Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door op korte afstand met een vleesmes stekende bewegingen te maken richting twee politieambtenaren. Daarnaast heeft verdachte een medebewoner mishandeld en bedreigd. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De door de officier van justitie gevorderde en door de raadsman bepleite straf doen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

Uitspraak



Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen

parketnummer 18/127727-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans gedetineerd in [instelling]

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2021.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

primair hij op of omstreeks 14 mei 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 1] en/of verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes stekende en/of hakkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair hij op of omstreeks 14 mei 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan verbalisant van Eenheid Noord-Nederland

[slachtoffer 1] en/of verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes stekende en/of hakkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair

hij op of omstreeks 14 mei 2021, in de gemeente Groningen, verbalisant van Eenheid NoordNederland [slachtoffer 1] en/of verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te tonen aan en/of te houden in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of door met dat/een mes stekende en/of hakkende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ; 2.

hij op of omstreeks 10 mei 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] te slaan en/of te stompen en/of met een paal, althans met een hard voorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd, althans op het lichaam, te slaan;

3.

hij op of omstreeks 10 mei 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik krijg je nog wel. Ik steek je neer. Ik steek je dood" en/of "Je hebt geluk dat ik mijn mes niet bij me had anders was je nu dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 3. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte stellig heeft ontkend dat hij stekende of hakkende bewegingen richting beide verbalisanten heeft gemaakt en dat enkel het tonen van een mes geen bedreiging oplevert. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman betoogd dat enkel de woorden ‘Je hebt geluk dat ik mijn mes niet bij me had anders was je nu dood’ bewezen kunnen worden. Deze woorden zijn echter geuit in een emotionele bui en onvoldoende om te spreken van een strafrechtelijke bedreiging.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Verdachte heeft feit 2 duidelijk en ondubbelzinnig bekend. De rechtbank volstaat daarom ten aanzien van dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering .

Deze opgave luidt als volgt:

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2021;

een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte, opgenomen op pagina 41 e.v.van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021135264 van 26 mei 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .

De rechtbank past ten aanzien van feit 1 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 25 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Er kwam politie bij mij aan de deur. Ik had een zwart mes in handen. Dat mes is op een foto op pagina 53 van het dossier te zien.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 mei 2021, opgenomen oppagina 23 e.v. van voormeld dossier, inhoudend als verklaring van

[slachtoffer 1] :

Op 14 mei 2021 was ik aan het werk voor de Nationale Politie in eenheid Noord-Nederland. Ik

[verdachte] werkzaam als algemeen opsporingsambtenaar. Ik draaide een vroege dienst samen met [slachtoffer 2] . Wij hadden de opdracht gekregen om te gaan naar de [straatnaam] (de rechtbank leest: [straatnaam] ) [nummer] te Groningen. De persoon waar het om zou gaan zou [verdachte] heten. Ik zag dat de deur van de woning van [verdachte] openging. Op dat moment stond [slachtoffer 2] links van mij. Ik stond strak naast [slachtoffer 2] . Ik kan mij herinneren dat ik een mes vlak bij mijn bovenlichaam zag. Ik zag dat het mes op ongeveer 30 à 40 centimeter van mij vandaan was. Ik zag dat het een lang vleesmes betrof met een zwart handvat. [slachtoffer 2] zei dat zij had gezien dat [verdachte] getracht had om mij/ons te steken. [slachtoffer 2] gaf aan dat ze dacht dat ik was gestoken. Ze checkte toen gelijk mijn armen/bovenlichaam om te kijken of er letsel aanwezig was.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 14 mei 2021, opgenomen oppagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van

[slachtoffer 2] :

Op 14 mei 2021 was ik aan het werk voor de Nationale Politie in eenheid Noord-Nederland. Ik

[verdachte] werkzaam als algemeen opsporingsambtenaar. Ik draaide een vroege dienst samen met [slachtoffer 1] . Op bovengenoemde dag hoorden wij of wij wilden gaan naar het adres [straatnaam] te Groningen. Ik hoorde en zag dat de man al schreeuwend in de deuropening stond. Ik zag dat de man een stap zijn woning uitzette. Op dat moment zag ik dat de man in zijn rechterhand een mes vast had. Ik zag dat de man met zijn rechterhand met daarin het mes meerdere stekende bewegingen maakte in mijn richting. Gericht op mijn romp. Ik zag, toen mijn collega [slachtoffer 1] de voordeur dicht probeerde te drukken, dat de man meerdere stekende bewegingen maakte om de deur heen. Ik was in de veronderstelling dat mijn collega geraakt zou zijn in zijn onderarmen. Nadat de voordeur dicht was heb ik meteen aan mijn collega gevraagd of hij geraakt was. Ik heb gekeken of mijn collega verwondingen had.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2021 metbijlagen, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] :

In de slaapkamer van de verdachte troffen wij een mes aan welke wij herkenden als het mes waarmee hij getracht had ons te steken. Van dit mes hebben wij een fotografische opname gemaakt en deze wordt bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd als bijlage 1.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2021,opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :

Op 14 mei 2021 reed ik met mijn collega's naar de [straatnaam] . Ik zag collega [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] direct voor de deur van de desbetreffende woning staan. Ik zag dat deze deur open stond. Ik zag dat [verdachte] richting de voordeur kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand een keukenmes vasthield. Ik zag dat [verdachte] met de punt van het mes in de richting van collega [slachtoffer 2] kwam lopen. Ik zag dat [verdachte] een stekende beweging maakte richting collega [slachtoffer 2] . Het scheelde enkele centimeters of [verdachte] had collega [slachtoffer 2] gestoken met het mes.

bewijsoverweging met betrekking tot feit 1

Verdachte heeft ontkend dat hij stekende bewegingen heeft gemaakt naar beide aangevers met het mes dat hij op dat moment in zijn handen had. Tegenover deze verklaring van verdachte staan de verklaringen van politieambtenaren die ter plekke waren.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de - elkaar ondersteunende - aangiftes en ambtsedige processen-verbaal van bevindingen te twijfelen en acht daarom bewezen dat verdachte met een vleesmes stekende bewegingen richting beide aangevers heeft gemaakt, terwijl hij op korte afstand van beide aangevers stond. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van beide aangevers aanvaard.

De rechtbank past ten aanzien van feit 3 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter zitting van 25 november 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

Ik heb tegen aangever gezegd: “Je hebt geluk, anders had ik je vermoord.” Deze man heeft mij ‘neger’ genoemd. Daar houd ik niet van.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 10 mei 2021, opgenomen oppagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van

[slachtoffer 3] :

Op 10 mei 2021 wilde ik naar de voedselbank te Groningen. Ik parkeerde mijn fiets tegenover de voedselbank. Ik hoorde [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) tegen mij schreeuwen: "Ik krijg je nog wel. Ik steek je neer. Ik steek je dood". Ik denk dat [verdachte] in staat is mij te steken met een mes. Ik [verdachte] ook bang dat hij dit gaat doen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 19 mei 2021,opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van

[getuige 1] :

Ik ben werkzaam bij het Leger des Heils te Groningen en begeleid daar onder andere [slachtoffer 3] en [verdachte] , die ik ' [verdachte] ' noem. Op 10 mei 2021 was ik samen met [verdachte] naar de voedselbank te Groningen. Ik zag [slachtoffer 3] op de fiets bij de voedselbank aankwam. Ik hoorde [verdachte] nog tegen [slachtoffer 3] zeggen: 'Ik heb mijn mes niet bij me, anders had ik je gestoken', of woorden van gelijke strekking.

Ik weet dat [verdachte] vrijwel altijd een mes bij zich heeft. Hij heeft dat ding bij zich om het te kunnen gebruiken als hij in een gevecht of iets dergelijks terecht komt.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 20 mei 2021,opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van

[getuige 2] :

Ik kan u over de gebeurtenissen op 10 mei 2021 het volgende vertellen. Ik was als bedrijfsleider aanwezig in de Voedselbank. Ik zag dat [verdachte] buiten stond. Hij had ruzie met [slachtoffer 3] maar ik zag dat ze inmiddels uit elkaar waren gehaald. [slachtoffer 3] stond aan de overkant van de straat. Ik hoorde dat [verdachte] enorm tekeer ging. Hij riep dingen als: 'Je noemt mij een neger, ik zal jou laten zien wat een neger is'. Ook hoorde ik hem zeggen: 'Normaal draag ik een mes bij me, dan kun je zien wat een neger doet'. Ik zag dat [verdachte] niet rustig te krijgen was. Hij sloeg en schopte

o.a. tegen lege kratjes aan. We probeerden hem rustig te krijgen maar dat lukte ons eigenlijk niet, hij was niet voor rede vatbaar.

bewijsoverweging met betrekking tot feit 3

Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd met de dood door aangever de woorden toe te voegen "Ik krijg je nog wel. Ik steek je neer. Ik steek je dood" of "Je hebt geluk dat ik mijn mes niet bij me had anders was je nu dood". De rechtbank is van oordeel dat de uitspraken van verdachte van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat sprake moet zijn geweest van een redelijke vrees bij aangever dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan de door hem gebezigde woorden. Onder de gegeven omstandigheden staat ook buiten redelijke twijfel vast dat het opzet van verdachte op het aanjagen van vrees was gericht en dat geen sprake was van (slechts) een uiting van emoties. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat aangever door verdachte is mishandeld, het onder 2 bewezen verklaarde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1.

hij op 14 mei 2021 in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 1] en verbalisant van Eenheid Noord-Nederland [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2.

hij op omstreeks 10 mei 2021 in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] te stompen in het gezicht; 3.

hij op 10 mei 2021 in de gemeente Groningen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik krijg je nog wel. Ik steek je neer. Ik steek je dood" of "Je hebt geluk dat ik mijn mes niet bij me had anders was je nu dood".

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair poging tot doodslag, meermalen gepleegd;

mishandeling;

bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 3] voor de duur van vijf jaren.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zijnde 210 dagen. De raadsman heeft aangevoerd dat er aanwijzingen zijn dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gelet op de aanwezige rapportages. Tevens dient ten aanzien van feit 1 rekening te worden gehouden met de emotionele toestand waarin verdachte op dat moment verkeerde. Verdachte had al een aantal dagen op straat geleefd en zat op dat moment hoog in zijn emotie.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering van het Leger des Heils van 18 november 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door op korte afstand met een vleesmes stekende bewegingen te maken richting twee politieambtenaren. Dat het bij een poging is gebleven, is te danken aan het optreden van beide aangevers. Daarnaast heeft verdachte een medebewoner mishandeld en bedreigd, waarmee verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem angst heeft aangejaagd. Deze feiten tezamen rechtvaardigen de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van de overige feiten, rekent de rechtbank verdachte met name de poging tot doodslag zeer ernstig aan, gericht tegen twee gezagsdragers die zorgen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid op straat.

De rechtbank ziet in de persoon van verdachte geen reden tot strafmatiging, zoals de raadsman heeft betoogd. In het kader van een trajectconsult is verdachte gezien door een psychiater, die heeft gesteld dat er weliswaar aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek, maar dat een causale relatie met het ten laste gelegde niet aanwezig lijkt. Omdat verdachte vervolgens niet heeft mee willen werken aan een psychologisch onderzoek, is een causaal verband niet komen vast te staan. Vanwege deze weigering om mee te werken aan nader onderzoek en het feit dat verdachte heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een toezicht door de reclassering, heeft de reclassering niet kunnen inschatten welke begeleiding, behandeling of verblijfsplek voor verdachte passend is om de kans op herhaling, die wordt ingeschat als hoog, te verkleinen.

Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf van 24 maanden moet worden opgelegd. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken. De door de officier van justitie gevorderde en door de raadsman bepleite straf doen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten, met name niet aan het voorval waarbij verdachte potentieel dodelijk geweld heeft gebruikt tegen twee politieagenten.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

De rechtbank ziet geen noodzaak om de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een vleesmes, een aardappelschilmes en een dolk vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het vleesmes (omschrijving 1384376) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met behulp van dat mes feit 1 is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het andere mes en de dolk zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 381,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. Gevorderd is vergoeding van een telefoon die verdachte van de benadeelde partij zou hebben gestolen. Onderzoek door de politie heeft niet uitgewezen dat hiervan sprake is en diefstal is dan ook niet aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36 c, 36d, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen 2 messen (keukenartikelen, omschrijvingen 1384371 en 138376 ) en dolk (omschrijving 138377).

ten aanzien van feit 2

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature