Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Wijziging kinderalimentatie . Gedeeltelijk toewijzing vanwege te laat ingediend verweerschrift.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/171065 / FA RK 20-88

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 26 mei 2021

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen de man,

advocaat mr. I.M. Redert, kantoorhoudende te De Meern,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen de vrouw,

advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,

en

[Kind 1] ,

wonende te [woonplaats],

hierna ook te noemen [Kind 1].

1 Het procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 23 januari 2020;

- het verweerschrift van de vrouw, inclusief zelfstandige verzoeken, ingekomen op 19 maart 2020;

- een F9-formulier van de man, inclusief aanvullende verzoeken, ingekomen op 18 september 2020;

- een F9-formulier van de man, inclusief een brief en producties, ingekomen op 10 december 2020;

- een F9-formulier van de vrouw, inclusief bijlage, ingekomen op 15 december 2020;

- een F9-formulier van de man, inclusief een brief en producties, ingekomen op 12 april 2021;

- een F9-formulier van de vrouw, inclusief een aanvullend verweerschrift, ingekomen op 21 april 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 april 2021. Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door mr. Redert;

- de vrouw, bijgestaan door mr. Crozier.

1.3.

Zoals aangekondigd tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank [Kind 1] nog in de gelegenheid gesteld zijn mening ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot de periode van zijn 16e tot zijn 18e jaar kenbaar te maken. [Kind 1] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank [Kind 1] in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen over de periode vanaf zijn 18e. De rechtbank is nog in afwachting van dat verweerschrift.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is in 2008 geëindigd. Uit de relatie van partijen zijn geboren:

- [Kind 1], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2002 in [geboorteplaats];

- [Kind 2], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2007 in [geboorteplaats].

2.2.

Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [Kind 2] en hadden gezamenlijk het gezag over [Kind 1] totdat hij 18 jaar werd.

2.3.

De kinderen zijn vanaf 17 februari 2017 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling van [Kind 2] is verlengd tot februari 2022.

2.4.

[Kind 1] en [Kind 2] woonden bij de vrouw. In januari 2018 is [Kind 1] bij de man gaan wonen. In augustus 2018 is hij teruggegaan naar de vrouw. In november 2018 is [Kind 1] in een netwerk pleeggezin gaan wonen, welk verblijf op 27 december 2018 is geformaliseerd met een machtiging uithuisplaatsing. Sinds 1 maart 2021 woont [Kind 1] weer bij de man. [Kind 2] woont vanaf 22 mei 2020 met machtiging van de kinderrechter bij de man. De machtiging tot uithuisplaatsing bij de man is verlengd tot februari 2022.

2.5.

Bij vonnis in kort geding van de rechtbank Utrecht van 1 juli 2009 is bepaald dat de man een bijdrage moet betalen van € 175,- per kind per maand. Deze bijdrage is in de afgelopen jaren verhoogd met de wettelijke indexering.

3 Het geschil

3.1.

De man verzoekt - na aanvulling van zijn verzoeken - zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

a. a) te bepalen dat de bijdragen van de man voor [Kind 1] met ingang van 20 januari 2018 op nihil wordt gesteld;

b) de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag van € 3.608,44 (onverschuldigde kinderalimentatie );

c) de vrouw te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 2.413,38 (reiskosten) als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 1];

d) de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 2] met ingang van de datum van 17 september 2019, althans de datum van indiening van het verzoekschrift op € 25,- per maand te bepalen;

e) de bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 2] met ingang van 22 mei 2020 op nihil te stellen;

f) de bijdrage van de vrouw aan de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 2] met ingang van 22 mei 2020 vast te stellen op € 150,- per maand althans minimaal € 25,- per maand;

g) de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van € 235,68 (reiskosten);

h) kosten rechtens.

3.2.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man het verzoek onder d ingetrokken, zodat de rechtbank dat verzoek niet meer hoeft te beoordelen.

3.3.

De vrouw voert verweer, en verzoekt:

1. de verzoeken van de man af te wijzen althans hem niet ontvankelijk te verklaren;

2. de man te veroordelen tot betaling van de achterstallige alimentatie ad € 1.418,90 aan de vrouw;

3. de man te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen een bedrag voor het salaris van de advocaat.

4 Motivering

de verzoeken ten aanzien van [Kind 2]

4.1.

Op 18 september 2020 heeft de man aanvullende verzoeken ingediend, inhoudende de verzoeken zoals die hiervoor onder overweging 3.1. onder e) tot en met g) zijn weergegeven. Deze verzoeken hebben betrekking op de kinderalimentatie en de reiskosten ten behoeve van [Kind 2]. Naar aanleiding hiervan heeft de vrouw een aanvullend verweerschrift ingediend, wat door de rechtbank is ontvangen op 21 april 2021.

4.2.

De rechtbank volgt de man in zijn stelling dat het aanvullend verweerschrift te laat is ingediend. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Na indiening van de aanvullende verzoeken is de vrouw in de gelegenheid gesteld verweer te voeren. De verweertermijn was aanvankelijk vier weken, maar na een uitstelverzoek is de verweertermijn met twee weken verlengd tot 2 november 2020. Een en ander volgt uit het familiejournaal. Binnen die gestelde termijn is van de zijde van de vrouw geen verweer gevoerd. Het verweerschrift is immers pas op 21 april 2021 ontvangen. Er is niet gebleken dat de man geen bezwaar heeft tegen het eerst op deze datum indienen van het verweer. In tegendeel, door de man is juist uitdrukkelijk bezwaar gemaakt. Evenmin is gebleken van klemmende redenen, die de te late indiening rechtvaardigen. Voor zover namens de vrouw is gesteld dat het aanvullend verweerschrift niet zozeer moet worden gezien als een verweer, maar eerder als een reactie op eerder door de man ingediende stukken, volgt de rechtbank haar hierin niet. In de kop van het stuk wordt immers aangegeven dat het een ‘aanvullend verweerschrift wijziging alimentatie’ betreft, terwijl ook uit de inhoud volgt dat het gaat om een verweer ten aanzien van de aanvullende verzoeken en niet op een reactie op andere door de man ingediende stukken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het stuk niet anders kan worden opgevat dan als verweer tegen de aanvullende verzoeken van de man. Nu het verweerschrift te laat is ingediend en er geen redenen zijn gebleken op grond waarvan het alsnog in de beoordeling dient te worden betrokken, zal de rechtbank het verweerschrift weigeren en dus buiten beschouwing laten.

4.3.

Het voorgaande brengt mee dat het ervoor moet worden gehouden dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd tegen de verzoeken van de man aangaande [Kind 2]. Gelet hierop zal de rechtbank de verzoeken van de man, zoals hiervoor onder e) tot en met g) weergegeven, toewijzen.

de verzoeken ten aanzien van [Kind 1]

ontvankelijkheid

4.4.

Ingevolge artikel 1:401 Burgerlijk Wetboek kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

4.5.

De man heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Op grond daarvan is hij ontvankelijk in zijn verzoek. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden die relevant is, in die zin dat die een wijziging van de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie rechtvaardigt.

ingangsdatum

4.6.

De man stelt dat de ingangsdatum van de wijziging van de alimentatie 20 januari 2018 moet zijn. Vanaf dat moment woont [Kind 1] volgens de man niet meer bij de vrouw. De vrouw is van mening dat het tijdelijke verblijf van [Kind 1] bij de man nooit een bestendig karakter heeft gehad en dat [Kind 1] in die periode nooit ingeschreven heeft gestaan bij de man. Daarnaast stelt ze dat de man niet eerder een wijzigingsverzoek heeft gedaan, zodat zij geen rekening heeft kunnen houden met een wijziging.

4.7.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uitgangspunt bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatie is de datum van indiening van het verzoekschrift. In dit geval is dat 23 januari 2020. Achterliggende gedachte hiervan is dat de wederpartij in ieder geval vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met het verzoek. Bijzondere omstandigheden kunnen tot een andere conclusie leiden. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige procedure van dergelijke omstandigheden niet is gebleken. De man heeft in de periode dat [Kind 1] bij hem woonde geen verzoek ingediend en evenmin in de periode waarin [Kind 1] uit huis was geplaatst. Die omstandigheid dient voor zijn rekening te komen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding af te wijken van het hiervoor genoemde uitgangspunt en zal als ingangsdatum van een eventuele wijziging 23 januari 2020 hanteren.

op dit moment te beoordelen periode

4.8.

Zoals hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderalimentatie ten behoeve van [Kind 1] beoordelen met ingang van 23 januari 2020. [Kind 1] is op [geboortedag] april 2020 meerderjarig geworden. Het verzoek van de man ziet dus voor een deel op de periode voorafgaande aan de 18e verjaardag van [Kind 1] en voor een deel op de periode vanaf het meerderjarig worden van [Kind 1]. Voorafgaande aan de zitting van 23 april 2021 is verzuimd [Kind 1] in de gelegenheid te stellen verweer te voeren tegen het verzoek van de man. Die gelegenheid is [Kind 1] alsnog gegeven. De gegeven verweertermijn is nog niet verstreken. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank de beslissing over de periode vanaf [Kind 1] zijn 18e zal aanhouden. De beslissing in deze beschikking ziet dus op de periode van 23 januari 2020 tot [geboortedag] april 2020, de periode waarin de vrouw in de hoedanigheid van alimentatiegerechtigde als verweerder optreedt.

behoefte

4.9.

Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat moet worden uitgegaan van de behoefte, zoals opgenomen in het vonnis van 1 juli 2009, te weten € 350,- per kind per maand. Door indexering bedroeg de behoefte in 2020 € 415,46 per kind per maand.

wijziging van omstandigheden

4.10.

De man stelt dat de vrouw geen kosten meer maakt voor [Kind 1], omdat [Kind 1] niet meer bij haar woont. De vrouw bevestigt dat [Kind 1] niet meer bij haar woont, maar betwist dat ze geen kosten meer draagt voor zijn opvoeding en verzorging.

4.11.

De rechtbank overweegt dat de vrouw overzichten van afschrijvingen heeft overgelegd, die volgens de vrouw zien op ten behoeve van [Kind 1] gemaakte kosten. Uit die afschrijvingen leidt de rechtbank af dat de vrouw in 2018 en 2019 nog wel kosten voor [Kind 1] heeft gehad. Daaruit blijkt echter slechts van één afschrijving ter hoogte van € 17,- in de periode na 23 januari 2020. De vrouw heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, dat ze - hoewel [Kind 1] niet meer bij haar woonachtig was - na 23 januari 2020 nog zodanige kosten voor de verzorging en opvoeding van [Kind 1] heeft gehad, dat ze daar een bijdrage van de man voor moet ontvangen. Voor de periode van 23 januari 2020 tot [geboortedag] april 2020 wijst de rechtbank het verzoek tot nihilstelling van de bijdrage (het verzoek onder a)) dan ook toe.

terugbetaling kinderalimentatie

4.12.

Onder b) heeft de man verzocht de vrouw te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 3.608,44. Het gaat hierbij om kinderalimentatie die de man in de periode vanaf 20 januari 2018 ten behoeve van [Kind 1] aan de vrouw heeft betaald. Nu het verzoek om wijziging van de kinderalimentatie met ingang van 23 januari 2020 is beoordeeld en de man sinds die datum geen kinderalimentatie ten behoeve van [Kind 1] aan de vrouw heeft betaald, is er geen sprake van onverschuldigd betaalde kinderalimentatie. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek van de man onder b) zal worden afgewezen.

reiskosten

4.13.

De man stelt dat hij in de periode van 20 januari 2018 tot en met 19 juli 2018 - de eerste periode waarin [Kind 1] bij de man verbleef - vijf dagen per week van [woonplaats] naar [woonplaats] reed om te zorgen dat [Kind 1] naar school kon. Hij is van mening dat de vrouw, bij wijze van bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging, aan de man een bedrag groot € 2.413,38 dient te voldoen, zijnde reiskosten. De man is van mening dat de omstandigheden in die periode dermate bijzonder waren, dat dit niet binnen de normale behoefte valt. Hij stelt dat deze reiskosten volledig voor rekening van de vrouw moeten komen, omdat [Kind 1], vanwege de omstandigheden binnen haar gezin, daar niet kon meer wonen en de enige mogelijkheid voor [Kind 1] was om bij de man te gaan wonen. De man kon geen overleg met de vrouw hierover voeren, omdat het partijen niet lukt om met elkaar te communiceren. Hij stelt dat het voor [Kind 1] heel belangrijk was om naar zijn eigen school te gaan, omdat daar de noodzakelijke hulpverlening voor [Kind 1] was geregeld. De vrouw ontkent en betwist de vordering van de man. Ze is van mening dat de man er zelf voor heeft gekozen om deze kosten te maken, er is geen enkel overleg tussen partijen geweest over deze kosten. Ze stelt dat het verzoek van de man geen wettelijke grondslag heeft.

4.14.

De rechtbank overweegt dat het prijzenswaardig is, dat de man ervoor heeft gezorgd dat [Kind 1] in de periode waarin hij tijdelijk bij de man verbleef naar zijn eigen school kon blijven gaan. Het komt de rechtbank voor dat de man hiermee absoluut in het belang van [Kind 1] heeft gehandeld. De rechtbank stelt echter vast dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de door de man in dit kader gemaakte reiskosten. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat wet geen basis biedt om nu (achteraf) te bepalen dat de vrouw deze reiskosten als kinderalimentatie aan de man dient te vergoeden. De rechtbank zal het verzoek van de man onder c) dan ook afwijzen.

betaling achterstallige alimentatie

4.15.

De vrouw stelt dat de man, op grond van de geldende overeenkomst en het vonnis van 1 juli 2009, gehouden is om een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging te leveren. De man heeft eenzijdig zijn betalingsverplichting met ingang van 1 september 2019 opgeschort, terwijl hij nog steeds kinderalimentatie aan haar diende te voldoen. De man stelt dat de vrouw geen kosten meer had voor [Kind 1], omdat hij niet meer bij de vrouw woonde.

4.16.

Zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, ligt deze periode tot 23 januari 2020 niet ter beoordeling voor. Dit betekent dat hetgeen in het vonnis van 1 juli 2009 ten aanzien van de alimentatie is bepaald tot 23 januari 2020 geldt. De rechtbank is echter van oordeel dat de vrouw dat vonnis kan executeren en dus geen belang heeft bij een beslissing op haar verzoek in deze procedure. Dit brengt mee dat de rechtbank het verzoek van de vrouw onder 2. afwijst.

proceskosten

4.17.

Het petitum van het verzoekschrift van de man van 23 januari 2020 wordt afsloten met de woorden 'kosten rechtens'. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een uitdrukkelijk verzoek tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank vat de woorden 'kosten rechtens' op als een referte ten aanzien van het al dan niet uitspreken van een veroordeling in de proceskosten in de zin van artikel 289 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. De vrouw heeft verzocht de man in de kosten van deze procedure te veroordelen.

4.18.

Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak ziet de rechtbank geen aanleiding om een van partijen te veroordelen in de kosten van de procedure. De rechtbank zal de kosten van deze procedure compenseren.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

bepaalt de bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 1] met ingang van 23 januari 2020 tot [geboortedag] april 2020 op nihil;

5.2.

bepaalt de bijdrage van de man aan de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 2] met ingang van 22 mei 2020 op nihil;

5.3.

bepaalt de bijdrage van de vrouw aan de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind 2] met ingang van 22 mei 2020 € 150,- per maand;

5.4.

veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van € 235,68 (reiskosten ten behoeve van [Kind 2]);

5.5.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6.

compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat de man en de vrouw ieder hun eigen kosten dragen;

5.7.

houdt de beslissing over de alimentatie ten behoeve van [Kind 1] over de periode na [geboortedag] april 2020 aan in afwachting van het verweerschrift van [Kind 1];

5.8.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. C. Coster, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 26 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden.

fn: 876


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature