U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Inhoudsindicatie niet beschikbaar.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

parketnummer 18/740048-19

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],

niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder

bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2020.

Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.

Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen oordopjes (Earpods2, merk: Apple) en/of een (blauw) vest (merk: Tommy Hilfiger) en/of een kettinghanger (goudkleurig kruisje),

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te

maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal met een paraplu, althans een (hard) voorwerp, is geslagen en/of meermalen, althans éénmaal tegen zijn hoofd en/of lichaam is geslagen en/of gestompt

en/of

hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een vest, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of diens medeverdachte, en welk vest hij, of zijn medeverdachte, anders dan door misdrijf onder zich had, te weten, (even) in (bruik)leen had gekregen van die [slachtoffer], wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op grond van de verklaring van aangever [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige 1] kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] de oordopjes en de kettinghanger hebben gestolen en dat ze daarbij geweld hebben gebruikt. Tevens kan op grond van deze verklaringen worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] het vest hebben verduisterd. De medeverdachte [medeverdachte] had dit vest aan en heeft dit voordat hij wegging niet aan aangever teruggegeven. De gestolen goederen zijn uiteindelijk bij verdachte aangetroffen. Gelet op de verklaring van de getuige [getuige 1] is de verklaring van verdachte dat hij alleen tussenbeiden is gekomen niet aannemelijk.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal en verduistering van een vest niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.

Uit de verklaring van aangever [slachtoffer] blijkt dat hij aan een van de verdachten zijn donkerblauwe of zwarte vest van het merk Tommy Hilfinger heeft uitgeleend en dat deze persoon zich het vest wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dit past bij de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] waaruit blijkt dat een van de verdachten iets zwarts droeg. De agenten houden korte tijd later beide verdachten aan en geven een omschrijving van de kleding die de verdachten dragen. Uit deze omschrijving blijkt dat verdachte een witte trui droeg en dat medeverdachte [medeverdachte] een lichte trui of vest droeg. Dit vest is inbeslaggenomen en wordt beschreven als een grijs vest. In de stukken wordt geen merk van het vest genoemd, zodat het niet duidelijk wordt of de medeverdachte het vest van aangever [slachtoffer] heeft aangehad bij zijn aanhouding. Volgens verdachte heeft zijn medeverdachte [medeverdachte] een vest en een jas van aangever aangehad. Hij verklaart dat [medeverdachte] de jas nog droeg toen ze wegliepen. Aangever heeft echter geen aangifte gedaan van diefstal van zijn jas. Gelet op deze onduidelijkheden kan de rechtbank niet zonder twijfel vaststellen dat verdachte of zijn medeverdachte het vest van aangever [slachtoffer] heeft weggenomen.

De rechtbank oordeelt dat de diefstal van de oordopjes en kettinghanger wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 49 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019278059 van 24 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:

Op 19 oktober 2019 kwam ik twee jongens tegen. Ik hoorde dat deze jongens mij aanspraken. Er is een gesprek op gang gekomen. Ik zei tegen de jongens dat ik nog wel een plekje wist waar we rustig konden zitten. Ik wist dat er achter de woningen, gelegen aan de [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummer], een klein parkje zat waar ook wat bankjes stonden waar we konden zitten. Hier ben ik met deze jongens heengegaan. Toen wij daar zaten heb ik aan een van deze jongens mijn vest uitgeleend. De jongen zei dat hij het nog steeds koud had en toen heb ik mijn vest weer teruggekregen en heb ik mijn jas aan hem uitgeleend. Na ongeveer een half uur wilde ik richting huis gaan en wilde ik hen naar het busstation brengen. Ik deed mijn vest uit om deze weer aan een van die jongens uit te lenen. Ik kreeg mijn jas terug. In mijn jas merkte ik dat mijn oordopjes eruit waren. Dit waren AirPods 2 van het merk Apple. Deze had ik in het begin van het gesprek nog in, maar deze heb ik uitgedaan en in de binnenzak van mijn jas gestopt. Dit deed ik op het moment dat die jongen mijn jas aan had. Toen ik er achter kwam dat de AirPods weg waren heb ik tegen die jongens gezegd dat ik wat kwijt was. Die jongens zeiden elke keer dat ik rustig aan moest doen. Zij vertelde mij en lieten zien dat ze wilde helpen met zoeken. Toen het wat langer duurde denk ik dat de jongens in de gaten kregen dat we niet weg zouden gaan totdat ik ze terug had. Ze werden agressief. Beide jongens probeerden mij toen vast te pakken. Een van de jongens pakte mij bij mijn rechter bovenarm. Met zijn andere hand ging hij in mijn broekzak en wilde hij hier wat dingen uitpakken. Ik had nu in de gaten dat deze jongens probeerden om spullen van mij te stelen. De jongen die mij vast had heb ik een vuistslag gegeven en daarna duwde ik hem weg. Op dit moment kreeg ik van de andere jongen een paar klappen met een paraplu. Ik voelde dat ik werd vastgepakt door een van de jongens. Ik zag van ongeveer vier meter afstand dat die andere jongen naar mij toe kwam rennen. Ik probeerde de jongen die mij vast had tegen te houden en daardoor kwam ik ten val. Ik lag op dit moment op mijn buik. Ik kon niet heel veel zien, maar ik zag wel een schim mijn kant op rennen. Ik hoorde op dit moment ook iets van een schuttingdeur open gaan. De jongens zijn daarna weggerend in de richting van de [straatnaam]. Ik weet dat ik van deze jongens een paar klappen heb gekregen. Toen de jongens waren weggerend zag ik dat er een vrouw bij mij stond. Deze vrouw heeft mij geholpen en zij heeft de politie gebeld. Ik merkte toen ook dat ik wat spullen kwijt was. De volgende spullen zijn bij mij weggenomen:

- Oordopjes van het merk Apple, type AirPods 2, wit van kleur, op het doosje staat

een smiley;

- Een goudkleurige kettinghanger in de vorm van een kruisje.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1]:

Ik ben woonachtig aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Op 19 oktober 2019 omstreeks 04:40 uur hoorde ik dat er iets van een ruzie gaande was op het speelveldje achter mijn woning. Ik hoorde dat het steeds heftiger werd. Toen heb ik mijn golfclub gepakt en ben ik door mijn schuttingdeur gegaan om zo op het speelveldje achter mijn woning te komen. Op het moment dat ik op het speelveldje kwam zag ik drie mannen welke aan elkaar trokken en tegen elkaar schreeuwden. Ik kan de drie mannen als volgt omschrijven;

Man l en man 2 met beiden een licht getinte huidskleur. Man 3: het slachtoffer, licht getinte huidskleur, donker halflang haar, petje op, lange donkere jas met bontkraag.

Ik hoorde dat er één van de mannen tegen mij riep; 'help mij, help mij'. Ik bedacht me toen dat hij het slachtoffer moest zijn. Dus ik pakte hem vast en trok hem bij de twee mannen vandaan. Ik hoorde dat de jongen, het slachtoffer, toen zei: 'mijn spullen' waarop ik zag dat hij terug naar de twee mannen ging om zijn spullen terug te halen. Ik riep tegen de mannen: 'jullie moeten stoppen'. Ik zag dat de mannen hier niet op reageerde. Ik zag dat man 2 het slachtoffer sloeg. Ik zag dat hij het slachtoffer op zijn rug sloeg. Ik zag dat dit met een vuist en met kracht was. Ik zag op een gegeven moment dat het slachtoffer op de grond lag en dat man 2 boven op hem zat. Ik zag dat man 2 het slachtoffer meerdere keren op zijn hoofd sloeg. Ik zag dat hij dit met beide vuisten deed. Ik hoorde dat man 2 hierop zijn maat riep om hem te komen helpen. Ik zag dat man 1 met een noodgang op ons af kwam rennen en dat hij een grote sprong met beide benen maakte met de intentie het slachtoffer vol op zijn hoofd te raken. Ik zette mijn linker been voor het hoofd van het slachtoffer om de trap van man 1 op te vangen. Ik voelde zijn trap op mijn been, hij schuurde langs mijn been en raakte daarna het slachtoffer. Ik zag dat man 2 van het slachtoffer af was en dat hij een tas pakte bij de bankjes, dit was een rugtas. Ik zag dat de mannen toen wegrenden in de richting van de Schepenbuurt. Op het moment dat de mannen voor mij langs renden heb ik een man nog een flinke mep gegeven met mijn golfclub waardoor de man door zijn benen zakte. Ik zag dat de mannen hierna wegrenden. Ik hoorde het slachtoffer zei: 'ze hebben mijn oordopjes'. Hierop hebben we de politie gebeld.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:

Op 19 oktober 2019 omstreeks 4.55 uur ter hoogte van de spoorwegovergang Pieter Stuyvesantweg zag ik, [verbalisant 1], twee jongens lopen. Ik zag dat zij uit de [straatnaam] kwamen en linksaf sloegen de Pieter Stuyvesantweg op. Omstreeks 5.00 uur kregen wij een melding van een beroving. Ik herkende uit het signalement de twee jongens die ik enkele minuten daarvoor uit de [straatnaam] zag lopen. Hierop reden wij naar een jongen die op dat moment langs de waterkant van de Emmakade liep en ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat deze jongen dezelfde persoon betrof die ik eerder uit de [straatnaam] zag lopen. Ik zag dat deze jongen een witte paraplu in zijn handen had. Wij zagen dat hij op dat moment alleen was. Wij hielden de jongen, die naar later bleek [medeverdachte] en hierna te noemen verdachte, staande. Ik, [verbalisant 2], zag op dat moment aan de overkant van de straat, een jongen lopen die eveneens voldeed aan het signalement. Hierop liep ik naar deze jongen toe.

Op het cellencomplex te Leeuwarden, zagen wij dat er bloed zat op de kleding en de paraplu

van de verdachte. Tevens zagen wij dat verdachte een wond op zijn rechter hand had en dat beide handen bebloed waren.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:

Ik, [verbalisant 2], zag een jongen lopen op de Vredeman de Vriesstraat te Leeuwarden. [verbalisant 1] bleef bij de man met de paraplu staan. Ik ben naar de andere jongen gelopen. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2], stonden bij de jongen. Wij zeiden tegen de jongen dat hij zijn zakken moest leeg halen. Ik, [verbalisant 3], zag dat de jongen een gouden hanger uit zijn zakken haalde en op de motorkap legde. Wij zagen vervolgens dat de jongen AirPods in zijn handen had en deze op de motorkap van het dienstvoertuig legde. Wij zagen dat er een soort gezicht zat op het hoesje van de AirPods. Ik, [verbalisant 3], vroeg vervolgens aan de collega

die bij de aangever stond of hij meer kon vertellen over de AirPods. Wij hoorden de collega zeggen dat er een soort gezichtje op moest staan. Wij hielden vervolgens de verdachte [verdachte] aan.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 oktober 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:

Ik was van plan om met de trein te gaan maar er reden geen treinen meer. We moesten wachten tot de volgende dag. De jongen met wie ik gisteren was is [medeverdachte]. Ik noem hem [medeverdachte]. Iedereen noemt hem [medeverdachte], omdat hij uit [plaats] komt. We hebben gezocht naar papier voor een sigaret. We vroegen een man of hij dat had. Hij zei dat we wel met hem konden mee lopen en toen zijn we naar een park gelopen. We hebben toen een jointje gemaakt en die gingen we samen roken. Ik droeg een jas. Een witte jas. Wit en blauw tegelijk. De man heeft aan die andere jongen een vest gegeven omdat hij zei dat hij het koud had. Na een half uur vroeg de man of hij zijn jas terug kon krijgen. Die man werd boos. Ze waren op een gegeven moment ruzie aan het maken. Het gebeurde vlak voor de deur van een huis. Die vrouw kwam naar buiten. [medeverdachte] heeft die man echt hard geslagen en die man viel op de grond.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4]:

Ik nam telefonisch contact op met aangever [slachtoffer]. Ik vroeg hem wie van de daders zijn jas had geleend. Ik hoorde hem zeggen dat dit de dunnere jongen was met het langere haar. Ik herkende in de omschrijving die aangever [slachtoffer] gaf verdachte [medeverdachte]. Ik vroeg aangever [slachtoffer] wie van de twee daders bij hem in de broekzak zocht, toen hij werd vastgehouden. Ik hoorde hem zeggen dat dit de kleinere stevigere dader was met het korte haar. Ik begreep uit zijn omschrijving dat dit verdachte [verdachte] moest zijn. Verder vroeg ik hem wie van de twee daders bovenop hem zat en hem had geslagen. Ik hoorde hem zeggen dat hij hierbij wederom verdachte [medeverdachte] omschreef. Ik hoorde hem zeggen dat de andere dader, die hij omschreef als verdachte [verdachte], geprobeerd heeft hem tegen het hoofd te schoppen maar dat dit werd geblokt door de vrouw die hem kwam helpen. Ik toonde hem een foto van het doosje met AirPods welke bij verdachte [verdachte] was aangetroffen. Ik hoorde aangever [slachtoffer] zeggen dat het doosje met AirPods op de foto inderdaad zijn doosje was. Verder hoorde ik hem zeggen dat het hangertje dat hij kwijt was een gouden kruisje van de Malteese vlag betrof met daaraan een vogeltje. Ik toonde hem hierop een foto van het hangertje dat was aangetroffen bij verdachte [verdachte]. Ik hoorde aangever [slachtoffer] zeggen dat dit inderdaad zijn hangertje was die was weggenomen.

Bewijsoverweging

Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust was van de diefstal van de AirPods en de kettinghanger.

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Aangever [slachtoffer] heeft duidelijk aan beide verdachten gezegd dat hij zijn AirPods kwijt was. Op het moment dat hij aan beide verdachten laat blijken dat hij ze terug wil hebben worden verdachte en zijn medeverdachte agressief en pakken zij aangever vast. Verdachte voelt dan in de zakken van aangever en bij zijn aanhouding worden de AirPods en de kettinghanger bij hem aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het gelet op deze omstandigheden niet anders kan dan dat verdachte moet hebben geweten dat deze goederen bij aangever werden weggenomen dan wel dat hij dit zelf heeft gedaan. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de diefstal heeft gepleegd en dat deze diefstal werd gevolgd door geweld met de bedoeling om bij betrapping op heterdaad samen te kunnen vluchten en de gestolen spullen te kunnen houden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

hij op 19 oktober 2019 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen oordopjes, te weten AirPods 2 van het merk Apple en een kettinghanger, te weten een goudkleurig kruisje, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat die [slachtoffer] meermalen met een paraplu is geslagen en meermalen tegen zijn hoofd en lichaam is gestompt.

Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest. Ook heeft de officier van justitie opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis gevorderd.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 en 29 oktober 2019, het rapport van Regiecentrum Bescherming en Veiligheid van 1 november 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De toen nog vijftienjarige verdachte heeft samen met een ander een diefstal gepleegd. Toen het eveneens nog minderjarige slachtoffer ontdekte dat hij zijn AirPods kwijt was en deze terug wilde hebben heeft verdachte samen met zijn mededader het slachtoffer geslagen en geschopt. Het slachtoffer is uiteindelijk geholpen door een omwonende die wakker was geworden van het lawaai.

Verdachte heeft met dit delict te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Een diefstal waarbij geweld wordt gebruikt heeft een grote impact op het slachtoffer, maar brengt ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan en is van oordeel dat een vrijheidsstraf voor een dergelijk feit het uitgangspunt moet zijn.

De verdachte verbleef sinds juli 2019 in Nederland. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij sindsdien al meerdere malen met politie in aanraking is geweest in verband met diefstallen. Hij heeft voor dit delict 13 dagen in voorarrest doorgebracht en hij is 31 oktober 2019 geschorst met voorwaarden. Verdachte heeft echter al binnen een dag de voorwaarden overtreden en zich niet begeleidbaar opgesteld voor de begeleiding van de woonvoorziening waar hij moest verblijven. Al heel snel na de schorsing is hij vertrokken uit de opvangvoorziening waar hij verbleef. De voogd van verdachte heeft geen contact meer met hem en de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting medegedeeld dat verdachte, gelet op zijn Facebookberichten, vermoedelijk in Spanje verblijft.

Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat -ondanks de jeugdige leeftijd van verdachte- een onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de officier van justitie is gevorderd, de enige mogelijkheid is die nog overblijft.

Alles afwegend oordeelt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is en zal deze straf opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Terechtzitting heeft de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij deze vordering aangepast. Gevorderd wordt een bedrag van € 948,75 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 884,40 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met gijzeling wanneer verdachte dit bedrag niet betaalt, gevorderd.

Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De materiële schade moet op een bedrag van

€ 768,80 worden vastgesteld. Hierbij moet voor de schade aan de kledingstukken, te weten het shirt en het vest, een afschrijving van 10% in mindering worden gebracht. De schade aan de elektrische fietsklok moet worden afgewezen, omdat deze schade geen verband houdt met het ten laste gelegde feit en ook niet uit de stukken blijkt.

De immateriële schade moet, mede gelet op de omstandigheid dat de benadeelde partij zichzelf in een risicovolle situatie heeft gebracht, op een bedrag van € 1.000,-- worden vastgesteld.

Het is niet verstandig dat de minderjarige verdachte contact opneemt met zijn medeverdachte omtrent het betalen van de schade. Daarom moet de verplichting tot het betalen van de schade niet hoofdelijk worden opgelegd, maar moet verdachte worden veroordeeld tot betaling van de helft van de schade.

Oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de materiële schade.

Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 160,-- gevorderd voor het shirt van de benadeelde partij dat tijdens het geweld is gescheurd. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met een foto van een shirt dat van hetzelfde merk zou zijn als het kapotte shirt. Hoewel de rechtbank voldoende aannemelijk acht dat de benadeelde partij schade heeft geleden doordat zijn shirt kapot is gegaan, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de waarde van dat shirt te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor dit deel daarom niet ontvankelijk verklaren.

Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 250,-- gevorderd voor het weggenomen vest. De rechtbank acht de diefstal dan wel verduistering van het vest niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard met betrekking tot dit deel van de vordering.

Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 338,80 voor reparatie van de telefoon, een bedrag van € 144,95 voor schade aan de Batavus elektrische fietsklok en een bedrag van

€ 55,-- voor vervanging van de rits van de jas gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken niet dat voornoemde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. De rechtbank zal daarom de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren.

Ten aanzien van de immateriële schade

Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 1.500,-- voor immateriële schade gevorderd.

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek , waarbij de rechtbank ook heeft gelet op de bedragen genoemd in de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, schat de rechtbank de hoogte van de schade op

€ 500,--. De rechtbank zal de vordering tot voornoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2019, toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.

Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal hierbij, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, het aantal dagen gijzeling vaststellen op nul.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i en 312 van het Wetboek van Strafrecht . Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van drie maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.

Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door nul dagen gijzeling. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of zijn mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature