Uitspraak
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1629
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2022 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft op 7 juni op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 7 juni 2022 meegedeeld dat op 12 april 2022 een besluit is genomen op het verzoek van eiser. Dat is vóór het instellen van het beroep van 16 mei 2022 dat is gericht tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank is van oordeel dat geen beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld nadat het besluit is genomen en bekendgemaakt. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Tegen een reëel primair besluit dient bezwaar te worden gemaakt. Bij brief van 18 juli 2022 heeft eiser de rechtbank meegedeeld dat het besluit nimmer aan hem bekend is gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat eiser in bezwaar zijn standpunten hierover bij verweerder naar voren kan brengen. De brief van eiser van 18 juli 2022 zal worden doorgestuurd naar verweerder op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift, aangezien verweerder in het besluit van 12 april 2022 voor het eerst een inhoudelijk standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het verzoek van eiser.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek niet-ontvankelijk;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van P.W. Karsowidjojo, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.
de griffier de rechter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.