U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 19 januari 2023 een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, een taakstraf van 80 uren en het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,00 aan het slachtoffer. De man heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige stiefdochter. De ontucht vond gedurende langere tijd plaats op de momenten dat zij in het kader van een omgangsregeling bij de man verbleef. De gebeurtenissen hebben een grote impact op haar leven gehad en hebben dat nog steeds.

De rechtbank rekent het de man aan dat hij op geen enkele wijze de grenzen van zijn minderjarige stiefdochter heeft gerespecteerd door gepaste afstand te houden.

Uitspraak



Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/051720-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 januari 2023.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2007 tot en met 17 mei 2016 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, terwijl zij toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , immers heeft verdachte (telkens) (onder meer)

één of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of

in de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of

de vagina, billen en/of borsten van die [slachtoffer] betast, althans aangeraakt en/of- zichzelf afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer] ;

2.

hij in de periode van 18 mei 2016 tot en met 17 mei 2020, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) (onder meer)

een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebrachten/althans die [slachtoffer] (zogenoemd) gevingerd en/of - in de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] geknepen en/of

de vagina en/of de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of

zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of

(vervolgens) met zijn, verdachtes, penis heen- en weergaande bewegingen gemaakt in de mond van die [slachtoffer] , althans zich door die [slachtoffer] laten pijpen en/of

zichzelf afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of

zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;

3.

hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2007 tot en met 28 juni 2021, te Drachten, in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind of pleegkind en/of de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte (telkens) (onder meer)

een of meer van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebrachten/althans die [slachtoffer] (zogenoemd) heeft gevingerd en/of - in de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of

de vagina en/of de billen en/of borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of

zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, penis heen- en weergaande bewegingen heeft gemaakt in de mond van die [slachtoffer] en/of

zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of

zichzelf heeft afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer] ;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de getuigenverklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en steun vindt in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de verdachte over de feitelijkheden, de getuigenverklaring van [naam 1] en de rapportage van Veilig Thuis.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum omdat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende steun vinden in de andere bewijsmiddelen. Over de verklaring van [naam 2] merkt de raadsvrouw op dat dit een de auditu-verklaring is, waarin zij over de ten laste gelegde feiten verklaart wat zij daarover van haar dochter heeft gehoord. Uit de getuigenverklaring van [naam 1] blijkt dat hij niets heeft gezien van de feiten zoals deze zijn tenlastegelegd maar vraagtekens zet bij de situatie die hij aantrof toen hij de woning van verdachte binnenkwam. Verdachte bestrijdt de juistheid van de rapportage van Veilig Thuis en uit de verklaring die door [naam 3] , zus van verdachte, is afgelegd blijkt dat er niets is gebeurd.

Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 1 en 2

De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.

Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit betekent dat de rechter niet tot een bewezenverklaring mag komen als de feiten en omstandigheden waarover de getuige verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 Sv is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is in zedenzaken niet vereist dat de seksuele handelingen zelf steun vinden in ander bewijsmateriaal. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de getuige op bepaalde punten wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen, mits die afkomstig zijn van een andere bron. Er mag niet een te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring en het andere bewijsmateriaal. Zie onder andere het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2010, te vinden onder ECLI:NL:HR:2010:BK2094.

Met betrekking tot het seksueel binnendringen van het lichaam zoals onder 1 is tenlastegelegd (vinger in de vagina), stelt de rechtbank vast dat de in de rapportage van Veilig Thuis opgenomen verklaring van verdachte over het incident dat plaatsvond toen [slachtoffer] ongeveer 4 jaar oud was, niet is afgelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dan wel verhoor waarbij verdachte zich heeft kunnen laten bijstaan door een advocaat. De rapportage kan om die reden niet zonder meer als steunbewijs dienen. Bovendien heeft verdachte zowel in het verhoor bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting erkend dat er een incident heeft plaatsgevonden maar dat hij daarbij alleen de borst van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Verdachte heeft daarbij steeds aangegeven dat naar zijn mening de passages in de rapportage van Veilig Thuis met betrekking tot het voelen in de vagina niet juist zijn. Naast hetgeen het rapport van Veilig Thuis vermeldt, vindt het voelen in de vagina van [slachtoffer] alleen bevestiging in de verklaring van de moeder van [slachtoffer] , mevrouw

[naam 2] . Dit betreft echter een de auditu-verklaring. Mevrouw [naam 2] stelt de bewuste handelingen niet zelf te hebben waargenomen. Haar verklaring is in juli 2021 afgelegd en ziet op een gebeurtenis die zou hebben plaatsgevonden twaalf/dertien jaar eerder toen [slachtoffer] 4 of 5 jaar oud was. [slachtoffer] zelf heeft niet verklaard over het al dan niet voelen in haar vagina. Nu het seksueel binnendringen enkel blijkt uit het rapport van Veilig Thuis oordeelt de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling van het onder 1 tenlastegelegde te komen.

Ook voor het onder 2 ten laste gelegde seksueel binnendringen van het lichaam bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaraan steun ontleend kan worden. Enkel [slachtoffer] heeft verklaard dat zij één keer van verdachte zijn penis in haar mond heeft moeten nemen en heen en weer gaande bewegingen heeft moeten maken. Verdachte ontkent dat dit gebeurd is. Er zijn geen getuigen die over deze vorm van seksueel binnendringen verklaren dat zij dit hebben waargenomen, dan wel van verdachte of [slachtoffer] hebben gehoord dat dit heeft plaatsgevonden. Ook ten aanzien van dit feit spreekt de rechtbank verdachte vrij wegens het ontbreken van wettig bewijs.

Feit 3

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

De door verdachte ter zitting van 5 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Na de scheiding sliep [slachtoffer] verschillende keren per maand bij mij in bed. Ik werd met een ochtenderectie wakker, lag tegen [slachtoffer] aan en wilde een knuffel halen. Ze heeft mijn erectie toen gevoeld. [slachtoffer] heeft gezien dat ik mijzelf aftrok, wanneer de kamerdeur op een kier stond.

Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 15 november 2021, opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021309999 d.d. 18 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Ik moest bij hem slapen. Meestal had ik een onderbroek aan met een hemd of gewoon een sportbroekje met t-shirt. Hij was helemaal bloot. Als hij met zijn lul ging spelen dan moest ik mijn kleding uit. Ik lag op mij linkerzij en hij kwam dan tegen mij aanliggen in de houding ‘lepeltje-lepeltje’. Als hij dat deed dan voelde ik zijn lul, gewoon tegen mijn lichaam aan. Toen ik 15 jaar oud was heeft hij geprobeerd zijn lul in mijn vagina te stoppen. Ik lag op mijn linkerzij en voelde hem er tegen aan, drukkend. Hij zat dan meestal aan mijn kont want aan mijn borsten kon hij dan niet zitten. En hij speelde met zijn lul en trok zichzelf af. Dat begon rond mijn 11e, toen mijn ouders uit elkaar gegaan zijn. En één ding is gebeurd bij een wedstrijd van mij in Groningen. Ik deed daar aan waterpolo. Nu niet meer maar toen zat hij aan mijn borsten.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2022,opgenomen op pagina 290 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :

Als [slachtoffer] en ik samen op bed lagen en tegen elkaar aanlagen, was het ‘lepeltje-lepeltje’. Onder de dekens is het lekker warm en door te knuffelen werd ze rustig. Ik legde dan mijn arm om haar heen. ’s Ochtends heb ik een ochtenderectie. Die heeft [slachtoffer] wel eens gezien. Als ze zich omdraaide en er met haar hand tegenaan kwam kan ze het ook gevoeld hebben. En als ik tegen haar aan lag voelde ze het. Ik had dan niet de intentie om hem erin te drukken. Als [slachtoffer] dat wel zo heeft ervaren moet je bij haar zijn. [slachtoffer] heeft weleens gezien dat ik porno keek als ze onverwacht op mijn kamer kwam. Ze heeft ook gezien dat ik me aan het aftrekken was. De deur zat niet op slot, hij staat op een kier. En ik heb haar wel eens op haar kont geslagen.

4.

Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 15 november 2021, opgenomen op pagina 55 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021309999 d.d. 18 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :

Vanaf de scheiding in 2015 was ik de ene week bij mijn moeder en de andere week bij mijn vader.

Bewijsoverweging

Met betrekking tot de hiervoor weergegeven gedragingen overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft de gebeurtenissen erkend maar heeft verklaard geen op [slachtoffer] gerichte seksuele intenties te hebben gehad. Echter, het masturberen door verdachte kan niet anders dan seksueel worden geduid. Omdat verdachte [slachtoffer] liet weten dat hij ging masturberen en dat deed zodanig dat [slachtoffer] dat zag of kon zien, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ontucht. De rechtbank betrekt hierbij de context waarin het masturberen plaatsvond, zoals het bekijken van porno door verdachte, dat eveneens zichtbaar was voor [slachtoffer] . De rechtbank kan het door verdachte gecreëerde patroon waarbij hij samen met [slachtoffer] , die geheel of gedeeltelijk ontkleed was, in een bed sliep, tegen haar aan lag en haar confronteerde met zijn ochtenderectie niet anders interpreteren dan seksueel geladen. De rechtbank overweegt daarbij dat niet door verdachte is betwist dat in de door de rechtbank bewezenverklaarde periode [slachtoffer] aan zijn zorg was toevertrouwd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

3.

hij in of omstreeks de periode van 2015 tot en met 28 juni 2021 te Drachten, in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, bestaande die ontucht hierin dat hij verdachte (telkens) onder meer

de billen en borsten van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en

zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en- zichzelf heeft afgetrokken in het bijzijn van die [slachtoffer] .

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

3. ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijke strafdeel moeten de voorwaarden verbonden worden zoals door de reclassering gesteld, waaraan toegevoegd zou moeten worden dat verdachte wordt behandeld in het kader van seksualiteit zoals door de psycholoog is geadviseerd. De officier van justitie ziet geen meerwaarde in het opleggen van een locatiegebod en middelenverbod, zoals door de reclassering geadviseerd.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich onthouden van opmerkingen over de strafmaat vanwege de bepleite vrijspraak van verdachte. Indien de rechtbank niettemin tot een bewezenverklaring zou komen heeft de raadsvrouw, gelet op de persoonlijke omstandigheden, gepleit voor een gevangenisstraf die niet langer is dan de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het advies van de reclassering van 21 juli 2022, het voortgangsverslag van de reclassering van 13 december 2022, de rapportage van het forensisch psychologisch onderzoek van 11 juli 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] . De ontucht vond gedurende langere tijd plaats op de momenten dat [slachtoffer] in het kader van een omgangsregeling bij verdachte verbleef. Verdachte heeft zich volledig laten leiden door zijn eigen lustgevoelens, door porno te kijken en te masturberen in het zicht van [slachtoffer] . Door [slachtoffer] bloot te stellen aan zijn seksuele driften en haar daarin te betrekken heeft verdachte de grenzen overschreden van hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar is in de relatie tussen een ouder en een minderjarig kind. Zorgelijk daarbij is dat verdachte, zoals blijkt uit de door hem afgelegde verklaringen ter zitting, niet goed lijkt in te zien hoe hij zich als vader diende te verhouden tot zijn dochter. Uit de toelichting die [slachtoffer] ter terechtzitting heeft gegeven blijkt dat de gebeurtenissen grote impact op haar leven hebben gehad en nog altijd hebben. Op geen enkele wijze heeft verdachte de grenzen van zijn minderjarige stiefdochter gerespecteerd door gepaste afstand te houden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.

Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie.

Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat de behandeling bij [instelling] te Groningen is opgestart en hoewel de behandelmotivatie niet intrinsiek is, maar voortkomt uit het gedwongen karakter, ziet de reclassering een stijgende lijn in de ontwikkeling van de leefgebieden. Verdachte is onder voorwaarden geschorst uit de voorlopige hechtenis en het schorsingstoezicht is zonder incidenten verlopen. Door de reclassering wordt het recidiverisico, gemeten aan de hand van een speciaal voor zedenzaken ontwikkeld instrument, ingeschat als laag. Als beschermende factoren ziet de reclassering het ondersteunende sociale netwerk, huisvesting, de betaalde arbeid en de financiële situatie van verdachte. De reclassering spreekt daarbij haar zorg uit dat bij dreiging van verlies van het sociale netwerk rekening gehouden moet worden met een verhoogd risico op suïcide. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder (voortzetting van de) behandeling bij een gespecialiseerde GGZ instelling zoals [instelling] .

Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de conclusies in de Pro Justitia rapportage van D.R. van der Velden, GZ-psycholoog. Bij verdachte is sprake van antisociaal gedrag, volledige grenzeloosheid in rollen en handelen en geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag. Dit gedrag heeft overlap met de beperkte marge tot beïnvloeding van verdachte als gevolg van ernstige beperkingen in sociaal- en persoonlijkheidsfunctioneren. Verdachte lijkt nauwelijks te profiteren van externe begrenzing en adviezen en lijkt beperkt leerbaar, beperkt open te staan en weinig gevoelig voor (externe) alarmbellen.

De rechtbank komt, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt, tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel in duur langer is dan de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet aan de orde. Daarom acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Met het opleggen van het voorwaardelijke strafdeel wordt de ernst van het feit tot uitdrukking gebracht. Verder werkt dit strafdeel als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal deze bijzondere voorwaarden beperken tot een meldplicht bij de reclassering, voortzetting van de reeds gestarte ambulante behandeling bij [instelling] en een contactverbod met [slachtoffer] . De rechtbank ziet geen meerwaarde in de overige door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden en zal deze dan ook niet opleggen. Om de ernst van de feiten verder recht te doen zal de rechtbank tevens een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de hoogte van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en geconcludeerd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij nietontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering dient te worden gematigd omdat die gestoeld is op een uitspraak waarin een andere situatie speelde. Anders dan in de strafzaak waarnaar bij de onderbouwing van de vordering wordt verwezen is er is in deze zaak geen sprake van biologisch vaderschap en hebben de gebeurtenissen plaatsgevonden na de scheiding van verdachte en de moeder van [slachtoffer] , waardoor de periode veel korter is.

Oordeel van de rechtbank

De benadeelde partij heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. Wanneer geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een zodanige ernstige inbreuk vormt op een fundamenteel recht, de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als “aantasting van de persoon op andere wijze” moet worden beschouwd. Bovendien ondergaat de benadeelde partij behandeling in verband met de geestelijke klachten die een gevolg zijn van het bewezenverklaarde. Daarmee staat de schade tot € 1.000,00 voor de rechtbank vast.

Voor het overige deel van de door de benadeelde partij gevorderde schade beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal het overige deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Schadevergoedingsmaatregel

Omdat de aansprakelijkheid van de verdachte vaststaat voor de toegewezen vorderingen, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de verdachte de schade zal vergoeden.

Kosten tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

dat de veroordeelde zich binnen twee werkdagen na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

dat de veroordeelde zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, tebepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart als voorwaarde voor de schorsing van de voorlopige hechtenis. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met[slachtoffer] , slachtoffer, geboren op [geboortedatum] 2004, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de hierboven onder 1. en 2. opgenomen voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt ;

medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:

het bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);

de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening;

de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.

Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature