Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

WILG, ruilplan Schoonebeek, diverse beroepsgronden, ecologische verbindingszone, NAM wegen

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Assen

zaaknummer / rekestnummer: C/17/166386 / HA RK 19-47

Beschikking van 24 september 2019

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[A] VASTGOED B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[B] HOLDING B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[C] HOLDING B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. [B],

wonende te [woonplaats] ,

5. [C],

wonende te [woonplaats] ,

6. ERVEN [D],

wonende te [woonplaats] ,

7. [E],

wonende te [woonplaats] ,

verzoekers,

advocaat mr. A.A. Westers te Groningen,

tegen

de BESTUURSCOMMISSIE BARGERVEEN-SCHOONEBEEK, zetelende te Assen,verweerder,gemachtigde: mr. E. Sportel,

met als belanghebbenden:

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE EMMEN,

zetelend te Emmen,

belanghebbende,

gemachtigden: J. Krops en H. Veurink,

2. [F],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

niet verschenen,

3. [G],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

verschenen in persoon,

4. [H],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

verschenen in persoon,

5. [I],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

verschenen in persoon,

6. ERVEN [J],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

verschenen in persoon,

7. [K],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

verschenen in persoon,

8. maatschap 'T SCHOONE SCHOAP,

zetelend te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

vertegenwoordigd door G.H. Sentker en H.H. Sentker,

9. [L],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

gemachtigde: M. Meulenberg te Hoogeveen,

10. [M],

wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende, tevens zelfstandig reclamant,

verschenen in persoon, 11. de publiekrechtelijke rechtspersoon STAATSBOSBEHEER,gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,belanghebbende, gemachtigde: mr. H. van den Burg.

Partijen zullen hierna [A] c.s. en de commissie worden genoemd. De belanghebbenden zullen, als het hen persoonlijk betreft, bij name worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:- het ontwerpbesluit voor het ruilplan voor de herverkaveling Nieuw-Schoonebeek (hierna: het blok)- de zienswijze van [A] c.s. van 20 juli 2018

- het besluit tot vaststelling van het ruilplan van 12 februari 2019- het verzoekschrift van 8 april 2019, ingekomen op 9 april 2019- het verweerschrift van de commissie

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 27 mei 2019- de negen door de commissie op 9 juli 2019 toegezonden akkoordverklaringen, getekend door [K] , 't Schoone Schoap, [A] c.s., de gemeente, het waterschap, [N] / [O] , [P] / [Q] , [G] en [H] .

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Op 13 oktober 2009 is het inrichtingsplan Nieuw-Schoonebeek onherroepelijk geworden. In het inrichtingsplan is het volgende vermeld, voor zover hier van belang:"(…) 4.1. Realisatie bufferzoneIn het kader van de herinrichting Emmen zijn gronden aangekocht voor hydrologische buffering van het Bargerveen door vernatting. Op basis van het GGOR onderzoek is gekozen voor een breedte van 500 meter. (…) Door middel van het vrijmaken van de betreffende gronden (grondaankopen en uitruil in het kader van de reeds voorgenomen herverkaveling) van agrarisch gebruik wordt de bufferzone gerealiseerd. De Bestuurscommissie zal in haar op te stellen Plan van Toedeling de gronden liggend in de bufferzone vrij maken van agrarisch gebruik zodat het gebied kan worden ingericht ten behoeve van buffering van het Bargerveen. (…)

2.2.

[A] c.s. exploiteren een (omvangrijk) gemengd landbouw- en varkensbedrijf in Nieuw-Schoonebeek. [A] c.s. brengen 50 percelen in de ruilverkaveling in. Vanwege de te realiseren bufferzone is een deel van de inbreng niet meer toegedeeld. Drie percelen die worden toegedeeld liggen pal naast de te realiseren bufferzone. [A] c.s. hebben in hun verzoekschrift geen onderscheid gemaakt tussen de inbreng en toedeling van de diverse verzoekers, zodat de rechtbank dat ook niet zal doen. 2.3. Verder vermeldt het inrichtingsplan het volgende, voor zover hier van belang:"(…) 4.2. Ecologische verbindingszone Oosteindsche Veen-BargerveenLangs de weg Ellenbeek wordt een ecologische verbindingszone aangelegd waarmee de natuurgebieden Oosteindsche Veen en Bargerveen met elkaar worden verbonden. Ter plaatse van de kruisingen met de Ellenbeek en Dordse Weg worden faunapassages aangelegd. Deze zone is geschikt voor plantensoorten van heischrale vegetaties, vogels, zoogdieren, kikkers, padden, salamanders, hagedissen en slangen. In het kader van het Plan van toedeling worden eigenaren benaderd met het verzoek medewerking te verlenen om de benodigde gronden voor dit doel vrij te houden en in te richten. (…) De provincie Drenthe kiest ervoor de ecologische verbindingszone bij voorkeur te realiseren door middel van particulier natuurbeheer. Dat geldt eveneens voor de faunapassages. (…)".

2.4.

In het ruilplan heeft de commissie een alternatief tracé voor de Ecologische verbindingszone (EVZ) opgenomen waarbij de landbouwpercelen hun ontsluiting op de Ellenbeek behouden en waarbij een te realiseren fietspad zo wordt aangelegd dat niet op de Ellenbeek zelf hoeft te worden gefietst. Eén van ingebrachte kavels die [A] c.s. in de herverkaveling hebben ingebracht, grenst aan de openbare weg Ellenbeek. In het ruilplan heeft de commissie een aantal hectare aan de noordkant van dit perceel aan Staatsbosbeheer toegedeeld vanwege de EVZ. Omdat het plan bestaat om op het aan Staatsbosbeheer toegewezen perceel een openbare weg aan te leggen, heeft de commissie in het ruilplan zekerheidshalve een recht van weg via dit perceel (X971) opgenomen.

2.5.

In het gebied ten noorden van de Europaweg heeft de NAM wegen aangelegd ten behoeve van de oliewinning. De NAM huurt de ondergrond van die wegen van de aanliggende grondeigenaren. De NAM is van plan een groot deel van deze wegen af te stoten en om de huurcontracten per 1 januari 2020 te beëindigen. In het ruilplan heeft de commissie aan [A] c.s. een gedeelte van een NAM-weg toegedeeld dat is gelegen op een aan [A] c.s. toegedeeld perceel. De commissie heeft op deze weg een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van de aanliggende grondeigenaren. De commissie heeft in het besluit ten laste en ten gunste van deze omwonenden over en weer erfdienstbaarheden gevestigd:"(…) 118 Recht van weg om te komen en te gaan van en naar de openbare weg (Europaweg) over de voormalige NAM-weg. Beheer en onderhoud van de weg berusten bij de eigenaren van de kadastrale percelen zoals vermeld bij het heersend en dienend erf. Heersend erf zijn de percelen gemeente Schoonebeek, sectie X, nummers 321, 70, 803, 802, 605, 243, 604, 349, 248, 1110, 1127 en 1089. Dienend erf zijn de percelen gemeente Schoonebeek, sectie X, nummers 349 deels, 802, 248, 243, 604, 605, 1110, 1127 en 1089.

2.6.

In de inbrengsituatie was een erfdienstbaarheid gevestigd met als dienend erf het perceel van [A] c.s. met nummer H217 en als heersend erf het perceel met nummer H213, eigendom van [H] . In het ruilplan is deze erfdienstbaarheid opgeheven omdat [H] via de hem toegedeelde oostelijke percelen kan ontsluiten op de openbare weg.

2.7.

Op percelen van [A] c.s. zijn diverse gerechtigden, te weten de familie [R] , opgenomen.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

[A] c.s. verzoeken de rechtbank om hun beroep gegrond te verklaren, te bepalen dat het besluit van Gedeputeerde Staten moet worden vernietigd en gewijzigd, althans in goede justitie te beslissen.

3.2.

De commissie concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van het verzoek.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt onder het kopje 'De beoordeling" per beroepsgrond ingegaan, waarbij de rechtbank gemakshalve voor de beroepsgronden de nummering van de commissie aanhoudt en voor de percelen de nummering van [A] c.s..

4 De beoordeling

4.1.

beroepsgrond 1: belangenafweging, inrichtingsplan en toedeling 4.1.1. [A] c.s. beroepen zich op hun zwaarwegende belangen. Zij stellen dat zij vele agrarische gronden van kwalitatief hoogwaardige kwaliteit in het gebied inbrengen maar dat de toedeling hiermee niet vergelijkbaar is. Niet alleen worden de bedrijfsbelangen direct geschaad maar ook worden landbouwbelangen onvoldoende meegewogen door de commissie. Door het inrichtingsplan gaan landbouwgebieden verloren en worden vooral natuurbelangen gediend. Daarnaast wijzen [A] c.s. op hun wens tot en belang bij vergroting van de huiskavel. Zij hebben bij de wenszitting gevraagd hen behalve het perceel naast Europaweg 95 het perceel aan de Europaweg 89 toe te wijzen. Dit perceel is echter ten onrechte niet in de ruilverkaveling ingebracht, maar voorafgaand daaraan verkocht. De volgens het inrichtingsplan te realiseren bufferzone is te nat en zal voor agrarisch gebruik problemen opleveren. [A] c.s. beroepen zich op recente hydrologische onderzoeken die aantonen dat het geheel natter wordt dan aangenomen, terwijl nu in strijd met artikel 17 en 18 van de WILG zelfs wordt nagedacht over een in het inrichtingsplan niet genoemd meer. Ook wijzen ze op een rapport van 26 april 2018 waaruit blijkt dat het oostelijke deel van de bufferzone zuid niet het gewenste effect zal hebben. [A] c.s. vinden dat eerst de procedure voor de bufferzone doorlopen moet worden. Ook wordt geen rekening gehouden met een overeenkomst uit 1976 voor dit landbouwgebied waarin gemeente, provincie en rijk zijn overeengekomen dat de gronden aan de Stheemanstraat voor altijd agrarisch zouden blijven. [A] c.s. achten de toedeling in strijd met artikel 52 van de WILG omdat hun toedeling niet in verhouding staat tot de inzet, investeringen en landbouwkwaliteit van de ingebrachte gronden. Aan het uitgangspunt van 60% huiskavel is niet voldaan. De commissie heeft zich te weinig moeite getroost om gevolg te geven aan de uitgangspunten. Door de aan het ruilplan voorafgaande transacties was er onvoldoende grond beschikbaar voor het behalen van de uitgangspunten. Bij de toedeling heeft geen goede clustering plaatsgevonden. 4.1.2. De commissie voert aan dat [A] c.s. de stelling dat het inrichtingsplan zou zijn aangepast, niet hebben bewezen. Het is daarnaast aan de commissie om het onherroepelijk geworden inrichtingsplan uit te voeren. Het inrichtingsplan staat in deze procedure niet meer ter discussie. De commissie is niet gehouden aan de gestelde afspraken uit 1976. De commissie is van mening dat, als inbreng en toedeling met elkaar worden vergeleken, sprake is van een toedeling binnen de ruilklassen. Het ruilklasse verschil van 0,15 procent is binnen de toegestane marges. Vanwege de kwaliteit van de grond is besloten terug te gaan naar een systeem met minder bodemklassen. Aan het streven naar het uitgangspunt dat minstens 60% van de totale bedrijfsoppervlakte in de bedrijfshuiskavel moet zitten, kunnen geen rechten worden ontleend. Doordat er meerdere inbrengers zijn en er rekening moest worden gehouden met bedrijfsplaatsingen, is het niet gelukt het streven te behalen. Verder wijst de commissie erop dat bij één van de bedrijven van [A] c.s. een kleine huiskavelvergroting is gerealiseerd en dat sprake is van een betere concentratie. 4.1.3. De beroepsgronden van [A] c.s. tegen de bufferzone en de ongeoorloofde wijziging van het inrichtingsplan die volgens hen heeft plaatsgevonden, brengen de rechtbank niet tot het oordeel dat het ruilplan moet worden gewijzigd. Het inrichtingsplan is, nadat hiervoor eerst een andere procedure is gevolgd, onherroepelijk geworden. Het is vervolgens aan de commissie om dit plan uit te voeren. In deze procedure kunnen de in het inrichtingsplan neergelegde uitgangspunten niet meer aangevochten worden. Als [A] c.s. van mening zijn dat het inrichtingsplan niet meer houdbaar is (wat door de commissie is betwist), zullen zij dat bij de bestuursrechter moeten aankaarten.

4.1.4.

Het beroep op de overeenkomst uit 1976 (welke overeenkomst de rechtbank niet in de stukken heeft aangetroffen) faalt. Dat in 1976 afspraken zouden zijn gemaakt tussen de overheid en agrariërs over de agrarische bestemming van enkele gronden, neemt niet weg dat voortschrijdende inzichten over landbouw- en natuurbelangen ertoe kunnen leiden dat die afspraken niet voor eeuwig gelden.

4.1.5.

[A] c.s. hebben in hun verzoekschrift verzocht hun zienswijze en de toelichting daarop als in het verzoekschrift herhaald en ingelast te beschouwen. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat hierin geen beroepsgrond is te lezen. Het had op de weg van [A] c.s. gelegen om te vermelden aan welke bezwaren uit hun zienswijze niet is tegemoetgekomen na de hoorzitting en welke punten zij aan de rechtbank had willen voorleggen. Met betrekking tot de bezwaren tegen de toedeling overweegt de rechtbank als volgt. 4.1.6. De rechtbank heeft met inachtneming van de regelgeving de totale inbreng met de totale toedeling vergeleken. [A] c.s. hebben niet betwist dat, in het licht van dat uitgangspunt, de toegedeelde gronden binnen de ruilklassen zijn toegedeeld. Ook hebben zij niet betwist dat sprake is van minder veldkavels en dat een betere concentratie is bereikt. Dat de huiskavel niet 60% van de totale oppervlakte beslaat, betekent dit niet dat het besluit niet door de beugel kan. Zoals de commissie terecht aangeeft, is dit een streven. Dat het, na afweging van alle belangen van de vele rechthebbenden in het blok, niet is gelukt om het streven te halen, maakt het besluit niet ondeugdelijk. De rechtbank verwerpt de beroepsgrond dat het ruilklassensysteem niet zou deugen omdat dit systeem van negen naar vijf bodemklassen is teruggebracht. De commissie heeft vanwege de kwaliteit van de grond kunnen besluiten het classificeringssysteem te wijzigen naar een systeem met minder bodemklassen.

4.1.7.

De conclusie is dat dat de commissie in redelijkheid heeft kunnen komen tot de toedeling aan [A] c.s. zoals zij in het besluit heeft gedaan.

4.2.

beroepsgrond 2: kwaliteit van perceel 16 4.2.1. [A] c.s. stellen dat zij gronden krijgen toegedeeld van een te lage kwaliteit. De naast gelegen grond bij perceel 16 is zeer slecht. [A] c.s. wijzen op het deskundigenrapport van Ing . G.M. Snippe van Delphy die concludeert dat deze toegedeelde grond onvoldoende landbouwkwaliteit bezit. 4.2.2. De commissie voert hiertegen aan dat wanneer sprake is van verschillen in kwaliteit waar [A] c.s. geen genoegen mee hoeven te nemen, dit via kavelaanvaarding moet worden opgelost of via de lijst der geldelijke regelingen.4.2.3. De rechtbank is met de commissie van oordeel dat de beroepsgronden over de kwaliteit van de grond geen betrekking hebben op het ruilplan dat ter toetsing voorligt. Het is aan partijen om dit ofwel via kavelaanvaarding op te lossen (in dat verband wijst de rechtbank erop dat de commissie [A] c.s. in de gelegenheid hebben gesteld om een offerte in te dienen) of via de lijst der geldelijke regelingen. Het beroep is op dit punt ongegrond.

4.3.

beroepsgrond 3: EVZ 4.3.1. [A] c.s. stellen dat het bos dat op de gronden langs de Ellenbeek is gepland op een perceel dat is toegedeeld aan Staatsbosbeheer maar niet door Staatsbosbeheer is ingebracht, het noodzakelijke efficiënte landbouwkundige gebruik beperkt. Formeel gezien is sprake van een ongeoorloofde wijziging van het inrichtingsplan omdat aanvankelijk sprake was van een andere opzet. [A] c.s. hadden liever gezien dat aan Staatsbosbeheer een ander perceel was toegewezen. De belanghebbenden [S] , [T] en 't Schoone Schoap sluiten zich aan bij de beroepsgronden van [A] c.s. op dit punt.

4.3.2.

De commissie voert aan dat in het inrichtingsplan de mogelijkheid is gecreëerd om een EVZ aan te leggen zonder dat in dit plan een traject is vastgelegd. De commissie meent op goede gronden te hebben besloten de EVZ het traject te geven zoals is opgenomen in het ruilplan. In dat verband licht de commissie toe dat in het geplande tracé de landbouwpercelen hun ontsluiting op de Ellenbeek behouden, dat in het tracé gebruik is gemaakt van landbouwkundig minder goede gronden en dat het mogelijke fietspad zo kan worden aangelegd dat niet op de Ellenbeek zelf hoeft te worden gefietst, waardoor recreatief gebruik wordt bevorderd. Volgens de commissie is het door 't Schoone Schoap voorgestelde alternatief geen optie omdat hierdoor niet alleen een stuk fietspad verloren gaat maar ook omdat de begraafplaats te schaduwrijk is en daardoor niet geschikt voor op het hoogveen voorkomende fauna.

4.3.3.

Belanghebbende Staatsbosbeheer heeft zich op het standpunt gesteld dat zij een groot belang heeft bij het aanleggen van de EVZ ten zuiden van de Ellenbeek. Met die EVZ kunnen bedreigde soorten zoals libellen, amfibieën, reptielen en vlinders, migreren naar het hoogveen om zich voort te planten. Met de EVZ worden hoogveen en laagveen verbonden. Staatsbosbeheer heeft bezwaar tegen het voorgestelde alternatief omdat het gebied ten noorden van de Ellenbeek te schaduwrijk en daardoor ongeschikt is. Dit gedeelte zou alleen geschikt gemaakt kunnen worden door een forse verbreding, maar dat rijmt niet met de hoeveelheid grond die Staatsbosbeheer inbrengt. Door de voorgestelde toedeling aan Staatsbosbeheer kan het beheer, anders dan bij beheersovereenkomsten met 60 eigenaren, in één hand gehouden worden.

4.3.4.

De rechtbank overweegt als volgt. Aanleiding tot toepassing van landinrichting in het gebied Nieuw-Schoonebeek is volgens het inrichtingsplan geweest het treffen van natuurmaatregelen omdat in de bestaande situatie natuurdoelstellingen niet werden gehaald, onder andere door verdroging van natuurreservaten als gevolg van te lage grondwaterstanden. Een andere aanleiding was de ruil van landbouwgronden.

4.3.5.

Artikel 17, tweede lid, sub b, Wilg vermeldt dat een inrichtingsplan een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding moet bevatten van de te treffen maatregelen en voorzieningen. Op grond van het derde lid van dit artikel worden op de kaarten behorende bij het inrichtingsplan zo nauwkeurig mogelijk aangegeven, voor zover hier van belang, de te ontwikkelen natuur- en bosgebieden.

4.3.6.

Het inrichtingsplan vormt daarmee de basis van het ruilplan en biedt de commissie de uitgangspunten en kaders voor het op te stellen ruilplan. Die uitgangspunten en kaders betekenen naar het oordeel van de rechtbank niet dat alles in het inrichtingsplan letterlijk vastligt. De commissie moet bij de invulling van de uitgangspunten enige ruimte gegund worden. Wat de EVZ betreft, is in het plan zelf het traject niet vastgelegd maar wel op een kaartje aangegeven. De commissie heeft er in redelijkheid voor kunnen kiezen een alternatief tracé op te nemen in het ruilplan. De commissie heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de ligging van de EVZ op de plaats van de aan Staatsbosbeheer toegedeelde gronden onontbeerlijk is voor de functie van de EVZ. De commissie heeft daarbij tevens belang mogen hechten aan het behoud van ontsluiting op de Ellenbeek van enkele landbouwpercelen, aan de veiligheid van een mogelijk aan te leggen fietspad en aan de omstandigheid dat op dit gebied landbouwkundig minder goede gronden zijn gelegen.

4.3.7.

Ook heeft de commissie kunnen besluiten de gronden aan Staatsbosbeheer toe te delen in plaats van aan particulieren onder de voorwaarde van het sluiten van een beheersovereenkomst. Weliswaar is volgens het inrichtingsplan uitgangspunt dat het de voorkeur verdient om de EVZ via particulier beheer te realiseren, maar dit betekent niet dat de commissie geen andere keuze heeft mogen maken. Het woord 'voorkeur' impliceert immers reeds dat de commissie een discretionaire bevoegdheid heeft. Ter zitting is uiteengezet dat wanneer met vele (meer dan 60) particuliere eigenaren beheersovereenkomsten gesloten hadden moeten worden, het twijfelachtig is of een EVZ wel uitvoerbaar is en wel daadwerkelijk functioneel zal worden. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de commissie er op goede gronden voor heeft gekozen de gronden aan Staatsbosbeheer toe te delen in plaats van aan particulieren.

4.3.8.

De suggestie is nog gedaan voor een alternatieve route van de EVZ, namelijk ten noorden van de Ellenbeek. De commissie heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat dit alternatieve traject, met een andere toedeling, niet tot hetzelfde resultaat leidt. Ter zitting is besproken dat de alternatieve route te schaduwrijk is voor de te beschermen fauna en dat die bezwaren weliswaar kunnen worden weggenomen door de EVZ aanzienlijk te verbreden, maar dat een dergelijk verbreding op teveel bezwaren stuit.

4.3.9.

De conclusie is dat de commissie in redelijkheid heeft kunnen besluiten de EVZ het traject te geven zoals zij in het ruilplan heeft opgenomen. Het beroep van [A] c.s. op dit punt is dan ook ongegrond.

4.4.

beroepsgrond 4: NAM-wegen 4.4.1. [A] c.s. maken bezwaar tegen de uitwerking van de diverse NAM-wegen in het gebied. Zij zien niet waarom deze wegen geen openbare wegen zijn geworden. [A] c.s. hebben er bezwaar tegen dat, hoewel de toedeling van de NAM-wegen aan de eigenaren geen private functie heeft, die toedeling wel lasten met zich brengt. Bovendien hebben enkele NAM-wegen (zoals bij perceel 16) geen functie meer. Volgens [A] c.s. is het beter om voor de toegang een nieuwe weg te maken en de toegang niet via gronden van de particuliere eigenaren te laten lopen. [A] c.s. hebben geen belang bij het hen toegedeelde perceel vanwege het smalle formaat. Dit was ook niet ingebracht en het heeft voor [A] c.s. geen waarde. De belanghebbenden [K] en 't Schoone Schoap sluiten zich aan bij [A] c.s. wat betreft de bezwaren tegen de erfdienstbaarheid. 4.4.2. De commissie voert aan dat de voormalige NAM-wegen (de huur van een groot deel van deze wegen wordt per 1 januari 2020 beëindigd) een ontsluitingsfunctie hebben maar dat hiervoor niets was geregeld. Daarom heeft de commissie ervoor gekozen dit via erfdienstbaarheden vast te leggen. De commissie heeft geen bevoegdheid om de wegen aan de gemeente toe te wijzen omdat het inrichtingsplan hierin niet voorziet. Wel heeft de commissie vanwege de belangen van [I] ( [adres] ) in het ruilplan voorgesteld een nieuwe insteekweg aan te leggen om een ontsluitingsroute te krijgen richting de Europaweg. Door de nieuwe insteekweg zouden de erfdienstbaarheden via de NAM-weg langs de woning van Schepers kunnen komen te vervallen. Het geniet de voorkeur van de commissie dat de voormalige NAM-weg in dit gebied een openbare weg wordt, maar daarin heeft zij geen bevoegdheid.

4.4.3.

De gemeente Emmen heeft ter zitting toegelicht dat zij het beleid voert dat wegen alleen als openbaar worden aangemerkt en door haar worden overgenomen als er drie of meer eigenaren bij zijn betrokken. Dat is hier niet het geval is. De gemeente is wel bereid in overleg te treden.

4.4.4.

De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift ter zitting met twee maanden aangehouden zodat partijen kunnen onderzoeken of [O] het aan [A] c.s. stukje toegedeelde, maar niet gewenste grond wil overnemen en of de gemeente een mogelijke oplossing ziet.

4.4.5.

Vervolgens heeft de commissie op 9 juli 2019 negen akkoordverklaringen toegezonden. De rechtbank meent hieruit te begrijpen dat de volgende oplossing is bereikt:- de nog te realiseren insteekweg (op de akkoordverklaring aangeduid met de letter A) tussen de woningen Europaweg 23A en Europaweg 25 wordt een openbare weg en de eigendom van dit perceel zal aan de gemeente Emmen worden toegedeeld,- het met D aangeduide perceel, dat oorspronkelijk aan [A] was toegedeeld, wordt aan [O] / [N] (die perceel X 803 na de peildatum van [H] hebben gekocht) toegedeeld; wel zal een deel van de grond aan de gemeente worden toegedeeld vanwege de insteekweg,- het met E aangeduide perceel zal aan het waterschap worden toegedeeld,- het met F aangeduide perceel zal aan [P] en [Q] worden toegedeeld,- het met G aangeduide perceel zal aan [G] worden toegedeeld en de erfdienstbaarheid ten gunste van [G] (X 70) vervalt,- het met H aangeduide perceel wordt aan [H] toegedeeld en de erfdienstbaarheid ten gunste van [H] (X 321) vervalt. - [K] , 't Schoone Schoap en [A] en ook [O] en [N] zijn ermee akkoord dat als gevolg van het voorgaande de aangegeven de erfdienstbaarheid nummer 118 als volgt wordt gewijzigd: "Recht van weg om te komen en te gaan van en naar de openbare weg (Europaweg) over de voormalige NAM-weg. Beheer en onderhoud van de weg berusten bij de eigenaren van de kadastrale percelen zoals vermeld bij het heersend en dienend erf. Heersend erf zijn de percelen gemeente Schoonebeek, sectie X, nummers 222 deels (D), 803, 802, 605, 243, 604, 349 deels, 248, 1110,1127 en 1089. Dienend erf zijn de percelen gemeente Schoonebeek, sectie X, nummers 349 deels, 802, 803, 248, 243, 1110, 1127 en 1089". 4.4.6. De rechtbank leidt hieruit af dat aan de ter zitting uitgesproken wens van [A] c.s. om het kleine perceel nabij de insteekweg niet toegedeeld te krijgen, is tegemoet gekomen doordat dit perceel aan [O] is toegedeeld. De rechtbank zal het ruilplan op dit punt aanpassen. De rechtbank zal dit doen, samen met de andere acht overgelegde akkoordverklaringen, in de beschikking in het verzoekschrift van [K] (kenmerk C/17/166373). 4.5. beroepsgrond 5: erfdienstbaarheid met [H]4.5.1. [A] c.s. stellen dat de NAM-weg bij perceel 16 geen functie meer heeft. Zij zijn niet bereid om een erfdienstbaarheid ten gunste van [H] te vestigen omdat er niets is geregeld over het onderhoud van de weg. [A] c.s. stellen dat de commissie meer had moeten doen om te zorgen dat de wegen bij de gemeente in eigendom waren gekomen, teneinde discussies over onderhoud te voorkomen.

4.5.2.

De commissie heeft ter zitting aangevoerd dat idealiter de wegen in het inrichtingsplan aan de gemeente zouden zijn toegedeeld, maar dit is niet gebeurd. Omdat [H] een ontsluiting naar de openbare weg heeft, heeft de commissie geen erfdienstbaarheid opgenomen ten laste van [A] c.s.

4.5.3.

Ter zitting heeft de rechtbank de zaak op dit punt aangehouden om te bezien of [A] c.s. en [H] het onderling eens konden worden. Gebleken is dat [A] c.s. en [H] niet onderling tot een minnelijke regeling zijn gekomen. Bij beschikking van 10 september 2019 is het beroep van [H] tegen het opheffen van de erfdienstbaarheid over het perceel van [A] c.s., ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de commissie heeft kunnen besluiten om de erfdienstbaarheid op het perceel van [A] c.s. op te heffen. [A] heeft gelet daarop geen belang meer bij een beoordeling van dit beroepschrift op dit punt. Wel overweegt de rechtbank nog dat voor de commissie het inrichtingsplan het uitgangspunt is. In het inrichtingsplan is niet voorzien in toewijzing van de openbare wegen aan de gemeente Emmen. De commissie heeft het dus niet in haar macht om van de NAM-wegen openbare wegen te maken.

4.6.

beroepsgrond 6: erfpacht NAM 102336 4.6.1. [A] stellen dat onder nummer 102336 ten onrechte nog steeds erfpacht van de NAM aangegeven.

4.6.2.

De commissie voert aan dat de erfpacht in de toedeling niet terugkomt en dat [A] c.s. voor de ontstane onderbedeling te zijner tijd zal worden gecompenseerd via de lijst geldelijke regelingen.

4.6.3.

Ter zitting hebben [A] c.s. deze beroepsgrond ingetrokken zodat deze geen bespreking meer hoeft.

4.7.

beroepsgrond 7: erfdienstbaarheid perceel 29 4.7.1. [A] c.s. stellen dat de gevestigde erfdienstbaarheid bij perceel 29 ten laste van [A] c.s. is niet nodig voor de bereikbaarheid van anderen.

4.7.2.

De commissie voert aan dat [A] c.s. geen belanghebbende zijn omdat zij geen dienend erf zijn.

4.7.3.

De belanghebbenden hebben geen zelfstandig verzoek ingediend en [A] c.s. handhaven deze beroepsgrond niet, zodat deze is afgedaan. 4.8. beroepsgrond 8: andere rechthebbenden4.8.1. [A] c.s. stellen dat in het register nog diverse gerechtigden op percelen van [A] zijn c.s. opgenomen (de [R] 's) maar zij hebben geen belangen meer.

4.8.2.

De commissie voert aan dat het bij deze rechten om inbreng van een veelvoud aan inbrengers gaat met een kleine oppervlakte. Daarom heeft zij ervoor gekozen de toedeling gelijk te laten zijn aan de inbreng. Omdat er geen verschil is tussen inbreng en toedeling, is de commissie van mening dat de toedeling juist is.

4.8.3.

De rechtbank overweegt dat [A] c.s. deze beroepsgrond niet nader hebben onderbouwd. Niet in geschil is dat de inbreng van de inbrengers gelijk is aan de toedeling en dat in zoverre de bestaande situatie niet is gewijzigd. De commissie heeft in redelijkheid kunnen besluiten de toedeling gelijk te laten zijn aan de inbreng. Het beroep is daarom ongegrond. 4.9. beroepsgrond 9: fietspad4.9.1. [A] c.s. stellen dat hen een fietspad toegedeeld maar dat daarvoor geen gronden aanwezig zijn.

4.9.2.

De commissie voert aan dat het gaat om een bestaand fietspad langs de Europaweg dat deels op grond van [A] c.s. ligt. In het ruilplan heeft de commissie als uitgangspunt gehanteerd dat de begrenzing langs de Europaweg niet meer zou wijzigen omdat er anders allerlei problemen met betrekking tot voortuinen en de daarmee samenhangende discussie over agrarische meerwaarde zouden ontstaan.

4.9.3.

De rechtbank overweegt dat de commissie in redelijkheid heeft kunnen besluiten de situatie van het ingebrachte perceel, te weten met daarop een fietspad, in de toedeling gelijk te laten zijn, namelijk eveneens met fietspad. De commissie heeft daarbij de wederzijdse belangen op een juiste manier afgewogen. Zij heeft toegelicht dat als het fietspad overeenkomstig de wensen van [A] c.s. was verlegd, het fietspad de voortuinen van diverse omwonenden zou doorkruisen en dat zij dit heeft willen voorkomen in verband met de te verwachten discussies. 4.10. beroepsgrond 10: de ijsbaan4.10.1. [A] c.s. stellen dat zij ten aanzien van de percelen tussen nummers 21 en 8 (achter de ijsbaan) belanghebbende zijn. Als belanghebbenden stellen zij dat na ruiling met de gemeente Schoonebeek een te lage toedeling resteert.

4.10.2.

De commissie voert aan dat [A] c.s. geen belanghebbende kan zijn bij de betreffende toedeling omdat de derde om wie het gaat geen verzoekschrift heeft ingediend. 4.10.3. De rechtbank is met de commissie van oordeel dat het beroep op dit punt niet-ontvankelijk is. De derde partij om wie het hier gaat is immers niet in beroep gegaan zodat [A] c.s. niet als belanghebbenden zijn aan te merken.

4.11.

Eindconclusie 4.11.1. Het beroep is ongegrond, met dien verstand dat wat beroepsgrond 4 betreft gedeeltelijk aan [A] c.s. is tegemoetgekomen in die zin dat een perceel niet meer aan [A] c.s. maar aan [O] zal worden toegedeeld. Uit praktische overwegingen zal de rechtbank de wijziging van het ruilplan opnemen in de beschikking van [K] . De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

verklaart het beroep ongegrond; 5.2. compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2019.

type: CvdD

coll:

Rechtsmiddelverwijzing

Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de uitvoeringscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te ’s-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering . Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature