U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat een besluit tot geslotenverklaring voor vrachtverkeer, dat het college heeft genomen en waartegen omwonenden bezwaar hebben gemaakt, wordt geschorst. Het college heeft de belangen van bewoners van een andere straat, die als gevolg van de geslotenverklaring zwaarder belast wordt, niet kenbaar meegewogen in de besluitvorming. Er is bovendien een onomwonden negatief advies uitgebracht aan het college door de verkeerswerkgroep, maar ook daaraan is in het besluit geen aandacht besteed. Het besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar van de bewoners is beslist.

Uitspraak



RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 17/1004

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 mei 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers]

allen te [woonplaats] ,

samen aan te duiden als: verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, het college (gemachtigden: mr. M. Walta en ing . H. Oostelbos).

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

Stichting Belangengroep Europalaan te Valkenswaard, de stichting.

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2017 (het besluit) heeft het college besloten tot het instellen van een geslotenverklaring voor vrachtverkeer op de Europalaan te Valkenswaard, tussen de Eindhovenseweg en De Vest in beide richtingen, door het plaatsen van verkeersbord C07 “Gesloten voor vrachtauto; motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg” inclusief onderbord OB108 “uitgezonderd bestemmingsverkeer”. Verzoekers hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt en aan de voorzieningenrechter verzocht het besluit bij wijze van voorlopige voorziening onmiddellijk te schorsen. Over dat verzoek om een voorlopige voorziening gaat deze procedure. Op 14 april 2017 heeft de zitting plaatsgevonden. Verzoekers zijn naar de zitting gekomen. Namens hen hebben verzoeker 1 en verzoeker 2 het woord gevoerd. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voor de derde partij zijn verschenen [persoon 1] en [persoon 2] .

De voorzieningenrechter heeft op de zitting gezegd dat de uitspraak op 28 april 2017 in het openbaar zal worden gedaan. Omdat haar later is gebleken dat de rechtbank die dag gesloten is, is de uitspraaktermijn verlengd. Dat is aan partijen per brief meegedeeld.

Overwegingen

Waar gaat het om in deze zaak?

1. Verzoekers wonen aan de Eindhovenseweg in Valkenswaard. Ze hebben deze procedure aangespannen omdat ze zeggen veel last te ondervinden van het besluit tot geslotenverklaring voor vrachtverkeer (hierna ook: het vrachtwagenverbod) van een deel van de Europalaan. Als gevolg van dat besluit moeten de vrachtwagens die eerst over de Europalaan reden, volgens verzoekers nu uitwijken naar de Eindhovenseweg, waardoor de geluidsoverlast volgens hen is toegenomen. Ook vrezen verzoekers gezondheidsproblemen als gevolg van de toename van fijnstof door de uitlaatgassen van het vrachtverkeer, en is de verkeersveiligheid op de Eindhovenseweg in het geding. De Eindhovenseweg is volgens hen te smal voor vrachtverkeer in beide richtingen.

Dit is een foto van de Eindhovenseweg:

Dit is een foto van de Europalaan:

2. Op 27 juli 2012 is tussen verschillende partijen, waaronder de provincie Noord-Brabant, de gemeenten Eindhoven, Valkenswaard, Waalre, Bergeijk, Eersel en Waterschap de Dommel, het “Gebiedsakkoord Grenscorridor N69” gesloten. Het doel van dat gebiedsakkoord is daarin als volgt omschreven: “Het verankeren van het gezamenlijk gedragen voorkeursalternatief “Westparallel Plus” en de uitvoering hiervan te realiseren om de leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblemen in de Grenscorridor N69 op te lossen en gelijktijdig de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te versterken.” De aanleg van de Westparallel moet de leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblematiek door de grote toename van het aantal (vracht)auto’s dat dagelijks door het gebied Valkenswaard en Waalre rijdt, terugdringen. Het wordt een tweemaal-eenbaans-tachtigkilometerverbinding waarmee een nieuwe internationale route loopt van de grensovergang met België tot aan de aansluiting A67 Velhoven-West. Over de Westparallel loopt op dit moment een gerechtelijke procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3. De tekst van het besluit waar het in deze zaak om gaat, luidt als volgt:

“Overwegende:

- dat het openbaar gebied in eigendom en beheer is van de gemeente Valkenswaard;

- dat de toekomstige West-Parallel doorgaande (vracht)verkeer uit de kern van Valkenswaard zal houden;

- dat deze West-Parallel de komende jaren nog niet gereed is;

- dat dit verkeersbesluit ingetrokken wordt na gereedkoming van de West-Parallel;

- dat (vracht)verkeer, daar waar mogelijk , nu al omgeleid wordt op routes waar deze geen onevenredige hinder of gevaar vormen;

- dat een aandeel (vracht)verkeer deze geadviseerde omleiding negeert;

- dat het restant vrachtverkeer in de tijdelijke situatie gebruik kan blijven maken van de bestaande provinciale weg (N69) in Valkenswaard, namelijk de Eindhovenseweg;

- dat overlast van vrachtverkeer voorkomen wordt op sluiproutes door reeds bestaande maatregelen;

- dat derhalve wordt over gegaan tot het instellen van een geslotenverklaring voor vrachtverkeer op de Europalaan tussen de Eindhovenseweg en De Vest in beide richtingen;

- dat bestemmingsverkeer hiervan uitgezonderd wordt;

- dat niet gebleken is dat belanghebbenden hiermee onevenredig worden benadeeld dan wel dat er een onduidelijke verkeerssituatie zou ontstaan;

- advies is ingewonnen bij Politie Zuid-Oost Brabant;

- dat dit verkeersbesluit wordt gepubliceerd op Staatscourant.nl.

Dat de belangrijkste uitgangspunten bij deze verkeersmaatregelen zijn:

- het verzekeren van de veiligheid op de weg;

- het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

- het beschermen van weggebruikers en passagiers;

- het zoveel mogelijk waarborgen van vrijheid van het verkeer;

- het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

Gelet op het bepaalde in de Wegenverkeerswet, het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1994 en de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

- tot het instellen van een van een geslotenverklaring voor vrachtverkeer op de Europalaan tussen de Eindhovenseweg en De Vest in beide richtingen, middels het plaatsen van verkeersbord C07 “gesloten voor vrachtauto: motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg” inclusief onderbord 05108 “uitgezonderd bestemmingsverkeer”

Wat staat er in de wettelijke regels en vaste rechtspraak die op deze zaak van toepassing is?

4. In artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) staat dat de krachtens die wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:

a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;

b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;

c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

In het tweede lid van dat artikel staat dat de krachtens de WVW 1994 vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:

a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;

b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.

5. In artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer staat dat in de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval moet zijn vermeld welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Als ook andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt vermeld op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Genoeg is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke manier alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

6. Volgens vaste rechtspraak in dit soort zaken heeft het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter moet zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend opstellen en toetsen of het besluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen zó onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Genoeg is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 , worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening

7. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb . In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de bodemzaak (in dit geval de beslissing op bezwaar). De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.

8. De voorzieningenrechter beoordeelt in de eerste plaats of het verzoek overduidelijk elk spoedeisend belang mist, dan wel of de belangen van de verzoekende partij overduidelijk zo weinig worden aangetast door uitvoering van het besluit, dat het treffen van een voorlopige voorziening niet passend zou zijn. Met andere woorden: als iemand geen (spoedeisend) belang heeft bij het treffen van de voorziening, moet het verzoek alleen al daarom worden afgewezen en beoordeelt de voorzieningenrechter verder niet of het besluit wel of niet rechtmatig is.

9. In het andere geval, dus als niet vaststaat dat de verzoekende partij geen (spoedeisend) belang heeft bij het treffen van de voorlopige voorziening, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Daarbij geldt dat als de rechtmatigheid van dat besluit evident is, geen grond bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Andersom geldt dat als de onrechtmatigheid van het besluit evident is, die grond wel bestaat. Dat zijn de twee uitersten. Het kan ook gaan, en meestal is dat het geval, om een tussencategorie; bijvoorbeeld als op het besluit wel wat valt af te dingen, de rechtmatigheid of onrechtmatigheid niet klip en klaar is of als die rechtmatigheid niet zonder diepgravend onderzoek kan worden beoordeeld.

9. Als het gaat om die tussencategorie, moet de voorzieningenrechter een belangenafweging maken. Ook als het nodig is binnen heel korte tijd een beslissing te nemen, kan het nodig zijn dat de voorzieningenrechter zich beperkt tot zo'n belangenafweging.

10. In die belangenafweging betrekt de voorzieningenrechter verschillende elementen, waaronder: de vraag in hoeverre duidelijk is dat (en in hoeverre te beoordelen valt of) aan het besluit een gebrek kleeft, de vraag in hoeverre dat gebrek naar verwachting te herstellen valt in de beslissing op bezwaar, de mate van onomkeerbaarheid van het treffen of niet treffen van de gevraagde voorziening en de mate van spoedeisendheid. Bij zo'n belangenafweging moeten alle belangen pro en contra worden afgewogen; als de belangen aan de ene kant groot zijn, moeten de belangen aan de andere kant ook groot zijn om daar tegen op te kunnen wegen.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

Onverwijlde spoed?

11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers aannemelijk hebben gemaakt dat zij niet kunnen wachten tot het college heeft beslist op het bezwaar. Er is dus sprake van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb . De voorzieningenrechter zal daarom hierna een voorlopig oordeel geven over de rechtmatigheid van het besluit.

Een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit

12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de motivering van het besluit tekortschiet. Zoals uit overweging 4 tot en met 6 van deze uitspraak blijkt, moet een verkeersbesluit zoals hier aan de orde is, aan een aantal eisen voldoen. Er moet in zijn vermeld welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid van de WVW 1994 belangen ten grondslag liggen aan het besluit en als er ook andere dan de in artikel 2, eerste en tweede lid van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, moet worden vermeld hoe de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Dat is in het besluit dat hier aan de orde is, helemaal niet gebeurd, zo valt te lezen in overweging 3 van deze uitspraak, waarin het besluit is geciteerd. Er wordt een opsomming gemaakt van de ‘belangrijkste uitgangspunten bij deze verkeersmaatregelen’, waarna achter vijf achtereenvolgende gedachtestreepjes een herhaling van de in de WVW 1994 genoemde belangen volgt. Nergens in het besluit wordt gesproken over de belangen van omwonenden aan de Eindhovenseweg zoals verzoekers, wat toch wel in de rede had gelegen, nu het aan het college bekend was dat die omwonenden niet gelukkig zouden zijn met de door hen voorziene gevolgen van het verkeersbesluit. Het college heeft niet inzichtelijk gemaakt op welke manier alle betrokken belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Het enige dat in het besluit staat is dat ‘niet gebleken’ is ‘dat belanghebbenden hiermee onevenredig worden benadeeld dan wel dat er een onduidelijke verkeerssituatie zou ontstaan’. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter veel te mager, mede gelet op het volgende.

13. Op 19 januari 2017 heeft de ‘verkeerswerkgroep’ aan het college een advies uitgebracht. De verkeerswerkgroep is een onafhankelijk adviesorgaan dat bij verkeersbesluiten aan het college adviseert. In de werkgroep is onder meer de politie vertegenwoordigd. In het advies windt de verkeerswerkgroep er geen doekjes om: ze vindt het besluit om de Europalaan af te sluiten voor vrachtwagenverkeer geen goed idee. Er valt onder meer het volgende in te lezen:

“Bij het nemen van een verkeersbesluit is het van belang dat er een goede motivering ligt onder het besluit. (…) Een onvoldoende onderbouwd verkeersbesluit loopt het risico onderuit gehaald te worden in een bezwaar en beroepstraject. Het is dus zaak te zorgen voor een motivatie die voldoet aan bovenstaande doelen. (…)

Verkeersveiligheid

1. Het instellen van een vrachtwagenverbod op de Europalaan heeft als effect dat het vrachtverkeer over de Eindhovenseweg zal rijden. Aantal kruisingen op de Europalaan is veel minder dan op de route over de Eindhovenseweg waardoor er minder kans is op conflicten met andere weggebruikers. (…) Wanneer het vrachtverkeer dus over de Eindhovenseweg gaat rijden is dit een verslechtering van de verkeersveiligheid.

2. Bestemmingsverkeer dat vaak een lagere snelheid heeft en veelal bestaat uit langzaam verkeer zoals voetgangers is op de Europalaan veelal gescheiden van het doorgaand verkeer. Dit in tegenstelling tot de situatie op de Eindhovenseweg. Wanneer het vrachtverkeer van de Eindhovenseweg gebruik maakt is dit een verslechtering van de verkeersveiligheid ten opzichte van de nieuwe Europalaan.

3. De Europalaan bestaat voor het grootste gedeelte uit vrijliggende fietspaden die middels een band en berm van de rijbaan zijn gescheiden. Op de Eindhovenseweg ligt het fietspad met een smalle rabatstrook direct langs de rijbaan waarbij op de rabatstrook ook nog geparkeerd wordt. De kans op ongevallen als gevolg van de inrichting van de Eindhovensweg is vergelijking met de inrichting van de Europalaan onveiliger.

4. De Europalaan doorsnijdt geen voetgangersgebied terwijl de route Eindhovensweg - Luikerweg dat wel doet. (…) Een vrachtwagenverbod op de Europalaan waarbij het doorgaande vrachtverkeer over de Eindhovensweg zal rijden betekent een verslechtering van de verkeersveiligheid voor deze groep verkeersdeelnemers.

Bruikbaarheid van de weg

5. Het wegdek van de Europalaan is berekend op het kunnen verwerken zware voertuigen. De bruikbaarheid van de weg is dan ook niet in het geding wanneer er vrachwagens overheen rijden.

6. (…) Het gebruik van vrachtverkeer van de hoofdrijbaan Europalaan is niet in conflict met de bruikbaarheid van de weg. Daarom is dit geen aanleiding een verbod in te stellen.

7. Ten opzichte van de route Eindhovensweg zijn de kruisingen op de Europalaan voorzien van meer opstelcapaciteit waardoor de kruisigen het verkeer beter kunnen verwerken.

8. De maatvoering van de rijbaan van de Europalaan is ruimer dan die van de Eindhovenseweg. Een vrachtwagenverbod op de Europalaan betekent een verslechtering van de bruikbaarheid van de weg dan wanneer dit vrachtverkeer over de Europalaan rijdt.

(…)

Overlast, hinder of schade voor het milieu

11. De Europalaan heeft stil asfalt. Ten opzichte van de Eindhovensweg is dit juist een verbetering van de situatie waarbij er minder geluid wordt geproduceerd. Wanneer vrachtverkeer over de Eindhovenseweg zou rijden zou dit een verslechtering betekenen.

12. De woningen staan op de Europalaan veel verder van de rijbaan af waardoor de overlast minder is dan wanneer het vrachtverkeer over de Europalaan rijdt waar de woningen dichter op de rijbaan staan.

13. Omdat de Europalaan berekend is om de verkeersintensiteit te verwerken is er minder kans op opstoppingen en dus minder overlast van trillingen en optrekgeluid dan wanneer het vrachtverkeer over de Eindhovenseweg rijdt. Een vrachtwagenverbod op de Europalaan zou dus een verslechtering betekenen van de overlast.

14. Het trace Europalaan heeft een relatief open karakter omdat de bebouwing veelal verder van de rijbaan gelegen is dan op de route Eindhovenseweg — Luikerweg. Wanneer vrachtverkeer over de Europalaan rijdt zou dit dus een verbetering van de luchtkwaliteit betekenen en dus een verslechtering wanneer dit verkeer over de Eindhovenseweg rijdt.

Conclusie

De verkeerswerkgroep kan op basis van bovenstaande aspecten geen motivatie vinden voor het instellen van een vrachtwagenverbod op de Europalaan. Verder constateert de verkeerswerkgroep een verslechtering van bovenstaande aspecten wanneer het verbod van kracht zou worden. Het verkeersbesluit kan dan ook niet onderbouwd worden.”

14. De voorzieningenrechter vindt het niet goed te begrijpen dat aan dit advies geen woord is gewijd in het besluit. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter gevraagd aan de gemachtigden van het college waarom dat niet is gebeurd. Het antwoord op die vraag luidde dat het advies ‘mosterd na de maaltijd’ was omdat het besluit om het vrachtwagenverbod in te stellen, al genomen was. Daarbij doelden de gemachtigden op het Gebiedsakkoord Grenscorridor N69 en op een amendement uit 2014, als gevolg waarvan de gemeenteraad aan het college heeft opgedragen een vrachtwagenverbod in te stellen op de Europalaan. Volgens de gemachtigden op de zitting is de keuze om het vrachtwagenverbod nu in te stellen, vanwege die opdracht gemaakt en ook omdat het een ‘mooi en logisch moment’ was. Ook met die uitleg is volgens de voorzieningenrechter volstrekt niet te begrijpen waarom in het besluit geen kenbare aandacht is besteed aan de belangen van verzoekers en aan het onomwonden negatieve advies van de verkeerswerkgroep. Wat er ook eerder allemaal is afgesproken of opgedragen, bij het nemen van een verkeersbesluit als hier aan de orde zal toch moeten worden voldaan aan de wettelijk verankerde eis om alle betrokken belangen kenbaar tegen elkaar af te wegen. Nu dat niet is gebeurd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het besluit onrechtmatig is.

De belangenafweging die de voorzieningenrechter maakt

15. Het college heeft de gelegenheid om in de te nemen beslissing op bezwaar alsnog alle betrokken belangen kenbaar af te wegen. Op de zitting hebben de gemachtigden van het college ook gezegd dat zij die gelegenheid zullen nemen. Toch ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de belangenafweging die zij in deze procedure moet maken, in het voordeel van het college te laten uitvallen. Daarvoor is het geconstateerde gebrek te ernstig en zijn de belangen aan de zijde van verzoekers te groot. Voor de voorzieningenrechter is, dat moet gezegd, niet geheel inzichtelijk in welke mate de overlast voor verzoekers precies is toegenomen. Verzoekers hebben geen cijfers overgelegd waaruit de toename blijkt. De derde-partij en het college hebben betoogd dat er door genomen (overige) maatregelen minder personenverkeer over de Eindhovenseweg rijdt, waardoor – ook met de toename van het vrachtverkeer – per saldo geen sprake is van een verkeerstoename over de Eindhovenseweg. Dat moge zo zijn, maar verzoekers hebben daar op hun beurt tegenover gesteld dat de mate van overlast van vrachtverkeer veel groter is dan van personenverkeer, omdat vrachtwagens nu eenmaal meer geluid maken en het wegdek (en daarmee de huizen, verzoekers spreken over scheuren in hun muren) er meer onder te lijden heeft. Bovendien is voor de voorzieningenrechter wel duidelijk dat ook de verkeersveiligheid meer wordt aangetast door vrachtverkeer dan door personenverkeer, ook als in aanmerking wordt genomen dat er minder personenverkeer is dan voorheen. Het college en de derde-partij hebben ook betoogd dat voordat het besluit werd genomen, het al zo was dat al het vrachtverkeer over de Eindhovenseweg reed en niet via de Europalaan, zodat er ook om die reden per saldo niets verandert door het besluit. Die stelling vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Als dat inderdaad zo was, zou het besluit dat hier aan de orde is, immers helemaal niet hoeven te worden genomen. Kennelijk heeft het college daar wel aanleiding voor gezien. Op de zitting hebben de gemachtigden van het college verder nog een aantal grafieken met daarin de resultaten van een verkeerstelling in de week van 28 maart tot 4 april 2017 getoond, waaruit volgens hen blijkt dat het erg meevalt met de hoeveelheid vrachtwagens op de Eindhovenseweg. Verzoekers hebben op die grafieken niet kunnen reageren omdat zij er pas voor het eerst op de zitting mee werden geconfronteerd. Omdat de voorzieningenrechter niet inziet waarom die grafieken niet eerder dan pas op de zitting (tien dagen na afloop van de verkeerstelling) konden worden ingebracht, zodat verzoekers de gelegenheid hadden zich daarop voor te bereiden en er een reactie op te geven, laat de voorzieningenrechter de grafieken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.

16. Al met al valt de belangenweging dus uit in het voordeel van verzoekers. Dat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, wordt toegewezen. Concreet houdt dat in dat het besluit tot geslotenverklaring voor vrachtverkeer op de Europalaan wordt geschorst en dat (de aanduiding op) het verkeersbord inclusief onderbord dat de geslotenverklaring aangeeft, moet worden verwijderd. De schorsing geldt tot zes weken nadat de te nemen beslissing op het bezwaarschrift van verzoekers bekend is gemaakt.

17. Omdat verzoekers gelijk krijgen, moet het college het griffierecht dat ze hebben betaald, aan hen vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding, omdat verzoekers zich niet hebben laten bijstaan door een professioneel rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- schorst het besluit van 22 februari 2017 tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 168,– aan verzoeker te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van

B.C.T. Rabou-Coort LLB, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2017.

De griffier is verhinderd voorzieningenrechter

de uitspraak te ondertekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4450 en van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:589.

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5894 en 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4046.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature