Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3609
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. B. van Straaten),
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de CSG
(gemachtigde: mr. Y. Pieters).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (het schadefonds).
1.1.
Op 10 november 2019 heeft eiseres een aanvraag gedaan om een uitkering uit het schadefonds. Eiseres heeft in haar aanvraag opgegeven dat zij slachtoffer is van meerdere misdrijven en dat deze misdrijven hebben geleid tot lichamelijk en psychisch letsel.
1.2.
De CSG heeft deze aanvraag met het besluit van 6 april 2020 afgewezen.
1.3.
In het besluit op bezwaar van 6 september 2022 (het bestreden besluit) is de CSG bij de afwijzing van de aanvraag om een uitkering uit het schadefonds gebleven. Volgens de CSG is van belang dat op de situatie van eiseres geen letselcategorie uit letsellijst van toepassing is waarmee eiseres, na de verrekening van de bedragen van € 10.000,- en € 5.000,- die eerder aan haar zijn uitgekeerd, recht heeft op een (aanvullende) uitkering.
1.4.
De CSG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Eiseres heeft een aanvullend stuk overgelegd.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. De CSG heeft zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om een uitkering uit het schadefonds. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Omvang van het geschil
4. Tussen partijen is niet in geschil dat voor een deel van de misdrijven die eiseres heeft genoemd in haar aanvraag al een uitkering is toegekend en dat deze uitkeringen op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven dienen te worden verrekend met de uitkering op grond van de aanvraag van eiseres van 10 november 2019. Ook is niet in geschil dat eiseres pas recht heeft op een (aanvullende) uitkering voor zover sprake is van lichamelijk letsel vanaf letselcategorie 5 onderdeel 1A of 1B van de letsellijst of psychisch letsel vanaf letselcategorie 5 onderdeel 2A of 2B van de letsellijst. Partijen zijn in beroep verdeeld over de vraag of letselcategorie 5 onderdeel 2A of 2B bij psychisch letsel van toepassing is op de situatie van eiseres.
Psychisch letsel onderdeel 2A van de letsellijst
5. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij niet begrijpt om welke reden de CSG niet alle door haar opgegeven misdrijven heeft meegenomen in haar beoordeling. Mede omdat eiseres vaak heeft aangegeven dat zij graag wil horen welke aanvullende informatie zij nog kan aanleveren voor de onderbouwing van haar opgaven. Eiseres heeft verder benadrukt dat zij het proces naar het krijgen van erkenning voor en genoegdoening van het leed dat haar met de opgegeven misdrijven is aangedaan ervaart als een zware last.
5.1.
De CSG heeft in het bestreden besluit overwogen dat de aanvraag van eiseres voldoende is onderbouwd daar waar het gaat om de zedenmisdrijven en het geweld waarvan eiseres slachtoffer is geworden tijdens haar verblijf in de justitiële jeugdinrichting Het Poortje in de periode van 1 september 2006 tot en met 1 juni 2007. Volgens de CSG kan het voorondersteld psychisch letsel op grond van deze misdrijven worden ondergebracht in letselcategorie 4 van onderdeel 2A van de letsellijst. Over de andere misdrijven die eiseres in haar aanvraag heeft opgegeven concludeert de CSG dat zij enkel beschikt over de eigen opgaven van eiseres en dat hiermee onvoldoende objectieve informatie voorhanden is om de opgaven aannemelijk te kunnen achten.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de CSG heeft kunnen concluderen dat onvoldoende objectieve informatie voorhanden is om de misdrijven die eiseres, in aanvulling op de zedenmisdrijven en het geweld in de justitiële jeugdinrichting Het Poortje, heeft opgegeven aannemelijk te achten. De CSG heeft in dit opzicht op goede gronden overwogen dat enkel de opgave van eiseres onvoldoende is om voor de toepassing van de letselcategorieën uit de letsellijst van het plaatsvinden van deze misdrijven te kunnen uitgaan. Reeds om die reden bestaat geen grond voor het oordeel dat de CSG ten onrechte niet letselcategorie 5 van onderdeel 2A van de letsellijst op de situatie van eiseres van toepassing heeft geacht. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de toepassing van letselcategorie 5 van onderdeel 2A van de letsellijst is voorbehouden aan slachtoffers van zeer specifieke misdrijven. Het aannemelijk achten van alle door eiseres opgegeven misdrijven hoeft daarmee niet te betekenen dat sprake is van misdrijven die kunnen leiden tot een uitkering met toepassing van letselcategorie 5 van onderdeel 2A van de letsellijst.
5.3.
Het betoog van eiseres slaagt niet.
Psychisch letsel onderdeel 2B van de letsellijst
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de CSG ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij niet in letselcategorie 5 van onderdeel 2B van de letsellijst kan worden ondergebracht. Ter onderbouwing wijst eiseres op een verklaring van het UWV waaruit volgt dat zij met ingang van 14 juli 2007 een Wajong-uitkering ontvangt. Ook is aan eiseres met toepassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij besluit van 30 november 2016 een tegemoetkoming voor huishoudelijke hulp toegekend en is daarop bij besluit van 4 september 2017 zware begeleiding toegekend voor de duur van 2,5 uur per week. Ook wijst eiseres op facturen van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) waaruit blijkt dat zij in 2013 al zorg vanuit de Wmo heeft ontvangen. De door de CSG toegekende kwalificatie voor het psychisch letsel doet volgens eiseres dan ook geen recht aan het ernstige letsel dat zij heeft overhouden aan de misdrijven. Eiseres is nog altijd niet hersteld van het psychische leed dat zij mede als gevolg van jarenlange mishandelingen en opsluitingen heeft opgelopen.
6.1.
De CSG stelt zich op het standpunt dat op basis van de door eiseres aangeleverde informatie over het letsel, de behandeling en beperkingen niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van letselcategorie 5. Daarvoor dient volgens de CSG sprake te zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeltrajecten gedurende minimaal 5 jaren die hebben geleid tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid.
6.2.
De rechtbank overweegt dat voor de toepassing van letselcategorie 5 van onderdeel 2B van de letsellijst sprake dient te zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeltrajecten gedurende minimaal meer dan vijf jaren die hebben geleid tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid. In de letsellijst staat ter toelichting opgenomen dat de afhankelijkheid kan worden aangetoond met bijvoorbeeld relevante beschikkingen van de Wmo, indicatiestellingsorganen of het UWV.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de CSG heeft kunnen concluderen dat het psychisch letsel van eiseres, op grond van de overgelegde stukken, niet valt onder letselcategorie 5 van onderdeel 2B van de letsellijst. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de door eiseres overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat zij blijvend gedeeltelijk afhankelijk is van de hulp en begeleiding die zij op het moment op grond van de Wmo ontvangt. Ook uit de toekenning van de Wajong-uitkering kan de vereiste blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid niet worden afgeleid.
6.4.
Het betoog van eiseres slaagt niet.
7. De rechtbank hecht er aan te benadrukken dat zij begrijpt dat de uitkomst van deze beroepsprocedure haar (wederom) niet de erkenning brengt waar zij zo naar verlangt. Deze uitkomst neemt niet weg dat rechtbank zich wel degelijk realiseert dat de gebeurtenissen waarover eiseres heeft verklaard een grote invloed hebben gehad op haar leven en dit nog steeds hebben. Maar dat feit is onvoldoende voor de juridische beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in onderdeel 2A of 2B van de letsellijst. Zoals uit de overwegingen 5 tot en met 6.3 volgt is van zo’n situatie hier geen sprake. Kort gezegd omdat er (wat betreft onderdeel 2A) naast de verklaring van eiseres geen andere objectieve informatie over de gestelde misdrijven aanwezig is en (wat betreft onderdeel 2B) niet blijkt van een blijvende gedeelte afhankelijkheid van deskundige hulp.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de CSG aan eiseres geen uitkering uit het schadefonds hoeft uit te keren. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.