van [verzoeker] bij een uitvoerbaarverklaring bij voorraad gegeven. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van Ryanair bij het behoud van de bestaande toestand totdat op een mogelijk hoger beroep is beslist. Ook ontbreken aanwijzingen dat dit zal leiden tot een substantieel restitutierisico. Dit alles betekent dat geen grond bestaat om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Proceskosten

4.27.

[verzoeker] is gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Hierin wordt aanleiding gezien om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt Ryanair om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 8.112,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Janssen, kantonrechter, en op 20 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature