Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Aanbestedingsprocedure UMCG. Incident voeging/tussenkomst. Besluit tot intrekking aanbestedingsprocedure wegens een te laag concurrentieniveau op goede gronden genomen?

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Groningen

zaaknummer / rolnummer: C/18/207652 / KG ZA 21-164

Vonnis in kort geding van 12 november 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DENTAL UNION B.V.,

gevestigd te Nieuwegein,

eiseres,

advocaat mr. R.A. Wuijster te Eijsden,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM GRONINGEN,

zetelend te Groningen,

gedaagde,

advocaat mr. P.P.R. Hoekstra te Groningen.

en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DENTALAIR GROUP B.V.,

gevestigd te Dordrecht,

verzoekster tot interventie,

advocaat mr. N.M. Strous te Eindhoven.

Partijen zullen hierna Dental Union, het UMCG en Dentalair genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding;

de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair tot voeging van Dentalair; Dental Union heeft verklaard bezwaar te hebben tegen de gevorderde interventie; het UMCG heeft verklaard geen bezwaar tegen de tussenkomst/voeging te hebben; de voorzieningenrechter heeft vervolgens overwogen dat Dentalair ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zal kunnen pleiten, waarbij is overwogen dat in het later te wijzen vonnis zal worden beslist of Dentalair wordt toegelaten als tussenkomende danwel als zich voegende partij;

de mondelinge behandeling van 15 oktober 2021 waar zijn verschenen:namens Dental Union, [naam 1] , bijgestaan door mr. Wuijster;

namens het UMCG, [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door mr. Hoekstra;namens Dentalair, [naam 4] , bijgestaan door mr. Strous.

Partijen hebben hun standpunten – mede aan de hand van pleitaantekeningen – toegelicht.

Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Ten behoeve van de levering van tandheelkundige verbruiksartikelen voor het Centrum Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM), Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA en Dento Maxillaire Orthopedie (DMO) in het UMCG heeft het UMCG na een marktconsultatie op 12 april 2021 een Europese openbare aanbesteding uitgeschreven.

Het UMCG is voornemens een raamovereenkomst te sluiten met één contractant, met een looptijd van twee jaar en twee maal een optionele verlenging van één jaar.

2.2.

Ter uitvoering van de aanbestedingsprocedure heeft het UMCG de aanbestedingsleidraad opgesteld.In de aanbestedingsleidraad zijn opgenomen de eisen en criteria waaraan de inschrijving van de gegadigden diende te voldoen. Daarin is aangegeven dat de Aanbestedende dienst als gunningscriterium hanteert de economisch meest voordelige inschrijving (EMVI) op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding.

In de aanbestedingsleidraad is verder opgenomen onder punt 1.1.2. dat het gaat om een raamovereenkomst waarbij het niet op voorhand kan worden aangegeven hoeveel artikelen in de looptijd precies afgenomen en wanneer besteld gaan worden. Daarbij is tevens vermeld dat de maximum waarde van de opdracht € 5.000.000,00 is gedurende de gehele looptijd (dus inclusief de verlengingsopties).

2.3.

Onder punt 1.5.4. van de aanbestedingsleidraad is opgenomen dat een inschrijver dient aan te tonen over voldoende beroepsbekwaamheid te beschikken op het gebied van de opdracht van de aanbesteding. Daarbij is vermeld dat het om de volgende kerncompetentie gaat: ‘Leveren van dentale verbruiksartikelen voor een academisch dan wel topklinisch opleidingsziekenhuis ter waarde van minimaal € 600.000 per jaar.’

2.4.

Uit de Nota van Inlichtingen blijkt dat naar aanleiding van een vraag van een inschrijver naar de kerncompetentie het zojuist vermelde bedrag van € 600.000 is verlaagd naar € 300.000 (vraag en antwoord 4) en het mogelijk is het vereiste bedrag door middel van meerdere referenten (max. 2) te verzamelen (vraag en antwoord 18).

2.5.

Bij brief van 2 juli 2021 heeft het UMCG aan Dental Union medegedeeld dat haar aanbieding niet de meeste punten heeft gehaald en dat het UMCG voornemens was de opdracht te gunnen aan Dentalair. Daarbij is vermeld dat in het geval Dental Union daartegen bezwaar heeft, uiterlijk 20 kalenderdagen na verzenddatum van die brief bij de burgerlijke rechter te Groningen een kort geding aanhangig gemaakt dient te worden.

2.6.

Bij e-mail van 2 juli 2021 heeft Dental Union het UMCG verzocht om nadere uitleg over het voldoen van Dentalair aan de hiervoor onder 2.3. vermelde referentie-eis en over de opbouw van de puntenscore per gunningscriterium/punt.

Bij e-mail van 7 juli 2021 heeft het UMCG daarop onder meer het volgende geantwoord:

‘(…) Dentalair (maar ook uzelf en de overige inschrijver) heeft een inschrijving ingediend die zowel voldeed aan het PvE, de geschiktheidseisen en uitsluitingsgronden.Wij hebben nogmaals een controle uitgevoerd op de geldigheid van de opgegeven referentie en verzekeren u dat Dentalair een geldige, volledige en passende referentie heeft opgegeven. (…)’

2.7.

Bij e-mail van 13 juli 2021 heeft Dental Union aan het UMCG verzocht te laten weten aan wie precies (Dentalair bestaat uit verschillende ondernemingen) het UMCG voornemens was de tender te gunnen.

Daarop heeft het UMCG laten weten dat dat de Dentalair Group B.V. betrof.

2.8.

Bij e-mail van 13 juli 2021 heeft Dental Union aan het UMCG aangegeven voldoende aanknopingspunten te hebben gegeven ter rechtvaardiging van het bestaan van gerede twijfel inzake de geschiktheid van Dentalair en inzake de wijze waarop het UMCG in dezen heeft voldaan aan zijn onderzoeks-en informatieplicht. Verder heeft Dental Union daarbij aangevoerd dat de gunningsbeslissing van 2 juli 2021 niet voldeed aan de fundamentele eisen daarvoor krachtens artikel 2.130 Aanbestedingswet 2012 (Aw) omdat de naam van de begunstigde ontbreekt.

2.9.

Bij brief van 20 juli 2021 heeft het UMCG aan Dental Union laten weten dat onverplicht nader onderzoek is verricht naar de inschrijving van Dentalair en dat daaruit is geconcludeerd dat geen gerede twijfel bestaat aan de juistheid van de ontvangen informatie alsmede dat de gestelde twijfel aan de geschiktheid van Dentalair onterecht is.

2.10.

Bij brief heeft Dental Union gereageerd op de brief van 20 juli 2021 van het UMCG. Daarin heeft Dental Union haar bezwaren gehandhaafd en heeft zij het UMCG formeel aansprakelijk gesteld en heeft zij aangekondigd het UMCG in rechte in een bodemprocedure te zullen betrekken.

2.11.

Bij brief van 10 augustus 2021 heeft het UMCG het volgende aan Dental Union doen weten:

‘In reactie op uw brief d.d. 23 juli jl. en onder verwijzing naar onze eerdere correspondentie

bericht ik u inzake de aanbesteding Tandheelkundige Verbruiksmaterialen als volgt.

U hebt ons een zeer uitvoerige brief gestuurd. Hierin heeft u het UMCG aansprakelijk gesteld en daarbij meerdere gerechtelijke procedures aangezegd.

Wij onderschrijven de door u geuite verwijten geenszins. Waar u suggereert dat Dentalair niet zelfstandig aan de referentie-eis zou kunnen, het UMCG geen effectieve controle zou hebben uitgevoerd et cetera, is dit allemaal gebaseerd op uw eigen veronderstellingen en onjuiste interpretatie van de referentie-eis. Anders dan u kennelijk veronderstelt, waren al uw (juridische en feitelijke) stellingen en beweringen over Dentalair en haar inschrijving geverifieerd en beoordeeld door onze advocaten.

Ook uw laatste brief is inhoudelijk op haar merites beoordeeld. Behoudens hetgeen u onder punt 7 heeft gesteld, leidt het overige door u gestelde niet tot andere conclusies.

In punt 7 gaat u in op de organisatie van de vennootschappen die tot de groep van Dentalair behoren. Uit nadere verificatie door onze advocaten is gebleken dat Dentalair Group als inschrijver gebruik heeft wïllen maken van de referentie van Dentalair Consumables, zonder dat zij dit als zodanig in haar UEA heeft aangekruist. Het UMCG heeft weinig zin in een discussie over de vraag of dat een voor herstel vatbare fout betreft. In beginsel gaat het UMCG dan ook over tot terzijdelegging van de inschrijving van Dentalair.

Met het ‘herbeoordelen’ van de inschrijvingen door onze advocaten naar aanleiding van uw klachten is echter ook naar de toepassing van de referentie-eisen bij de andere inschrijvers gekeken. Daaruit is geconcludeerd dat de referentie van de derde inschrijver niet voldeed aan de gestelde eis. Daarmee zou alleen Dental Union als inschrijver overblijven.

In uw brief - onder punt 5 - geeft u zelf aan dat het UMCG een referentie-eis heeft gehanteerd, waarmee voor marktpartijen al vast zou staan dat er maar twee Nederlandse rechtspersonen zouden zijn die daaraan zouden kunnen voldoen, Gezien het voorgaande is er dus zelfs maar één inschrijver die voldoet. Van enige mededinging en concurrentie is daarom geen sprake. Met u zijn wij daarom van oordeel dat wij kennelijk een te hoge, en daarmee disproportionele, referentie-eis hebben vastgesteld.

Om deze reden is onze conclusie, ook na beoordeling door onze aanbestedingsadvocaten, dat wij niet anders kunnen dan het intrekken van deze aanbestedingsprocedure. Wij zullen een nieuwe aanbestedingsprocedure uitschrijven waarmee alle potentiële inschrijvers een eerlijke kans krijgen.’

3 Het geschil

3.1.

De vordering van Dental Union strekt ertoe het UMCG inzake de onderhavige aanbestedingsprocedure voor de overheidsopdracht en/of voor zijn onderhavige behoefte aan tandheelkundige verbruiksmaterialen zoals beoogd in de aanbestedingsleidraad,

te verbieden over te gaan tot uitvoering van a) het besluit van 10 augustus 2021 tot heraanbesteding of b) een nieuwe aanbestedingsprocedure, en/of over te gaan tot uitvoering van het besluit van 10 augustus 2021 tot intrekking van de aanbestedingsprocedure;

te gebiedenhet besluit van 10 augustus 2021 tot intrekking en heraanbesteding in te trekken en de aanbestedingsprocedure te hervatten in de stand waarop de aanbestedingsprocedure zich bevond voorafgaand aan voornoemd besluit en/ofde overheidsopdracht conform artikel 2.130 Aanbestedingswet 2012 te gunnen aan Dental Union voor zover het UMCG nog een overheidsopdracht wil gunnen om daarvoor een overeenkomst te sluiten; - een en ander onder veroordeling tot betaling – drie dagen na betekening van dit vonnis -van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of dagdeel waarin het UMCG niet volledig aan het betekende vonnis voldoet;- te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten rechtens.

3.2.

Het UMCG heeft verweer gevoerd.

3.3.

De vordering van Dentalair strekt ertoe:

in het incident:

om Dentalair toe te laten als tussenkomende partij in het kort geding, althans subsidiair toe te laten als voegende partij aan de zijde van het UMCG, met veroordeling van Dental Union in de kosten van het incident, met bepaling dat deze kosten binnen twee weken na dagtekening van het vonnis moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan Dental Union zonder nadere aankondiging over die kosten wettelijke rente zal zijn verschuldigd;

in de hoofdzaak:

I. Dental Union niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen af te wijzen; en

II. het UMCG te gebieden – voor zover hij de opdracht nog wenst te vergeven – de aanbesteding in te trekken en een nieuwe aanbestedingsprocedure uit te schrijven;

III. Dental Union te veroordelen in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van rechtsbijstand van Dentalair, met bepaling dat deze kosten binnen twee weken na dagtekening van het vonnis aan Dentalair moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan Dental Union zonder nadere aankondiging over die kosten wettelijke rente zal zijn verschuldigd.

3.4.

Dental Union heeft verweer gevoerd tegen de vordering van Dentalair.

4 De beoordeling

Het incident ter zake van de interventie

4.1.

De voorzieningenrechter overweegt het volgende ter zake van de incidentele conclusie van Dentalair tot tussenkomst, subsidiair voeging.Het kenmerkende verschil tussen voeging en tussenkomst is dat een gevoegde partij geen zelfstandige, eigen vordering jegens de anderen instelt en een tussenkomende partij wel.

Dentalair heeft weliswaar een eigen vordering jegens het UMCG ingesteld, doch materieel komt deze naar het oordeel van de voorzieningenrechter neer op afwijzing van de vordering van Dental Union, zodat geen sprake is van een zelfstandige, eigen vordering van Dentalair. Daarbij komt dat Dentalair uitdrukkelijk heeft aangegeven te berusten in de terzijdelegging van haar inschrijving vanwege een (volgens het UMCG) gemaakte fout in het UEAformulier. Door die berusting heeft Dentalair naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtens te respecteren belang meer bij de ingetrokken aanbestedingsprocedure, omdat zij daarin – hoe dan ook – uitgespeeld is. Het enkele (commerciële) belang om bij een nieuwe of heraanbesteding mee te kunnen doen volstaat niet voor tussenkomst.

4.2.

Aangaande de voeging overweegt de voorzieningenrechter dat toewijzing van de vorderingen van Dental Union zou kunnen betekenen dat het UMCG geen nieuwe aanbestedingsprocedure kan uitschrijven en de opdracht mogelijk aan Dental Union zal dienen te verstrekken. Dat zou kunnen meebrengen dat benadeling of verlies dreigt van een aan Dentalair toekomend recht. Dat desbetreffende (commerciële) belang van Dentalair acht de voorzieningenrechter wel voldoende voor voeging.

Daarbij kan in het midden blijven of het UMCG daadwerkelijk een aan Dentalair gericht besluit tot terzijdelegging heeft genomen (of dat die terzijdelegging in het besluit van 10 augustus 2021 besloten ligt), waartegen Dentalair anders binnen de Alcateltermijn had moeten opkomen.

4.3.

Derhalve kan Dentalair als gevoegde partij worden toegelaten en heeft zij geen belang bij beoordeling van haar inhoudelijke vordering.

Inhoudelijk

4.4.

De vordering van Dental Union strekt ertoe een oordeel te verkrijgen omtrent de door het UMCG bij brief van 10 augustus 2021 vermelde besluit tot intrekking van de onderhavige aanbestedingsprocedure alsmede omtrent de daarbij aangekondigde uitschrijving van een nieuwe aanbestedingsprocedure.

Intrekking

4.5.

Voor de beoordeling van de vordering ter zake van de intrekking van de aanbestedingsprocedure is van belang de vraag of het intrekkingsbesluit ten aanzien van de in het geding zijnde aanbesteding op goede gronden is genomen.

4.6.

Voor de vraag in hoeverre een dergelijk besluit door de rechter kan worden getoetst, is bepalend wat het Hof van Justitie EU daarover in zijn arrest van 11 december 2014 (HvJEU 11 december 2014, C-440/13, Croce Amica/AREU) heeft overwogen en beslist. In het genoemde arrest heeft het Hof van Justitie EU allereerst de regel bevestigd dat de aanbestedende dienst niet slechts in uitzonderlijke gevallen van het plaatsen van een overheidsopdracht kan afzien of het besluit daartoe niet noodzakelijkerwijs op gewichtige redenen moet berusten. Het Hof van Justitie heeft overwogen dat de aanbestedende dienst die besluit tot intrekking van een aanbestedingwel verplicht is de redenen voor zijn besluit aan de gegadigden en inschrijvers mee te delen, welke verplichting is ingegeven door de zorg om in de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten waarop de regels van het Unierecht van toepassing zijn, een minimaal transparantieniveau en bijgevolg ook de naleving van het beginsel van gelijke behandeling te waarborgen, dat de basis van die regels vormt. Het Hof van Justitie heeft overwogen dat een besluit tot intrekking van de aanbesteding kan zijn ingegeven door redenen die met name verband houden met de beoordeling of het uit het oogpunt van het algemeen belang opportuun is om een aanbesteding te voltooien, onder meer gelet op het feit dat de economische context of de feitelijke omstandigheden dan wel de behoeften van de betrokken aanbestedende dienst zijn gewijzigd. Zoals het Hof van Justitie heeft overwogen, is een aanbestedende dienst derhalve niet gehouden een opgestarte aanbestedingsprocedure te voltooien en de opdracht te gunnen, mits hij daarbij de beginselen van transparantie en gelijke behandeling in acht neemt.

Een aanbestedende dienst mag derhalve uit eigener beweging besluiten tot stopzetting c.q. intrekking van de aanbestedingsprocedure, ook indien reeds een voornemen tot gunning is bekend gemaakt. Deze bevoegdheid wordt echter beperkt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene beginselen van aanbestedingsrecht die de aanbestedende dienst in acht dient te nemen, alsmede de precontractuele goede trouw.

4.7.

Met andere woorden: een aanbestedende dienst als het UMCG kan niet slechts in uitzonderlijke gevallen van het plaatsen van een overheidsopdracht afzien en het besluit daartoe behoeft niet noodzakelijkerwijs op gewichtige redenen te berusten. Dit laat evenwel onverlet dat de aanbestedende dienst verplicht is om de redenen voor een besluit tot intrekking van een aanbestedingsprocedure aan de gegadigden en inschrijvers mee te delen, welke verplichting is ingegeven door de zorg om in die procedure een minimaal transparantieniveau en bijgevolg ook de naleving van het beginsel van gelijke behandeling te waarborgen. Het besluit moet verder door de rechter integraal kunnen worden getoetst om zo te voldoen aan het doel dat daartegen op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld als de aanbestedingsregels zijn geschonden.

4.8.

In de brief van 10 augustus 2021 heeft het UMCG zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 2.11. zijn redenen voor de intrekking van de aanbesteding aangegeven. Samengevat heeft het UMCG gesteld dat voldoende concurrentie en mededinging ontbreken, omdat het na herbeoordeling van de inschrijvingen geconcludeerd heeft dat twee van de drie inschrijvingen alsnog terzijde gelegd zouden moeten worden en dat daardoor maar één (geldige) inschrijver overblijft.

4.9.

Gelet op de jurisprudentie dienaangaande van het Hof van Justitie EU en van diverse andere (nationale) rechters moeten de door de aanbestedende dienst gegeven redenen voor de intrekking de intrekkingsbeslissing kunnen dragen, welke beslissing door de voorzieningenrechter integraal moet worden getoetst.

4.10.

De voor de onderhavige beoordeling aangaande de intrekkingsbeslissing van belang zijnde feiten zijn de volgende. Er is op 2 juli 2021 voorlopig aan Dentalair gegund; Dental Union heeft nadien meermaals vraagtekens gesteld of Dentalair wel aan de referentie-eis voldoet, hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een gewijzigd inzicht van het UMCG over de toelaatbaarheid van de referenties van de nummers 1 en 3, waarna de aanbesteding bij brief van 10 augustus 2021 is ingetrokken. Derhalve staat vast dat er een moment was waarop het UMCG heeft kunnen constateren dat er maar één geldige inschrijver was overgebleven en dat op grond daarvan voldoende concurrentie en mededinging is komen te ontbreken.

4.11.

De vraag is vervolgens of gekeken moet worden naar de daadwerkelijke uitkomst van de aanbesteding waarbij er maar één (geldige) inschrijver zou overblijven, ongeacht waardoor dat wordt veroorzaakt (dat behelst het standpunt van het UMCG) of dat gekeken moet worden naar het hele speelveld (van potentiële inschrijvers) om te bepalen of het concurrentieniveau voldoende was (dat behelst het standpunt van Dental Union).

4.12.

Het Hof van Justitie EU heeft in de onder 4.6. vermelde uitspraak bevestigd dat een te laag concurrentieniveau een geldige reden voor intrekking kan zijn. Het Hof van Justitie EU heeft in overweging 35, laatste zin immers overwogen dat aan een dergelijk (intrekkings)besluit ook de vaststelling ten grondslag kan liggen dat het concurrentieniveau te laag was, gelet op het feit dat aan het einde van de procedure voor het plaatsen van de betrokken opdracht nog slechts één inschrijver geschikt bleek om deze uit te voeren.De voorzieningenrechter stelt bij de verdere beoordeling van de onder 4.11. vermelde vraag voorop dat bij elke aanbestedingsprocedure als uitgangspunt geldt dat ondernemers met gelijke kansen in kunnen schrijven op overheidsopdrachten, opdat in vrije concurrentie een optimale prijs-kwaliteitverhouding voor de overheid tot stand komt. Gelet op dat uitgangspunt behoeft naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter voor de vaststelling van het concurrentieniveau slechts te worden onderzocht of de daadwerkelijke uitkomst van de aanbesteding zodanig is dat daarbij maar één (geldige) inschrijver zou overblijven, ongeacht waardoor dat wordt veroorzaakt. Aanbesteding draait kortgezegd om concurrentie. Het feit dat nu nog maar één geldige inschrijver voor gunning in aanmerking blijkt te komen, schuurt met dat principe. Dat er in heel Europa nog veel meer marktpartijen waren die hadden kunnen inschrijven, zoals Dental Union opmerkt, maakt dat niet anders.

4.13.

Gelet op de overgelegde stukken is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk dat de aanbesteding is ingetrokken nadat het UMCG tot het inzicht is gekomen dat in de tot dusver gevolgde aanbestedingsprocedure een te laag concurrentieniveau aan de orde was. Met de redenen die het UMCG daarvoor in zijn intrekkingsbrief van 10 augustus 2021 heeft gegeven, heeft het UMCG zijn intrekkingsbeslissing voldoende gemotiveerd.

Dental Union heeft geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat desondanks niet ingetrokken mocht worden, althans de voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk geworden dat aan de intrekking andere motieven ten grondslag hebben gelegen waardoor de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht zouden zijn geschonden. Aan Dental Union kan worden toegegeven dat de gang van zaken bij het UMCG tussen de voorlopige gunning en de intrekking niet bepaald de schoonheidsprijs verdient, maar daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen schijn gewekt dat het UMCG Dentalair heeft willen voortrekken.

4.14.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan worden geconcludeerd dat het intrekkingsbesluit op goede gronden is genomen en derhalve niet onrechtmatig kan worden geoordeeld. Voor zover de vordering ertoe strekt ertoe een verbod of gebod te verkrijgen omtrent de door het UMCG bij brief van 10 augustus 2021 vermelde besluit tot intrekking van de onderhavige aanbestedingsprocedure wordt de vordering dan ook afgewezen.

Heraanbesteding

4.15.

Mede zoals hiervoor reeds is overwogen heeft als uitgangspunt te gelden dat noch de Europese, noch de Nederlandse regelgeving het een aanbesteder verbiedt een lopende aanbesteding af te breken. Een aanbestedende dienst mag eigener beweging besluiten tot stopzetting van de aanbestedingsprocedure. Deze bevoegdheid wordt echter beperkt door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de algemene beginselen van aanbestedingsrecht (waaronder mede begrepen de precontractuele goede trouw) die de aanbestedende dienst in acht dient te nemen. Prevalerend hierbij is het beginsel van gelijke behandeling van de betrokken ondernemers, zijnde dit het kernbeginsel van het aanbestedingsrecht.Dit beginsel van gelijke behandeling en het daarvan afgeleide beginsel van transparantie (welke beginselen tot doel hebben elke vorm van favoritisme en willekeur uit te bannen, vgl. HvJEG 29 april 2004, C-496/99, Succhi di Frutta) kan eveneens met zich meebrengen dat de aanbestedende dienst na het staken van een aanbestedingsprocedure de opdracht, of een op ondergeschikte punten gewijzigde opdracht, niet (opnieuw) mag aanbesteden. Bij heraanbesteding bestaat immers het risico van (ongeoorloofde) manipulatie. Een aanbestedende dienst zou een winnende, maar hem onwelgevallige inschrijver kunnen trachten te passeren door opnieuw een aanbesteding ten aanzien van (vrijwel) dezelfde opdracht uit te schrijven, met een beoordelingskader dat nader toegesneden is op de gewenste ondernemer.

4.16.

Het UMCG heeft in zijn brief van 10 augustus 2021 aangekondigd een nieuwe aanbestedingsprocedure uit te schrijven ‘waarmee alle potentiële inschrijvers een eerlijke kans krijgen’. Nu het UMCG daarbij niet reeds heeft vermeld welke wijzigingen het mogelijk door zou willen voeren, kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of de voorgenomen heraanbesteding, met inachtneming van de vorenoverwogen beperkingen, al dan niet geoorloofd kan worden geacht.

Voor zover de vordering ziet op de mogelijke heraanbesteding wordt deze derhalve eveneens afgewezen.

De resterende vorderingen

4.17.

Nu de vorderingen ter zake van de intrekking en de heraanbesteding worden afgewezen, bestaat geen grond voor toewijzing van de resterende vorderingen, zodat deze eveneens worden afgewezen.

Proceskosten

4.18.

Dental Union zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het UMCG worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het UMCG worden begroot op:

- griffierecht € 667,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.683,00

De kosten aan de zijde van Dentalair worden begroot op:

- griffierecht € 667,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.683,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt Dental Union in de proceskosten, aan de zijde van het UMCG tot op heden begroot op € 1.683,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt Dental Union in de proceskosten, aan de zijde van Dentalair tot op heden begroot op € 1.683,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.4.

veroordeelt Dental Union in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van het UMCG begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Dental Union niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;

5.5.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op

12 november 2021.

coll: js (319)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature