U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kinderalimentatie . Voorlopige bijdrage in afwachting van definitieve zorgregeling. Samengesteld gezin. Alimentatie ook alvast berekend voor het geval nabije toekomstige gebeurtenis zich voordoet, te weten de geboorte van een kindje aan de zijde van de man

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/179407 / FA RK 21-735

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 23 november 2021

inzake

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna ook te noemen de man,

advocaat mr. B.E. Dijkstra, kantoorhoudende te Drachten,

tegen

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

hierna ook te noemen de vrouw,

advocaat mr. M.J. Buitenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van de man, binnengekomen bij de griffie op 30 juni 2021;

- een verweerschrift van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 30 augustus 2021;

- en F9-formulier van de man, binnengekomen bij de griffie op 30 september 2021;

- een F9-formulier van de man, binnengekomen bij de griffie op 1 oktober 2021;

- een brief van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 4 oktober 2021;

- een brief van de vrouw, binnengekomen bij de griffie op 4 oktober 2021;

- een F9-formulier van de man, binnengekomen bij de griffie op 6 oktober 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat,

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,

- namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), [naam medewerker] .

1.3.

Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat [de minderjarige 1] een brief aan de rechter had geschreven, maar deze brief heeft de rechtbank nooit bereikt. De vrouw gaf aan een foto van de brief op haar telefoon te hebben en heeft deze getoond aan de rechter. De rechter heeft vervolgens de brief van [de minderjarige 1] voorgelezen aan partijen.

2 De feiten

2.1.

Partijen zijn getrouwd geweest. Bij beschikking van rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 30 september 2014 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het echtscheidingsconvenant , tevens houdende een ouderschapsplan , is aangehecht aan de echtscheidingsbeschikking en maakt daarvan deel uit. De echtscheiding is op 20 oktober 2014 in de daartoe bestemde registers ingeschreven.

2.2.

Partijen zijn de ouders van:

- [de minderjarige 1] (hierna: [de minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2008 in [plaats] ,

- [de minderjarige 2] (hierna: [de minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2010 in [plaats] .

2.3.

Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.

2.4.

De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

2.5.

Bij beschikking van deze rechtbank van 7 september 2016 is de beschikking van

rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 30 september 2014 alsmede het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan gewijzigd in die zin dat de man

vanaf 1 januari 2016 een bedrag van € 350,00 per maand dient te voldoen aan de vrouw als uitkering tot haar levensonderhoud.

2.6.

De kinderen verblijven eens per twee weken vier dagen bij de man.

3 De verzoeken en de beoordeling daarvan

3.1.

De man verzoekt, voor zover mogelijk , uitvoerbaar bij voorraad om:

I. een co-ouderschapsregeling te bepalen, waarbij de kinderen van dinsdagavond 19:00 uur tot dinsdagavond erop 19:00 uur bij de man zullen verblijven, alsmede de helft van de feestdagen en vakanties, in onderling overleg;

II. te bepalen dat de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 30 september 2014 wordt gewijzigd, in die zin dat de man vanaf datum indiening verzoekschrift (30 juni 2021) bij vooruitbetaling een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen van € 110,00 per kind, per maand, dient te voldoen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bijdrage.

Namens de man is ter zitting aangegeven dat de man geen wijziging verzoekt van de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 7 september 2016, zoals oorspronkelijk bij verzoekschrift is verzocht.

3.2.

De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de verzoeken.

Zorgregeling

3.3.

[de minderjarige 1] schrijft in zijn brief dat hij zelf is begonnen over een week-om-weekregeling met zijn ouders. Hoewel hij daar zelf over is begonnen is hij nu toch van mening dat hij de situatie het liefst zo houdt zoals die nu is en dat hij, als zijn vader een keertje een vrije dag heeft, de mogelijkheid wil hebben om naar zijn vader te gaan.

3.4.

De RvdK heeft - kort samengevat - naar voren gebracht dat het zorgelijk is dat partijen aan de kinderen vragen of zij langer of korter bij de andere ouder willen verblijven. De kinderen bevinden zich al in een moeilijke positie door de scheiding van de ouders en zij zijn loyaal aan beide ouders. Zij moeten dan, ook gezien hun nog jonge leeftijd, niet belast worden met dergelijke vragen. Dat het hoofd van de kinderen vol lijkt te zitten is gezien de situatie dan ook niet zo verwonderlijk. De RvdK heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat partijen aan zet zijn, dat zij de situatie voor de kinderen moeten verbeteren en dat zij met elkaar in gesprek moeten gaan over wat zij een passende zorgregeling voor de kinderen vinden. De RvdK heeft om die reden partijen ook dringend geadviseerd om deel te nemen aan het traject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (hierna: KKE).

3.5.

Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij bereid zijn om deel te nemen aan het traject "ouderschapsmediation" bij het KKE. De rechtbank is van oordeel dat dit in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is en zal de beslissing aanhouden voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft partijen bij proces-verbaal van 15 oktober 2021 verwezen naar het KKE voor het traject ouderschapsmediation en dit gestuurd naar het centraal meldpunt echtscheidingshulpverlening van Jeugdhulp Friesland.

3.6.

De rechtbank zal een afschrift van deze beschikking naar het KKE sturen.

3.7.

De rechtbank verzoekt het KKE om uiterlijk op de na te melden pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank de stand van zaken (met daarin opgenomen de verwachte einddatum van het hulpverleningstraject) dan wel de eindrapportage over het verloop van voormeld hulpverleningstraject bij de rechtbank in te dienen.

3.8.

De rechtbank vindt het een positieve ontwikkeling dat partijen mee willen werken aan het KKE-traject. Ondanks de welwillendheid van partijen blijft het mogelijk dat het hulpverleningstraject niet zal leiden tot een positief resultaat. In dat geval zal de rechtbank het KKE verzoeken om de eindrapportage tevens tegelijkertijd te zenden naar de RvdK, voorzien van een afschrift van deze verwijzingsbeschikking van de rechtbank. Aan de hand van de eindrapportage van het KKE zal de RvdK moeten bezien of nader onderzoek noodzakelijk is. In dat geval wordt de RvdK verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage van het KKE de rechtbank hierover te informeren en, indien de RvdK (nader) onderzoek noodzakelijk acht, dit te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport in te dienen, voorzien van een advies, en daarbij de rechtbank te berichten binnen welke termijn dat rapport kan worden verwacht.

3.9.

Deze beschikking geldt reeds als opdracht aan de RvdK om een (nader) onderzoek te verrichten naar het gezag en de zorgregeling indien het traject niet positief wordt afgesloten én de RvdK dat (nadere) onderzoek noodzakelijk acht.

3.10.

Het hiervoor overwogene is op de mondelinge behandeling met partijen besproken.

Voorlopige kinderalimentatie

3.11.

De rechtbank volgt voor de vaststelling van de kinderalimentatie de aanbevelingen van de landelijke Expertgroep Alimentatienormen. De berekeningen die gehanteerd worden door de rechtbank zullen als bijlagen I tot en met IV aan deze beschikking gehecht worden.

Ontvankelijkheid

3.12.

Op grond van artikel 1:401, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door een wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

3.13.

Het verzoek van de man is gegrond op gewijzigde omstandigheden. De man heeft daartoe aangevoerd dat hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan met [X] . De man heeft samen met [X] op [geboortedatum] 2019 een dochter gekregen: [de minderjarige 3] (hierna: [de minderjarige 3] ). Aan de kant van de vrouw is er ook sprake van een wijziging van omstandigheden. De vrouw heeft met de heer [Y] twee dochters gekregen. Op [geboortedatum] 2020 is [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ) geboren en op [geboortedatum] 2019 is [minderjarige 5] (hierna: [minderjarige 5] ) geboren.

3.14.

De vrouw stelt eveneens dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden.

3.15.

De rechtbank zal de man ontvankelijk verklaren in zijn verzoek, nu de door hem gestelde wijzigingen van omstandigheden een hernieuwde beoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigen en de vrouw eveneens een wijziging van de kinderalimentatie beoogt.

Onderhoudsplichtigen

3.16.

De vrouw vormt samen met haar partner [Y] en de minderjarigen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [minderjarige 5] en [minderjarige 4] een gezin. Anders dan de man stelt is de heer [Y] niet onderhoudsplichtig voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De vrouw is immers niet met de heer [Y] getrouwd of met hem een geregistreerd partnerschap aangegaan.

3.17.

De man is - zoals hiervoor onder 3.13 is besproken - onderhoudsplichtig voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Op grond van artikel 1:395 BW is [X] niet onderhoudsplichtig voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nu zij niet tot haar gezin behoren

3.18.

Bij het bepalen van het aandeel van de man in de behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dient de draagkracht van alle onderhoudsplichtigen en verhouding waarin een ieder tot [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] staat in de beoordeling te worden betrokken. Daarbij wordt de beschikbare draagkracht van de man en de vrouw mede bepaald door hun onderhoudsplicht jegens [de minderjarige 3] , [minderjarige 5] en [minderjarige 4] .

Ingangsdatum

3.19.

De man heeft verzocht om de ingangsdatum te bepalen op datum indiening van het verzoekschrift, zijnde 30 juni 2021.

3.20.

De vrouw verzet zich tegen een ingangsdatum die in het verleden is gelegen en verzoekt de rechtbank om de ingangsdatum te bepalen op de datum van de beschikking. De vrouw stelt dat de ontvangen bijdragen reeds zijn besteed aan de kinderen en bovendien zou een terugbetalingsverplichting haar in financiële problemen brengen.

3.21.

Op grond van artikel 1:402 BW heeft de rechtbank een grote mate van vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum. Dit kan een datum zijn die vóór de datum van deze beschikking is gelegen. Op grond van vaste jurisprudentie heeft echter als uitgangspunt te gelden dat de rechter terughoudend dient om te gaan met het vaststellen van een bijdrage over een periode in het verleden. Met name indien dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling (zie Hoge Raad, 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:365).

3.22.

Naar oordeel van de rechtbank kan er van worden uitgegaan dat de vrouw de ontvangen bijdragen van de man daadwerkelijk heeft besteed aan de kinderen. Door de man is voorts niet betwist dat de vrouw niet in staat is om de bijdragen terug te betalen. Het opleggen van een terugbetalingsverplichting acht de rechtbank onder deze omstandigheden, dan ook niet redelijk. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de ingangsdatum te bepalen op de datum van de beschikking.

Behoefte van de kinderen

* behoefte [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [minderjarige 4]

3.23.

Tussen partijen staat de behoefte van de [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [minderjarige 4] in 2021 niet ter discussie. De behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bedragen € 295,00 per kind, per maand. De behoefte van [de minderjarige 3] bedraagt € 550,00 per maand en de behoefte van [minderjarige 4] bedraagt € 250,00 per maand.

* behoefte [minderjarige 5]

3.24.

Partijen verschillen van mening over de wijze waarop de behoefte van [minderjarige 5] berekend dient te worden. De vrouw stelt dat zij als gevolg van de koemelkallergie van [minderjarige 5] buitengewone kosten maakt. De vrouw heeft, aan de hand van een lijstje, een inschatting van de maandelijkse kosten gemaakt en de kosten berekend op € 277,18 + € 250,00 = € 477,18 per maand. De man betwist dat er sprake is van buitengewone kosten en stelt dat de behoefte van [minderjarige 5] € 250,00 per maand bedraagt. De man voert aan dat de vrouw geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij aangepaste (duurdere) voeding aanschaft voor [minderjarige 5] . De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij duurdere voeding moet kopen voor de koemelkallergie van [minderjarige 5] . De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de behoefte van [minderjarige 5] te verhogen. De rechtbank acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid om de behoefte van [minderjarige 5] te verhogen met een bedrag van € 100,00 per maand. De rechtbank gaat dan ook uit van een behoefte van [minderjarige 5] van € 350,00 per maand.

De berekening van de draagkracht van betrokkenen

3.25.

Ten aanzien van de vaststelling van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de berekening van de man, waaruit een netto besteedbaar inkomen volgt van € 2.571,00 per maand. Onder toepassing van de in het rapport Alimentatienormen weergegeven forfaitaire draagkrachtformule wordt de draagkracht van de man gesteld op (70% x [ € 2.571,00 - ( 30% x € 2.571,00 + € 1.000,00) =) € 560,00 per maand (bijlage I).

3.26.

Ten aanzien van de vaststelling van de draagkracht van [X] gaat de rechtbank uit van de berekening van de man, waaruit een netto besteedbaar inkomen volgt van € 1.595,00 per maand. Onder toepassing van de in het rapport Alimentatienormen weergegeven forfaitaire draagkrachtformule wordt de draagkracht van [X] gesteld op (80% x [ € 1.595,00 - ( 30% x € 1.595,00 + € 950,00) =) € 108,00 per maand (bijlage I).

3.27.

Ten aanzien van de vaststelling van de draagkracht van de vrouw gaat de rechtbank uit van de berekening van de man, waaruit een netto besteedbaar inkomen volgt van € 253,00 per maand. Conform de aanbevelingen van het rapport Alimentatienormen zal de rechtbank de draagkracht van de vrouw bepalen op € 50,00 per maand (bijlage I).

3.28.

Ten aanzien van de vaststelling van de draagkracht van de heer [Y] gaat de rechtbank uit van de berekening van de man, waaruit een netto besteedbaar inkomen volgt van € 2.192,00 per maand. Onder toepassing van de in het rapport Alimentatienormen weergegeven forfaitaire draagkrachtformule wordt de draagkracht van de heer [Y] gesteld op (70% x [ € 2.192,00 - ( 30% x € 2.192,00 + € 1.000,00) =) € 374,00 per maand (bijlage I).

Verdeling draagkracht man

3.29.

De man is, zoals reeds is overwogen, onderhoudsplichtig voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Zijn draagkracht zal daarom naar rato van de behoefte verdeeld worden over deze drie kinderen. De behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (totaal € 590,00) en [de minderjarige 3] (€ 555,00) is tezamen € 1.145,00. De formule luidt: de behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] delen door de behoefte van alle kinderen en keer de draagkracht van de man. Oftewel er is € 590 : € 1.145,00 x € 560,00 = € 288,55 per maand beschikbaar voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zijnde afgerond € 144,00 per kind. Nu de man en [X] samen niet volledig in behoefte van [de minderjarige 3] kunnen voorzien, ziet de rechtbank geen aanleiding om de draagkracht van de man op een andere manier te verdelen.

Verdeling draagkracht vrouw

3.30.

De draagkracht van de vrouw moet verdeeld worden naar rato van de behoefte over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , Lara en [minderjarige 4] . De behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (totaal € 590,00) en [minderjarige 5] (€ 350,00) en [minderjarige 4] (€ 250,00) is tezamen € 1.190,00. Er is € 590,00 : € 1.190,00 x € 50 = € 24,79 per maand beschikbaar voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zijnde afgerond € 12,00 per kind. Nu de vrouw en de heer [Y] niet volledig in de behoefte van [minderjarige 5] en [minderjarige 4] kunnen voorzien, ziet de rechtbank geen aanleiding om de draagkracht van de vrouw op een andere manier te verdelen.

Voorlopige zorgkorting

3.31.

De zorgkorting bestaat uit een percentage - afhankelijk van de hoeveelheid omgang of zorg - van de behoefte. De rechtbank acht het redelijk om bij de vastgestelde voorlopige zorgregeling rekening te houden met een zorgkortingspercentage van 25%. De zorgkorting bedraagt daarmee (25% van € 590,00 =) € 148,00.

Bijdrage in de kosten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met ingang van heden

3.32.

Partijen beschikken samen over een draagkracht van (€ 288,55 + € 24,00 =) afgerond € 313,00 per maand. Daarmee zijn zij niet in staat om geheel in de behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te voorzien. Het tekort bedraagt € 277,00 (€590,00 - € 313,00). Partijen dienen ieder de helft van dit tekort te dragen, hetgeen neerkomt op € 138,00 per ouder. Dit leidt ertoe dat de man zijn zorgkorting niet geheel kan verzilveren (€ 148,00). Hiervan mag de man (€ 148,00 - € 138,00=) € 10,00 verzilveren. Dit betekent dat de man niet zijn gehele draagkracht hoeft aan te wenden voor een bijdrage aan de kinderen, maar dat hij (€ 288,00 - € 10,00 =) € 278,00 dient te betalen. Dit komt neer op een bedrag van € 139,00 per kind, per maand (bijlage II).

3.33.

De te betalen kinderalimentatie door de man aan de vrouw bedraagt € 139,00 per kind. De rechtbank zal de man voorlopig de betaling van deze bijdrage opleggen.

Voorlopig karakter

3.34.

De rechtbank merkt nog het volgende op. Partijen gaan binnenkort met elkaar in gesprek bij het KKE en zij gaan het daar onder andere hebben over de vraag of de huidige zorgregeling wijziging behoeft, en zo ja, hoe deze kan worden vormgegeven. De kans bestaat dat de zorgregeling gewijzigd wordt en dat daarmee ook de zorgkorting aangepast dient te worden. De berekening van de rechtbank zal slechts om die reden voorlopig worden vastgesteld. De rechtbank merkt op dat partijen over zes maanden in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de zorgkortingspercentage. De rechtbank merkt nadrukkelijk op dat partijen niet in de gelegenheid gesteld worden zich nogmaals uit te laten over de kinderalimentatie, tenzij de inkomenssituaties drastisch wijzigen.

Bijdrage in de kosten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met ingang van de geboorte van vierde kindje

3.35.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij en [X] in verwachting zijn van hun tweede kindje (het vierde kindje van de man). Hoewel de geboorte van het kindje in beginsel door de rechtbank wordt aangemerkt als een onzekere toekomstige gebeurtenis, zal de rechtbank partijen tegemoet komen en ter voorkoming van een nieuwe juridische procedure alsnog vooruitlopen op deze gebeurtenis. De rechtbank zal dan ook een nieuwe fictieve berekening maken die zal gelden vanaf het moment dat het kindje is geboren. Bij deze berekening is, bij gebrek aan indexeringspercentage van 2022 en cijfers over de belastingtarieven, uitgegaan van de huidige inkomensgegevens en de belastingtarieven van periode 2021-2.

3.36.

De rechtbank dient allereerst de toekomstige behoefte van [de minderjarige 3] en het vierde kindje te bepalen. De rechtbank heeft gaat daarbij uit van het netto besteedbaar inkomen van de man van € 2.571,00 en het netto besteedbaar inkomen van [X] van € 1.595,00. Gelet op de overgelegde inkomensgegevens hebben partijen - volgens de INA-berekening - recht op € 64,00 kindgebonden budget. Het gezamenlijk netto besteedbaar inkomen bedraagt daarmee (€ 4.166,00 + € 64,00 =) € 4.230,00 per maand. Dit netto besteedbaar gezinsinkomen, gevoegd bij het ten aanzien van de kinderen aantal kinderbijslag punten (8) levert een tabelbedrag op van € 948,00 per maand, zijnde een behoefte

van € 474,00 per kind per maand (bijlage III).

3.37.

De behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (totaal € 590,00) en [de minderjarige 3] en het (nu nog ongeboren) kindje (€ 948,00) is tezamen € 1.538,00. De formule luidt: de behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] delen door de behoefte van alle kinderen en keer de draagkracht van de man. Oftewel er is afgerond € 590,00 : € 1.538,00 x € 560,00 = € 214,82 per maand beschikbaar voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zijnde afgerond € 107,00 per kind.

3.38.

Partijen beschikken samen over een draagkracht van (€ 214,00 + € 24,00 =) € 238,00 per maand. Daarmee zijn zij niet in staat om geheel in de behoefte van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te voorzien. Het tekort bedraagt € 352,00 en in beginsel dienen partijen ieder de helft van dit tekort te dragen, hetgeen neerkomt op € 176,00 per ouder. Aangezien het tekort aan gezamenlijke draagkracht van beide ouders om in de behoefte van de kinderen te voorzien twee keer zo groot is als de zorgkorting waar de man recht op heeft, kan de man de zorgkorting (€ 148,00) niet verzilveren. De man dient zijn volledige draagkracht aan te wenden voor een bijdrage aan de kinderen. Dit komt neer op een bedrag van € 107,00 per maand (bijlage IV). Aangezien dat moment pas in 2022 zal plaatsvinden, dient de bijdrage met ingang van 1 januari 2022 te worden geïndexeerd.

3.39.

De rechtbank kan de man nog geen betaling van deze bijdrage opleggen omdat, zoals eerder als is besproken, de komst van het kindje een toekomstige gebeurtenis is. De rechtbank vertrouwt erop dat, nu er duidelijkheid is gegeven over de betalen bijdrage bij de komst van het vierde kindje van de man, de man deze bijdrage zal voldoen aan de vrouw wanneer het kindje wordt geboren.

4 Beslissing

De rechtbank:

4.1.

wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 30 september 2014 voor wat betreft de kinderalimentatie en bepaalt voorlopig dat de man met ingang van heden € 139,00 per kind, per maand dient te betalen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw;

4.2.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.3.

verwijst de zaak ten aanzien van de kinderalimentatie en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken naar de pro forma datum van 11 mei 2022;

4.4.

draagt de griffier van de rechtbank op een afschrift van deze beschikking te zenden aan het postadres van het KKE;

4.5.

verzoekt het KKE uiterlijk op de pro forma datum van 11 mei 2022, of zoveel eerder als mogelijk de eindrapportage over het verloop van het hulpverleningstraject aan de rechtbank en partijen over te leggen, alsmede indien het hulpverleningstraject niet heeft geleid tot een positief resultaat, de eindrapportage tevens tegelijkertijd naar de RvdK te zenden;

4.6.

indien op voormelde pro forma datum de eindrapportage nog niet gereed is verzoekt de rechtbank het KKE schriftelijk de stand van zaken (met daarin opgenomen de verwachte einddatum van het hulpverleningstraject) aan de rechtbank weer te geven;

4.7.

verzoekt de RvdK bij een niet positief verlopen hulpverleningstraject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is en de rechtbank daarover binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage van het KKE te informeren, en, indien dat het geval is, een (nader) onderzoek te verrichten naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en daarover bij de rechtbank een rapport in te dienen, vergezeld van een advies, alsmede de rechtbank te berichten binnen welke termijn dat onderzoek kan worden afgerond, waarna de rechtbank de zaak voor een nader te bepalen termijn pro forma zal aanhouden;

4.8.

stelt partijen in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage van het KKE daarop te reageren. Voorts dienen partijen zich uit te laten over de zorgkortingspercentage;

4.9.

bepaalt dat aan de hand van de op voormelde pro forma datum voorhanden zijnde gegevens - zo mogelijk - een beslissing zal worden genomen, tenzij partijen dan gemotiveerd hebben aangegeven alsnog een mondelinge behandeling te wensen, althans aanhouding tot een nadere pro forma datum;

4.10.

bepaalt dat partijen in geval van aanhouding tot een nadere behandeling tegen die behandeling op dezelfde wijze aan voormelde opdrachten dienen te voldoen, voor zover dat dan nog niet heeft plaatsgevonden en de rechtbank niet anders heeft bepaald;

4.11.

bepaalt, dat partijen de rechtbank een pro forma afdoening bij vervroeging kunnen verzoeken indien daartoe aanleiding bestaat;

4.12.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden.

fn: 704


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature