U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

wijziging kinderalimentatie . Schriftelijke afdoening met instemming van partijen in verband met Corona. Kring van onderhoudsplichtigen is gewijzigd. Behoefte van de minderjarige wordt opnieuw vastgesteld nu het inkomen van de man het netto gezinsinkomen tijdens de samenleving overstijgt.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/171680 / FA RK 20-237

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 14 oktober 2020

inzake

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna ook te noemen de man,

advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek,

tegen

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna ook te noemen de vrouw,

advocaat mr. D.M. Leutenegger, kantoorhoudende te Bolsward.

1 Het procesverloop

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit:

- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 28 februari 2020,

- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 10 juni 2020,

- de brief met bijlagen van de vrouw van 20 augustus 2020,

- de brief met bijlagen van de man van 24 augustus 2020,

- de brief met bijlagen van de vrouw van 20 augustus 2020,

- de brief met bijlagen van de vrouw van 7 september 2020,

- de brief van de man van 7 september 2020.

1.2.

Na schriftelijke toestemming van partijen is de zaak zonder een mondelinge behandeling afgedaan en is beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn geboren:

- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2011 in de gemeente [geboorteplaats] , en

- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2014 in de gemeente [geboorteplaats] .

2.2.

De man heeft de kinderen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.

2.3.

Bij beschikking van deze rechtbank van 13 december 2017, in welke procedure de man niet in rechte is verschenen, is de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: de kinderalimentatie ) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaald op

€ 118,- per kind per maand.

2.4.

Samen met zijn huidige partner (niet gehuwd) [partner van vader] heeft de man een zoon gekregen:

- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats] .

2.5.

Samen met haar huidige echtgenoot [partner van moeder] heeft de vrouw een dochter gekregen:

- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag] 2019 in de gemeente [geboorteplaats] .

3 Het geschil

3.1.

De man verzoekt, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast te stellen op een bedrag van € 25,- per kind per maand, althans een bedrag als de rechtbank in goede justitie juist acht, met ingang van 1 november 2019, althans per datum indiening verzoekschrift.

3.2.

De vrouw voert verweer, strekkende tot afwijzing van het verzoek van de man, hetzij de man daarin niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel door hem dat te ontzeggen.

4 De beoordeling

4.1.

De rechtbank merkt vooraf het volgende op. In de brief van de rechtbank van 27 juli 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld in het kader van een tweede termijn over en weer te reageren op elkaars stukken en toelichting. Daarbij is niet de mogelijkheid geboden van het wederom indienen van stukken. Gelet op het bezwaar van de man tegen het indienen van de bijlagen bij de brief van 7 september 2020 van de vrouw, zal de rechtbank geen acht zal slaan op deze bijlagen.

wijziging van omstandigheden

4.2.

Op grond van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken wanneer deze door wijziging van omstandigheden ophoudt te voldoen aan de wettelijke maatstaven. Vereist voor een wijziging of intrekking van hetgeen betreffende de onderhoudsverplichting door de rechter is vastgesteld, is een wijziging van de omstandigheden zoals die door de rechter ten tijde van diens beslissing zijn vastgesteld.

4.3.

De man heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW . De rechtbank deelt dat standpunt. Op grond daarvan is de man ontvankelijk in zijn verzoek. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een wijziging van de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie rechtvaardigt.

inhoudelijke beoordeling

ingangsdatum

4.4.

Uitgangspunt bij het vaststellen of wijzigen van de ingangsdatum van de alimentatie is de datum van indiening van het verzoekschrift. Achterliggende gedachte hiervan is dat de wederpartij in ieder geval vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met het verzoek. Bijzondere omstandigheden kunnen tot een andere conclusie leiden. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige procedure van dergelijke omstandigheden niet is gebleken nu de vrouw de stellingen van de man daaromtrent gemotiveerd betwist heeft en de man zijn stellingen niet met stukken onderbouwd heeft. De datum van indiening van het verzoekschrift - 28 februari 2020 - zal dus als ingangsdatum worden bepaald.

kring van onderhoudsplichtigen

4.5.

De man is onderhoudsplichtig jegens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en jegens [minderjarige 3] . De vrouw is onderhoudsplichtig jegens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en jegens [minderjarige 4] . [partner van moeder] is onderhoudsplichtig jegens [minderjarige 4] en als echtgenoot, op grond van artikel 1:395 van het Burgerlijk Wetboek (BW), ook onderhoudsplichtig jegens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [partner van vader] is onderhoudsplichtig jegens [minderjarige 3] .

behoefte

* behoefte [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

4.6.

De man voert aan dat de behoefte van de kinderen in de procedure in 2017 niet is vastgesteld. Hij heeft de huidige behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] becijferd op € 187,- per kind per maand. De man betwist de door de vrouw berekende hogere behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Uit de door de man overgelegde berekening blijkt niet dat de behoefte van de kinderen hoger is.

4.7.

De vrouw stelt dat het gezinsinkomen ten tijde van de samenleving van partijen

€ 1.733,- per maand bedroeg. Rekening houdend met een kindgebonden budget van € 60,- per maand bedroeg de behoefte van de kinderen in 2017 € 184,- per kind per maand. Nu het huidige inkomen van de man het gezinsinkomen ten tijde van hun samenleving overstijgt, betekent dit volgens de vrouw dat de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] conform de Trema-normen berekend dient te worden op basis van het huidige inkomen van de man. De vrouw heeft de huidige behoefte becijferd op € 339,- per kind per maand.

4.8.

De rechtbank gaat bij de bepaling van de behoefte van de kinderen uit van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van de samenleving, inclusief het kindgebonden budget waarop ten tijde van de samenleving aanspraak werd gemaakt en stelt op basis daarvan de behoefte ingevolge de NIBUD-tabellen vast. Indien het huidige netto inkomen van één van de ouders echter het netto gezinsinkomen tijdens de samenleving overstijgt, wordt conform het rapport alimentatienormen de behoefte van de kinderen bepaald aan de hand van dat latere hogere inkomen.

4.9.

Beide partijen becijferen de behoefte van de kinderen in 2017 op een bedrag rond de € 180,- per kind per maand. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat het gezinsinkomen ten tijde van de samenleving rond de € 1.800,- per maand bedroeg, zoals de vrouw stelt. Partijen zijn het er over eens dat de vrouw zowel ten tijde van de samenleving als nu niet werkt en geen inkomen heeft. Om te kunnen bepalen of het huidige inkomen van de man het gezinsinkomen ten tijde van de samenleving overstijgt, heeft de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man berekend. Daarbij is rekening gehouden met een bruto salaris van € 3.365,- per maand, 8% vakantiegeld, gemiddeld € 953,- per maand aan overwerk, een consignatievergoeding van gemiddeld € 48,- per maand, een pensioenpremie van € 252,- per maand en een premie SPAWW van € 19,- per maand. Dit resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 3.085,- per maand (zie bijlage 1). Nu dit inkomen het netto gezinsinkomen tijdens de samenleving overstijgt, heeft de rechtbank de behoefte van de kinderen aan de hand van dat latere hogere inkomen bepaald op € 671,- per maand in 2020, oftewel € 336,- per kind per maand (zie bijlage 2). De rechtbank zal bij de verdere berekening met dit bedrag rekening houden.

* behoefte [minderjarige 4]

4.10.

Nu de vrouw geen inkomsten heeft, heeft de rechtbank de behoefte van [minderjarige 4] in 2020 berekend aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van [partner van moeder] van

€ 2.330 per maand (zie bijlage 3). Daarbij is rekening gehouden met een bruto salaris van

€ 2.918,- per maand, 8% vakantiegeld, gemiddeld € 44,- per maand aan overwerk, een pensioenpremie van € 211,- per maand, een premie WIA-bodemverzekering van € 3,50 per maand, een premie WGA-Hiaatverzekering van € 4,50 per maand en een premie PAWW van € 12,- per maand. Dit resulteert in een behoefte van [minderjarige 4] van € 294,- per maand (zie bijlage 4).

* behoefte [minderjarige 3]

4.11.

De rechtbank heeft de behoefte van [minderjarige 3] in 2020 berekend aan de hand van het netto besteedbaar inkomen van de man van € 3.085,- per maand en een netto besteedbaar inkomen van [partner van vader] van € 1.075,- per maand (zie bijlage 5). Aan de zijde van [partner van vader] is rekening gehouden met een bruto salaris van € 1.049,- per maand, 8% vakantiegeld, een pensioenpremie van € 48,- per maand, een AP-premie van € 1,- per maand, een reparatiepremie WW 3e jaar van € 1,- per maand en een premie IPAP collectief van € 2,- per maand. Dit resulteert in een behoefte van [minderjarige 3] van € 554,- per maand (zie bijlage 6).

zorgkorting

4.12.

Beide partijen hanteren in hun draagkrachtberekeningen een zorgkorting van 35% van de behoefte. Rekening houdend met de door de rechtbank berekende behoefte betekent dit dat de zorgkorting die de man eventueel kan verzilveren 35% van € 671,- bedraagt, oftewel € 235,- per maand.

draagkracht

* draagkracht man

4.13.

Op basis van een netto besteedbaar inkomen van € 3.085,- per maand en de draagkrachtformule 70% [NBI – (0,3 x NBI + 975)] heeft de man een draagkracht van

€ 830,- per maand.

* draagkracht vrouw

4.14.

Op basis van de draagkrachttabel heeft de vrouw een draagkracht van € 50,- per maand.

* draagkracht de [partner van moeder]

4.15.

Op basis van een netto besteedbaar inkomen van € 2.330,- per maand en de draagkrachtformule 70% [NBI – (0,3 x NBI + 975)] heeft de [partner van moeder] een draagkracht van € 459,- per maand.

* draagkracht [partner van vader]

4.16.

Op basis van een netto besteedbaar inkomen van € 1.075,- per maand en de draagkrachttabel heeft [partner van vader] een draagkracht van € 25,- per maand.

koppeling behoefte en draagkracht

4.17.

Onder verwijzing naar bijlage 7 stelt de rechtbank vast dat de bijdrage die de man aan de vrouw dient te voldoen, na aftrek van de zorgkorting, € 58,- per kind per maand bedraagt. Na vergelijking met het door de rechtbank in 2017 vastgestelde bedrag van € 118,- per kind per maand is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een wijziging van de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie rechtvaardigt. De rechtbank zal bepalen dat de bijdrage van de man met ingang van 28 februari 2020 € 58,- per kind per maand bedraagt. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de vrouw niet gehouden zal zijn tot terugbetaling, indien de man op grond van genoemde beslissing in deze zaak teveel heeft voldaan, aangezien deze eventueel teveel betaalde kinderalimentatie wordt geacht te zijn besteed en verbruikt ten behoeve van de twee kinderen van partijen.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 13 december 2017 aldus, dat zij thans als volgt beslist:

bepaalt dat de man met ingang van 28 februari 2020 € 58,- (zegge: achtenvijftig euro) per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2011 in de gemeente [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2014 in de gemeente [geboorteplaats] , telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw;

5.2.

bepaalt dat de vrouw eventueel met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] teveel ontvangen alimentatie over de periode 28 februari 2020 tot heden niet behoeft terug te betalen;

5.3.

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden

fn: 631


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature