Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling art. 6 WVW tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden.

Verdachte heeft als bestuurder van een opvallend politievoertuig een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Hij is naar aanleiding van een melding van collega’s met onverantwoord hoge snelheid, zonder daarbij optische en geluidssignalen te voeren over de weg gereden, waarbij hij in botsing is gekomen met het slachtoffer dat fietsend de weg wilde oversteken. Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.

Uitspraak



Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen

parketnummer 18/213088-22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 april 2023 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 maart 2023.

Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden.

Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 7 februari 2022 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, opvallend politievoertuig), daarmee rijdende over de weg, de Friesestraatweg, in de richting van de N370 (ring Groningen) en/of komende nabij de kruising met de van Goghstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, hierin bestaande dat verdachte, zonder gebruik van die optische en geluidssignalen, terwijl het door hem bestuurde voertuig was voorzien van optische en geluidsmiddelen, aldaar op de Friesestraatweg heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) tussen de 110 km/u en de 113 km/u, in elk geval met een veel hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane maximum snelheid van 50 km/u, (zulks in strijd met de Brancherichtlijn Verkeer en/of de Regeling optische en geluidsignalen 2009), en/of terwijl hij niet op de kilometerteller heeft gekeken, althans terwijl hij zich niet, in elk geval onvoldoende had vergewist van de (op dat moment) door hem gereden snelheid, en/of (daarbij) een op de Friesestraatweg rijdende fietser niet, althans niet tijdig heeft waargenomen, welke fietser voornemens was, op de kruising met de van Goghstraat, de Friesestraatweg over te steken, en/of (vervolgens) ter hoogte van voormelde kruising zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of (daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde fietser, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten zenuwletsel in de rechterarm en/of een gescheurde milt en/of een gebroken rechter spaakbeen en/of een breuk van het linker kuitbeen en het scheenbeen boven het enkelgewricht en/of een gebroken linker spaakbeen en/of een bloeduitstorting in de schedel en/of bloeduitstorting in de binnenzijde van de rechterbovenbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 7 februari 2022 te Groningen als bestuurder van een voertuig (personenauto; opvallend politievoertuig), daarmee rijdende op de weg, de Friesestraatweg, in de richting van de N370 (ring Groningen) en/of komende nabij de kruising met de van Goghstraat, zonder gebruik van die optische- en geluidssignalen, terwijl het door hem bestuurde politievoertuig was voorzien van optische en geluidsmiddelen, aldaar op de Friesestraatweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer tussen de 110 km/u en 113 km/u, in elk geval met een veel hogere snelheid dan de aldaar voor verdachte toegestane maximum snelheid van 50 km/u, (zulks in strijd met de Brancherichtlijn Verkeer en/of de Regeling optische en geluidsignalen 2009), en/of terwijl hij niet op de kilometerteller heeft gekeken, althans terwijl hij zich niet, in elk geval onvoldoende had vergewist van de (op dat moment) door hem gereden snelheid, en/of (daarbij) een op de Friesestraatweg rijdende fietser niet, althans niet tijdig heeft waargenomen, welke fietser voornemens was, op de kruising met de van Goghstraat, de Friesestraatweg over te steken, en/of (vervolgens) ter hoogte van voormelde kruising zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of (daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voormelde fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire en subsidiaire feit.

Met betrekking tot het primaire feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich niet zodanig heeft gedragen dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, maar dat sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die tot het ongeval heeft geleid. Verdachte heeft onder de gegeven omstandigheden op juiste wijze beoordeeld dat er geen optische en geluidssignalen hoefden te worden gevoerd en dat hij veilig met een verhoogde snelheid naar de dringende melding van zijn collega’s kon rijden. Het was donker, maar de weg was overzichtelijk. Het slachtoffer fietste zonder uit te kijken de rijbaan op en werd toen geschept. Ook bij een lagere snelheid had het ongeluk plaatsgevonden.

Met betrekking tot het subsidiaire feit heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van concreet gevaarzettend gedrag door verdachte. De weg waarop verdachte reed, de Friesestraatweg, was een voorrangsweg, de weg was leeg en het zicht werd niet beperkt. Het gevaar ontstond pas nadat het slachtoffer zonder uit te kijken de weg op fietste.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 27 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Op 7 februari 2022 reed ik in een opvallend politievoertuig op de Friesestraatweg in Groningen, in de richting van de ring Groningen (N370). Naar aanleiding van een melding van een collega heb ik gas gegeven. Ik heb niet gekeken op de kilometerteller en wist niet precies hoe hard ik reed. Ik wist wel dat ik harder reed dan de toegestane snelheid op de Friesestraatweg. Ik vond het op dat moment niet nodig om optische en geluidssignalen te voeren. Op de kruising met de Van Goghstraat ben ik tegen een fietser gebotst. Ik heb de fietser voor de botsing niet gezien.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van FO-Verkeer Ongevalsanalyse d.d. 17 mei 2022, opgenomen op pagina 77 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer 20220011 (onderzoek Ravensburg) d.d.

5 augustus 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:

1.3

Betrokken voertuigen

Voertuig 1: Mercedes , type B 220 (vierwielige personenauto, politievoertuig) Voertuig 2: Fiets

1.4

Beknopte ongevalsbeschrijving

Het ongeval had op 7 februari 2022 omstreeks 20.22 uur plaatsgevonden op de kruising Friesestraatweg met de van Goghstraat te Groningen, in de gemeente Groningen. 7 Eindconclusie

7.1

Ongevalsverloop

Betrokken fietser reed over het fietspad gelegen rechts naast de Friesestraatweg. Hij was, blijkens zijn verklaring onderweg naar huis gelegen aan de overzijde van de hoofdrijbaan van de Friesestraatweg zijnde [nummer] .

Betrokken bestuurder van de Mercedes reed, samen met zijn collega, op de Friesestraatweg in de richting van de N370 (ring Groningen). Op de kruising met de van Goghstraat verleende de bestuurder van de fiets geen voorrang aan de bestuurder van de Mercedes. De Mercedes botste met de voorzijde tegen de linkerzijde van de fiets/fietser.

Als gevolg van de botsing maakte de fietser een roterende beweging waarbij zijn bovenlichaam/hoofd de voorruit van de Mercedes raakte.

De bestuurder van de Mercedes maakte een noodremming. Door wrijving tussen band (ABS remming) en wegdek, in combinatie met extra wieldruk doordat de fietser op (deels in) de auto kwam, tekende het rechter voorwiel een spoor, eerst vaag en in zijn verloop steeds duidelijker af terwijl de overige wielen dit niet deden.

Door de forse remming kwam de fietser los uiteindelijk los/uit de voorruit en rolde, toen de Mercedes nagenoeg stil stond, via de motorkap en rijbaan naar zijn eindligging.

7.2

Toedracht

De toedracht van het ongeval moet worden gezocht in bestuurders gerelateerde gedragingen. De fietser verleende geen voorrang waarbij de fietser, ondanks de duisternis wel zicht kon hebben op de hoofdrijbaan. Hij had, ondanks de snelheid van de Mercedes het voertuig kunnen waarnemen. Onmiskenbaar is dat de bestuurder van de Mercedes te snel reed.

Ondanks dat het wegverloop recht was en de hoofdrijbaan ondanks de duisternis goed te overzien was, kon de bestuurder kijkend in de richting van de van Goghstraat de situatie niet goed of geheel niet overzien.

Pas, na ongeveer 35 à 40 meter kon de kruising voldoende worden bezien (waarneming verbalisant [naam]). Had de automobilist rijdend over de Friesestraatweg langzamer gereden had het ongeval niet plaatsgevonden. Op het moment waarop de fietser de rijbaan bijna was opgereden kon een aanrijding bij een toegestane snelheid van 50 km/u wel worden voorkomen. De automobilist ontnam zich zelf, door zijn hoge snelheid, de mogelijkheid om bij onvoorziene omstandigheden, nu deze zich voordeed, een ongeval te voorkomen.

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, op 22 april 2022 opgemaakt door G.G.F. van der Schoot, revalidatiegeneeskunde, mede namens M.A.N. Siebrecht, revalidatiearts en hoofdbehandelaar revalidatiegeneeskunde, voor zover inhoudend, als hun verklaring:

Datum: 22 april 2022

Gegevens dhr. [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] -2000

Diagnose/reden van verwijzing

Tractieletsel plexus brachialis rechts neurotmesis C5, C6, avulsie C7, C8 en T1 waarvoorreconstructie op 09-02 in LUMC.

Miltlaceratie GI w.v conservatief beleid

Radiushals fractuur rechts w.v. conservatief beleid.

Maissoneuve fractuur links w.v. osteosynthese 22-2

Distale radius fractuur links w.v. 4 weken gipsspalk gehad

Subduraal hematoom linker convexiteit en tentorium beiderzijds, bloeding cisternainterpeduncularis. Geen aanwijzingen cognitieve stoornissen.

Hematoom binnenzijde rechterbovenbeen, expectatief

Minimale pneu rechts w.v. expectatief beleid.

Conclusie

21-jarige patiënt met 07-02-2022 polytrauma waarna onder andere een bijna-compleet plexus brachialis letsel rechts (plexusreconstructie in het LUMC 09-02-2022), een subduraal hematoom linker convexiteit zonder aanwijzingen voor cognitieve stoornissen, fractuur radiushals rechts (conservatief beleid), maissonneuve fractuur links (wv osteosynthese op 22-02-2022) en een distale radiusfractuur (wv 4 weken gipsspalk gehad). Opbouw naar zelfstandige loopfunctie zonder loophulpmiddelen. Ondersteuning van nog afunctionele rechterarm middels Wilmerorthese. Pijnbehandeling van neuropathische pijn waarbij de pijnanesthesiologie is betrokken. Na proefverloven ontslag naar de thuissituatie.

Revalidatiediagnose:

Ten tijde van ontslag ervaart patiënt nog beperkingen in de arm/handfunctie rechts, mobiliteit, acceptatie en verwerking, hervatten studie en dagbesteding.

De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.

Op 7 februari 2022 reed verdachte in een opvallend politievoertuig over de voorrangsweg de Friesestraatweg in Groningen, toen hij een melding kreeg van een of meerdere collega’s, die door verdachte opgevat werd als een signaal dat de collega’s dringend assistentie behoefden. Verdachte heeft daarop direct, zonder optische en geluidssignalen te voeren, zijn snelheid verhoogd en botste kort daarop, toen hij tussen de 110 km/u en 113 km/u reed en nog accelereerde, tegen het slachtoffer. Het slachtoffer fietste op dat moment vanaf het parallel, rechts naast de weg gelegen fietspad de weg op om over te steken. Op de Friesestraatweg was een snelheid van 50 km/u toegestaan.

Het slachtoffer heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel bekomen, waaronder zenuwletsel in zijn rechterarm dat tot ( mogelijk blijvende) verlamming heeft geleid, een gescheurde milt en verschillende botbreuken in zijn armen en zijn linkerbeen.

Juridisch kader

Ter beoordeling van de hiervoor weergegeven standpunten is het volgende juridische kader van belang.

De rechtbank stelt voorop dat verdachte ten tijde van de verweten gedraging werkzaam was als politieambtenaar in de zin van artikel 2, eerste lid sub a, van de Politiewet 2012 .

Ingevolge artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) wordt verstaan onder een voorrangsvoertuig: een motorvoertuig dat de optische en geluidssignalen voert als bedoeld in artikel 29 RVV 1990 .

Artikel 91 van het RVV 1990 luidt: bestuurders van een voorrangsvoertuig mogen afwijken van de voorschriften van dit besluit voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist.

Op de voet van artikel 147 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) gebaseerde beschikking van 8 december 2021, RWS-2021/43650, van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat houdende vrijstelling van bepalingen krachtens de Wegenverkeerswet 1994 ten behoeve van de ambtenaren van het landelijk politiekorps en de Politieacademie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: de Beschikking) kan ook vrijstelling van de bepalingen van de RVV worden verleend. Voorwaarden voor de gebruikmaking van deze algemene vrijstelling zijn:

dat de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk wordt gewaarborgd en dat de in deBrancherichtlijn Politie opgenomen voorschriften worden nageleefd en

dat bevoegdheden, ontleend aan deze vrijstelling, slechts mogen worden uitgeoefend voor zoverdit voor de uitvoering van de opgedragen taak noodzakelijk is.

De Brancherichtlijn politie van 4 maart 2021 (hierna: de Brancherichtlijn) is bedoeld als handreiking voor het op verantwoorde wijze toepassen van de regelgeving inzake het gebruik van optische en geluidssignalen.

De Brancherichtlijn is van toepassing op de bij de politie in gebruik zijnde motorvoertuigen die rijden met optische en geluidssignalen (en dus voorrangsvoertuigen zijn in de zin van het RVV 1990) en op politievoertuigen die zonder optische en geluidssignalen rijden waarop de algemene vrijstelling op basis van de Beschikking van toepassing is.

De rechtbank acht (voorts) de volgende passages uit de Brancherichtlijn relevant:

7. Gedragscode bestuurder van voertuigen […]

Algemeen

Het afwijken van algemeen geldende verkeersregels en gedragsnormen gebeurt restrictief en alleen indien daartoe voldoende noodzaak bestaat. Hierbij maakt de bestuurder een afweging tussen te nemen risico en het beoogde doel.

De bestuurder van een voorrangsvoertuig dient zich bewust te zijn van zijn bijzondere positie en verantwoordelijkheden. De bestuurder moet zich rekenschap geven van de mogelijkheid dat andere weggebruikers hem niet horen en/of zien, dan wel zijn richting en/of snelheid niet goed kunnen inschatten. Dit betekent dat er rekening gehouden dient te worden met reacties van andere weggebruikers. Het algehele rijgedrag van de bestuurder van het voorrangsvoertuig dient beheerst te zijn.

Kruispunten

Het naderen en oversteken van kruispunten gebeurt met aangepaste snelheid. Bij het oprijden van het kruisingsvlak dient de bestuurder van het voorrangsvoertuig ervan uit te gaan dat andere weggebruikers hem niet hebben opgemerkt en hem dus mogelijk niet voor laten gaan. Daarom wordt zo nodig gestopt. […]

Maximumsnelheid

De rijbaan wordt bereden met een snelheid van maximaal 40 km per uur boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid voor voertuigen < 5000 kg TMM.

Het is de individuele politieambtenaar in het kader van de uitoefening van de politietaak in bijzondere situaties toegestaan af te wijken van de Brancherichtlijn. De politieambtenaar dient dan wel de meldkamer in te lichten en die adviseert de politieambtenaar over de proportionaliteit en subsidiariteit van zijn of haar voorgenomen beslissing.

Beoordeling

Vaststaat dat verdachte ten tijde van het ongeval geen optische en geluidssignalen voerde. Van het besturen van een voorrangsvoertuig in de zin van artikel 1 RVV 1990 was dan ook geen sprake. Verdachte mocht aldus niet op grond van artikel 91 van het RVV 1990 afwijken van de voorschriften van het RVV 1990.

De vraag is vervolgens of verdachte op grond van de Beschikking mocht afwijken van de geldende verkeersregels. Van belang is daarbij of verdachte zich aan de hiervoor genoemde voorwaarden heeft gehouden. Los van de vraag of in het onderhavige geval daadwerkelijk de noodzaak bestond om af te wijken van de geldende verkeersregels, mocht hij dat alleen doen indien hij er voor waakte dat de veiligheid van het verkeer zoveel mogelijk werd gewaarborgd en dat de in de Brancherichtlijn opgenomen voorschriften werden nageleefd.

De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte kort voor de aanrijding met een snelheid van ongeveer 110 km/u reed en nog accelereerde. De ter plaatse toegestane snelheid is 50 km/u. Verdachte heeft daarmee de volgens de Brancherichtlijn toegestane overschrijding van de maximumsnelheid met meer dan 40 km/u overschreden, zonder deze afwijking van de Brancherichtlijn vooraf te melden aan de meldkamer en eventuele aanwijzingen van de meldkamer in zijn gedragingen op de weg te betrekken. Hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat het gaat om beslissingen die in een kort tijdbestek moeten worden genomen, kan niet worden gezegd dat het melden van de beslissing om met een dusdanige snelheid te gaan rijden niet mogelijk en geboden was, waarbij ook van belang is dat de meldkamer de melding van de collega’s naar aanleiding waarvan verdachte zijn snelheid verhoogde eveneens had ontvangen en dus ook op de hoogte was van de situatie. Daar komt nog bij dat verdachte heeft nagelaten te controleren met welke snelheid hij feitelijk reed.

Verdachte heeft dus de voorschriften van de Brancherichtlijn, voor zover deze betrekking hebben op de te voeren snelheden, niet nageleefd.

Ook de voorschriften uit de Brancherichtlijn met betrekking tot verkeersgedrag rondom kruispunten zijn door verdachte niet nageleefd. Verdachte heeft bij het naderen van de kruising met de van Goghstraat zijn snelheid niet geminderd, maar juist verder verhoogd, waardoor het voor hem onmogelijk was het voertuig vlak voor of op het kruispunt nog tot stoppen te brengen.

Verdachte heeft evenmin voldaan aan het vereiste van het zoveel mogelijk waarborgen van de veiligheid van het verkeer. Hoewel daartoe de mogelijkheid bestond, heeft verdachte er voor gekozen om geen optische en geluidssignalen te voeren, terwijl hij in het donker, te midden van een woonwijk, de maximumsnelheid met meer dan 60 km/u overschreed. Onder die omstandigheden rustte naar het oordeel van de rechtbank op verdachte de verplichting zich ervan te vergewissen dat dit zonder gevaar voor andere weggebruikers gebeurde. Bij het naderen van de kruising heeft verdachte, door de excessieve overschrijding van de maximum snelheid, zijn voertuig niet tot stilstand kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en aldus de veiligheid van het verkeer niet zoveel mogelijk gewaarborgd.

Nu verdachte de voorschriften van de Brancherichtlijn niet heeft nageleefd en de veiligheid van het verkeer niet heeft gewaarborgd, kan hij geen beroep doen op vrijstelling van de bepalingen van de RVV 1990 op basis van de Beschikking.

De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van overtreding van artikel 6

WVW. Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, moet uit de bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, in dit geval dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. Daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld zoals hiervoor omschreven. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW .

Vaststaat dat verdachte in een politievoertuig, in het donker, zonder optische en geluidssignalen, met forse overschrijding van de toegestane maximumsnelheid, heeft gereden over een weg met meerdere kruispunten waar een maximumsnelheid van 50 km/u gold. Gezien de ligging te midden van een woonwijk en het nog relatief vroege tijdstip op de avond, moest rekening worden gehouden met de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers.

Het geheel van deze gedragingen levert naar het oordeel van de rechtbank overtreding op van de in het verkeer geldende regels en normen. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen, door zijn snelheid aan te passen, dan wel door het voeren van optische en geluidsignalen zodat de verkeersveiligheid zoveel als mogelijk werd gewaarborgd. Verdachte heeft door dit na te laten dan ook schuld aan de onder die omstandigheden door hem veroorzaakte aanrijding. De forse snelheidsovertreding van verdachte heeft er immers toe geleid dat verdachte niet meer adequaat heeft kunnen reageren op de afslaande fietser, die niet op de door verdachte gevoerde snelheid bedacht hoefde te zijn, ook al reed verdachte op een voorrangsweg.

De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, waardoor hij een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt in de zin van artikel 6 WVW . De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 7 februari 2022 te Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, opvallend politievoertuig), daarmee rijdende over de weg, de

Friesestraatweg, in de richting van de N370 (ring Groningen) en komende nabij de kruising met de van Goghstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, hierin bestaande dat verdachte, zonder gebruik van die optische en geluidssignalen, terwijl het door hem bestuurde voertuig was voorzien van optische en geluidsmiddelen, aldaar op de Friesestraatweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer tussen de 110 km/u en de 113 km/u, zulks in strijd met de Brancherichtlijn Politie 2021 en de Regeling optische en geluidsignalen 2009, en terwijl hij niet op de kilometerteller heeft gekeken, en daarbij een op de Friesestraatweg rijdende fietser niet heeft waargenomen, welke fietser voornemens was, op de kruising met de van Goghstraat, de Friesestraatweg over te steken, en vervolgens ter hoogte van voormelde kruising zijn snelheid niet heeft verminderd en aangepast aan de situatie en plaatselijke omstandigheden, en daarbij in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en vervolgens is gebotst tegen voormelde fietser, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten zenuwletsel in de rechterarm en een gescheurde milt en een gebroken rechter spaakbeen en een breuk van het linker kuitbeen en het scheenbeen boven het enkelgewricht en een gebroken linker spaakbeen en een bloeduitstorting in de schedel en bloeduitstorting in de binnenzijde van de rechterbovenbeen is toegebracht.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met de impact op en de (mogelijk blijvende) ernstige gevolgen voor het slachtoffer, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en het feit dat van een politieagent in een dergelijke situatie meer verwacht mag worden. Aan de andere kant heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte met zijn werk bezig was en de aanrijding nooit gewild heeft.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank komen tot een veroordeling voor het subsidiaire feit, een taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging niet passend zijn.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft als bestuurder van een opvallend politievoertuig een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Hij is naar aanleiding van een melding van collega’s met onverantwoord hoge snelheid, zonder daarbij optische en geluidssignalen te voeren, over de Friesestraatweg in Groningen gereden, waarbij hij in botsing is gekomen met het slachtoffer dat fietsend de weg wilde oversteken. Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is door de aanrijding onder andere (mogelijk blijvend) verlamd geraakt aan zijn rechterarm. De impact op zijn leven is groot, zoals is gebleken uit zijn ter zitting uitgesproken indringende slachtofferverklaring.

Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. Het uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW is oplegging van een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.

De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door zijn verkeersgedrag zichzelf, zijn bijrijder, het slachtoffer, maar ook overige weggebruikers die hij tegen had kunnen komen, in een zeer gevaarlijke situatie gebracht.

De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat het werk van een politieagent risico’s met zich brengt en gaat ervan uit dat de verdachte in die rol de beste bedoelingen had en meende te handelen in dienst van de maatschappij en van zijn collega’s.

De rechtbank ziet in beginsel geen reden om af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt, nu er geen specifieke omstandigheden over de persoon van verdachte naar voren zijn gebracht. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rijontzegging van 6 maanden geheel voorwaardelijk op te leggen, nu verdachte voor de uitoefening van zijn functie als politieagent in sterke mate afhankelijk is van zijn rijbevoegdheid.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

Veroordeelt verdachte voorts tot:

ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 6 maanden.

Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature