Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1752
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak tussen[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, het college
(gemachtigde: R. Ali).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van haar huwelijksgegevens in de Basisregistratie personen (Brp).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 maart 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het college om de registratie van een huwelijk te verwijderen uit de Brp. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De aanvraag van eiseres
4. Eiseres heeft op grond van artikel 2.58 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) verzocht om het verbeteren van (de gegevens van) het huwelijk van eiseres die zijn opgenomen in de Brp. Eiseres heeft verzocht de volgende wijzigingen aan te brengen:
oude huwelijksgegevens nieuwe huwelijksgegevens
naam echtgenoot [betrokkene 1] [betrokkene 2]
geboortedatum [geboortedatum]
geboorteplaats en land [geboorteplaats en -land]
nationaliteit -- [nationaliteit]
huwelijksdatum [datum]
huwelijksplaats [plaats]
4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek tot wijziging heeft eiseres de volgende documenten overgelegd.
- Kopie van het origineel van de huwelijksakte van 26 februari 2013 (doc. nr 645);
- legalisatieverklaring van 15 februari 2013 van het document met nummer 645 van de vice-consul van de Iraakse ambassade met daarop een bevestigingsstempel van de minister van Buitenlandse Zaken;
- Nederlandse vertaling van de huwelijksakte met doc. nr. 645;
- electronic copy of family registration entry van 2 januari 2018 (family no. 1292LOOM2240002901);
- een kopie van de Iraakse ID-kaarten van eiseres (00863683), [betrokkene 2] (00863771) en [betrokkene 3] (00862537) met een Nederlandse vertaling;
- legalisatieverklaring van 9 mei 2018 van de consul van de Iraakse ambassade van de doc. nr’s 00862537, 00863771, 00863683;
- een beschikking van de rechtbank Overijssel van 17 november 2016 tot wijziging van de achternaam van de zoon van eiseres;
- overlijdensakte van [betrokkene 2] van 27 april 2021 (doc. nr. 915);
- legalisatieverklaring van 17 januari 2022 van doc. nr. 915 van de vice-consul van de Iraakse ambassade met daarop een bevestigingsstempel van de minister van Buitenlandse Zaken;
- a family electronic copy of entry van 17 augustus 2022 (family no. 1292LOOM2240002901).
Omvang van het geschil
5. Tussen partijen is niet in geschil dat van de door eiser overgelegde documenten – in ieder geval – de (kopie van de) de huwelijksakte van het huwelijk met [betrokkene 2] een brondocument is zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid en onder c, van de Wet brp . Deze huwelijksakte is voor het college redengevend om aan te nemen dat eiseres in het huwelijk is getreden met [betrokkene 2] op de wijze zoals eiseres in haar aanvraag heeft beschreven. Partijen hebben op de zitting bevestigd dat zij enkel verdeeld zijn over de vraag of eiseres mede met de overgelegde huwelijksakte buiten redelijke twijfel heeft gesteld dat de beschrijving op de huwelijksakte van eiseres voorafgaand aan het huwelijk als “maagdelijk meisje” juist is en daarmee of met de overgelegde documenten voldoende is aangetoond dat het huwelijk met [betrokkene 1] nooit heeft bestaan.
Heeft het college het wijzigen van de gegevens in de Brp kunnen weigeren?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij buiten redelijke twijfel heeft gesteld dat de beschrijving van haar op de huwelijksakte als “maagdelijk meisje” waarheidsgetrouw is en dat zij daarmee heeft aangetoond dat het huwelijk met [betrokkene 1] nooit heeft bestaan. Eiseres voert ter toelichting aan dat het huwelijk met [betrokkene 1] een verzonnen huwelijk is met een niet bestaande man. Eiseres stelt dat zij naar Nederland is gereisd met haar toenmalig echtgenoot [betrokkene 2] . Hij was destijds eveneens getrouwd met een andere vrouw, die zich op dat moment nog in Irak bevond. Om een gezinsherenigingsprocedure met deze vrouw te kunnen starten hebben eiseres en [betrokkene 2] bij aanvang van hun verblijf in Nederland in 1998 verklaard dat zij broer en zus zijn. Uit de beschrijving van eiseres op de huwelijksakte zoals is opgenomen door de rechtbank in Irak volgt volgens eiseres dat zij voorafgaand aan het huwelijk met [betrokkene 2] niet eerder in het huwelijk is getreden. Eiseres benadrukt dat aan de juistheid van deze beschrijving op huwelijksakten een zwaargewicht wordt toegekend in Irak. De vrees van de gemeente dat mogelijk voorafgaand aan het huwelijk met [betrokkene 2] een niet bij de autoriteiten geregistreerd huwelijk door een Iman heeft plaatsgehad is volgens eiseres niet op zijn plaats. Ook dergelijke huwelijken dienen te worden opgegeven bij de autoriteiten, omdat het verkrijgen van een ID-kaart en bepaalde vormen van sociale zekerheid daarvan afhankelijk zijn gesteld. Eiseres wijst er verder op dat, voor zover van de juistheid van het huwelijk met [betrokkene 2] wordt uitgegaan, daarmee al evident is dat het huwelijk met [betrokkene 1] is geëindigd. Dit omdat een vrouw niet gelijktijdig meer dan één huwelijk kan aangaan. Verder is volgens eiseres van belang dat het bewijzen van het nooit hebben bestaan van een huwelijk en de persoon van [betrokkene 1] erg moeizaam is. Eiseres wijst erop dat zij in Irak bij de autoriteiten heeft verzocht om een verklaring waaruit dit is af te leiden. De autoriteiten hebben daarop echter gemeld dat dergelijke verklaringen niet worden uitgegeven. Wel overgelegd door de autoriteiten is een uitdraai van de burgerlijke stand (a family electronic copy of entry van 17 augustus 2022). Op dat document staat vermeld dat eiseres eenmaal in het huwelijk is getreden en wel met [betrokkene 2] .
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres niet buiten redelijke twijfel heeft gesteld dat (het huwelijk met) [betrokkene 1] nooit heeft bestaan en dat om die reden geen aanleiding bestaat om over te gaan tot wijziging van de Brp. Het college benadrukt in dit opzicht dat zij zwaar hecht aan de juistheid van de in de Brp opgenomen (persoons)gegevens. Volgens het college is van belang dat niet kan worden uitgesloten dat eiseres voorafgaand aan het huwelijk met [betrokkene 2] een traditioneel huwelijk heeft gesloten dat niet is geregistreerd bij de autoriteiten. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat de beschrijving “maagdelijk meisje” die de rechtbank in Irak heeft opgenomen op de huwelijksakte niet klopt, omdat de rechtbank mogelijk niet beschikte over informatie over een eerder gesloten traditioneel huwelijk. De aanvraag van eiseres is daarmee volgens het college op goede gronden afgewezen.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat, voor zover wordt uitgegaan van de juistheid van de beschrijving van “maagdelijk meisje” op de huwelijksakte, eiseres heeft aangetoond dat zij voorafgaand aan het huwelijk met [betrokkene 2] niet eerder in het huwelijk is getreden en daarmee dat (het huwelijk met) [betrokkene 1] nooit heeft bestaan. Dit is verder door het college ook niet betwist.
6.3.
De rechtbank overweegt dat het college met de stelling dat niet kan worden uitgesloten dat voorafgaand aan het huwelijk met [betrokkene 2] een niet bij de autoriteiten geregistreerd huwelijk heeft plaatsgehad enkel in algemene zin twijfels uit aan de juistheid van de beschrijving die door de Iraakse rechtbank is opgenomen op de huwelijksakte. Daarmee zijn door het college geen concrete omstandigheden naar voren gebracht die specifiek zien op (de afgiftepraktijk van) de door eiseres overgelegde huwelijksakte waaruit blijkt dat aan de juistheid van de opname van de beschrijving van eiseres dient te worden getwijfeld. Ook verder zijn door het college geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat redelijke twijfel bestaat over het standpunt van eiseres dat zij nooit met [betrokkene 1] gehuwd is geweest.
6.4.
Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat niet buiten redelijke twijfel is dat het huwelijk met [betrokkene 1] niet heeft bestaan. Er bestaan, zoals hiervoor is overwogen, geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de beschrijving van eiseres op de huwelijksakte. Ook verder zijn door het college geen omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan redelijke twijfel bestaat over het standpunt van eiseres. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het college in algemene zin uitgaat van de juistheid van de huwelijksakte. Het enkele in algemene zin betwijfelen van de juistheid van de beschrijving van eiseres op de huwelijksakte door het schetsen van een mogelijk alternatief scenario - het aangaan van een traditioneel huwelijk zonder dat te melden bij de autoriteiten - is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om twijfelen aan de juistheid van de inhoud van die huwelijksakte. Van eiseres verwachten dat zij aantoont dat geen traditioneel huwelijk heeft plaatsgehad kan in die situatie dan ook niet aan de orde zijn. Dit betekent dat eiseres naar het oordeel van de rechtbank, mede met het overleggen van de huwelijksakte, buiten redelijke twijfel heeft gesteld dat de vermelding op de huwelijksakte juist is en daarmee dat het huwelijk met [betrokkene 1] niet heeft bestaan.
6.5.
Het betoog van eiseres slaagt.
7. Tussen partijen is eveneens niet in geschil dat het brondocument dat eiseres heeft overgelegd (de huwelijksakte) van hogere orde is dan de verklaring onder ede waaraan de huwelijksgegevens van eiseres zijn ontleend die op het moment staan geregistreerd in de Brp. Dit betekent dat het college heeft moeten overgaan tot wijzigen van de gegevens in de Brp.
8. Met het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het college dient over te gaan tot wijzigen van de gegevens in de Brp op de wijze zoals door eiseres is aangevraagd. De rechtbank ziet geen grond om het college in de gelegenheid te stellen om opnieuw te besluiten op bezwaar, omdat het voorgaande geen andere mogelijkheid openlaat dan dat het college moet overgaan tot wijzigen van de gegevens op de wijze zoals door eiseres is aangevraagd.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 2.58 van de Wet brp . De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat de huwelijksgegevens van eiseres gewijzigd dienen te worden op de wijze zoals door eiseres is beschreven in haar aanvraag.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
9.2.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2998,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 maart 2023;
- herroept het besluit van 9 september 2022;
- bepaalt dat het college de huwelijksgegevens van eiseres wijzigt met inachtneming van de aanvraag van eiseres en bepaalt dat deze uitspraak in plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.998,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.