Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Op verkeerde weghelft gekomen en frontaal tegen een tegenligger gebotst.

Schuld in het verkeer. Artikel 6 WVW 1994 .

Verdachte reed in een Tesla met een Autosteer Systeem, keek een aantal seconden niet naar voren, lette niet op de weg en is de dubbele doorgetrokken streep gepasseerd. Volgens de rechtbank is geen sprake van een kort moment van onoplettendheid.

Opgelegd wordt een taakstraf van 180 uren en een deels voorwaardelijk rijontzegging van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al was ingenomen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht

Parketnummer: 01/860055-19

Datum uitspraak: 03 september 2019

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,

wonende te [postcode] , [straatnaam 1] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 augustus 2019.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 juli 2019.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 30 januari 2019 te Reek, gemeente Landerd, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Provinciale Weg Zuid , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te handelen als volgt:

rijdende op de weg Provinciale Weg Zuid , welke is voorzien van een dubbele doorgetrokken streep, is verdachte naar links uitgeweken en/of - geheel of gedeeltelijk - op de (linker) rijstrook gaan rijden of geraakt (welke rijstrook bestemd was voor het hem tegemoetkomend verkeer) op een moment dat een hem tegemoetkomende auto hem reeds dicht was genaderd, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan met een hem tegemoetkomende auto,

waardoor een ander, te weten de bestuurder van die tegemoetkomende auto (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of

zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 30 januari 2019 te Reek, gemeente Landerd, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Provinciale Weg Zuid , heeft gehandeld als volgt:

rijdende op de weg Provinciale Weg Zuid , welke is voorzien van een dubbele doorgetrokken streep, is verdachte naar links uitgeweken en/of - geheel of gedeeltelijk - op de (linker) rijstrook gaan rijden of geraakt (welke rijstrook bestemd was voor het hem tegemoetkomend verkeer) op een moment dat een hem tegemoetkomende auto hem reeds dicht was genaderd,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover

daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat het dodelijke verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is en dat hij aanmerkelijk onoplettend is geweest door op de verkeerde weghelft te geraken met zijn personenauto.

Het standpunt van de verdediging.

Namens verdachte is vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit, nu er slechts sprake was van een kort moment van onoplettendheid. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij het Autosteer Systeem (ook wel autopilotfunctie genoemd) van zijn auto, een Tesla , had aangezet. Dat verdachte vervolgens niet op de weg voor hem lette, was gezien de veronderstelling van een goed functionerend Autosteer Systeem niet vreemd, aldus de verdediging. Van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid is geen sprake geweest.

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs:

- Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het ongeval vond plaats op 30 januari 2019 omstreeks 9:07 uur.

Verdachte, [verdachte] , reed in zijn personenauto van het merk Tesla over de Provincialeweg Zuid vanuit [dorp 1] richting [dorp 2] . Uit tegengestelde richting reed over de linkerrijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, het slachtoffer [slachtoffer] , in zijn Nissan .

- Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, p. 17-41, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het ongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Provinciale Weg Zuid , (…) buiten de bebouwde kom van Reek in de gemeente Landerd.

Bij het ongeval waren betrokken:

a) een personenauto, merk Tesla, type model S, kleur bruin (toelatingsdatum 02-01-2015);

b) een personenauto, merk Nissan, type Note, kleur blauw.

De bestuurder van de Nissan kwam ten gevolge van het door het ongeval opgelopen letsel op woensdag 30 januari 2019 omstreeks 9:15 uur ter plaatse te overlijden. Door de GGD-arts, mw. Vervoort, werd de schouw verricht en na afloop deelde zij mee dat zwaar inwendig borstletsel en inwendig hersenletsel en bloedverlies de doodsoorzaak was geweest.

Oorzaak van het ongeval:

De bestuurder van de Tesla hield niet zoveel mogelijk rechts.

Toedracht:

De bestuurder van de Tesla reed over de ongeveer 2,80 meter brede rechter rijstrook van de Provinciale Weg Zuid in de richting van [dorp 2] . Uit tegengestelde richting reed over de linker rijstrook bestemd voor tegemoetkomend verkeer de bestuurder van de Nissan.

De bestuurder van de ongeveer 1,97 meter brede Tesla hield niet zoveel mogelijk rechts en had zijn voertuig niet voortdurend onder controle. Hij overschreed het weggedeelte van ongeveer 0,70 meter gelegen tussen beide links van hem gelegen ononderbroken strepen en kwam vervolgens volledig op de links van de linker ononderbroken streep gelegen rijstrook bestemd voor tegemoetkomend verkeer. De bestuurder van de Tesla kwam aldaar met de linker voorzijde van zijn voertuig, over een breedte van ongeveer 0,60 meter, frontaal in botsing met de linkervoorzijde van de hem tegemoetkomende Nissan.

Gevolg:

Door de botsing kwam de bestuurder van de Nissan ter plaatse aan de door het ongeval opgelopen verwondingen te overlijden.

- Proces-verbaal van verhoor van verdachte de dato 30 januari 2019, p. 88-90, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik op 30 januari 2019 bij het ongeval op de Provincialeweg Zuid te Reek in de Tesla personenauto zat. Ik zat achter het stuur. (…)

Ik was aan het rijden op de autopilot. De auto had zich ingesteld tussen de lijnen. Het was een rechte weg.

(…) Op enig moment keek ik op het scherm in de middenconsole van de auto. Op het moment dat ik weer opkeek, zag ik dat ik op de andere weghelft zat met mijn auto. Op datzelfde moment kreeg ik een aanrijding met een tegenligger. Ik had geen gelegenheid meer om te remmen.

De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Bij de beoordeling of schuld aan het verkeersongeval uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 . Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.

Op grond van voormelde bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende een aantal seconden - de raadsman van verdachte heeft het over 4 à 5 seconden - niet naar voren heeft gekeken en dus niet op de weg heeft gelet, dat hij over de dubbele doorgetrokken streep is gereden en met zijn auto volledig op de verkeerde weghelft is terechtgekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, door aldus te handelen, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Eén van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden van een bestuurder is om zijn auto op de eigen weghelft te houden. Het handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een kort moment van onoplettendheid, zoals door de verdediging is aangevoerd. Hij heeft immers secondenlang zijn aandacht niet op de weg en niet op het besturen van zijn auto gehad. Dat verdachte dacht dat hij het Autosteer Systeem had ingeschakeld en daarop dacht te kunnen en mogen vertrouwen, maakt dit oordeel niet anders. Verdachte is en blijft verantwoordelijk voor zijn rijgedrag. De frontale botsing met dodelijke afloop is aldus aan zijn schuld te wijten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

op 30 januari 2019 te Reek, gemeente Landerd, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Provinciale Weg Zuid , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt:

rijdende op de weg Provinciale Weg Zuid , welke is voorzien van een dubbele doorgetrokken streep, is verdachte naar links uitgeweken en geheel op de linker rijstrook gaan rijden (welke rijstrook bestemd was voor het hem tegemoetkomend verkeer) op een moment dat een hem tegemoetkomende auto hem reeds dicht was genaderd, waardoor een botsing is ontstaan met een hem tegemoetkomende auto,

waardoor een ander, te weten de bestuurder van die tegemoetkomende auto genaamd [slachtoffer] werd gedood.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd/ingehouden is geweest.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft verzocht af te wijken van de oriëntatiepunten in verband met de geringe ernst van het verwijt. Verzocht is tevens rekening te houden met het belang van het bezit van het rijbewijs voor verdachte in verband met zijn werk.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft als bestuurder van een motorrijtuig een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden. Verdachte heeft zijn aandacht secondenlang niet op de weg en niet op het besturen van zijn auto gehad. Hierdoor is hij op een rechte tweebaansweg over de dubbele doorgetrokken streep naar links uitgeweken en is hij volledig op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen, waarna hij frontaal op de tegemoetkomende auto van het slachtoffer is gebotst. Verdachte heeft zich daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer, met de dood van [slachtoffer] tot gevolg. Dit heeft tot veel verdriet bij de nabestaanden geleid.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging enerzijds rekening met de omstandigheid dat aan de nabestaanden van [slachtoffer] een onomkeerbaar leed is toegebracht, hetgeen door de dochter en de broer van het slachtoffer invoelbaar is verwoord tijdens het voorlezen van hun slachtofferverklaringen. De nabestaanden van [slachtoffer] zullen verder moeten zonder hem. Geen enkele straf zal dat leed kunnen verzachten.

De rechtbank weegt anderzijds mee dat verdachte al vele jaren vele kilometers per jaar rijdt voor zijn werk en een blanco strafblad heeft. Hij heeft nooit eerder een dergelijke verkeersovertreding begaan. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte direct na het ongeval verantwoordelijkheid heeft genomen en de schuld van het ongeval op zich heeft genomen. Verdachte heeft er op authentieke wijze blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan de nabestaanden aangedane leed inziet. Hij heeft oprecht berouw getoond. Het is de rechtbank gebleken dat het noodlottige ongeval verdachte erg aangrijpt.

Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. In het geval van een dodelijk ongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het vertrekpunt een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar.

De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om in het voordeel van verdachte van deze oriëntatiepunten af te wijken. Zij zal een iets lichtere taakstraf opleggen dan die door de officier van justitie is gevorderd. Met de officier van justitie acht de rechtbank het passend om als bijkomende straf niet een volledige, maar een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:

9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht;

6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

(primair)

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen:

* een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis;

* een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 , waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter,

mr. J.H.P.G. Wielders en mr. C.H.W.M. Sterk, leden,

in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,

en is uitgesproken op 3 september 2019.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, tactische verkeersongevallen afhandeling afdeling Infrastructuur, genummerd 2019020723, aantal pagina’s: 103. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature