Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaaknummer: C/18/24/11 S
beschikking van 8 augustus 2024
in de surseance van betaling van:
de besloten vennootschap
Taxi Troost en De Boer B.V. ,
tevens handelend onder de naam Taxi Heerenveen,
statutair gevestigd te (8471 CX) Wolvega,
aan de Keiweg 4,
ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 01005314,
hierna te noemen: Taxi Troost en De Boer ,
advocaat: mr. W.H.M. Cnossen.
1 De procedure
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 juli 2024 is aan de Taxi Troost en De Boer voorlopig surseance van betaling (hierna: surseance) verleend, met benoeming van mr. H.J. Idzenga tot rechter-commissaris en van mr. W. Mollema, advocaat te Leeuwarden, tot bewindvoerder.
Bij verzoek van 31 juli 2024 heeft de (plaatsvervangend) bewindvoerder verzocht ex artikel 242 lid 1 sub 5 Faillissementswet (Fw) tot intrekking van de surseance onder het gelijktijdig uitspreken van het faillissement van Taxi Troost en De Boer . Bij brief van 1 augustus 2024 heeft de bewindvoerder zijn verzoek aangevuld en eveneens verzocht om intrekking van de surseance ex artikel 242 lid 1 sub 4 Fw jo. 228 Fw. Bij brief van 6 augustus 2024 heeft de bewindvoerder nadere stuken aan de rechtbank doen toekomen.
Op 6 augustus 2024 heeft mr. Cnossen namens Taxi Troost en De Boer een verzoek tot het ontslag van de bewindvoerder ingediend.
De verzoeken zijn op 7 augustus 2024 ter zitting behandeld. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- mr. R.J. Duursma, plaatsvervangend bewindvoerder;
- mr. [naam] , kantoorgenoot van mr. Duursma;
- dhr. [naam 2] , namens Taxi Troost en De Boer ;
- mw. [schuldeiser 1] , schuldeiser;
- dhr. [schuldeiser 2] , schuldeiser.
Ter zitting hebben zowel mr. Duursma als mr. Cnossen aantekeningen overgelegd.
2. De standpunten
De bewindvoerder
De bewindvoerder heeft verzocht om intrekking van de voorlopig verleende surseance en het gelijktijdig uitspreken van het faillissement van Taxi Troost en De Boer . De bewindvoerder acht, op basis van de huidige feiten en omstandigheden, voortzetting van de surseance niet langer verantwoord noch in het belang van de gezamenlijke schuldeisers van Taxi Troost en De Boer . De bewindvoerder heeft zijn verzoek gegrond op artikel 242 lid 1 sub 4 en artikel 242 lid 1 sub 5 Fw jo artikel 228 Fw en de bewindvoerder heeft daartoe - kort weergegeven - het volgende aangevoerd.
Op 25 juli 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de bewindvoerder en de heer [bestuurder] , middellijk bestuurder van Taxi Troost en De Boer , en de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ). De bewindvoerder heeft op dat moment geconstateerd dat Taxi Troost en De Boer kampt met een operationeel - en een liquiditeitsprobleem, veroorzaakt door respectievelijk het wegvallen van de dagelijkse leiding van de onderneming en beslagleggingen door schuldeisers onder debiteuren en de bank. Dit laatste heeft tot gevolg gehad dat de salarissen over de maanden juni en juli niet (volledig) waren betaald. Ook bestond onduidelijkheid over het al dan niet betaald zijn en derhalve de dekking van de benodigde verzekeringen. Tot slot is de bewindvoerder gebleken dat Taxi Troost en De Boer nog geen duidelijkheid kon geven over de inhoud van een eventueel akkoord. De bewindvoerder heeft over het voorgaande afspraken gemaakt met Taxi Troost en De Boer . De bewindvoerder vindt dat deze afspraken onvoldoende zijn nagekomen en stelt zich op het standpunt dat Taxi Troost en De Boer volledig op eigen houtje opereert en weigert om hem (voldoende) inzicht te geven in de onderneming. Daarnaast is de bewindvoerder recentelijk gebleken Zorgvervoercentrale Nederland B.V. en ZCN Exploitatie B.V., die samen een grote klant vormen van Taxi Troost en De Boer , de overeenkomsten met Taxi Troost en De Boer met terugwerkende kracht per 23 juli 2024 hebben opgezegd. Tot slot is de bewindvoerder gebleken dat Taxi Troost en De Boer in strijd met artikel 228 Fw heeft gehandeld omdat zij onder meer de salarissen voor de maanden juni en juli 2024 heeft uitbetaald, zonder dat daarvoor expliciet toestemming door de bewindvoerder was gegeven.
Taxi Troost en De Boer
Door en namens Taxi Troost en De Boer is ter zitting het volgende verklaard. De directe aanleiding tot het doen van een verzoek tot verlening van surseance was de beslaglegging door een tweetal schuldeisers onder opdrachtgevers van Taxi Troost en De Boer waardoor de betaalstroom stagneerde en het bedrijf in acute liquiditeitsproblemen kwam. De schulden waarvoor beslag werd gelegd zijn, aldus Taxi Troost en De Boer , ontstaan als gevolg van een langere periode waarin de directie van het bedrijf vanwege omstandigheden vrijwel afwezig was en er dus geen leiding of toezicht werd gehouden. Met hulp van [naam 2] is een verzoek tot verlening van surseance gedaan. De reden hiervan was, zo heeft [naam 2] verklaard, dat Taxi Troost en De Boer in de kern een levensvatbaar bedrijf is. Het doel van de surseance was om, samen met de aan te stellen bewindvoerder, een plan te maken en Taxi Troost en De Boer uit het dal te trekken. Dit was, gelet op de belangen van het personeel en de schuldeisers, ook de uitdrukkelijke wens van de middellijk bestuurder van Taxi Troost & De Boer , de heer [bestuurder] .
De samenwerking met de aangestelde bewindvoerder verloopt echter allesbehalve soepel, aldus Taxi Troost & De Boer . Op 25 juli 2024 heeft het eerste en enige gesprek met de bewindvoerder plaatsgehad. In dit gesprek heeft de bewindvoerder een aantal eisen gesteld, waaronder betaling van de lonen van juni en juli 2024 en een bewijs van dekking van de taxi’s door de verzekering. Een deel van deze eisen moest op zeer korte termijn worden vervuld. De houding die de bewindvoerder nadien heeft aangenomen, heeft volgens Taxi Troost en De Boer tot gevolg gehad dat geen enkele samenwerking mogelijk was. De bewindvoerder heeft vanaf het eerste gesprek op 25 juli 2024 op ramkoers gelegen met, met name, [naam 2] en lijkt enkel en alleen uit te zijn op het faillissement van Taxi Troost en De Boer . Dit terwijl aan de voorwaarden van de bewindvoerder werd voldaan.
De liquiditeitsbegroting van Taxi Troost en De Boer laat een lonende exploitatie zien. De beslagen zijn, onder voorwaarden, opgeheven. Taxi Troost en De Boer kan aan haar lopende verplichtingen tijdens de surseance blijven voldoen. Het verzoek tot intrekking van de surseance moet daarom worden afgewezen, aldus Taxi Troost en De Boer .
Taxi Troost en De Boer heeft om ontslag van de bewindvoerder verzocht onder verwijzing naar de Recofa-richtlijnen Aanstellen Curatoren in Faillissementen en Benoeming Bewindvoerders in Surseances van Betaling (hierna: Recofa-richtlijnen). Volgens de Recofa-richtlijnen dient een bewindvoerder zich constructief op te stellen in de samenwerking met curatoren, ketenpartners, gefailleerde of sursiet. Nu de bewindvoerder dit in deze surseance heeft nagelaten, is er geen vertrouwen meer in een goed verloop van de samenwerking met Taxi Troost en De Boer .
3 De beoordeling
Het verzoek tot intrekking van de surseance
Voor beantwoording van de vraag of de voorlopige surseance moet worden ingetrokken, dient de rechtbank te beoordelen of de staat van de boedel zodanig is dat handhaving van de surseance niet langer wenselijk is en of het vooruitzicht, dat de schuldenaar na verloop van tijd zijn schuldeisers zal kunnen bevredigen, niet (langer) blijkt te bestaan. Bezien moet worden of het - gelet op de belangen van die schuldeisers en in aanmerking genomen dat het faillissement ‘de normale vorm van liquidatie van insolvente boedels is’ - verantwoord is om de ‘abnormale toestand’ van surseance van betaling te laten voortduren (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 januari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:574). De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Hiertoe is het navolgende redengevend.
Uit hetgeen door beide partijen in hun processtukken is gesteld en ter zitting is verklaard, komt een beeld naar voren van een surseance die eigenlijk nooit gestart is. Een en ander wordt ondersteund door de overgelegde correspondentie tussen partijen. Na het verlenen van de surseance op 23 juli 2024 heeft op 25 juli 2024 een gesprek plaatsgehad tussen de bewindvoerder en de heren [bestuurder] en [naam 2] . Omdat de bewindvoerder in een surseance fris in de onderneming komt, moet hij zich op korte termijn een beeld vormen van de problematiek, de kansen en mogelijkheden en de te nemen stappen. In dit kader heeft de bewindvoerder naar aanleiding van het gesprek een aantal knelpunten gesignaleerd, met name waar het ging om betaling van de lopende verplichtingen en het gebrek aan sturing binnen het bedrijf. De rechtbank overweegt dat de bewindvoerder daarom terecht een aantal eisen heeft gesteld waaraan Taxi Troost en de Boer moest voldoen. Zo diende het achterstallige loon over de maand juni uiterlijk 26 juli 2024 en het achterstallige loon over de maand juli uiterlijk 30 juli 2024 aan het personeel te zijn betaald. Ook diende op korte termijn een sluitende liquiditeitsprognose opgemaakt te worden en wilde de bewindvoerder een bewijs van dekking van de verzekeringen zien.
[naam 2] is, namens Taxi Troost en De Boer , met deze eisen aan de slag gegaan. Hoewel [naam 2] , zo overweegt de rechtbank, zeker verweten kan worden dat hij hierbij te zelfstandig heeft gehandeld en de bewindvoerder niet op de hoogte heeft gehouden van zijn vorderingen, is ter zitting gebleken, en dit is onvoldoende betwist door de bewindvoerder, dat aan het merendeel van de eisen is voldaan. Ter zitting heeft [naam 2] verklaard dat de achterstallige lonen over de maand juni op 26 juli 2024 zijn betaald. De lonen voor de maand juli zijn op 31 juli 2024 betaald, waar de bewindvoerder als uiterste datum 30 juli 2024 had gegeven. Daarnaast zijn de vaste lasten als huur en het pensioenfonds eveneens betaald en geven de verzekeringen dekking tot 1 september 2024.
Waar [naam 2] verweten kan worden dat hij niet reactief richting de bewindvoerder heeft gehandeld, kan de bewindvoerder naar het oordeel van de rechtbank verweten worden dat hij zich te rigide richting Taxi Troost en De Boer heeft opgesteld waar het zijn taak als bewindvoerder aangaat. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de bewindvoerder Taxi Troost en De Boer weinig ruimte heeft geboden om binnen de door hem gestelde grenzen te bewegen. Toen de bewindvoerder in zijn optiek de door hem gestelde eisen niet afdoende door Taxi Troost en De Boer ingewilligd zag worden en [naam 2] op eigen initiatief leek te handelen, heeft de bewindvoerder vrijwel direct een verzoek tot intrekking van de voorlopige surseance bij deze rechtbank ingediend. Het gevolg van dit alles is dat de surseance eigenlijk niet van de grond is gekomen. De staat van de boedel als bedoeld in artikel 242 lid 1 sub 5 Fw kan, naar het oordeel van de rechtbank, daarom niet worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de situatie op dit moment dan ook niet zodanig anders dan op het moment waarop de surseance werd verleend in die zin dat het nu in het belang van de schuldeisers is dat de surseance wordt ingetrokken. Het verzoek van de bewindvoerder kan dan ook op deze grond niet worden toegewezen.
Voor zover de bewindvoerder heeft gesteld dat Taxi Troost en De Boer zonder medewerking van de bewindvoerder beheers-of beschikkingsdaden heeft verricht, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Ten aanzien van betaling van de salarissen voor juni en juli 2024 heeft de bewindvoerder tijdens het gesprek van 25 juli 2024 duidelijk gemaakt dat uitbetaling van de lonen één van zijn eisen was. Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat het in eerste instantie de bedoeling was dat deze betalingen vanuit de holding plaats zouden vinden. In dat kader was zijn medewerking op grond van artikel 228 Fw niet noodzakelijk. Toen hem nadien is gebleken dat de lonen vanaf de bankrekening van Taxi Troost en De Boer waren uitbetaald, heeft hij geconcludeerd dat alsdan hem wel om toestemming gevraagd had moeten worden. De rechtbank overweegt dat, nu betaling van de lonen een door de bewindvoerder gestelde eis was, het ervoor gehouden moet worden dat hij bij een verzoek daartoe, aan uitbetaling zijn medewerking had verleend. Ten aanzien van de andere, door de bewindvoerder gestelde betalingen, is de rechtbank van oordeel dat Taxi Troost en De Boer voldoende gemotiveerd heeft aangevoerd dat de gelden daarvoor ter beschikking waren gesteld door de holding en dat geen sprake is geweest van selectieve betaling of benadeling van schuldeisers.
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder strekkende tot intrekking van de surseance moet worden afgewezen.
Het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder
De rechtbank overweegt over de taak van de bewindvoerder in een surseance het volgende. Hoewel de taak van een bewindvoerder in een surseance in de wet niet is uitgewerkt, kan hierover wel het volgende worden opgemerkt. Ingevolge artikel 215 lid 2 Fw benoemt de rechtbank bij een voorlopige verlening van de surseance een of meer bewindvoerders, om met de schuldenaar het beheer over diens zaken te voeren. Ingevolge de Recofa-richtlijnen kan de rechtbank besluiten om een bewindvoerder niet meer aan te stellen onder meer omdat hij niet constructief is in de samenwerking met andere bewindvoerders, ketenpartners of sursiet (versie 1 januari 2023). Ook uit de literatuur volgt dat een bewindvoerder de plicht heeft om met een debiteur samen te werken; zij zijn een “twee-eenheid”, de één kan niet handelen zonder de ander, maar gezamenlijk handelen kan gefrustreerd worden doordat een van de twee geen medewerking verleent (vgl. Wessels Insolventierecht VIII 2021-8118, 08. Surseance van betaling, 8123 Samenwerking).
Naar het oordeel van de rechtbank moet uit hetgeen is overwogen over het verzoek tot intrekking van de surseance geconcludeerd worden dat - voor zover al van een samenwerking tussen de bewindvoerder en Taxi Troost en De Boer kan worden gesproken - sprake is van een dermate slechte dynamiek tussen de bewindvoerder en sursiet dat er geen basis is waarop een succesvolle surseance gegrond kan worden. De rechtbank heeft gezien hetgeen naar voren is gebracht, geen vertrouwen dat een vruchtbare samenwerking tussen de bewindvoerder en Taxi Troost en De Boer alsnog tot stand zal komen, dit ook omdat ter zitting bleek dat de bewindvoerder niet bereid was om alsnog met Taxi Troost en De Boer om tafel te gaan om de boel vlot te trekken.
De rechtbank merkt in dit kader voor de goede orde op dat deze beoordeling niet wordt ingegeven door de, in deze procedure, geschetste voorgeschiedenis tussen [naam 2] , mr. Cnossen en de bewindvoerder, maar door het gegeven dat Taxi Troost en De Boer een eerlijke kans moet krijgen om orde op zaken te stellen en de verleende surseance tot een succes te maken, waarbij zij geenszins het risico mág lopen dat zij deze kans misloopt doordat de partijen die daarbij betrokken zijn zich jegens elkaar mogelijk niet onbevooroordeeld kunnen opstellen.
De rechtbank zal daarom het verzoek van Taxi Troost en De Boer toewijzen en de bewindvoerder ontslaan onder benoeming van een andere bewindvoerder. Over het salaris van de bewindvoerder zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist.
Een en ander leidt tot de volgende beslissing.
4 De beslissing
De rechtbank:
ten aanzien van het verzoek tot intrekking van de surseance:
- wijst dit verzoek af;
ten aanzien van het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder:
- wijst dit verzoek toe;
- ontslaat mr. W. Mollema als bewindvoerder en benoemt mr. W.M. Sturms, advocaat te Joure, tot opvolgend bewindvoerder teneinde met Taxi Troost & De Boer het beheer over haar zaken te voeren;
- bepaalt dat de verslaglegging door mr. W.M. Sturms als bedoeld in artikel 227 van de Faillissementswet mede de periode waarin mr. W. Mollema als bewindvoerder in functie is geweest omvat;
- bepaalt dat aankondiging als bedoeld in artikel 216 van de Faillissementswet in de Staatscourant dient te geschieden;
Deze beschikking is gegeven door mr. N.A. Baarsma, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.