U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Beroep op grond van artikel 27 van de WWETGC . Verweer dat het in Belgi ë opgelegde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel bij tenuitvoerlegging in Nederland niet is omgezet naar Nederlandse maatstaven. Verwerping van het verweer omdat de rechtbank het in België gevoerde rechtsgeding of de daar genomen beslissing niet mag veranderen. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak



RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht

Locatie Leeuwarden

rekestnummer 19/514

cjib zaaknummer 300000101

Beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 17 december 2019 op het beroep ex artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie, ingesteld door

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [straatnaam],

hierna te noemen: veroordeelde,

raadsman mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam.

Procesverloop

Veroordeelde heeft per brief, gedateerd 28 september 2019, beroep ingesteld tegen de op

9 april 2019 genomen beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging van een op 2 oktober 2013 door het Hof van beroep te Gent (België) opgelegde beslissing tot confiscatie van een bedrag van € 300.000,00. De brief is op 1 oktober 2019 binnengekomen bij de rechtbank Noord-Nederland, waarna op 2 oktober 2019 een akte instellen rechtsmiddel is opgemaakt.

Veroordeelde is per brief gewezen op de mogelijkheid schriftelijk aanvullende gronden van beroep in te dienen. De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2019 plaatsgevonden. Veroordeelde is niet verschenen. Op 2 december 2019 heeft de rechtbank een schrijven ontvangen van de raadsman van veroordeelde met de mededeling dat noch de veroordeelde noch de raadsman ter zitting zullen verschijnen.

Motivering

1. Het beroep is ingesteld op grond van artikel 27 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie (WWETGC).

2. De officier van justitie heeft bij de behandeling van het beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde omdat het beroep buiten de wettelijke termijn ingesteld is.

3. Artikel 27 van de WWETGC voorziet in een termijn van zeven dagen voor het instellen van beroep, te rekenen vanaf de dag dat de veroordeelde kennis heeft gekregen van de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging. Het zaakoverzicht confiscatiebeslissingen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) bevat de melding dat op 12 juni 2019 een aanschrijving naar veroordeelde is verzonden. Uit een overgelegde akte van uitreiking blijkt dat op 5 augustus 2019 een gerechtelijk stuk in persoon aan veroordeelde is uitgereikt. De brief van veroordeelde met de mededeling dat hij bezwaar aantekent tegen de Europese confiscatiebeslissing is op 1 oktober 2019 ontvangen door de rechtbank. Op het eerste gezicht zou er inderdaad sprake zijn van overschrijding van de termijn voor het instellen van beroep. De rechtbank moet echter constateren dat zich bij de stukken geen afschrift van de betreffende aanschrijving bevindt. Dit afschrift is, zo blijkt uit nadere door de rechtbank bij het CJIB ingewonnen inlichtingen, ook niet beschikbaar. De rechtbank heeft hierdoor niet de mogelijkheid te verifiëren of de betreffende aanschrijving de juiste gegevens bevat met betrekking tot het verschuldigde bedrag, de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld en het gerecht waar het beroep moet worden ingesteld. Dit is vooral van belang omdat de procedure van artikel 27 WWETGC relatief onbekend is, de termijn voor het instellen van beroep kort is en er maar bij één specifieke rechtbank beroep kan worden ingesteld.

Alles tegen elkaar afwegend zal de rechtbank dan ook het voordeel bij veroordeelde leggen en beslissen dat hij ontvankelijk is in zijn beroep.

4. Veroordeelde heeft in zijn brief van 28 september 2019 aangegeven dat hij het niet eens is met de beslissing tot erkenning en tenuitvoerlegging omdat het opgelegde bedrag niet is omgezet naar Nederlandse maatstaven. Daarnaast heeft veroordeelde aangegeven dat hij in aanmerking wil komen voor vergoeding van de kosten die hij voor deze procedure maakt.

Veroordeelde heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om -na ontvangst van de stukken- schriftelijk aanvullende gronden in te dienen. De raadsman heeft de rechtbank op 2 december 2019 laten weten dat veroordeelde zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.

5. De officier van justitie heeft bij de behandeling in raadkamer subsidiair geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Als uitgangspunten voor de beoordeling van een beroep op grond van artikel 27 van de WWETGC gelden:

I. de rechtbank moet toetsen of de officier van justitie in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning heeft kunnen komen;

II. de officier van justitie mag bij zijn beoordeling niet treden in het in het buitenland gevoerde rechtsgeding en de in het buitenland genomen beslissingen;

III. de rechtbank mag bij haar beoordeling evenmin treden in het in het buitenland gevoerde rechtsgeding en de in het buitenland genomen beslissingen.

7. Het verweer van veroordeelde wordt verworpen omdat de rechtbank het in België gevoerde rechtsgeding of de daar genomen beslissing niet mag veranderen. Er kan daarom geen sprake zijn van 'omzetting' van het opgelegde bedrag naar een bedrag volgens de Nederlandse maatstaven.

8. Het verzoek tot vergoeding van de kosten voor veroordeelde in verband met deze zaak wordt afgewezen omdat de wet daarin niet voorziet.

9. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijk voorgeschreven stukken aanwezig zijn, dat er geen weigeringsgronden zijn die de officier van justitie had moeten toepassen en dat de officier van justitie in redelijkheid tot zijn beslissing tot erkenning heeft kunnen komen.

10. De rechtbank zal het ingestelde beroep dan ook ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart veroordeelde ontvankelijk in zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 17 december 2019 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. K. Post en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature